Coördinatieverordening gemeente Edam-Volendam

Geldend van 27-09-2018 t/m heden

Intitulé

Coördinatieverordening gemeente Edam-Volendam

De raad van de gemeente Edam-Volendam,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 31 juli 2018, nr. D-1820448;

gelet op het bepaalde in artikel 3.30 en volgende van de Wet ruimtelijke ordening;

B E S L U I T:

de navolgende Coördinatieverordening gemeente Edam-Volendam vast te stellen:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De verordening verstaat onder:

  • a.

    aanvrager: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een aanvraag om een omgevingsvergunning heeft ingediend;

  • b.

    besluit: besluit als bedoeld in artikel 3:30, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening;

  • c.

    bestemmingsplan: een plan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening;

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Edam-Volendam;

  • e.

    coördineren: het gelijktijdig en in samenhang voorbereiden van besluiten in één gezamenlijke procedure volgens de coördinatieregeling van afdeling 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening;

  • f.

    omgevingsvergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • g.

    projectafwijkingsbesluit: een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 3° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan wordt afgeweken;

  • h.

    wijzigings- of uitwerkingsplan: een wijzigingsplan respectievelijk uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening;

  • i.

    Wro: Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2 Reikwijdte van de verordening

  • 1. Deze verordening, gebaseerd op art. 3.30, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening, is alleen van toepassing op het coördineren van de voorbereiding en bekendmaking van een besluit om een bestemmingsplan, uitwerkingsplan of wijzigingsplan vast te stellen met het besluit over één of meer daarmee samenhangende omgevingsvergunningen, met daarin in ieder geval het bouwen van een bouwwerk opgenomen, al dan niet met aan de omgevingsvergunning en/of aan het bestemmingsplan gerelateerde vergunningen en ontheffingen als bedoeld in artikel 3.

  • 2. Besluiten die bij een samenloop met een omgevingsvergunning aanhaken en waarvoor een verklaring van geen bedenking nodig is van Gedeputeerde Staten en/of de Minister vallen buiten de reikwijdte van deze verordening.

Artikel 3 Besluiten die naast de omgevingsvergunning deel uit kunnen maken van de coördinatie

De voorbereiding van onderstaande besluiten kan gecoördineerd worden met de in artikel 2 genoemde besluiten, die de basis vormen voor de toepassing van de coördinatieregeling op grond van deze verordening:

  • a.

    een verkeersbesluit als bedoeld in de Wegenverkeersweg 1994 en het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer;

  • b.

    het besluit tot vaststelling van een hogere waarde als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.

Artikel 4 Gevallen waarin besluiten worden gecoördineerd

In de volgende gevallen en onder de volgende voorwaarden kan het college besluiten als bedoeld in artikel 2 en 3 gecoördineerd voorbereiden:

  • a.

    het besluit over een omgevingsvergunning die op het moment van indienen alleen op grond van artikel 2.10, eerste lid sub c of artikel 2.11, eerste lid van de Wabo geweigerd zou moeten worden en het besluit over het bestemmingsplan, het uitwerkingsplan of wijzigingsplan dat de omgevingsvergunning mogelijk maakt, maken tenminste deel uit van de te coördineren besluiten, en

  • b.

    een ander besluit, als dat bij de coördinatie wordt betrokken, is genoemd in artikel 3 en houdt verband met de aanvraag of met het bestemmingsplan, wijzigingsplan of uitwerkingsplan als bedoeld onder a en

  • c.

    door of namens het college is vastgesteld dat de besluiten als bedoeld onder a. en b. gecoördineerd kunnen worden voorbereid en

  • d.

    door of namens het college is vastgesteld dat zich geen belemmering als bedoeld in artikel 5 voordoet en

  • e.

    de aanvrager zich schriftelijk akkoord heeft verklaard met de gecoördineerde voorbereiding en met de gevolgen die dat voor de aanvrager heeft.

Artikel 5 Gevallen waarin geen coördinatie op grond van deze verordeningen plaatsvindt.

In de volgende gevallen past het college geen gecoördineerde voorbereiding op grond van deze verordening toe:

  • a.

    er moet op grond van artikel 7, tweede lid van de Wet milieubeheer een milieueffectrapport worden opgesteld en het betreft geen deelproject van een grotere ontwikkeling waarvoor al een milieueffectrapport is opgesteld;

  • b.

    er moet op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wro een exploitatieplan worden opgesteld en er kan geen toepassing worden gegeven aan artikel 6.12, tweede lid van de Wro;

  • c.

    de aanvrager is niet bereid een schriftelijke overeenkomst te ondertekenen waarmee geregeld wordt dat hij eventuele schade als bedoeld in artikel 6.1 van de Wro voor zijn rekening neemt.

Artikel 6 Procedureregeling

  • 1. Alvorens wordt besloten om besluiten gecoördineerd voor te bereiden, wordt overleg gepleegd met de aanvrager, waarin afspraken worden gemaakt over de in te dienen stukken en over de vraag welke besluiten gecoördineerd worden voorbereid.

  • 2. De stukken, die benodigd zijn voor de besluiten worden zoveel mogelijk gelijktijdig ingediend, met dien verstande, dat de laatste aanvraag niet later wordt ingediend dan zes weken na ontvangst van de eerste aanvraag.

  • 3. Indien een aanvraag niet volledig is, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld de ontbrekende stukken binnen zes weken in te dienen.

  • 4. Op de voorbereiding van besluiten als bedoeld in deze verordening is Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, alsmede artikel 3:24, derde en vierde lid, artikel 3:26 en artikel 3:27 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 5. Onverminderd het bepaalde in artikel 3:24, derde en vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht vangt de termijn voor het nemen van de besluiten aan met ingang van de dag waarop de laatste volledige aanvraag is ontvangen.

Artikel 7 Onvolledige aanvragen

  • 1. Als een termijn wordt gesteld voor het aanvullen van een aanvraag, als bedoeld in artikel 4:5, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht, worden alle beslistermijnen op de te coördineren aanvragen opgeschort tot het moment waarop de aanvullende gegevens zijn verstrekt dan wel de hersteltermijn onbenut is verstreken.

  • 2. Als een aanvraag om een besluit, waarop het verzoek tot coördinatie betrekking heeft, buiten behandeling worden gelaten met toepassing van artikel 4:5, vierde lid van de Algemene wet bestuursrecht, kan het college ook ten aanzien van andere samenhangende besluiten afzien van de gecoördineerde behandeling.

Artikel 8 Verzoek tot beëindiging

  • 1. De aanvrager kan bij het college een verzoek indienen om geheel of gedeeltelijk van een verdere gecoördineerde behandeling af te zien.

  • 2. Het college beslist binnen vier weken op het in het eerste lid bedoelde verzoek.

  • 3. Indien het college beslist dat de behandeling van een besluit buiten de gecoördineerde behandeling mogelijk is, wordt de aanvraag behandeld overeenkomstig de geldende wettelijke voorschriften voor de behandeling van deze aanvraag, met inachtneming van artikel 10.

Artikel 9 Beëindiging door bevoegd gezag

  • 1. Het college kan de gecoördineerde behandeling op eigen initiatief geheel of gedeeltelijk beëindigen indien een meer uitgebreide behandeling van een aanvraag is vereist en dit zich verzet tegen de voortgang van de gecoördineerde behandeling van de andere aanvragen.

  • 2. Indien het college beslist dat een bepaalde aanvraag buiten de gecoördineerde behandeling wordt gelaten, wordt deze aanvraag behandeld overeenkomstig de geldende wettelijke voorschriften voor de behandeling van deze aanvraag, met inachtneming van artikel 10.

Artikel 10 Algemene terugvalregeling

Als een aanvraag uit de gecoördineerde behandeling wordt gehaald, wordt het tijdstip waarop deze aanvraag uit de gecoördineerde behandeling wordt gehaald, geacht het tijdstip te zijn waarop de aanvraag is ingediend. De voor deze aanvraag gebruikelijke wettelijke procedure en termijnen beginnen op dit tijdstip.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt de dag na de dag van bekendmaking in werking.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Coördinatieverordening gemeente Edam-Volendam.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 september 2018,

de raad van de gemeente Edam-Volendam,

de griffier,

mw. mr. M. van Essen.

de voorzitter,

L.J. Sievers.