Algemeen mandaatbesluit omgevingsdienst regio Nijmegen - gemeente Wijchen 2019

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Algemeen mandaatbesluit omgevingsdienst regio Nijmegen - gemeente Wijchen 2019

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijchen,

Gelet op:

  • -

    artikel 8 van de Gemeenschappelijke regeling omgevingsdienst regio Nijmegen;

  • -

    afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    de Gemeentewet;

  • -

    titel 3 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek;

Overwegende dat:

  • -

    het om redenen van doelmatigheid wenselijk is de uitoefening van zijn daarvoor in aanmerking komende bevoegdheden, behorende tot de bij de omgevingsdienst regio Nijmegen ondergebrachte taken als bedoeld in de Gemeenschappelijke regeling omgevingsdienst regio Nijmegen, op te dragen aan de directeur van de omgevingsdienst regio Nijmegen en de directeur toe te staan ondermandaat te verlenen;

  • -

    het met het oog op een efficiënte bedrijfsvoering van de omgevingsdienst regio Nijmegen en de andere Gelderse omgevingsdiensten gewenst is hiervoor een Gelders uniform format te hanteren, zoals vastgesteld door de directeuren van de Gelderse omgevingsdiensten op 11 oktober 2017;

  • -

    het dientengevolge gewenst is de eerder verleende algemene mandaat-, volmacht- en machtigingsbesluiten aan de omgevingsdienst regio Nijmegen in te trekken en te transponeren naar het Gelderse uniforme format;

BESLUITEN:

vast te stellen het navolgende besluit:

Algemeen mandaatbesluit omgevingsdienst regio Nijmegen - gemeente Wijchen 2019

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    bestuursorgaan: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijchen;

  • b.

    directeur: de directeur van de omgevingsdienst, bedoeld in artikel 1 lid 1° e en artikel 25 van de gemeenschappelijke regeling;

  • c.

    gemeenschappelijke regeling: de Gemeenschappelijke regeling omgevingsdienst regio Nijmegen;

  • d.

    lijst van Awb-bevoegdheden: het als Bijlage 1 bij dit mandaatbesluit behorende overzicht van bevoegdheden als vastgelegd in de Awb. waarop in artikel 1 het bestuursorgaan heeft aangekruist welke (categorieën van) bevoegdheden zijn gemandateerd en in artikel 2 welke feitelijke handelingen niet zijn gemandateerd;

  • e.

    lijst van overige bevoegdheden: het als Bijlage 2 bij dit mandaatbesluit behorende overzicht, waarop in artikel 1 het bestuursorgaan heeft aangekruist welke (categorieën van) bevoegdheden (niet zijnde Awb-bevoegdheden als bedoeld in Bijlage 1) zijn gemandateerd en in artikel 2 welke feitelijke handelingen niet zijn gemandateerd;

  • f.

    machtiging: de bevoegdheid om namens het bevoegde bestuursorgaan feitelijke handelingen te verrichten die niet vallen onder de definitie van mandaat als bedoeld in sub h van dit artikel of volmacht als bedoeld in sub l van dit artikel;

  • g.

    mandaat: de bevoegdheid om namens het bevoegde bestuursorgaan besluiten als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb te nemen, alsmede de noodzakelijke feitelijke handelingen in het kader van de voorbereiding, bekendmaking en uitvoering daarvan te verrichten;

  • h.

    mandaatinstructie: de gebundeld op schrift gestelde algemene instructies van het bestuursorgaan aan de directeur omtrent de uitoefening van gemandateerde bevoegdheden als bedoeld in artikel 10:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en welke niet reeds zijn vervat in dit besluit;

  • i.

    omgevingsdienst: de omgevingsdienst regio Nijmegen;

  • j.

    ondermandaat: de figuur dat de gemandateerde op zijn beurt mandaat verleent aan een ander;

  • k.

    plaatsvervangend directeur: degene die op grond van de vervangingsregeling is aangewezen om de directeur te vervangen bij diens verhindering of ontstentenis;

  • l.

    volmacht: de bevoegdheid om namens het bevoegde bestuursorgaan privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten, alsmede de noodzakelijke feitelijke handelingen in het kader van de voorbereiding en uitvoering daarvan te verrichten.

Artikel 2 Schakelbepaling

  • 1. Hetgeen in dit besluit is bepaald met betrekking tot mandaat is van overeenkomstige toepassing op volmacht, tenzij de aard van de desbetreffende bevoegdheid zich hiertegen verzet.

  • 2. Op bij afzonderlijk besluit door het bevoegde bestuursorgaan aan de directeur verleende mandaten, volmachten en machtigingen is het bepaalde in dit besluit van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3 Gemandateerde bevoegdheden

  • 1. Het bestuursorgaan verleent, voor zover het bevoegd is, mandaat aan de directeur tot het uitoefenen van de (categorieën van) bevoegdheden die zijn aangekruist in artikel 1 van de lijst van overige bevoegdheden.

  • 2. In het kader van de uitoefening van een gemandateerde bevoegdheid als bedoeld in lid 1, is de directeur tevens bevoegd tot het verrichten van de daartoe noodzakelijke feitelijke handelingen. Onder feitelijke handelingen worden in dit verband mede verstaan de feitelijke handelingen genoemd in artikel 2 van de lijst van de Awb-bevoegdheden, alsmede de feitelijke handelingen die voor de betreffende (categorie van) bevoegdheden, in artikel 2 van de lijst van overige bevoegdheden zijn aangeduid, met uitzondering van de aldaar aangekruiste feitelijke handelingen welke voorbehouden blijven aan het bestuursorgaan.

  • 3. In het kader van de uitoefening van een gemandateerde bevoegdheid als bedoeld in lid 1, worden aan de directeur tevens de aangekruiste bevoegdheden genoemd in artikel 1 van de lijst van Awb-bevoegdheden gemandateerd.

Artikel 4 Opt-out besluitbevoegdheid

  • 1. Het bestuursorgaan kan voor één of meer (categorieën van) bevoegdheden als aangeduid in de lijst van overige bevoegdheden bepalen dat, voor zover de betreffende (categorie van) bevoegdheden de bevoegdheid omvat(ten) om besluiten als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb te nemen, laatstgenoemde bevoegdheid niet wordt gemandateerd. Dit geschiedt door het plaatsen van een kruis in de hiertoe aangewezen kolom van artikel 1 van de lijst van overige bevoegdheden en artikel 1 van de lijst van Awb-bevoegdheden.

  • 2. De mandaatverlening blijft in dat geval beperkt tot de bevoegdheid feitelijke handelingen te verrichten in het kader van de voorbereiding, bekendmaking en uitvoering van de door het bestuursorgaan zelf te nemen en/of genomen besluiten. Onder feitelijke handelingen worden in dit verband mede verstaan de feitelijke handelingen genoemd in artikel 2 van de lijst van Awb-bevoegdheden, alsmede de feitelijke handelingen die voor de betreffende (categorie van) bevoegdheden, in artikel 2 van de lijst van overige bevoegdheden zijn aangeduid, met uitzondering van de aldaar aangekruiste feitelijke handelingen welke voorbehouden blijven aan het bestuursorgaan.

Artikel 5 Ondermandaat en vervanging

  • 1. De directeur kan ter uitoefening van een aan hem gemandateerde bevoegdheid ondermandaat verlenen aan degenen die werkzaam zijn onder zijn verantwoordelijkheid of, indien door het bestuursorgaan toegestaan, aan derden. In dat laatste geval dient degene aan wie ondermandaat is verleend, alsmede degene onder wiens verantwoordelijkheid hij werkzaam is, schriftelijk met de verlening van het ondermandaat in te stemmen.

  • 2. Op het ondermandaat zijn de bepalingen van dit besluit, met uitzondering van het vorige lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 3. In de gevallen waarin de plaatsvervangend directeur de directeur vervangt wegens verhindering of ontstentenis, beschikt deze krachtens dit besluit over dezelfde bevoegdheden als de directeur.

Artikel 6 Grondgebied en begrenzing

  • 1. De door het bestuursorgaan aan de directeur verleende mandaten gelden voor het grondgebied van het bestuursorgaan, tenzij in het betreffende mandaat in de kolom aangeduid met ‘begrenzing’ anders is bepaald.

  • 2. De omvang van de door het bestuursorgaan aan de directeur verleende mandaten kan ook anderszins begrenst worden dan bepaald in de laatste zinsnede van het vorige lid. Dit geschiedt door vermelding in het betreffende mandaat in de kolom aangeduid met ‘begrenzing’.

Artikel 7 Voorschriften en instructies

  • 1. De uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden geschiedt binnen de grenzen en met inachtneming van de ter zake voor het bestuursorgaan geldende wettelijke regelingen en beleidsregels.

  • 2. Het bestuursorgaan kan de directeur algemene instructies en instructies per geval geven omtrent de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid. Indien sprake is van ondermandatering, is de directeur gehouden deze instructies onverwijld aan de betreffende ondergemandateerden door te geven, onverminderd de bevoegdheid van het bestuursorgaan dit zelf te doen.

  • 3. Indien instructies worden gegeven, geschiedt dit schriftelijk en op een zodanig tijdstip dat de inachtneming of tijdige verdaging van beslistermijnen gewaarborgd wordt.

  • 4. De in lid 2 genoemde algemene instructies, voor zover deze niet in dit besluit zijn opgenomen, worden gebundeld op schrift gesteld in een afzonderlijke mandaatinstructie.

Artikel 8 Informatieverstrekking

  • 1. De directeur draagt ervoor zorg dat het bestuursorgaan tijdig in kennis wordt gesteld van krachtens mandaat te nemen besluiten, waarvan moet worden aangenomen dat kennisneming door het bestuursorgaan gewenst is. Hier is in ieder geval sprake van indien:

    • a.

      de maatschappelijke, beleidsmatige, juridische of financiële omstandigheden daartoe aanleiding geven;

    • b.

      advies nodig is van anderen dan de omgevingsdienst of onder hem ressorterende medewerkers, en het advies niet aansluit op het eigen standpunt van de omgevingsdienst dan wel niet tot dezelfde uitkomsten leidt.

  • 2. In zulks geval lichten partijen elkaar over en weer op een zodanig tijdstip in dat de inachtneming of tijdige verdaging van beslistermijnen gewaarborgd wordt.

  • 3. Het niet-voldoen aan de in het vorige lid genoemde verplichting doet niet af aan de rechtsgeldigheid van een krachtens mandaat genomen besluit.

Artikel 9 Ondertekening

  • 1. Bij de uitoefening van een mandaat worden uitgaande stukken als volgt ondertekend: “Namens …. (volgt de naam van het bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1, sub a), …. (volgt de naam, de functieaanduiding en de handtekening van de directeur)”.

  • 2. Ingeval van uitoefening van ondermandaat worden uitgaande stukken overeenkomstig het bepaalde in lid 1 ondertekend, met dien verstande dat de naam, de functieaanduiding en de handtekening van de ondergemandateerde in de plaats van de naam, de functieaanduiding en de handtekening van de directeur worden geplaatst.

  • 3. Het is de (onder)mandataris, met inachtneming van de Awb, toegestaan een ondertekening digitaal te laten aanbrengen.

  • 4. Bij volledig geautomatiseerd aangemaakte besluiten, is, met inachtneming van de Awb, een handtekening niet noodzakelijk.

Artikel 10 Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

  • 2. Het bestuursorgaan draagt zorg voor de bekendmaking en de registratie van dit besluit.

  • 3. Met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit wordt het Algemeen mandaatbesluit Omgevingsdienst regio Nijmegen, vastgesteld op 9 februari 2013 (Wegwijs 17-04-2013) en sindsdien gewijzigd op 30 augustus 2016, ingetrokken.

Artikel 11 Citeerwijze

Dit besluit wordt aangehaald als: Algemeen mandaatbesluit Omgevingsdienst regio Nijmegen – gemeente Wijchen 2019.

Ondertekening

Aldus besloten op 4 december 2018 te Wijchen,

het college van burgemeester en wethouders van gemeente Wijchen,

de secretaris,

drs. R. Boer

de burgemeester,

mr. J.Th.C.M. Verheijen

TOELICHTING

Algemeen

Met ingang van 1 april 2013 zijn er zeven omgevingsdiensten werkzaam binnen de provincie Gelderland. Deze diensten ondersteunen overheden bij de uitvoering van hun bevoegdheden op het gebied van de fysieke leefomgeving. Daartoe behoren niet alleen de vergunningverlening-, toezicht- en handhavingstaken op het gebied van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daaraan gerelateerde taken op gebied van ketentoezicht en milieucriminaliteit, maar ook een breder pakket aan taken dat aansluit bij de inrichting van de fysieke leefomgeving.

De provincie Gelderland en de Gelderse gemeenten hebben ervoor gekozen om hun uitvoeringstaken op bovengenoemd werkgebied te laten uitvoeren door deze omgevingsdiensten. Uitgangspunt hierbij is dat de colleges van burgemeester en wethouders van de Gelderse gemeenten en het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland (de ‘deelnemers’) de uitvoering van taken aan de omgevingsdiensten opdragen door middel van mandaat.

Met het oog op een efficiënte bedrijfsvoering van de Gelderse omgevingsdiensten is in samenwerking met hun deelnemers een Gelders uniform mandaatformat opgesteld. Bij de voorbereiding van het mandaatformat is Hekkelman advocaten als onafhankelijke partij ingeschakeld. Met nadruk wordt vermeld dat het een format betreft en geen uniform mandaat. Dit laatste is niet aan de orde: elke deelnemer dient zelf te kunnen besluiten welk mandaat aan de omgevingsdienst wordt verstrekt. Daarin wordt niet getreden. Het format heeft als beoogd effect dat er binnen het Gelders stelsel één geharmoniseerd mandaatformat voorhanden is én blijft welk individueel is in te vullen door de deelnemers van de Gelderse omgevingsdiensten via de zogenoemde “kruisjessystematiek”.

Onderhavig mandaatbesluit is tot stand gekomen met gebruikmaking van het ontwikkelde format, bestaande uit een mandaatbesluit met mandaatregister en toelichting. In een afzonderlijk mandaatinstructiedocument waarvoor eveneens een format is ontwikkeld, kan een deelnemer algemene instructies meegeven aan de omgevingsdienst.

Mandaatsystematiek

Het Algemeen mandaatbesluit bestaat uit twee gedeeltes. Het eerste gedeelte bevat de belangrijkste spelregels die grotendeels zijn terug te voeren op de Algemene wet bestuursrecht. Het tweede gedeelte, het mandaatregister (bijlagen 1 t/m 3) is te vergelijken met een menukaart waaruit alle Gelderse deelnemers gerechten kunnen kiezen. De menukaart omvat alle in Gelderland geïnventariseerde (tot nu toe alleen gemeentelijke) mandaten waaruit elke deelnemer kan kiezen wat hij mandateert aan de betreffende omgevingsdienst.

Het betreft hier bevoegdheden van algemene aard. Het mandaatregister bevat geen mandaten die voor een bepaald of concreet geval (en dus niet zijn bedoeld voor herhaalde toepassing) zijn verleend.

De toegepaste mandaatmethodiek wijkt deels af van de methodiek die traditioneel wordt gehanteerd. Gebruikelijk is om alle gemandateerde bevoegdheden expliciet te benoemen onder verwijzing naar het wetsartikel waarin die bevoegdheid is neergelegd.

Deze traditionele methodiek wordt toegepast op de besluitbevoegdheden in het mandaatregister (artikel 1 van Bijlagen 1 t/m 3). Het betreft een limitatieve lijst waarop het bestuursorgaan aankruist welke bevoegdheid hij mandateert.

De omgekeerde methodiek wordt toegepast op de noodzakelijke feitelijke handelingen in het kader van de voorbereiding, bekendmaking en uitvoering van een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. Kort gezegd komt het hierop neer: alles mag, tenzij. Al deze feitelijke handelingen zijn gemandateerd aan de directeur van de omgevingsdienst, tenzij een feitelijke handeling expliciet is voorbehouden aan het bestuursorgaan. Alléén de feitelijke handelingen die voorbehouden blijven aan het bestuursorgaan, worden aangekruist, namelijk in artikel 1 van Bijlagen 1 t/m 3. Op het moment dat iets niet wordt uitgezonderd van mandaat, is het daarmee automatisch wel gemandateerd. De feitelijke handelingen als vermeld in artikel 2 van Bijlagen 1 t/m 3 betreffen een niet-limitatieve lijst. Dit komt tot uitdrukking in artikel 3 lid 2 (gemandateerde bevoegdheden) en artikel 4 lid 2 (opt-out besluitbevoegdheid) van het algemeen mandaatbesluit waar is vermeld: ‘Onder feitelijke handelingen worden in dit verband mede verstaan (…).’ Omdat met het verrichten van feitelijke handelingen geen beoogde rechtsgevolgen in het leven worden geroepen, is de omgekeerde methodiek hier goed toe te passen.

Schematisch ziet de toegepaste mandaatsystematiek er als volgt uit:

Bijlage

Betreft

Mandaatsysteem

1

Lijst Awb-bevoegdheden

Art. 1 accessoire besluitbevoegdheden

Aankruisen wat wordt gemandateerd

Limitatieve lijst

1

Lijst Awb-bevoegdheden

Art. 2 feitelijke handelingen

Aankruisen wat niet wordt gemandateerd

Niet-limitatieve lijst

2

Lijst overige bevoegdheden-bijzondere wetten

Art. 1 zelfstandige besluitbevoegdheden

Aankruisen wat wordt gemandateerd

Limitatieve lijst

2

Lijst overige bevoegdheden-bijzondere wetten

Art. 2 feitelijke handelingen

Aankruisen wat niet wordt gemandateerd

Niet-limitatieve lijst

3

Lijst overige bevoegdheden-lokale verordeningen

Art. 1 zelfstandige besluitbevoegdheden

Aankruisen wat wordt gemandateerd

Limitatieve lijst

3

Lijst overige bevoegdheden-lokale verordeningen

Art. 2 feitelijke handelingen

Aankruisen wat niet wordt gemandateerd

Niet-limitatieve lijst

Onderscheid besluitbevoegdheden en feitelijke handelingen

In het onderliggende Algemeen mandaatbesluit wordt onderscheid gemaakt tussen besluitbevoegdheden en bevoegdheden tot het verrichten van feitelijke handelingen. Binnen de categorie van besluitbevoegdheden kan voorts een onderscheid worden gemaakt tussen zelfstandige besluitbevoegdheden en accessoire besluitbevoegdheden.

In het mandaatregister zijn de bevoegdheden per wet op een logische manier ondergebracht. Hierbij is er onderscheid gemaakt tussen de bevoegdheden als vastgelegd in de generieke Awb (bijlage 1) en specifieke bijzondere wetten in materiële zin (bijlage 2 bijzondere wetten en bijlage 3 lokale verordeningen).

Omdat de Awb geen zelfstandige besluitbevoegdheden schept, bevat de Awb-bevoegdhedenlijst (bijlage 1) enkel een onderdeel ‘Accessoire besluitbevoegdheden’ en ‘Feitelijke handelingen’. Bijzondere wetten in materiële zin bevatten zelfstandige besluitbevoegdheden én bevoegdheden tot het verrichten van feitelijke handelingen. De lijst van overige bevoegdheden (bijlagen 2 en 3) heeft dan ook een onderdeel ‘Zelfstandige besluitbevoegdheden’ en ‘Feitelijke handelingen’.

Hieronder wordt het verschil tussen zelfstandige besluitbevoegdheden, accessoire besluitbevoegdheden en bevoegdheden tot het verrichten van feitelijke handelingen uiteengezet.

Zelfstandige besluitbevoegdheden

Artikel 1 van Bijlagen 2 en 3 (Lijst van overige bevoegdheden) bij het Algemeen mandaatbesluit ziet op zogeheten zelfstandige besluitbevoegdheden als vastgelegd in bijzondere wetten en lokale verordeningen. Hierbij kan worden gedacht aan de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning (artikel 2.1 Wabo).

De afhandeling van meldingen in verband met de algemene regels die voor een bepaalde activiteit gelden (bijv. melding in verband met de algemene regels op grond van art. 8.40 Wm en in het Bouwbesluit, maar ook in APV’s) wordt behandeld als een ‘pseudobesluitbevoegdheid’. Bij deze categorie meldingen gelden voor het verrichten van activiteiten bepaalde bij of krachtens een wettelijk voorschrift gestelde algemene regels. Degene die de activiteit wil verrichten moet deze activiteit vooraf melden, maar deze melding is geen voorwaarde voor de gelding van de algemene regels. Degene die de activiteit verricht moet zich daaraan zonder meer houden. Het doel van de melding is vooral om het bestuursorgaan in kennis te stellen van het feit dat een meldingsplichtige activiteit wordt verricht. Hoewel met de afhandeling van deze meldingen geen beoogde rechtsgevolgen in het leven worden geroepen en het dus geen besluit betreft in de zin van artikel 1:3 Awb, wordt de afhandeling van een melding toch geplaatst in artikel 1 van Bijlage 2 als ware het een besluitbevoegdheid. In het kader van een meldingsafhandeling zijn namelijk soms feitelijke handelingen noodzakelijk, denk bijvoorbeeld aan de publicatie ex artikel 8.41 lid 4 Wet milieubeheer. Door de afhandeling van een melding te behandelen als een pseudobesluitbevoegdheid, kunnen deelnemers die daar gebruik van willen maken, de opt-out clause toepassen waarover hieronder meer.

Accessoire besluitbevoegdheden

Artikel 1 van Bijlage 1 (Lijst van Awb-bevoegdheden) bij het Algemeen mandaatbesluit ziet op zogeheten accessoire besluitbevoegdheden als vastgelegd in de Awb. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) schept geen zelfstandige besluitbevoegdheden, maar louter accessoire besluitbevoegdheden. Het verschil is dat bij de uitoefening van een accessoire besluitbevoegdheid het bestaan van een eerder besluit wordt voorondersteld. De Awb vooronderstelt een uit de bijzondere wet voortvloeiende zelfstandige besluitbevoegdheid. De vaststelling van de in het kader van bestuursdwang te verhalen kosten (art. 5:26 Awb) is hiervan een voorbeeld: een dergelijk besluit bouwt voort op een eerder besluit tot oplegging van een last onder bestuursdwang.

Een accessoire Awb-besluitbevoegdheid wordt niet op zichzelf gemandateerd, maar altijd in het kader van de uitoefening van een (uit een andere wet in materiële zin voortvloeiende) zelfstandige besluitbevoegdheid.

Feitelijke handelingen

Artikel 2 van zowel Bijlage 1 (Lijst van Awb-bevoegdheden) als Bijlagen 2 en 3 (Lijst van overige bevoegdheden) bij het Algemeen mandaatbesluit ziet op feitelijke handelingen. Feitelijke handelingen roepen geen beoogd rechtsgevolg in het leven.

Feitelijke handelingen in het kader van een besluit

De feitelijke handelingen die vallen onder de definitie van mandaat in artikel 1 van het Algemeen mandaatbesluit, worden altijd verricht in het kader van de voorbereiding, bekendmaking of uitvoering van een bepaald besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. Het primaire doel van het Algemeen mandaatbesluit is te voorkomen dat onbevoegd besluiten worden genomen. Het theoretische vertrekpunt is dat enkel dáárvoor een mandaat nodig is en wordt verleend. Omdat het echter wenselijk is dat een gemandateerde ook zelf kan zorgen voor de vervulling van de voor de toepassing van een bevoegdheid geldende normcondities (denk bijv. aan het verzoeken om aanvullende informatie) en bevoegdheidsdiscussies op dat punt te vermijden, worden in het kielzog ook de accessoire feitelijke handelingen gemandateerd die rondom een besluit moeten worden verricht om een rechtens juist besluit tot stand te brengen en in werking te laten treden. Deze feitelijke handelingen ‘liften’ steeds mee met de betreffende besluitbevoegdheid, tenzij zij in het mandaatregister zijn aangekruist en dus uitdrukkelijk blijven voorbehouden aan het bestuursorgaan. Het is niet nodig om voor elke besluitbevoegdheid telkens expliciet te bepalen dat de gemandateerde óók bevoegd is tot het verrichten van de procedurele feitelijke handelingen op grond van de Awb.

Een feitelijke handeling in het kader van een besluit wordt dus niet op zichzelf gemandateerd. Deze is altijd gekoppeld aan een gemandateerde besluitbevoegdheid. De bevoegdheid om bijvoorbeeld een ontwerpbesluit toe te zenden, kan niet los worden gezien van een zelfstandige besluitbevoegdheid: welke ontwerpbesluiten mag de omgevingsdienst toezenden?

Opt-out besluitbevoegdheid

Binnen het Gelders stelsel maken sommige gemeentelijke deelnemers van de omgevingsdiensten de keuze om de daadwerkelijke besluitvorming aan zichzelf te houden. Enkel de feitelijke (voorbereidings-) handelingen van een besluit worden gemandateerd aan de omgevingsdienst. Het hiervoor beschreven onderscheid tussen besluitbevoegdheden en feitelijke handelingen maakt het mogelijk hiermee rekening te houden. Omdat het logischer is in een dergelijke situatie aan te geven dat alles behalve de besluitbevoegdheid wordt gemandateerd, gebeurt dit door middel van een opt-out clause. De deelnemer kan in de opt-out kolom een kruisje zetten wanneer hij de bevoegdheid tot het nemen van het door de omgevingsdienst voorbereide en/of uit te voeren besluit, aan zich houdt. De betekenis van dit kruisje wordt in het Algemeen mandaatbesluit uitgewerkt.

Praktijkvoorbeelden:

  • 1.

    Als een bestuursorgaan ervoor kiest om een zelfstandige besluitbevoegdheid als vastgelegd in een bijzondere wet in materiële zin niet te mandateren (geen kruisje te zetten in art. 1 Bijlagen 2 en 3, ook niet bij opt-out), dan blijft alles bij het bestuursorgaan. De lijst van Awb-bevoegdheden (Bijlage 1) bevat namelijk geen zelfstandig gemandateerde bevoegdheden, alleen accessoire bevoegdheden, te weten: accessoire besluitbevoegdheden en noodzakelijke feitelijke handelingen in het kader van de voorbereiding, bekendmaking en uitvoering van een besluit.

  • 2.

    Als een bestuursorgaan ervoor kiest om een zelfstandige besluitbevoegdheid te mandateren, maar niet de accessoire Awb-besluitbevoegdheid, dan zet hij alleen een kruisje bij de betreffende zelfstandige besluitbevoegdheid in artikel 1 Bijlage 2 of 3, en dus niet bij de accessoire Awb-besluitbevoegdheid (art. 1 Bijlage 1). De gemandateerde is automatisch tevens bevoegd tot alle noodzakelijke feitelijke handelingen in het kader van de voorbereiding, bekendmaking en uitvoering daarvan als vastgelegd in de Awb en bijzondere wet, tenzij er een kruisje is gezet bij de feitelijke handelingen die voorbehouden blijven aan het bestuursorgaan in artikel 2 Bijlagen 1, 2 of 3.

  • 3.

    Als een bestuursorgaan ervoor kiest om de afhandeling van een melding Activiteitenbesluit te mandateren met een opt-out, dan zet hij een kruisje in de opt-out kolom van artikel 1 Bijlage 2 bij het desbetreffende mandaat. De afhandeling van een dergelijke melding wordt immers behandeld als een pseudobesluitbevoegdheid en staat derhalve vermeld bij de zelfstandige besluitbevoegdheden ex bijzondere wetten. Door de opt-out houdt het bestuursorgaan de bevoegdheid tot de door de omgevingsdienst voorbereide en/of uit te voeren afhandeling van die melding aan zich. De gemandateerde is dan louter bevoegd tot alle noodzakelijke feitelijke handelingen in het kader van de voorbereiding, bekendmaking en uitvoering van die afhandeling, uitgezonderd de feitelijke handelingen in artikel 2 Bijlagen 1 en 2 waarbij een kruisje is gezet en die voorbehouden blijven aan het bestuursorgaan. Een accessoire Awb-besluitbevoegdheid is hier niet aan de orde, dus artikel 1 Bijlage 1 is verder niet van belang.

Stroomschema mandaatregister

afbeelding binnen de regeling

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel bevat een omschrijving van de belangrijkste begrippen die in het mandaatbesluit worden gebruikt.

Begrippen bestuursorgaan en Directeur

Niet de rechtspersoon zelf (bijvoorbeeld de gemeente) maar de afzonderlijke bestuursorganen (bijvoorbeeld de raad, het college of de burgemeester) zijn bevoegd tot het treffen van een gemeenschappelijke regeling. Bestuursorganen kunnen alleen een gemeenschappelijke regeling treffen voor de overdracht c.q. mandatering van hun eigen taken. Zie artikel 51 Wet gemeenschappelijke regelingen.

De omgevingsdiensten in het Gelders stelsel zijn zogeheten ‘collegeregelingen’. De gemeenschappelijke regeling van elke omgevingsdienst is getroffen door de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten en het college van Gedeputeerde Staten van Gelderland. In het kader hiervan hebben deze deelnemers een aantal van hun bevoegdheden gemandateerd aan de directeur van de omgevingsdienst. In het format wordt ervan uitgegaan dat er één mandaatbesluit per deelnemer komt. Omdat tot nu toe alleen de mandaten van alle Gelderse gemeentelijke deelnemers zijn geïnventariseerd, wordt met ‘bestuursorgaan’ het college van burgemeester en wethouders van de betrokken deelnemende gemeente aangeduid als mandaatgevend orgaan.

Begrip mandaat

In artikel 10:1 Awb wordt mandaat omschreven als de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. De bevoegdheid in mandaat wordt uitgeoefend onder verantwoordelijkheid van het oorspronkelijk bevoegde bestuursorgaan. De gemandateerde kan namens de mandaatgever besluiten nemen. Deze besluiten worden toegerekend aan het bestuursorgaan zelf. Het bestuursorgaan verliest de bevoegdheid om zelf het besluit te nemen niet en kan dit ook te allen tijde doen (art. 10:7 Awb). Ook betekent dit dat bezwaar en beroep tegen een in mandaat genomen besluit wordt ingesteld tegen het bestuursorgaan zelf en niet tegen de ambtenaar die het besluit feitelijk heeft genomen.

In dit Algemeen mandaatbesluit wordt onder mandaat tevens de bevoegdheid begrepen tot het verrichten van de noodzakelijke feitelijke handelingen in het kader van de voorbereiding, bekendmaking en uitvoering van een in mandaat genomen of te nemen besluit in de zin van artikel 1:3 Awb.

Begrip volmacht

Volmacht is geregeld in artikel 3:60 e.v. Burgerlijk Wetboek. De schakelbepaling van artikel 10:12 Awb zorgt ervoor dat de publiekrechtelijke vereisten die gelden voor mandaatverlening overeenkomstig gelden voor het verlenen van volmachten. Volmacht speelt een rol bij het optreden van een deelnemer als rechtspersoon naar burgerlijk recht. Volmacht betreft de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van een deelnemer bij privaatrechtelijke rechtshandelingen. Een voorbeeld kan hierbij wellicht duidelijkheid verschaffen. Als de gemeente (als rechtspersoon) een koopovereenkomst sluit, is het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 160 Gemeentewet het bevoegde orgaan om tot koop te beslissen. De ondertekening van de koopovereenkomst wordt echter door de burgemeester (ingevolge art. 171 Gemeentewet) gedaan. Het college kan een ambtenaar een mandaat verlenen om besluiten te nemen tot het aangaan van een overeenkomst. Toch zal de burgemeester nog steeds de overeenkomst moeten ondertekenen, tenzij deze aan een ambtenaar volmacht verleent om de gemeente namens hem te vertegenwoordigen.

In dit Algemeen mandaatbesluit wordt onder volmacht tevens de bevoegdheid begrepen tot het verrichten van de noodzakelijke feitelijke handelingen in het kader van de voorbereiding en uitvoering van een in volmacht verrichte privaatrechtelijke rechtshandeling.

In het vervolg van deze toelichting wordt verder uitsluitend over mandaat gesproken, tenzij er specifiek aanleiding is om over volmacht te spreken.

Begrip machtiging

In dit Algemeen mandaatbesluit wordt onder machtiging begrepen de bevoegdheid tot het verrichten van de feitelijke handelingen welke niet onder de definitie van mandaat of volmacht vallen. Te denken valt aan het feitelijk handelen van de overheid bij de uitvoering van haar publiekrechtelijke taken zoals wegonderhoud, of een informatieve brief welke niet noodzakelijk is in het kader van een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling. Hiermee worden er geen beoogde rechtsgevolgen in het leven geroepen.

Een zodanige machtiging is volgens het Algemeen mandaatbesluit alleen mogelijk bij afzonderlijk besluit door het bevoegde bestuursorgaan bijv. in het kader van een project, zie de schakelbepaling van artikel 2 Algemeen mandaatbesluit. De schakelbepaling van artikel 10:12 Awb zorgt ervoor dat de publiekrechtelijke vereisten die gelden voor mandaatverlening overeenkomstig gelden voor het verlenen van machtigingen.

In het vervolg van deze toelichting wordt verder uitsluitend over mandaat gesproken, tenzij er specifiek aanleiding is om over machtiging te spreken.

Artikel 2 Schakelbepaling

Lid 1 van dit artikel vormt een weerslag van artikel 10:12 Awb voor wat betreft volmacht. Door dit lid wordt duidelijk dat het Algemeen mandaatbesluit niet slechts betrekking heeft op het publiekrechtelijk handelen van de deelnemers, maar van overeenkomstige toepassing is op het privaatrechtelijk handelen. Volmacht is de privaatrechtelijke evenknie van mandaat.

Lid 2 van dit artikel maakt duidelijk dat het bevoegde bestuursorgaan bij afzonderlijk besluit een mandaat, volmacht of machtiging kan verlenen aan de omgevingsdienst. Alsdan is onderhavig mandaatbesluit van overeenkomstige toepassing. Deze verlening van mandaat, volmacht of machtiging voor een bepaald geval dient schriftelijk te geschieden, nu de directeur van de omgevingsdienst niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan (art. 10:5 lid 2 Awb).

Artikel 3 Gemandateerde bevoegdheden

In dit artikel wordt het verband gelegd tussen de spelregels van het Algemeen mandaatbesluit en het bijbehorende mandaatregister. Het mandaatregister is het gedeelte dat in de praktijk zal worden gebruikt om te checken of de bevoegdheid aanwezig is en zo ja, of het daarmee samenhangende gebruik begrenst is (zie de laatste kolom ‘begrenzing’ van het mandaatregister). Ook naar buiten toe dient het mandaatregister als legitimatie.

Bij mandaatverlening gaat het om de bevoegdheid om een bestuursorgaan te mogen vertegenwoordigen. Een bestuursorgaan kan zowel een algemeen mandaat als een mandaat voor een specifiek geval verlenen (art. 10:5 Awb). Onderhavig Algemeen mandaatbesluit, de naam zegt het al, ziet op algemene mandaten. Een algemeen mandaat moet altijd schriftelijk worden verleend.

In casu gaat het om mandaatverlening aan een niet-ondergeschikte. Met een dergelijke mandaatverlening komt de gemandateerde, de directeur van de omgevingsdienst, eigenlijk in een gezagsverhouding met de mandaatverlener terecht. Om die reden verbindt de wet hieraan de voorwaarde dat instemming vereist is van de mandaatontvanger en in het voorkomende geval van degene onder wiens verantwoordelijkheid hij werkt (art. 10:4 Awb). Deze instemming kan ook blijken uit de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid.

Artikel 5 Ondermandaat en vervanging

Een mandaatverlener kan vooraf toestaan dat ondermandaat wordt verleend. Hierop zijn dezelfde regels van toepassing als op een ‘primair’ mandaat (artikel 10:9 Awb).

Een besluit tot verlening van ondermandaat wordt bekend gemaakt in het publicatieblad van de omgevingsdienst en treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Het is niet nodig om (onder)mandatering aan een plaatsvervanger apart te regelen. De plaatsvervanger valt immers vanzelf binnen de reikwijdte van het Algemeen mandaatbesluit, mits deze plaatsvervanger formeel schriftelijk als zodanig is aangewezen.

Artikel 6 Grondgebied en begrenzing

Dit artikel geeft de grenzen aan voor het uitoefenen van een bevoegdheid naast de wettelijke beperkingen krachtens artikel 10:3 Awb. Een correcte naleving hiervan voorkomt dat besluiten onbevoegd worden genomen. Wordt een besluit genomen over een onderwerp dat buiten de bevoegdheid ligt of worden de grenzen van het mandaat overschreden, dan is sprake van een onbevoegd genomen besluit. Het gevolg van een onbevoegd genomen besluit kan zijn dat dit in rechte wordt vernietigd. De bestuursrechter mag een dergelijk bevoegdheidsgebrek ambtshalve constateren.

Uit artikel 10:3 Awb volgt dat mandaatverlening niet toegestaan is, indien dit bij wettelijk voorschrift is bepaald of de aard van de bevoegdheid in verband met de zwaarte van de bevoegdheid en/of de positie van de gemandateerde zich tegen mandaatverlening verzet. Mandaat tot vaststelling van algemeen verbindende voorschriften is geoorloofd, indien bij verlening van die bevoegdheid tot vaststelling van algemeen verbindende voorschriften is voorzien in de mogelijkheid van mandaat. Het is in beginsel mogelijk om mandaat te verlenen voor het nemen van een beslissing op bezwaar. In artikel 10:3 lid 3 Awb is bepaald dat géén mandaat kan worden verleend aan de persoon die het primaire besluit in mandaat heeft genomen. Er moet dus worden geregeld dat er een functiescheiding is tussen de gemandateerde die het primaire besluit neemt en de gemandateerde die het besluit op bezwaar neemt.

Artikel 7 Voorschriften en instructies

Aan de verlening van mandaat is inherent dat de mandaatgever bevoegd is aan de gemandateerde per individueel geval of in het algemeen instructies te geven ter zake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid (art. 10:6 Awb).

Indien het wenselijk is om algemene, naar buiten toe werkende instructies te geven over de uitoefening van het mandaat, dan geldt de voorwaarde dat deze instructies worden vastgesteld en bekendgemaakt als beleidsregels. Is alleen interne werking tussen mandaatgever en mandaatontvanger gewenst, dan volstaat vaststelling door de mandaatgever als (intern werkende) richtlijnen. In beide gevallen geldt dat de algemene instructies, voor zover deze niet in het Algemeen mandaatbesluit zijn opgenomen, gebundeld op schrift worden gesteld in een afzonderlijke mandaatinstructie (zie artikel 7 lid 4). Het uniforme Gelderse format dat hiervoor is ontwikkeld, gaat overigens uit van interne werking.

Instructies geven aan hoe het mandaat moet worden uitgeoefend (bijv. artikel 7 en 8), terwijl begrenzing (louter artikel 6) de omvang van het mandaat begrenst. Omdat de wet geen vormvoorschriften geeft, kunnen instructies los van het mandaatbesluit, in het mandaatbesluit, eerder of juist later dan het mandaatbesluit worden gegeven. Begrenzing van het mandaat maakt echter per definitie deel uit van het mandaatbesluit. Het betreft dus twee uiteenlopende rechtsfiguren met een verschillende strekking en ook verschillend rechtsgevolg. Wanneer de gemandateerde een instructie niet opvolgt, levert dat in beginsel geen bevoegdheidsgebrek op. Een bevoegdheidsgebrek is juist wel het resultaat, wanneer de gemandateerde een begrenzing niet in acht neemt. Hij overschrijdt dan met de grenzen van het mandaat de grenzen van zijn bevoegdheid. Zo komt een onbevoegd genomen en gebrekkig besluit tot stand.

Artikel 8 Informatieverstrekking

Deze algemene instructie conform artikel 10:6 Awb is gericht tot de gemandateerde. Het artikel beperkt niet de omvang van de gemandateerde bevoegdheden en kan in die zin niet aan derden worden tegengeworpen, maar geeft wel aan in welke gevallen een gemandateerde in ieder geval vooraf gevraagd en ongevraagd informatie dient te verstrekken aan het bestuursorgaan.

Artikel 9 Ondertekening

In dit artikel is aangegeven hoe de ondertekening luidt bij (onder)mandaat. Dit artikel is opgenomen gelet op artikel 10:10 Awb. Hierin is bepaald dat het mandaatbesluit moet vermelden namens welk bestuursorgaan het besluit is genomen.

Artikel 10 Inwerkingtreding

In dit artikel is aangegeven dat het Algemeen mandaatbesluit in werking treedt op de dag na bekendmaking. Tevens wordt aangegeven dat de eerdere algemene mandaten en de daarop volgende wijzigingsbesluiten komen te vervallen.

In de wetstoelichting bij de Awb staat dat een schriftelijk verleend algemeen mandaat een besluit van algemene strekking is dat overeenkomstig artikel 3:42 Awb bekend moet worden gemaakt. In casu gaat het inderdaad om een mandaat dat is gericht op een niet nader gedefinieerde doelgroep. Dit betekent dat het bestuursorgaan moet zorgdragen voor een geschikte wijze van bekendmaking, bijvoorbeeld via een (elektronisch) gemeenteblad of in een huis-aan-huisblad. Niet bekendgemaakte mandaatbesluiten treden niet in werking, voordat ze zijn bekendgemaakt. Bij de bekendmaking dient de mogelijkheid van bezwaar en beroep te worden vermeld. Overigens zal het niet snel voorkomen dat een derde een voldoende rechtstreeks belang heeft om als belanghebbende in een procedure tegen een mandaatbesluit te kunnen worden aangemerkt (zie art. 1:2 lid 1 juncto 8:1 Awb).

Artikel 11 Citeerwijze

In dit artikel wordt de naamaanduiding van het Algemeen mandaatbesluit aangegeven.

Bijlage 1 bij het Algemeen mandaatbesluit Omgevingsdienst regio Nijmegen – gemeente Wijchen 2019

Lijst van Awb-bevoegdheden (bijgewerkt tot 22 november 2018)

Artikel 1 Accessoire besluitbevoegdheden

In onderstaand overzicht is met een ‘X’ in de kolom ‘mandaat’ aangegeven welke besluitbevoegdheden de gemeente Wijchen als vastgelegd in de Awb heeft gemandateerd aan de directeur van de Omgevingsdienst regio Nijmegen.

Indien de betreffende bevoegdheid niet wordt gemandateerd voor zover deze de bevoegdheid omvat om besluiten als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht te nemen, dan is louter een ‘X’ geplaatst in de kolom ‘opt-out’.

In de kolom ‘begrenzing’ is vermeld tot welke omvang de (al dan niet met opt-out) gemandateerde bevoegdheid is begrenst.

Nr.

Art.

Algemene wet bestuursrecht

Mandaat

Opt-

out

Begrenzing

1

2:15 lid 1

Besluiten tot openstelling van elektronische weg voor bij de Omgevingsdienst ingebrachte taken

X

2

2:15 lid 1

Stellen van nadere eisen aan gebruik van elektronische weg voor bij de Omgevingsdienst ingebrachte taken

X

3

2:15 lid 2

Besluiten tot weigering elektronisch verschafte gegevens en bescheiden vanwege onevenredige belasting

X

4

2:15 lid 3

Besluiten tot weigering elektronisch verzonden bericht vanwege onvoldoende betrouwbaarheid of vertrouwelijkheid

X

5

3:10 lid 1

Besluiten tot toepassing uniforme openbare voorbereidingsprocedure

X

6

3:18 lid 2

Besluiten tot verlenging beslistermijn van besluit op aanvraag

X

7

4:5

Besluiten tot buiten behandeling laten van aanvraag

X

8

4:6

Besluiten tot afwijzing van aanvraag zonder nieuwe feiten of veranderde omstandigheden

X

9

4:18

Besluiten tot vaststelling verschuldigdheid en hoogte van dwangsom

X

10

4:20

Besluiten tot terugvordering van onverschuldigd betaalde dwangsom

X

11

4:20f lid 1

Besluiten om voorschriften te verbinden aan de beschikking van rechtswege of de beschikking van rechtswege in te trekken

X

12

4:86

Besluiten tot vaststelling van verplichting tot betaling geldsom

X

13

5:14

Besluiten tot beperking van aan de toezichthouder toekomende bevoegdheden

X

14

5:25 lid 6

Besluiten tot vaststelling van verschuldigde kosten bestuursdwang (ofwel kostenbeschikking bestuursdwang)

X

15

5:27 lid 2

Besluiten tot geven van machtiging Awbi bij toepassing van bestuursdwang

X

16

5:31

Besluiten tot toepassing spoedeisende bestuursdwang

X

17

5:31a lid 3

Op verzoek besluiten tot toepassing bestuursdwang

X

18

5:32

Besluiten tot oplegging last onder dwangsom met begunstigingstermijn

X

19

5:34

Ambtshalve of op verzoek besluiten tot opheffing van last onder dwangsom, tot opschorting van de looptijd ervan of vermindering van de dwangsom

X

20

5:37 lid 1

Ambtshalve besluiten omtrent invordering dwangsom

(ofwel ambtshalve invorderingsbeschikking)

X

21

5:37 lid 2

Op verzoek besluiten omtrent invordering dwangsom

(ofwel invorderingsbeschikking op verzoek)

X

22

5:38 lid 2

Nieuwe beschikking tot invordering

X

23

7:1a lid 2, 3 en 4

Besluiten op een verzoek om instemming met rechtstreeks beroep

X

24

7:10 lid 2

Besluiten tot opschorten van beslistermijn bezwaarschrift

25

7:10 lid 3

Besluiten tot verdagen van beslistermijn bezwaarschrift

26

7:10 lid 4

Besluiten tot verder uitstellen van beslistermijn bezwaarschrift

27

7:11 lid 1

Heroverwegen van bestreden besluit op grondslag van ontvankelijk bezwaar

X

28

7:11 lid 2

Herroepen van bestreden besluit en voor zover nodig in plaats daarvan een nieuw besluit nemen

X

29

7:15 lid 3

Besluiten op verzoek om vergoeding van in bezwaar gemaakte proceskosten bij de beslissing op bezwaar

X

Artikel 2 Feitelijke handelingen

Voorts worden alle feitelijke handelingen voor zover deze noodzakelijk zijn voor de voorbereiding, bekendmaking en uitvoering van een (al dan niet met opt-out) gemandateerde besluitbevoegdheid als genoemd in artikel 1 van deze bijlage respectievelijk artikel 1 van bijlage 2 bij het Algemeen mandaatbesluit Omgevingsdienst regio Nijmegen – gemeente Wijchen 2018 gemandateerd, met uitzondering van de feitelijke handelingen in onderstaand overzicht waarachter een ‘X’ in de kolom ‘uitgezonderd’ is gezet. Deze aangekruiste handelingen blijven voorbehouden aan het bestuursorgaan.

Nr.

Art.

Algemene wet bestuursrecht

Uitgezonderd

1

2:1 lid 2

Verlangen schriftelijke machtiging

2

2:2

Weigeren gemachtigde

3

2:3

Doorzenden stukken

4

2:6 lid 2

Gebruik afwijkende taal

5

3:6

Aangeven termijn aan adviseur waarbinnen adviseur advies moet uitbrengen, indien geen wettelijke termijn is bepaald

6

3:7

Ter beschikking stellen gegevens aan adviseur

7

3:11

Ter inzage leggen ontwerpbesluit en stukken

8

3:12

Kennisgeving ontwerpbesluit

9

3:13

Toezenden ontwerpbesluit

10

3:14

Aanvullen ter inzage gelegde stukken

11

3:15 lid 1

Gelegenheid bieden tot indienen mondelinge zienswijzen

12

3:15 lid 2

Uitbreiden kring inspraakgerechtigden

13

3:15 lid 3

Reactie aanvrager op zienswijze

14

3:15 lid 4

Reactie belanghebbende bij ambtshalve besluit

15

3:17

Verslaglegging mondelinge zienswijze

16

3:20 lid 1

Bevorderen dat aanvrager in kennis wordt gesteld van andere op de aanvraag te nemen besluiten

17

3:24 lid 2

Afschrift van coördinerend bestuursorgaan aan andere bevoegde gezagen

18

3:24 lid 3

Indien een aanvraag ontbreekt, gelegenheid bieden aanvraag in te dienen

19

3:24 lid 3

Indien de ontbrekende aanvraag niet tijdig wordt ingediend, kan de coördinatie buiten toepassing worden gelaten

20

3:27

Toezenden genomen besluit(en) aan coördinerend bestuursorgaan en gelijktijdig bekend maken en ter inzage leggen gecoördineerde besluiten door coördinerend bestuursorgaan

21

3:41

Bekendmaking van besluiten aan belanghebbenden door toezending of uitreiking

22

3:42 lid 2

Bekendmaking van besluiten die niet tot een of meerdere belanghebbenden zijn gericht

23

3:42 lid 3

Bij kennisgeving van de zakelijke inhoud tegelijkertijd het besluit ter inzage leggen

24

3:43

Mededelen besluit indieners zienswijzen en adviseurs

25

3:47 lid 3

Verstrekken motivering besluit na bekendmaking

26

3:48 lid 2

Verstrekken motivering besluit op verzoek

27

4:3a

Ontvangstbevestiging elektronische aanvraag

28

4:4

Vaststellen formulier

29

4:5

Aanvrager in gelegenheid stellen aan te vullen

30

4:7

Horen aanvrager

31

4:8

Horen belanghebbenden

32

4:11

Achterwege laten hoorplicht

33

4:12

Achterwege laten hoorplicht

34

4:14

Mededeling vertraging en verlengen beslistermijn

35

4:15 lid 1

Mededelen dat redelijkerwijs noodzakelijke informatie aan een buitenlandse instantie is gevraagd

36

4:15 lid 2

Verzoeken aan aanvrager om schriftelijk in te stemmen met uitstel van de beslistermijn

37

4:15 lid 3

Mededelen opschorting beslistermijn

38

4:15 lid 4

Mededelen beëindiging opschorting beslistermijn

39

4:20c

Bekendmaken van rechtswege verleende beschikking

40

4:20f lid 3

Vergoeden schade wijziging of intrekking

41

5:24 lid 3

Bekendmaken last onder bestuursdwang aan overtreder, rechthebbenden en aanvrager

42

5:27 lid 3

Aanzeggen plaatsbetreding

43

5:27 lid 6

Vergoeding schade welke gevolg is van betreden plaats ten behoeve van uitvoering bestuursdwang

44

5:28

Verzegelen gebouwen, terreinen

45

5:29

Meevoeren en opslaan zaken

46

5:30

Verkoop en vernietiging zaken

47

5:31

Achterwege laten last bij spoedeisende bestuursdwang

48

6:19 en 6:20

Mededelen nieuw besluit aan orgaan waar beroep aanhangig is

49

7:1a lid 5 en 6

Doorsturen bezwaarschrift aan bevoegde rechter

X

50

7:2

Uitnodigen voor hoorzitting

X

51

7:4

Ter inzage leggen van bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan hoorzitting

X

52

8:42

Opsturen procesdossier en indienen verweerschrift

Bijlage 2 bij het Algemeen mandaatbesluit Omgevingsdienst regio Nijmegen – gemeente Wijchen 2019

Lijst van bevoegdheden - Algemene wet bestuursrecht, Omgevingswet en overige bijzondere wetten

Artikel 1 Besluitbevoegdheden

In onderstaand overzicht is met een ‘X’ in de kolom ‘Mandaat’ aangegeven welke bevoegdheden het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijchen heeft gemandateerd aan de directeur van de Omgevingsdienst Regio Nijmegen, waarbij een ‘X’ betekent dat de betreffende bevoegdheid is gemandateerd. In de kolom ‘begrenzing’ is, indien van toepassing, vermeld tot welke omvang de gemandateerde bevoegdheid is begrensd.

Nr.

Algemene omschrijving te mandateren bevoegdheid

Nadere toelichting

Grondslag

Mandaat

Begrenzing

1.

Beslissen op aanvragen omgevingsvergunning, het opleggen van maatwerkvoorschriften, het opleggen van gedoogplichten, het nemen van een beschikking gelijkwaardige maatregel, het geven van advies met instemming, het nemen van een besluit bijzondere omstandigheden, het reageren op een melding, het besluiten omtrent benodigde ontheffingen en goedkeuringen.

Ook is gemandateerd de bevoegdheid tot het doen/nemen van eventueel benodigde procedurele handelingen en besluiten, zoals het maken van een passende beoordeling of het nemen van een mer-beoordelingsbesluit.

Hieronder moet ook onder meer het intrekken, wijzigen, reviseren of actualiseren van de betreffende besluiten worden verstaan.

Onder een besluit bijzondere omstandigheden wordt verstaan: besluiten op grond van hoofdstuk 2 en 19 van de Ow.

Hoofdstuk 2, 4, 5, 10, 16, 17 en 19 Ow

X

 

2.

Het nemen van besluiten of het verrichten van handelingen op grond van of krachtens de Algemene wet bestuursrecht, voor zover die nodig zijn voor het uitoefenen van een bevoegdheid op grond van elders in dit mandaatbesluit gemandateerde bevoegdheden.

 
 

X

 

3.

Beslissen op een verzoek om nadeelcompensatie.

 

Titel 4.5 Awb en afd. 15.1 Ow

 
 

4.

Bestuursrechtelijke handhavingstaak: a. het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Ow, met inbegrip van het verzamelen en registreren van gegevens die hiervoor van belang zijn. Hieronder valt ook de bevoegdheid tot het aanwijzen van toezichthouders. b. het behandelen van klachten over de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Ow, en c. het opleggen en ten uitvoer leggen van een bestuurlijke sanctie vanwege enig handelen of nalaten in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Ow alsmede het invorderen van een verbeurde dwangsom.

Ook is gemandateerd de bevoegdheid tot het doen/nemen van eventueel benodigde procedurele handelingen en besluiten, zoals het onderzoeken van een veiligheidsrapport.

Dit betreft zowel het toezicht op vergunningvoorschriften als toezicht op informatie- en meldingsplichten en algemene regels.

De bevoegdheid tot het aanwijzen van toezichthouders omvat alle daarmee samenhangende bevoegdheden waaronder het toekennen van de bevoegdheid tot binnentreden en het uitgeven van een legitimatiebewijs..

Art. 125 Gemeentewet jo art. 18.1 Ow (en overige artikelen in afd. 18.1 Ow) en Awb (o.a. art, 5:20 lid 3, 5.7a en 5.33a Awb)

X

 

5.

Besluiten tot het namens de gemeente of het gemeentebestuur voeren van een rechtsgeding of een administratief beroepsprocedure, of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten.

 

Art. 160 lid 1 onder e Gemeentewet en art. 5.1 lid 1 onder a Ow.

X

 

6.

Het nemen van besluiten op grond van of krachtens de Wet milieubeheer (waaronder o.a. besluiten op grond van het Vuurwerkbesluit en het Besluit Bodemkwaliteit).

 
 

X

 

7.

Het nemen van besluiten op grond van of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.

 
 
 
 

8.

Het nemen van besluiten op grond van of krachtens de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

 
 

X

 

9.

Het nemen van besluiten op grond van of krachtens de Wet open overheid.

 
 

X

 

10.

Het nemen van besluiten op grond van of krachtens de Wet BAG.

 
 
 
 

11.

Het nemen van besluiten op grond van of krachtens de Huisvestingswet.

 
 
 
 

12.

Het nemen van besluiten op grond van of krachtens de Leegstandswet.

 
 
 
 

Artikel 2 Feitelijke handelingen

Voorts worden alle feitelijke handelingen voor zover deze noodzakelijk zijn voor de voorbereiding, bekendmaking en uitvoering van een (al dan niet met opt-out) gemandateerde besluitbevoegdheid als genoemd in artikel 1 van deze bijlage gemandateerd, met uitzondering van de feitelijke handelingen in onderstaand overzicht waarachter een ‘X’ in de kolom ‘uitgezonderd’ is gezet. Deze aangekruiste handelingen blijven voorbehouden aan het bestuursorgaan.

Nr.

Art.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Uitgezonderd

1

2.26 en 2.27

Aanvragen van adviezen en verklaringen van geen bedenkingen.

Wet milieubeheer (Wm)

2

8.40a lid 3

Verlengen beslistermijn (gelijkwaardige voorziening) eenmalig met ten hoogste 6 weken.

3

8.41 lid 4

Kennisgeving melding in huis-aan-huisblad.

4

8:41a lid 3

Bekendmaken besluit niet behandelen aanvraag aan aanvrager.

5

8.41a lid 5

Doorzendplicht melding juiste bestuursorgaan.

6

12.13

Verstrekken van gegevens over externe veiligheid (12.12 Wm).

7

12.23 lid 2

Verdagen beslistermijn afgeven verklaring niet voldoen E-PRTR, schriftelijke mededeling aan drijver inrichting.

8

12.24 lid 1

Verstrekken E-PRTR verslagen aan minister I&M.

9

17.2

Verrichten van meldingen via de website ILT inzake

1. Ongewone voorvallen waarvoor ILT wettelijk adviseur is en 2. Significante ongewone voorvallen.

10

18.2 lid 1, onder b

Verzamelen van gegevens die met het oog op de uitoefening van bestuursrechtelijke handhaving van belang zijn te verzamelen en te registreren.

11

18.2 lid 1, onder c

Behandelen van klachten die betrekking hebben op de naleving van het met betrekking tot de inrichting bij of krachtens de betrokken wetten bepaalde.

Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit)

12

1.9

Kennisgeving maatwerkvoorschriften in huis-aan-huisblad.

13

1.10

In ontvangst nemen melding/beoordelen melding.

14

1.10 lid 4

Doorzendplicht ontvangen meldingen aan bevoegd bestuursorgaan.

15

1.10a lid 1

In ontvangst nemen melding lozen ten gevolge van agrarische activiteiten buiten inrichtingen.

16

1.15

Vragen om gegevens over stoffen en preparaten en producten nodig voor stellen maatwerk.

17

1.17 lid 4

Besluiten tot overleggen rapport van geuronderzoek.

18

2.7a

Besluiten dat geuronderzoek moet worden overlegd.

19

2.11

In ontvangst nemen rapport bodemkwaliteit.

20

2.11 lid 7

In ontvangst nemen mededeling aanvang en afronding werkzaamheden bodembedreigende activiteiten.

21

2.24

In ontvangst nemen rapport als bedoeld in art. 2.11 lid 3 van het Activiteitenbesluit.

22

2.25

In ontvangst nemen schriftelijke bewijsstukken vloeibare brandstof/afgewerkte olie.

23

2.26

In ontvangst nemen schriftelijk bewijsstuk financiële zekerheid tankstation voor wegverkeer.

Wet bodembescherming (Wbb)

24

27 lid 4

Gedeputeerde staten stellen zo spoedig mogelijk burgemeester en wethouders van de gemeente waar zich de verontreiniging of de aantasting voordoet, op de hoogte van de meldingen.

25

28 lid 1

Indienen van een melding voor een sanering waarvoor de gemeente zelf initiatiefnemer is.

26

28 lid 7

Gedeputeerde staten stellen, indien het niet hun voornemen betreft, burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente op de hoogte van een ingevolge art. 28, eerste lid, Wbb gedane melding van een voornemen de bodem te saneren. Tegelijkertijd doen zij daarvan kennisgeving in één of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen dan wel langs elektronische weg.

27

30 lid 1

Indien ten gevolge van een ongewoon voorval een geval van ernstige verontreiniging ontstaat of de bodem ernstig is of dreigt te worden aangetast, nemen gedeputeerde staten onverwijld de naar hun oordeel noodzakelijke maatregelen ten einde de oorzaak van de verontreiniging of aantasting weg te nemen en de verontreiniging of de aantasting en de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken.

28

30 lid 2

Met betrekking tot degene die een handeling verricht, die naar het oordeel van gedeputeerde staten de oorzaak of mede de oorzaak is van de verontreiniging of aantasting, kunnen de in het eerste lid bedoelde maatregelen inhouden:

a. een bevel die handeling te staken;

b. een bevel die handeling te staken indien niet voldaan wordt aan door gedeputeerde staten te stellen eisen.

29

32 lid 1

Vragen om advies aan de Inspecteur inzake een ongewoon voorval ex art. 30 Wbb.

30

32 lid 2

Geven van aanwijzingen over de wijze waarop betrokkenen de verontreiniging, aantasting door een ongewoon voorval of de gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan moeten maken.

31

34

Een ingevolge artikel 30 of 31 Wbb genomen beschikking wordt onverwijld aan de betrokkene bekendgemaakt alsmede medegedeeld aan de burgemeester van de gemeente waar de verontreiniging, de aantasting of de directe gevolgen daarvan zich voordoen en de provinciale milieucommissie, bedoeld in artikel 2.41 van de Wet milieubeheer.

32

37 lid 1 jo. 29 lid 1

Vaststellen bij een geval van ernstige bodemverontreiniging of spoedige sanering noodzakelijk is.

33

37 lid 2

Bepalen van het uiterste tijdstip van saneren van een geval van ernstige bodemverontreiniging waarbij spoedige sanering noodzakelijk is.

34

37 lid 3

Aangeven welke tijdelijke beveiligingsmaatregelen moeten worden getroffen voorafgaand aan de sanering.

35

37 lid 4

Aangeven welke beheersmaatregelen moeten worden genomen, de wijze van verslaglegging over de uitvoering hiervan alsmede het aangeven van beperkingen in het gebruik van de bodem.

36

37 lid 5

Aangeven welke wijziging van het gebruik van de bodem dient te worden gemeld.

37

37 lid 6

Naar aanleiding van een verslag, melding of wijziging van omstandigheden de risico’s, het uiterste tijdstip van saneren of van het indienen van het saneringsplan anders vaststellen.

38

38 lid 3

Op verzoek van degene die de bodem saneert bepalen dat een sanering in fasen wordt uitgevoerd.

39

38 lid 4

Aanwijzingen geven omtrent verdere uitvoering van de sanering die een wijziging inhouden van onderdelen van het saneringsplan waarmee reeds is ingestemd

40

39 lid 4

In ontvangst nemen van de melding van wijzigingen van het saneringsplan.

41

39 lid 4

Kennisgeven van de melding van wijzigingen van het saneringsplan in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen.

42

39 lid 5

Aanwijzingen geven omtrent de verdere uitvoering van de sanering na een wijziging van het saneringsplan.

43

39b lid 1

In ontvangst nemen van de melding omtrent de aanvang en beëindiging van de saneringswerkzaamheden zoals bedoeld in art. 8 lid 3 respectievelijk art. 11 lid 1 van het besluit uniforme saneringen.

44

39b lid 3

In ontvangst nemen van de melding van een sanering op grond van het Besluit uniforme saneringen (melding BUS-SP).

45

39b lid 3

Kennisgeven van de melding BUS-SP ex art. 39b lid 1 jo art. 28 Wbb in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen.

46

39b lid 5

Beoordelen of een melding BUS-SP al dan niet in overeenstemming is met het Besluit en de Regeling uniforme saneringen.

47

39c lid 1

In ontvangst nemen van het saneringsverslag B&W.

48

39c lid 2

Kennisgeven van de instemming met het saneringsverslag in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen.

49

39d lid 1

In ontvangst nemen van het nazorgplan.

50

39d lid 3

Kennisgeven van de beschikking op het nazorgplan in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen.

51

39d lid 4

Aangeven welke wijziging van het gebruik van de bodem dient te worden gemeld in geval nazorgmaatregelen worden getroffen.

52

39d lid 4

In ontvangst nemen van een melding van wijzigingen in het gebruik van de bodem in geval nazorgmaatregelen worden getroffen.

53

39d lid 4

Bepalen dat naar aanleiding van een wijziging van het gebruik van de bodem een aanvullende sanering moet plaatsvinden.

54

41

Opgave van binnen het grondgebied bekende onderzoeksgevallen aan Gedeputeerde Staten.

55

41

Degene op wiens grondgebied zich onderzoeksgevallen en gevallen van ernstige bodemverontreiniging voordoen hiervan op de hoogte stellen.

56

42

Bepalen dat met sanering van gevallen van ernstige verontreiniging, gelegen binnen een zelfde of aangrenzend grondgebied waartussen met het oog op de aanpak van de verontreiniging voldoende samenhang bestaat, tezelfdertijd wordt begonnen.

57

45 lid 1

Mededelen aan de melder ex art. 28 Wbb van de overweging tot een bevel op grond van art. 43 Wbb over te gaan.

58

45 lid 2

Gelegenheid bieden aan de Inspecteur tot het geven van advies inzake het overgaan tot het opleggen van een bevel op grond van art. 43 Wbb.

59

45 lid 3

Gelegenheid geven aan de betrokkenen om binnen een in overleg te stellen termijn nader onderzoek of saneringsonderzoek te verrichten, de bodem te saneren, tijdelijke beveiligingsmaatregelen te treffen, een saneringsplan op te stellen of eerder bij beschikking aangegeven maatregelen in het belang van de bescherming van de bodem te treffen.

60

45 lid 4

Aanwijzingen geven met betrekking tot de wijze waarop betrokkenen de onderzoeken etc. zoals in art. 45 lid 3 Wbb genoemd uitvoert.

61

45 lid 5

Een ander bevoegd gezag betrekken bij een overleg ex art. 45 lid 3 Wbb indien zij eveneens bevel willen geven aan betrokkene.

62

45 lid 6

Voorafgaand aan het geven van een bevel op grond van art. 43 Wbb overleg voeren met degene op wiens grondgebied het onderzoeksgeval of geval van ernstige bodemverontreiniging zich voordoet, indien deze niet degene is aan wie het bevel zal worden gegeven.

63

47

Mededeling doen van een beschikking krachtens artikel 43 Wbb aan burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente en de inspecteur, en in een geval als bedoeld in artikel 45, zesde lid, Wbb bovendien aan degene op wiens grondgebied dat onderzoeksgeval of geval van ernstige verontreiniging zich voordoet.

64

47 lid 1

Mededelen aan de Inspecteur van een beschikking krachtens het bevelsinstrumentarium in art. 43 Wbb.

65

47 lid 2

Mededelen van een beschikking/bevel aan degene op wiens grondgebied dat onderzoeksgeval of geval van ernstige verontreiniging zich voordoet indien hij niet degene is tot wie het bevel zich richt.

66

48

Verrichten van oriënterend-, nader- en/of saneringsonderzoek en de sanering van de binnen het grondgebied van mandaatgever gelegen gevallen van ernstige bodemverontreiniging in de landbodem, voor zover daarin niet wordt voorzien op de wijze zoals bedoeld in de art. 13, 27, 28, 43 tot en met 47 en 72 Wbb.

67

50 lid 1

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer verzoeken om eigendom of gebruik onroerende zaken dan wel beperkte rechten te vorderen.

68

50 lid 2

Trachten bij minnelijke schikking eigendom of gebruik van onroerende zaken dan wel toestemming voor het gebruik van beperkte rechten te verkrijgen.

69

50 lid 2

Bij het verzoek aan de minister tot vordering van onroerende zaken verslag doen van het met de betrokken rechthebbende gevoerde overleg.

70

74

Vergoeden van schade ten gevolge van het geven van een bevel of ten gevolge van het achterwege laten van een bevel door de vrijwillige medewerking van degene tot wie het bevel had kunnen worden gericht.

71

76j lid 4

In ontvangst nemen van de aanmelding voor een aanvraag tot subsidieverlening, bedoeld in art. 12 van het Besluit financiële bepalingen bodemsanering.

72

76j lid 4

Verlenen van subsidie, bedoeld in de art. 9, 10 en 14 van het Besluit financiële bepalingen bodemsanering.

73

76j lid 4

Eenmalig verlenen van een voorschot op de subsidiabele saneringskosten, bedoeld in art. 24 van het Besluit financiële bepalingen bodemsanering;

74

76j lid 4

Programmeren en financieren van een sanering uit de bodemsaneringsmiddelen indien een bedrijf ondanks subsidie mogelijk failliet gaat als gevolg van de verplichting tot sanering, bedoeld in de art. 40 en 40a van het Besluit financiële bepalingen bodemsanering;

75

87a lid 2

Jaarlijks voor de tweede dinsdag in januari gegevens over de voortgang van de uitvoering van de bodemsaneringsoperatie aan de minister van VROM sturen.

76

87b

Jaarlijks voor 1 mei een verslag over de uitvoering van de Wet bodembescherming aan de minister van VROM sturen.

77

92b

Inwinnen van inlichtingen en gegevens nodig voor de uitvoering van de Wet bodembescherming bij de Rijksbelastingdienst.

78

95 lid 1

Afschrift sturen van een beschikking tot oplegging van een last onder bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom terzake van overtreding van art. 13 Wbb naar de bestuursorganen die eveneens bevoegd zijn tot bestuursrechtelijke handhaving.

79

95 lid 1

Versturen van een afschrift van de beschikking tot oplegging van een last onder bestuursdwang, tot oplegging van een last onder dwangsom of tot intrekking van zodanige beschikkingen dan wel van de beschikking tot intrekking van een vergunning of ontheffing aan de andere adviseurs zoals bedoeld in art. 18.15 onder b van de Wet milieubeheer.

80

95 lid 1

Indien het verzoek, bedoeld in art. 18.14 Wet milieubeheer, wordt ingewilligd, bij de bekendmaking van de beschikking aan de verzoeker een afschrift van de beschikking tot oplegging van een last onder bestuursdwang, oplegging van een last onder dwangsom voegen.

Besluit uniforme saneringen

81

6, 10 en 13

Indienen van meldingen aan Gedeputeerde Staten.

Wet geluidhinder (Wgh)

82

42 lid 1

Instellen van een akoestisch onderzoek bij het voorbereiden van de vaststelling of wijziging van een zone.

83

77

Instellen van een akoestisch onderzoek.

84

90 lid 1

Onverwijld vastgesteld programma van maatregelen voorleggen aan de Minister.

85

110b lid 1

Overleg voeren met aangrenzende gemeente indien vaststellen hogere waarde gevolgen heeft voor een een woning of ander geluidsgevoelig gebouw of terrein buiten de grenzen van de eigen gemeente is gelegen.

86

110b lid 2

Overleg voeren met aangrenzende provincie indien vaststellen hogere waarde gevolgen heeft voor een woning of ander geluidsgevoelig gebouw of terrein buiten de grenzen van de eigen provincie is gelegen.

87

110c lid 1

Toepassen van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht bij het vaststellen van een hogere waarde. Het ontwerpbesluit dient dan gelijktijdig ter inzage te worden gelegd als het ontwerp bestemmingsplan.

88

110i lid 1 en 2

Zo spoedig mogelijk inschrijven van het vaststellen van een hogere waarde in de openbare registers.

89

111b lid 1

Treffen van maatregelen met betrekking tot de geluidwering van de gevels na het vaststellen van de hogere waarde.

90

111b lid 2

Treffen van maatregelen met betrekking tot de geluidwering van de gevels na het vaststellen van de hogere waarde.

91

111b lid 3

Treffen van maatregelen met betrekking tot de geluidwering van de gevels na het vaststellen van de hogere waarde.

92

112

Treffen van maatregelen met betrekking tot de geluidwering van de gevels na het vaststellen van de hogere waarde.

93

163

Zorgen voor voldoende informatie over de geluidsruimte binnen de zone.

Vuurwerkbesluit

94

2.2.4 lid 1

Verzenden van een afschrift van de melding aan de regionale brandweer.

95

2.2.5

Verzenden van een afschrift van de melding aan de minister.

Besluit mobiel breken bouw- en sloopafval

96

4 lid 3

Doen van een schriftelijke kennisgeving, in een huis aan huis blad van de betreffende gemeente, van de melding gebruik mobiele puinbreker.

Bouwbesluit 2012

97

1.28

Toezenden of uitreiken van een bewijs van ontvangst met daarin de ontvangstdatum, aan de melder.

98

1.33 lid 1 en 2

In ontvangst nemen van mededeling aanvang en beëindiging sloopwerkzaamheden.

99

1.33 lid 3

Verzoeken om verstrekken eindbeoordeling zoals bedoeld in artikel 9, eerste en tweede lid Asbestverwijderingsbesluit 2005.

100

1.33 lid 4

Verzoeken om een overzicht van bij de sloop vrijgekomen afvalstoffen en de afvoerbestemming.

101

5 lid 1

De toepasser van schone grond op of in de bodem verzoeken om gegevens m.b.t. de samenstelling van die grond.

102

5 lid 2

Verzoek om de gegevens als bedoeld in art. 5, lid 1, Bouwbesluit 2012 te verkrijgen door een partijkeuring, verricht door een daartoe gecertificeerde keuringsinstantie.

103

9 lid 9

De toepasser van een categorie I-bouwstof, niet zijnde grond, verzoeken om gegevens m.b.t. de samenstelling en immissie van die stof, dan wel een kwaliteitsverklaring.

104

9 lid 11

Verzoeken om en in ontvangst nemen van gegevens van de uitloogproef.

105

9a lid 21

Verzoeken om en in ontvangst nemen van gegevens als bedoeld in art. 9a lid 1 Bouwbesluit 2012.

106

11 lid 1 en 3 t/m 7

In ontvangst nemen van de melding en de bijbehorende gegevens.

107

11 lid 10

In ontvangst nemen van gegevens ex art. 11 lid 10 Bouwbesluit 2012.

108

12 lid 2

Stellen van nadere eisen t.a.v. de minimum hoeveelheid waarin de in art. 12, lid 1, Bouwbesluit 2012 bedoelde grond in een werk moet worden gebruikt.

109

14 lid 1 sub c

Verzoeken om de gegevens betreffende de gemiddelde hoogste grondwaterstand.

110

15

Nadere eisen stellen t.a.v. het aanbrengen, het onderhoud en de controle van een isolerende afdichting als bedoeld in art. 14, lid 1, sub d en e Bouwbesluit 2012.

111

16 lid 1

In ontvangst nemen van een verzoek tot het opleggen van de in art. 71, lid 1, Wet bodembescherming genoemde verplichting.

112

16 lid 3

Opleggen van de in art. 71, lid 1, Wet bodembescherming genoemde verplichting.

113

21

In ontvangst nemen van gegevens conform art. 21 lid 4, 5 en 6 Bouwbesluit 2012.