Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR616072
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR616072/1
Regeling vervallen per 01-01-2020
Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2019
Geldend van 15-12-2018 t/m 31-12-2019
Intitulé
Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2019De raad van de gemeente Druten,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 november 2018,
en gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer, artikel 149 en artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet,
besluit vast te stellen de:
Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2019
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Artikel 1 Inleidende bepaling
Krachtens deze verordening worden geheven:
- a.
afvalstoffenheffing;
- b.
reinigingsrechten.
Artikel 2 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder grof bedrijfsafval: afvalstoffen, die afkomstig zijn van bedrijven en instellingen en door aard, samenstelling, omvang of hoeveelheid verglijkbaar zijn met huishoudelijke afvalstoffen en periodiek worden ingezameld.
Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing
Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit
-
1. Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer (Stb. 1994, 80).
-
2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het feitelijk gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Artikel 4 Belastingplicht
-
1. De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
-
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:
- a.
degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van het perceel;
- b.
ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan.
- a.
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief
De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Artikel 6 Belastingjaar
Met betrekking tot de belasting waarvoor een jaartarief is vastgesteld, is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 7 Wijze van heffing
-
1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag.
-
2. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2. van de bij deze verordening behorende tarieventabel wordt geheven bij wege van mondelinge dan wel schriftelijke gedagtekende kennisgeving.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
-
1. De belasting als bedoeld in artikel 7, lid 1, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
-
2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
-
3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
-
4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.
Artikel 9 Termijnen van betaling
-
1. In afwijking van artikel 9 eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.
-
2. In afwijking van het eerste lid geldt - ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 45,00 met een maximum van € 3.000,00 en een machtiging is afgegeven voor het automatisch incasseren van het verschuldigde bedrag -, dat:
- a.
aanslagen, waarvan de dagtekening ligt tussen 1 januari en 1 oktober van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben, worden geïncasseerd in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar overblijven met een maximum van acht;
- b.
aanslagen, waarvan de dagtekening ligt na 30 september van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben, worden geïncasseerd in drie gelijke termijnen.
Bij het van toepassing zijn van het vorenstaande vervalt de eerste incassotermijn een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
- a.
-
-
3. In afwijking van het eerste lid geldt, voor aanslagen waarvan het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen € 45,00 of minder bedraagt en een machtiging is afgegeven voor het automatisch incasseren van het verschuldigde bedrag, dat het totaalbedrag van de aanslag in één keer wordt geïncasseerd twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.
-
4. Voor aanslagen, waarvan het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 3.000,00, is geen automatische incasso mogelijk en is de betalingstermijn als onder lid 1 van toepassing.
-
5. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Artikel 10 Kwijtschelding
Kwijtschelding wordt alleen verleend voor de tarieven genoemd in artikel 1.1.1.1 of 1.1.1.2 van de tarieventabel behorende bij deze verordening.
Indien men voor deze kwijtschelding in aanmerking komt, kan ook voor inworpen in de ondergrondse container, genoemd in artikel 1.1.3.1 of 1.1.3.2. van de bijbehorende tarieventabel, kwijtschelding worden verleend tot een maximum van € 12,00.
Hoofdstuk III Reinigingsrechten
Artikel 11 Belastbaar feit
Onder de naam ‘reinigingsrechten’ worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.
Artikel 12 Belastingplicht
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.
Artikel 13 Maatstaf van heffing en belastingtarief
De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Artikel 14 Belastingjaar
Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 15 Wijze van heffing
-
1. De rechten bedoeld in hoofdstuk 2.1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag.
-
2. De rechten bedoeld in hoofdstuk 2.2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel worden geheven door middel van een mondelinge dan wel schriftelijke gedagtekende kennisgeving.
Artikel 16 Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten
-
1. De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
-
2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt zijn de rechten verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
-
3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
-
4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist.
Artikel 17 Termijnen van betaling
-
1. In afwijking van artikel 9 eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.
-
2. In afwijking van het eerste lid geldt - ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 45,00 met een maximum van € 3.000,00 en een machtiging is afgegeven voor het automatisch incasseren van het verschuldigde bedrag -, dat:
- a.
aanslagen, waarvan de dagtekening ligt tussen 1 januari en 1 oktober van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben, worden geïncasseerd in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar overblijven met een maximum van acht;
- b.
aanslagen, waarvan de dagtekening ligt na 30 september van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben, worden geïncasseerd in drie gelijke termijnen.
Bij het van toepassing zijn van het vorenstaande vervalt de eerste incassotermijn een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
- a.
-
3. In afwijking van het eerste lid geldt, voor aanslagen waarvan het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen € 45,00 of minder bedraagt en een machtiging is afgegeven voor het automatisch incasseren van het verschuldigde bedrag, dat het totaalbedrag van de aanslag in één keer wordt geïncasseerd twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.
-
4. Voor aanslagen, waarvan het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 3.000,00, is geen automatische incasso mogelijk en is de betalingstermijn als onder lid 1 van toepassing.
-
5. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Artikel 18 Kwijtschelding
Bij de invordering van de rechten als bedoeld in artikel 11 wordt geen kwijtschelding verleend.
Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen
Artikel 19 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de reinigingsheffingen.
Artikel 20 Inwerkingtreding en citeertitel
-
1. De ‘Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2018’ van 20 december 2017 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
-
2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.
-
3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.
-
4. Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2019’.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 6 december 2018.
de raadsgriffier,
S.A. van der Lugt
de voorzitter,
drs. L.J.E.M. van Riswijk
Tarieventabel behorende bij de ‘Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2019’
Algemeen
De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.
HOOFDSTUK 1 MAATSTAVEN EN TARIEVEN AFVALSTOFFENHEFFING
1.1 |
Maatstaven en jaarlijkse tarieven afvalstoffenheffing |
|
1.1.1 |
De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar: |
|
1.1.1.1 |
indien het perceel wordt gebruikt door één persoon |
€ 111,36 |
1.1.1.2 |
indien het perceel wordt gebruikt door meer dan één persoon |
€ 164,04 |
1.1.2 |
De belasting als bedoeld in onderdeel 1.1.1.1 en 1.1.1.2 wordt vermeerderd voor het op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, in bruikleen hebben van een extra (boven hetgeen volgens de gemeentelijke afvalstoffenverordening aan het perceel is verstrekt): |
|
1.1.2.1 |
container van 140 liter, bestemd voor gft-afval, per container |
€ 56,04 |
1.1.3 |
onverminderd het bepaalde in onderdeel 1.1.1.1 en 1.1.1.2 bedragen de rechten per aanbieding aan een container voor ondergrondse opslag: |
|
1.1.3.1 |
per inworp |
€ 0,75 |
1.1.3.2 |
per inworp indien geen gft-voorziening aanwezig is |
€ 0,65 |
1.2 |
Maatstaven en overige tarieven afvalstoffenheffing |
|
1.2.1 |
Voor het door particulieren gescheiden aanleveren van grof huisafval op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats, wordt het voor de betreffende categorie van toepassing zijnde geldende tarief gehanteerd. |
|
1.2.2 |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot: |
|
1.2.2.1 |
het verstrekken van een nieuwe pas voor de ondergrondse containers |
€ 10,00 |
1.2.2.2 |
het verstrekken van een nieuwe pas voor de ondergrondse containers, eenmalig binnen 3 maanden na de verhuizing, indien er geen afvalpas in de nieuwe woning wordt aangetroffen |
€ 0,00 |
1.2.2.3 |
het omwisselen van rolcontainers |
€ 17,50 |
1.2.2.4 |
het omwisselen van rolcontainers eenmalig binnen drie maanden na de verhuizing |
€ 0,00 |
HOOFDSTUK 2 MAATSTAVEN EN TARIEVEN REINIGINGSRECHTEN
2.1 |
Maatstaven en jaarlijkse tarieven reinigingsrechten |
|
2.1.1 |
Het recht bedraagt voor het periodiek verwijderen van bedrijfsafval per bedrijfspand per belastingjaar |
€ 164,04 |
2.1.2 |
De belasting als bedoeld in onderdeel 2.1.1 wordt vermeerderd voor het op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, in bruikleen hebben van een extra: |
|
2.1.2.1 |
container van , bestemd voor gft-afval, per container |
€ 56,04 |
2.1.3 |
onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.1.1 bedragen de rechten per aanbieding aan een container voor ondergrondse opslag: |
|
2.1.3.1 |
per inworp |
€ 0,75 |
2.2 |
Maatstaven en overige tarieven reinigingsrechten |
|
2.2.1 |
Voor het gescheiden aanleveren van grof huisafval op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats, wordt het voor de betreffende categorie van toepassing zijnde geldende tarief gehanteerd. |
|
2.2.2 |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot: |
|
2.2.2.1 |
het verstrekken van een nieuwe pas voor de ondergrondse containers |
€ 10,00 |
2.2.2.2 |
het verstrekken van een nieuwe pas voor de ondergrondse containers, eenmalig binnen 3 maanden na de verhuizing, indien er geen afvalpas in het nieuwe bedrijfspand wordt aangetroffen |
€ 0,00 |
2.2.2.3 |
het omwisselen van rolcontainers |
€ 17,50 |
2.2.2.4 |
het omwisselen van rolcontainers eenmalig binnen drie maanden na de verhuizing |
€ 0,00 |
Behorende bij raadsbesluit van 6 december 2018,
de raadsgriffier,
S.A. van der Lugt
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl