Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR615808
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR615808/1
Regeling vervallen per 04-01-2021
VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN ONROERENDE-ZAAKBELASTINGEN BERNHEZE 2019
Geldend van 01-01-2019 t/m 03-01-2021
Intitulé
VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN ONROERENDE-ZAAKBELASTINGEN BERNHEZE 2019De raad van de gemeente Bernheze besluit, op basis van het bijbehorende voorstel van
burgemeester en wethouders van 6 november 2018:
gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet;
vast te stellen de volgende verordening:
VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN ONROERENDEZAAKBELASTINGEN
BERNHEZE 2019
Artikel 1: Belastingplicht
1. Onder de naam “Onroerende-zaakbelastingen” worden terzake van binnen de
gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven:
a. een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een
onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens
eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen:
gebruikersbelasting;
b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van
een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt
recht, verder te noemen: eigenarenbelasting.
2. Bij de gebruikersbelasting wordt:
a. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is
gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft
gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven is bevoegd de belasting
als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;
b. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik
aangemerkt als gebruik door de degene die de onroerende zaak ter
beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft
gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie de
zaak ter beschikking is gesteld.
3. Voor de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of
beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in
de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen
genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Artikel 2: Belastingobject
1. Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III
van de Wet waardering onroerende zaken.
2. Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van
hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die
onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende
zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
Artikel 3: Maatstaf van heffing
1. De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering
onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar
bedoeld in artikel 1.
2. Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet
van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf
van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde
bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering
onroerende zaken.
Artikel 4: Vrijstellingen
1. In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten
aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat
artikel bedoelde waarde, de waarde van:
a. ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde
cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de
ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de
kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem
te gebruiken;
b. glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van
gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a
bedoelde grond;
c. onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of
voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van
levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van
zodanige onroerende zaken die dienen als woning;
d. één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op voet van de
Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de in artikel 1,
derde lid, onderdeel b, van die wet bedoelde voorwaarden met uitzondering van
de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;
e. natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden,
zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met
volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het
behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;
f. openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een
en ander met inbegrip van kunstwerken;
g. waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door
organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met
uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;
h. werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die
worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke
rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die
dienen als woning;
i. werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder
dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die
niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;
j. onroerende zaken voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de
publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige
onroerende zaken die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van
onderwijs;
k. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanig gebouwde eigendommen –
niet zijnde gebouwen – welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het
publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals
lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen,
banken, abri’s, hekken en palen;
l. plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of
waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt
recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen
als woning;
m. begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van
zodanige onroerende zaken die dienen als woning.
2. De vrijstelling met betrekking tot de in onderdeel j van het eerste lid bedoelde
onroerende zaken voor de eigenarenbelasting geldt niet voor zover de gemeente van
die zaken niet het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.
3. In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor
de gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de
onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar
zijn aan woondoeleinden.
4. De belasting bedoeld in artikel 1 lid 1 onder a wordt niet geheven ten aanzien van
bouwterreinen.
Artikel 5: Belastingtarieven
1. Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het
percentage bedraagt voor:
a. de gebruikersbelasting 0,2271%;
b. bij de eigenarenbelasting:
- voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 0,1232%;
- voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen
0,2882%.
2. Voor belastingbedragen tot € 5,00 vindt geen invordering plaats.
3. voor de toepassing van het bepaalde in het tweede lid wordt het totaal van de op een
aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen onroerende-zaakbelastingen of andere
heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.
Artikel 6: Wijze van heffing
De belastingen worden bij wege van aanslag geheven.
Artikel 7: Ontstaan van de belastingschuld
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar.
Artikel 8: Termijnen van betaling
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen
worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag
van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is
vermeld en de tweede twee maanden later.
2. In afwijking van het eerste lid moeten, indien een machtiging voor automatische incasso
is afgegeven en zolang de verschuldigde bedragen via automatische incasso kunnen
worden afgeschreven, de aanslagen worden betaald in tien gelijke maandelijkse
termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die
van de dagtekening van het aanslagbiljet en de volgende termijnen telkens een maand
later.
3. In afwijking van het tweede lid is betaling via automatische incasso alleen mogelijk voor
zover het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde belastingaanslagen en
bestuurlijke boetes minder is dan € 5.000,00.
4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden
gestelde termijnen.
Artikel 9: Nadere regels door het Dagelijks Bestuur
Het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant kan nadere regels geven
met betrekking tot de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen.
Artikel 10: Overgangsbepaling, inwerkingtreding en citeertitel
1. De Verordening Onroerende-zaakbelastingen Bernheze 2018 van 15 maart 2018 wordt
ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de
heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich
voor die datum hebben voorgedaan.
2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de
bekendmaking..
3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.
4. Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening Onroerende-zaakbelastingen
Bernheze 2019’.
Vastgesteld door de raad van de gemeente Bernheze in zijn openbare vergadering van
13 december 2018.
Leandra Kilian Marieke Moorman
Plv. griffier Voorzitter
Ondertekening
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl