Beleidsregels Bijzondere Bijstand en Individuele Inkomenstoeslag Westland 2018

Geldend van 01-01-2023 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Bijzondere Bijstand en Individuele Inkomenstoeslag Westland 2018

Deze bekendmaking betreft een tekstplaatsing. De rechtsgeldige bekendmaking is bekendgemaakt in Gemeenteblad Westland, 2018, 18 op 27 september 2018.

Het college van gemeente Westland;

gelet op artikel 35 en 36 van de Participatiewet;

gelet op artikel 108 van de Gemeentewet;

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

gelezen het advies van de Adviesraad Sociaal Domein Westland van 16 april 2018;

besluit:

vast te stellen:

Beleidsregels Bijzondere Bijstand en Individuele Inkomenstoeslag Westland 2018

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Participatiewet;

    • b.

      de bijstandsnorm: de van toepassing zijnde norm verminderd met de, op grond van paragraaf 3.3 Participatiewet, door het college vastgestelde verlaging;

    • c.

      Awir: Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, die de toelagen regelt;

    • d.

      Bbz: Besluit bijstandsverlening zelfstandigen;

    • e.

      Wsnp: Wet schuldsanering natuurlijke personen;

    • f.

      Gemeentepolis Westland: Collectieve Aanvullende Zorgverzekering;

    • g.

      Zvw: Zorgverzekeringswet;

    • h.

      Wlz: Wet langdurige zorg;

    • i.

      AOW: Algemene ouderdomswet;

    • j.

      Om niet: de bijzondere bijstand als gift;

    • k.

      TPAZ: Tegemoetkoming Premie Aanvullende Zorgverzekering;

    • l.

      Wtos: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

  • 2. In deze beleidsregels worden dezelfde begripsbepalingen gebruikt als in de Participatiewet.

Artikel 2 De aanvraag

  • 1. Kosten die zijn gemaakt voor het indienen van de aanvraag komen niet voor vergoeding in aanmerking, tenzij er sprake is van het redelijkerwijs niet vooraf kunnen indienen of dat er sprake is van andere bijzondere omstandigheden;

  • 2. Met inachtneming van lid 1 dient de aanvraag in ieder geval te zijn ingediend binnen drie maanden na ontvangst van de factuur.

Artikel 3 Hoogte bijzondere bijstand

  • 1. Bij de vaststelling van de hoogte van het bedrag aan bijzondere bijstand wordt gekozen voor de goedkoopste en passende oplossing;

  • 2. De richtprijzen zoals genoemd in de prijzengids van het Nibud gelden als normbedragen, tenzij deze beleidsregels anders bepalen.

Artikel 4 Vorm van de bijstand aan zelfstandigen

Analoog aan de verstrekking van de uitkering levensonderhoud van het Bbz, wordt de bijzondere bijstand aan zelfstandigen verstrekt in de vorm van een lening. Als na afloop van een boekjaar de Bbz-uitkering voor levensonderhoud omgezet wordt in een verstrekking om niet, omdat het inkomen lager dan of gelijk is aan de bijstandsnorm, wordt de verleende bijzondere bijstand ook omgezet naar een verstrekking om niet.

Artikel 5 Toegang tot bijzondere bijstand

Op de toegang tot de bijzondere bijstand zijn de volgende normen van toepassing:

Bijzondere bijstand

% Inkomen gebaseerd op de van toepassing zijnde bijstandsnorm

Maximaal vermogen/ vrij te laten vermogen

Algemene kosten van bestaan

  • -

    Duurzame gebruiksgoederen en woninginrichting

  • -

    Woonkosten

  • -

    Aanvulling levensonderhoud jongeren

100%

Vermogen wordt geheel in aanmerking genomen

Individuele Bijzondere Kosten

110%

vermogensgrens artikel 34, lid 3 van de wet.

Computerregeling

Schoolkosten MBO

Gemeentepolis

Tegemoetkoming premie aanvullende zorgverzekering

120%

vermogensgrens artikel 34, lid 3 van de wet.

Sociale participatie

110%

vermogensgrens artikel 34, lid 3 van de wet

Toeslag alleenstaande ouder met

een toeslagpartner

100 %

vermogensgrens artikel 34, lid 3 van de wet

Individuele Inkomenstoeslag

110%

vermogensgrens artikel 34, lid 3 van de wet

Wanneer een aanvrager een inkomen heeft dat hoger is dan de toegang, wordt de draagkracht in het inkomen berekend zoals beschreven in artikel 8. Dit geldt niet voor de regelingen die betrekking hebben op de zorgkosten en de computerregeling.

Hoofdstuk 2 DRAAGKRACHT

Draagkracht is dat deel van het inkomen of vermogen, genoemd in artikel 35, lid 1 van de wet, dat belanghebbende moet inzetten om de bijzondere kosten te voldoen.

Artikel 6 Draagkracht algemeen

  • 1. Als draagkracht geldt het inkomen (inclusief vakantietoeslag) dat hoger ligt dan de in artikel 5 genoemde toegang en een vermogen boven de vermogensgrens genoemd in artikel 34, lid 3 van de wet.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt in het geval dat op de aanvrager de kostendelersnorm van toepassing is of zou zijn, bij de bepaling van de draagkracht de bijstandsnorm gehanteerd die van toepassing zou zijn als er geen sprake was van de kostendelersnorm.

  • 3. De draagkracht wordt telkens voor de periode van 12 maanden vastgesteld, ingaande per de eerste van de maand waarin de aanvraag is gedaan. Draagkracht wordt zo veel mogelijk ineens in mindering gebracht op de te verstrekken bijzondere bijstand. Bij een inkomenswijziging van meer dan 50% per maand dient de draagkracht voor de resterende draagkrachtperiode opnieuw te worden vastgesteld.

  • 4. Draagkracht wordt vastgesteld aan de hand van de inkomsten in de maand voorafgaand aan de aanvraag. Tenzij de aanvraag om bijzondere bijstand samenvalt met een aanvraag levensonderhoud op grond van de wet. In dat geval wordt de draagkracht vastgesteld op nihil. In het geval van wisselende inkomsten wordt het gemiddelde van een periode van 3 maanden in ogenschouw genomen.

  • 5. Belanghebbende(n) met een uitkering voor levensonderhoud op grond van het Bbz en belanghebbenden met een regeling op grond van schuldhulpverlening (en deze nakomen), toegelaten zijn tot de WSNP of op wiens inkomen volledig beslag ligt, worden niet geacht over draagkracht te beschikken.

Artikel 7 Draagkracht in het vermogen

  • 1. Het vermogen wordt overeenkomstig het recht op algemene bijstand vastgesteld, waarbij artikel 34, lid 2 van de wet van toepassing is.

  • 2. Het vermogen boven de vermogensgrens op grond van artikel 34, lid 3 van de wet wordt in zijn geheel in aanmerking genomen als draagkracht.

  • 3. In afwijking van het genoemde in lid 1 wordt bij een aanvraag voor algemene kosten van het bestaan (genoemd in hoofdstuk 4 en 5) géén vermogensvrijlating op grond van artikel 34, lid 2 onder c en lid 3 van de wet toegepast. Hierbij wordt, vanwege de verschillende betalingsmomenten van inkomsten 1,5 keer de op aanvrager van toepassing zijnde bijstandsnorm vrijgelaten en het overige in zijn geheel in aanmerking genomen.

  • 4. Bij de vaststelling van het recht op bijzondere bijstand voor individuele kosten wordt de individuele inkomenstoeslag als bedoel in artikel 36 van de wet vrijgelaten.

Artikel 8 Draagkracht in het inkomen

  • 1. Het inkomen (inclusief vakantiegeld) wordt overeenkomstig het recht op algemene bijstand vastgesteld, waarbij artikel 31, lid 2 van de wet van toepassing is.

  • 2. Wanneer het inkomen hoger is dan 110% van de bijstandsnorm moet dat meerdere inkomen gedeeltelijk ingezet worden voor de betaling van de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan.

  • 3. Wanneer bijzondere bijstand wordt aangevraagd en toegekend voor algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan (genoemd in hoofdstuk 4, 5 en 7) en het inkomen hoger is dan 100% van de bijstandsnorm moet dat meerdere inkomen gedeeltelijk ingezet worden voor de betaling van de kosten.

  • 4. Van het meerdere inkomen wordt op jaarbasis:

    • a.

      van de eerste €1.500,00 wordt 10% als draagkracht aangemerkt;

    • b.

      van de volgende €1.500,00 wordt 35% als draagkracht aangemerkt;

    • c.

      van al het meerdere boven €3.000,00 wordt 50% als draagkracht aangemerkt.

  • 5. Wanneer een aanvraag om de computerregeling, Gemeentepolis Westland of TPAZ wordt gedaan, waarbij het inkomen hoger is dan 120% van de bijstandsnorm, wordt de aanvrager geacht voldoende draagkracht te bezitten en bestaat er geen recht op toegang tot de computerregeling, Gemeentepolis Westland en TPAZ.

  • 6. [vervallen]

Hoofdstuk 3 MEDISCHE KOSTEN

Artikel 9 Medische kosten

  • 1. Het uitgangspunt voor medische kosten is dat eenieder zich kan verzekeren op het voorzieningenniveau van de basiszorgverzekering. Medische kosten worden daarom niet vergoed uit de bijzondere bijstand.

  • 2. De vergoedingen vanuit de Zvw en de Wet langdurige zorg zijn voorliggende voorzieningen die passend en toereikend worden geacht. Indien de voorliggende voorziening de kosten niet vergoedt, zijn deze niet noodzakelijk en kan daarvoor ook geen bijzondere bijstand worden verleend.

  • 3. Als belanghebbende geen gebruik wenst te maken van de Gemeentepolis Westland, kan men op grond van de Regeling TPAZ in aanmerking komen voor een maximale premievergoeding gelijk aan de premievergoeding voor de Gemeentepolis Westland Standaard.

Hoofdstuk 4 DUURZAME GEBRUIKSGOEDEREN EN WONINGINRICHTING

Het uitgangspunt is dat kosten van vervanging of aanschaf van gebruiksgoederen en inrichting behoren tot de algemene kosten van het bestaan. Men wordt geacht voor deze kosten te reserveren en te betalen uit het inkomen, het vermogen of de individuele inkomenstoeslag.

Draagkracht: 100% van het inkomen boven de bijstandsnorm en 100% van het beschikbare vermogen.

Artikel 10 Kosten van woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen

  • 1. Indien als gevolg van bijzondere omstandigheden bijstandsverlening toch noodzakelijk is, kan een renteloze lening worden verstrekt.

  • 2. Bij de vaststelling van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt gezocht naar de goedkoopste en passende oplossing in het individuele geval. Als gemeente stimuleren wij de mogelijkheden van gebruikte goederen via kringloopwinkels en het particuliere aanbod via internet. Voor witgoed gaan we uit van het aanschaffen van energiezuinige apparaten die minimaal het energielabel D hebben.

  • 3. De bedragen die maximaal als renteloze lening worden verstrekt voor (volledige) woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen zijn afhankelijk van de samenstelling van het gezin en op basis van de tabellen zoals opgenomen in de toelichting.

  • 4. De bedragen die maximaal als renteloze lening worden verstrekt voor delen van de woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen bedragen maximaal 50% van de genoemde bedragen in de prijzengids van het Nibud. Voor witgoedapparaten geldt een uitzondering. Deze worden verstrekt tot maximaal 100% van het aangeschafte apparaat als dat apparaat voldoende energiezuinig is en minimaal het energielabel D heeft.

  • 5. Voor de vaststelling van de reserveringscapaciteit wordt gekeken naar een verantwoorde besteding van het inkomen in de afgelopen 12 maanden. Hierbij wordt de richtlijn gesteld op 5% van de bijstandsnorm als reserveringscapaciteit.

  • 6. Van het vermogen, zoals bedoel in artikel 34, lid 2 onder c en lid 3 van de wet, wordt vanwege de verschillende betalingsmomenten van inkomsten 1,5 keer de bijstandsnorm vrijgelaten en het overige in zijn geheel in aanmerking genomen.

  • 7. 50% van de ontvangen Individuele Inkomenstoeslag geldt als reserveringscapaciteit.

  • 8. Beslaglegging op het inkomen, deelname aan een minnelijke schuldregeling of de Wsnp wordt geacht geen belemmering te vormen om te kunnen reserveren.

  • 9. Indien er sprake is van een minnelijke schuldregeling of Wsnp waarbij geen nieuwe schulden gemaakt mogen worden, kan in de individuele situatie worden afgeweken van het genoemde in lid 1 en kan de bijstand om niet worden verstrekt.

  • 10. Ingeval van leenbijstand voor woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen wordt aan belanghebbende gedurende 10 jaar geen leenbijstand meer verstrekt voor dit doel.

Hoofdstuk 5 WOONKOSTEN

Deze kosten behoren tot de algemene kosten van bestaan en moeten uit het inkomen, het vermogen of de individuele inkomenstoeslag worden betaald. Alleen op grond van bijzondere omstandigheden waarbij de gemeente de noodzaak heeft vastgesteld, kan bijstand verleend worden voor het verhuizen van verhuisbare goederen, opknapkosten en stofferingskosten.

Draagkracht: 100% van het inkomen boven de bijstandsnorm en 100% van het beschikbare vermogen.

Artikel 11 Kosten in verband met verhuizing en stofferingskosten

  • 1. Er moet sprake zijn van een noodzaak tot het aanvaarden van (andere) woonruimte. Dit is het geval indien er sprake is van:

    • a.

      een urgentieverklaring voor het centraal woningzoekendensysteem;

    • b.

      statushouders die een woning aangeboden krijgen;

  • 2. Indien de noodzaak is vastgesteld kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor:

    • a.

      de kosten van het transport van verhuisbare goederen, tenzij hiervoor reeds bijstand is verleend door de vertrekkende gemeente en waarbij gezocht wordt naar de goedkoopste en meest passende oplossing in het individuele geval;

    • b.

      de kosten van de eerste huur of maximaal 1 maand dubbele huur en de opgelegde administratiekosten;

    • c.

      de waarborgsom;

    • d.

      noodzakelijke stofferingskosten die worden vastgesteld naar gezinssamenstelling en op basis van de tabellen zoals opgenomen in de toelichting.

  • 3. Met uitzondering van de kosten genoemd in lid 2, onder c wordt de bijstand om niet verstrekt, tenzij sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.

  • 4. Ingeval van een gift voor stofferingskosten wordt aan belanghebbende gedurende 10 jaar geen bijstand als gift meer voor dit doel verstrekt.

Artikel 12 Woonkostentoeslag

  • 1.

    Deze kosten behoren tot de algemene kosten van bestaan en de eigen verantwoording van de belanghebbende(n). In het geval een beroep op bijzondere bijstand moet worden gedaan, op grond van lid 3 t/m 6 van dit artikel, is de bijstand bedoeld als overbrugging naar de situatie tot deze kosten wel weer uit het inkomen kunnen worden voldaan.

  • 2.

    Onder woonkosten worden verstaan:

    • a.

      indien een woning wordt gehuurd: de per maand geldende rekenhuur als omschreven in artikel 5 van de Wet op de huurtoeslag;

    • b.

      indien het een eigen woning is:

      • i.

        de hypotheekrente na aftrek van het recht op belastingteruggaaf;

      • ii.

        de in verband met het eigendom van de woning te betalen zakelijke lasten (het rioolrecht, het eigenaarsdeel van de onroerende zaak belasting, de opstalverzekering, het eigenaarsdeel van de waterschapslasten en de erfpachtcanon).

  • 3.

    Een woonkostentoeslag voor een huurwoning of gehuurde woonwagen kan worden verleend, indien de belanghebbende een woning bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de wet op de huurtoeslag géén belemmering vormt voor de toekenning van die huurtoeslag, maar hij door omstandigheden buiten zijn schuld nog geen aanspraak kan maken op deze toeslag. De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende gelet op zijn financiële situatie op grond van de Wet op de huurtoeslag per maand zou ontvangen.

  • 4.

    Een woonkostentoeslag bij een woning in eigendom kan worden verleend, indien de belanghebbende een woning bezit en bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten overeenkomstig artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag géén belemmering zou vormen voor toekenning van een toeslag. De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende gele top zijn financiële situatie op grond van de Wet op de huurtoeslag per maand zou ontvangen indien het een huurwoning zou betreffen.

  • 5.

    Aan de belanghebbende met een huurwoning, waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag wél een belemmering vormt voor de toekenning van huurtoeslag, kan voor een periode van maximaal 6 maanden een woonkostentoeslag worden verstrekt. De woonkosten die uitgaan boven de maximale rekenhuur, in afwijking van lid 3, komen volledig voor bijzondere bijstand in aanmerking voor zover het een reële huurprijs betreft.

  • 6.

    Het gestelde in lid 5 is in zijn geheel overeenkomstig van toepassing bij bewoning van een woning in eigendom, waarvan de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag wél een belemmering vormt voor huurtoeslag, indien het een huurwoning zou betreffen en voor zover het een reële maandelijkse hypotheeklast betreft. Hierbij geldt een verlaging van de woonlasten via de hypotheekverstrekker en interventie door de gemeentelijke schuldhulpverlening als voorliggende voorziening op bijstand.

  • 7.

    Aan de woonkostentoeslag als bedoeld in lid 5 en 6 wordt op grond van artikel 55 van de wet de voorwaarde verbonden, dat de belanghebbende goedkopere passende woonruimte dient te vinden (verhuisplicht), dan wel een passende woonruimte te aanvaarden.

  • 8.

    De Wet op de huurtoeslag is in relatie tot woonkostentoeslag aan te merken als voorliggende voorziening, waarbij de uitsluitingsgronden van deze wet van toepassing zijn.

  • 9.

    In afwijking op lid 7 wordt wel woonkostentoeslag verstrekt wanneer een belanghebbende tot 23 jaar op basis van de taakstelling huisvesting statushouders een woning krijgt toegewezen, maar door zijn leeftijd en rekenhuur geen recht heeft op huurtoeslag.

Artikel 13 Aanvulling levensonderhoud jongeren 18 t/m 20 jaar

  • 1. Een jongere van 18, 19 of 20 jaar heeft slechts recht op bijzondere bijstand voor zover de bestaanskosten uitgaan boven de bijstandsnorm en voor deze kosten geen beroep kan worden gedaan op de ouders, omdat de middelen van de ouders niet toereikend zijn of de belanghebbende redelijkerwijs het onderhoudsrecht jegens de ouders niet te gelde kan maken.

  • 2. De aanvullende bijzondere bijstand bedraagt het verschil tussen de norm voor een alleenstaande (ouder) van 21 jaar of ouder en de norm voor een alleenstaande (ouder) van 18, 19 of 20 jaar als bedoeld in artikel 21 van de wet. In geval van gehuwden die beide jonger zijn dan 21 jaar wordt de hoogte van de bijzondere bijstand gerelateerd aan de norm voor gehuwden waarvan 1 persoon jonger is dan 21 jaar.

  • 3. Als een jongere van 18, 19 of 20 jaar in een inrichting verblijft en geen beroep kan doen op zijn ouders, omdat de middelen van de ouders niet toereikend zijn of de belanghebbende redelijkerwijs het onderhoudsrecht jegens de ouders niet te gelde kan maken, dan bedraagt de hoogte van de bijzondere bijstand het bedrag van de norm uit artikel 20, lid 1 onder a van de wet.

Hoofdstuk 6 INDIVIDUELE BIJZONDERE KOSTEN

Draagkracht: Hoofdstuk 2 van deze beleidsregels is van toepassing op de individuele bijzondere kostensoorten. De bijzondere bijstand wordt in principe om niet verstrekt.

Artikel 14 Overbruggingsuitkering

  • 1. In uitzonderlijk schrijnende situaties kan de belanghebbende, die over geen of onvoldoende middelen beschikt om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien vanaf de aanvang van de bijstandsverlening tot de eerste uitbetaling van de algemene bijstand, een aanvraag indienen voor een overbruggingsuitkering. Het college bepaalt of sprake is van een dergelijke situatie;

  • 2. De hoogte van de overbruggingsuitkering is maximaal gelijk aan de van toepassing zijnde bijstandsnorm minus de vakantietoeslag, het beschikbare inkomen en vermogen waarover de belanghebbende redelijkerwijs direct kan beschikken;

  • 3. De overbruggingsuitkering wordt verstrekt, als de noodzaak tot het verstrekken van een overbruggingsuitkering niet het gevolg is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.

Artikel 15 Kosten van de kinderopvang

  • 1. In het geval er sprake is van ‘doelgroepkinderen’ die vanuit de beoordeling van Stichting Jeugdgezondheidszorg Zuid Holland West (JGZ-ZHW) in aanmerking komen voor Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) wordt bijzondere bijstand verstrekt voor de eigen bijdrage in de kosten van gesubsidieerde peuteropvang met VVE.

  • 2. In het geval er sprake is van noodzaak tot kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie, wordt de bijzondere bijstand verstrekt als tegemoetkoming in de kosten op grond van de Verordening Tegemoetkoming Kinderopvang Sociaal Medische Indicatie.

  • 3. De kinderopvangtoeslag voor peuteropvang via de Belastingdienst geldt als een voorliggende voorziening.

Artikel 16 Reiskosten

  • 1. Als gevolg van bijzondere omstandigheden kan tijdelijk extra behoefte aan vervoer buiten de regio optreden, waarvoor in de individuele situatie bijzonder bijstand kan worden verstrekt. Reiskosten worden geacht te kunnen worden betaald uit het inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm. Hieronder vallen ook incidentele bezoeken aan een ziekenhuis, tandarts of psycholoog/psychiater. Voor deze incidentele reizen binnen een straal van 10 kilometer kan tegen een redelijke vergoeding gebruik worden gemaakt van regiovervoer. Deze kosten worden niet vergoed;

  • 2. Voor de reiskosten van bezoek aan een tot een normaliter tot het gezin behorend gezinslid verblijvend in een voorziening zoals onder meer: het ziekenhuis, in detentie, een asielzoekerscentrum of in een (verpleeg)inrichting of in een andere soortgelijke voorziening verblijvend, wordt bijzondere bijstand verstrekt.

  • 3. De bijzondere bijstand wordt in verstrekt voor maximaal twee bezoeken per week in een (verpleeg)inrichting buiten een straal van 10 kilometer, maximaal één bezoek per maand in een penitentiaire inrichting en maximaal één keer per week voor bezoek aan een asielzoekerscentrum.

  • 4. Voor reiskosten voor een noodzakelijke medische behandeling buiten een straal van 10 kilometer kan bijzondere bijstand worden verstrekt onder de voorwaarde dat:

    • a.

      er aantoonbaar geen gebruik kan worden gemaakt van de vervoersvoorziening op grond van de Wmo, een vergoeding via de zorgverzekering of van regiovervoer;

    • b.

      de frequentie van de behandeling en de afstand (meer dan 10 kilometer) tot gevolg heeft dat de te maken reiskosten redelijkerwijs niet uit het inkomen betaald kunnen worden.

  • 5. De reiskosten voor het volgen van een cursus vanwege taal en inburgering waarvoor de belanghebbende meer dan 10 kilometer moet reizen omdat op het niveau van belanghebbende er naar oordeel van het college geen passend aanbod dichterbij aanwezig is.

  • 6. De hoogte van de bijzondere bijstand zoals bedoeld in dit artikel is maximaal de goedkoopste vorm van openbaar vervoer voor het betreffende traject.

Artikel 17 Verblijfsvergunningen

  • 1. Legeskosten voor een verblijfsvergunning behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, welke kosten uit het bijstandsbedrag dienen te worden voldaan.

  • 2. Een uitzondering op deze algemene regel doet zich voor in het geval dat het de gezinsleden van een erkende vluchteling betreft in het kader van gezinshereniging.

Artikel 18 Eigen bijdrage juridische ondersteuning

  • 1. Voor de eigen bijdrage in juridische ondersteuning inclusief het griffierecht wordt bijzondere bijstand verstrekt voor zover er geen aanspraak kan worden gedaan op een verzekering voor rechtsbijstand.

  • 2. Om vast te stellen of de kosten van de eigen bijdrage noodzakelijk zijn moet een civiele toevoeging van de Raad voor Rechtsbijstand worden overlegd.

  • 3. Een recht op de korting op de eigen bijdrage wanneer eerst gebruik gemaakt wordt van het Juridische Loket is een voorliggende voorziening. Dit gedeelte van de kosten komt niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

  • 4. Kosten die gemaakt worden voor juridische ondersteuning in het buitenland komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

Artikel 19 Kosten bewindvoering en budgetbeheer

  • 1. Kosten van de bewindvoerder die voortkomen uit geheel of gedeeltelijk beschermingsbewind (curatele of bewindvoering) komen voor bijzondere bijstand in aanmerking als de rechter een beschikking heeft afgegeven, de werkzaamheden daadwerkelijk worden verricht en de kosten daadwerkelijk worden gemaakt.

  • 2. Voor salariskosten voor bewindvoering in het kader van de Wsnp wordt geen bijzondere bijstand verstrekt omdat het geregelde binnen de Faillisementswet (Fw) een passende en toereikende voorziening is.

  • 3. Voor de kosten van particulier financieel (budget)beheer of schuldhulpverlening wordt geen bijzondere bijstand verstrekt omdat de gemeentelijke integrale schuldhulpverlening een voorziening is die passend en toereikend is.

  • 4. Lid 3 is niet van toepassing wanneer de Wsnp van toepassing is en budgetbeheer noodzakelijk is.

  • 5. De hoogte van de bijzondere bijstand voor bewindvoering is gelijk aan de tarieven die jaarlijks worden vastgesteld volgend de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.

Artikel 20 Kosten Sociale participatie en gezonde leefstijl volwassenen

  • 1. Belanghebbende vanaf 18 jaar en ouder komt in aanmerking voor een bijdrage in de kosten die gemaakt worden op het gebied van:

    • a.

      sociale participatie waaronder een lidmaatschap, contributie of een abonnement van een sportieve of een culturele voorziening;

    • b.

      gezonde leefstijl waaronder goede voeding en persoonlijke verzorging.

  • 2. De bijdrage als bedoeld in het eerste lid bedraagt € 325,00 per persoon en wordt 1 keer per 12 maanden toegekend.

  • 3. Het bedrag genoemd in het tweede lid kan vanaf 1 januari 2024 jaarlijks geïndexeerd worden overeenkomstig de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 21 Verstrekking van een computer:

  • 1. Aan belanghebbende kan op aanvraag bijzondere bijstand voor een computer worden verstrekt.

    2. De voorwaarden voor aanvraag en verstrekking zijn:

    • a.

      een belanghebbende kan een aanvraag indienen voor zichzelf en/of voor de in het gezin ten laste komende kinderen;

    • b.

      bij de aanvraag wordt aangetoond dat er sprake is van een langdurig laag inkomen tot maximaal 120% van de toepasselijke bijstandsnorm;

    • c.

      de aanvrager beschikt niet over vermogen dat hoger is dan de vermogensgrens zoals genoemd in artikel 34, lid 3 van de Participatiewet;

    • e.

      studenten die recht hebben op studiefinanciering en kinderen tot en met de basisschool zijn uitgesloten van de computerregeling;

    • f.

      gehuwden/partners worden geacht gebruik te kunnen maken van dezelfde computer, aan hen wordt gezamenlijk maximaal één computer verstrekt;

    • g.

      voor de belanghebbende voor wie de computer wordt aangevraagd, mag in de voorgaande 5 jaar niet eerder bijzondere bijstand zijn ontvangen voor een computer.

  • 3. De computer wordt verstrekt in natura waarvan de waarde maximaal € 500,00 bedraagt.

  • 4. Onder computer wordt verstaan: een desktop, tablet of een laptop, daarnaast software monitor, toetsenbord, muis en printer;

  • 5. De computer wordt één keer per vijf jaar verstrekt, tenzij er redenen zijn om hiervan af te wijken;

  • 6. Het college is bevoegd om in bijzondere gevallen af te wijken van de in dit artikel gestelde voorwaarden.

  • 7. Het bedrag genoemd in het derde lid kan vanaf 1 januari 2024 jaarlijks geïndexeerd worden overeenkomstig de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 21a Schoolkosten Middelbaar Beroepsonderwijs

  • 1. Voor aanschaf van boeken en leermiddelen voor het Middelbaar Beroepsonderwijs wordt bijzondere bijstand verstrekt voor zover er geen aanspraak kan worden gedaan op een voorliggende voorziening.

  • 2. De maximale vergoeding voor schoolkosten is gelijk aan de maximale vergoeding onder de Wtos verminderd met de maximale verhoging van het kindgebonden budget per jaar.

Artikel 22 Individuele inkomenstoeslag

  • 1. Individuele inkomenstoeslag is een aanvulling op het inkomen voor personen die gedurende een periode van 36 maanden een inkomen hebben van 110% of lager van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Het college beoordeelt aan de hand van de individuele omstandigheden van het geval of de aanvrager geen uitzicht op inkomensverbetering heeft. Hierbij neemt het college in ieder geval in aanmerking:

    • a.

      de krachten en bekwaamheden van de aanvrager;

    • b.

      de inspanningen die de aanvrager heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.

Hoofdstuk 7 TOESLAG ALLEENSTAANDE OUDERS

[vervallen]

Artikel 23 Toeslag alleenstaande ouder met een toeslagpartner

[vervallen]

Hoofdstuk 8 ZORGKOSTEN

Artikel 24 De Gemeentepolis Westland (Collectieve Aanvullende Zorgverzekering)

1. Belanghebbende(n) die voldoen aan de volgende voorwaarden kunnen deelnemen aan de Gemeentepolis Westland:

  • a.

    ingeschreven in de Basisregistratie personen (BRP) van de Gemeente Westland;

  • b.

    het netto inkomen is niet hoger dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

  • c.

    het vermogen is niet hoger dan het vrij te laten vermogen op grond van artikel 34, lid 3 van de wet;

  • d.

    de belanghebbende heeft een ziektekostenverzekering bij DSW;

2. De deelname eindigt per gelijke datum dat belanghebbende niet meer voldoet aan de voorwaarde genoemd in het eerste lid onder a.

3. Voldoet belanghebbende niet langer aan de voorwaarden gesteld in lid 1 onder b of c, dan blijft het recht op deelname aan de Gemeentepolis Westland bestaan tot en met 31 december van het lopende kalenderjaar.

4. De deelnemer aan het meest uitgebreide pakket de Gemeentepolis Westland AV top heeft recht op een extra bijdrage. Deze bijdrage is € 120,00 per kalenderjaar en wordt verwerkt in de maandelijkse premie.

Artikel 25 Tegemoetkoming Premie Aanvullende Zorgverzekering

  • 1.

    Belanghebbende van 18 jaar en ouder komt in aanmerking voor een bijdrage in de kosten voor een aanvullende zorgverzekering en een bijdrage in de kosten van het verplichte eigen risico indien deze:

    • a.

      is ingeschreven in de Basisregistratie personen (BRP) van de Gemeente Westland;

    • b.

      een netto inkomen heeft dat niet hoger is dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

    • c.

      een vermogen heeft dat niet hoger is dan het vrij te laten vermogen op grond van artikel 34, lid 3 van de wet;

    • d.

      geen deelnemer is aan de Gemeentepolis Westland;

    • e.

      een aanvullende zorgverzekering heeft of een aanvullende tandartsverzekering.

  • 2.

    De maximale bijdrage in de kosten voor een aanvullende zorgverzekering is gelijk aan de premievergoeding voor de Gemeentepolis Westland Standaard van het betreffende kalenderjaar;

  • 3.

    [vervallen]

Hoofdstuk 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 26 Misbruik

Indien de bijstand niet besteed wordt aan het doel waarvoor deze is verstrekt, wordt het recht op bijstand herzien en/of teruggevorderd overeenkomstig artikel 58 van de wet.

Artikel 27 Intrekking en inwerkingtreding

1. Deze beleidsregels treden twee weken na bekendmaking in werking.

2. De Beleidsregels Bijzondere Bijstand en Individuele Inkomenstoeslag Westland 2017 – met uitzondering van artikel 21 betreffende het Kindpakket – worden ingetrokken op het moment dat deze beleidsregels in werking treden.

3. Artikel 21 van de Beleidsregels Bijzondere Bijstand en Individuele Inkomenstoeslag Westland 2017 wordt ingetrokken op het moment dat de Nadere Regels Sociale Participatie Kinderen Westland door het college zijn vastgesteld en in werking zijn getreden.

Artikel 28 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Bijzondere Bijstand en Individuele Inkomenstoeslag Westland 2018.

Ondertekening

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 11 september 2018.

Burgemeester en wethouders van Gemeente Westland,

de secretaris,

A.C. Spindler

de burgemeester,

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

Toelichting Artikelsgewijze toelichting Beleidsregels Bijzondere Bijstand en Individuele Inkomenstoeslag Westland 2018 (Na verzamelwijziging 2023)

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels worden dezelfde begripsbepalingen gebruikt als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht. Dit artikel verduidelijkt enkele begrippen uit de Participatiewet en legt begrippen vast die niet in de Participatiewet zijn vastgelegd.

Artikel 2 De aanvraag

Er moet sprake zijn van kosten waar nog niet in is voorzien. Het uitgangspunt is dat als al in de kosten is voorzien er geen bijstand meer nodig. Soms is het niet mogelijk omdat de kosten zich plotseling voordoen of omdat van te voren niet duidelijk is dat of welke kosten er betaald moeten worden. In dat geval kan binnen 3 maanden na ontvangst van de factuur toch een aanvraag in behandeling worden genomen.

Artikel 3 Hoogte bijzondere bijstand

Geen toelichting.

Artikel 4 Vorm van de bijstand aan zelfstandigen

Een zelfstandige met een uitkering voor levensonderhoud heeft op het moment van aanvraag een nog niet vast te stellen inkomen. Daarom wordt bijzondere bijstand in de vorm van een lening verstrekt. Blijkt na afloop van het boekjaar dat het inkomen voldeed aan de voorwaarde voor bijzondere bijstand, dan wordt de lening omgezet in een ‘om niet’ verstrekking.

Artikel 5 Toegang tot bijzondere bijstand

Dit artikel bepaalt met welk inkomen er recht bestaat op de verschillende vergoedingen. Wanneer iemand een inkomen heeft dat lager is dan de toegangsgrens, dan bestaat er recht op bijzondere bijstand.

Onder de van toepassing zijnde bijstandsnorm in dit artikel wordt de bijstandsnorm inclusief vakantiegeld verstaan. Bij de toegang tot bijzondere bijstand wordt de kostendelersnorm niet toegepast en afstemmingen op de bijstandsnorm niet meegenomen.

Is het inkomen hoger dan de toegangsgrenzen, dan moet een draagkrachtberekening plaatsvinden over het meerdere inkomen boven de toegangsgrens. Dit is niet het geval bij alle regelingen. Bij het desbetreffende artikel wordt vermeld waar rekening mee wordt gehouden. Voor deze vergoedingen geldt alleen de toegangsgrens, en wordt geen draagkrachtberekening gemaakt. Ook hoeft er geen draagkrachtberekening te worden uitgevoerd voor belanghebbenden die geacht worden geen draagkracht te hebben omdat er sprake is van Bbz-levensonderhoud, beslag, een minnelijke schuldhulpregeling of toelating tot de WSNP.

Hoofdstuk 2 DRAAGKRACHT

Artikel 6 Draagkracht algemeen

Dit artikel bepaalt met welk inkomen rekening gehouden moet worden voor de draagkrachtberekening.

De kostendelersnorm is bedoeld om het schaalvoordeel van het kunnen delen van woonkosten in de norm te verwerken. Bijzondere bijstand is voor individuele kosten. Deze kosten worden niet lager door het kunnen delen van de woonkosten. De kostendelersnorm wordt daarom niet toegepast bij de bijzondere bijstand.

Draagkracht is niet van toepassing op de computerregeling, de gemeentepolis en de TPAZ omdat dit verstrekkingen in natura en/of producten zijn. Het recht is afhankelijk van de toegangseis zoals in artikel 5 is opgenomen. Inkomen of vermogen boven de gestelde inkomens- en vermogensgrenzen geven geen recht op de verstrekkingen.

Het college neemt bij de draagkrachtvaststelling alleen inkomsten en vermogen in aanmerking die feitelijk kunnen worden aangewend om te voorzien in de kosten waarvoor bijzondere bijstand is gevraagd. Daarom worden belanghebbende(n) met een uitkering voor levensonderhoud op grond van het Bbz en belanghebbenden met schuldhulpverlening niet geacht over draagkracht te beschikken.

Een ‘belanghebbende met schuldhulpverlening’ is iemand met een schuldsaneringsregeling op grond van de Wsnp of een minnelijke schuldregeling. De belanghebbende verkeert in het voortraject of reeds in een lopende schuldregeling en kan daarmee aanspraak kan maken op bijzondere bijstand. Dit sluit aan bij de omschrijving uit de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing gericht op de aflossing van schulden indien redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijke persoon niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, alsmede de nazorg.)

Voorwaarde is dat de belanghebbende goed meewerkt mee aan aflossen en/of reserveren voor het afbetalen van de schulden.

Belanghebbenden op wiens inkomen beslag ligt beschikken ook niet over draagkracht. Want hij kan dat inkomensdeel immers niet feitelijk besteden, is ter zake niet beschikkingsbevoegd en kan ook niet aan de beslaglegende partij vragen om dat inkomensdeel aan hem uit te betalen. 1

Artikel 7 Draagkracht in het vermogen

Geen toelichting.

Artikel 8 Draagkracht in het inkomen

Het meerinkomen is het inkomen dat meer is dan de gestelde toegang in artikel 5 van deze beleidsregels. Het kan dus gaan om het meerdere inkomen boven 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, of het meerdere inkomen boven 100% van de bijstandsnorm.

Artikel 31, lid 2 is van toepassing bij het bepalen wat inkomen is. Hierdoor wordt de toeslag alleenstaande ouders (ALO-kop) van het kindgebonden budget, vallend onder de Awir, niet meegerekend als inkomen.

Met ingang van 1 januari 2015 bestaat het inkomen van de alleenstaande ouder in de bijstand uit 70% van het sociaal minimum plus vrijlating van de toeslag alleenstaande ouders (ALO-kop) van het kind budget.

Het percentage van 110% van de alleenstaande norm geeft een lagere toegang. De verhoging van het kindgebonden budget met de tegemoetkoming voor alleenstaande ouders (ALO-kop) verhoogt echter het totale inkomen van de alleenstaande ouder. De alleenstaande ouder behoudt de tegemoetkoming voor alleenstaande ouders wanneer werk wordt aanvaard. Het totale inkomen stijgt, en het inkomen gaat vooruit bij uitstroom. Een iets lagere toegang is daarmee gerechtvaardigd, omdat de alleenstaande ouder via het kindgebonden budget en de toeslag alleenstaande ouders wordt gecompenseerd.

Hoofdstuk 3 MEDISCHE KOSTEN

Artikel 9 Medische kosten

Medische kosten komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. De vergoedingen vanuit de Zvw en de Wlz zijn voorliggende voorzieningen die passend en toereikend worden geacht. Indien de voorliggende voorziening de kosten niet vergoedt, zijn deze niet noodzakelijk en kan daarvoor ook geen bijzondere bijstand worden verleend.

Wanneer men geen gebruik wenst te maken van de Gemeentepolis CAV Westland kan men op grond van de regeling Tegemoetkoming Premie Aanvullende Zorgverzekering in aanmerking komen voor premievergoeding. De hoogte van deze vergoeding is gelijk aan de premievergoeding van de Gemeentepolis AV Standaard.

Hoofdstuk 4 DUURZAME GEBRUIKSGOEDEREN EN WONINGINRICHTING

Het uitgangspunt is dat kosten van vervanging of aanschaf van gebruiksgoederen en inrichting behoren tot de algemene kosten van het bestaan. Men wordt geacht voor deze kosten te reserveren en te betalen uit het inkomen, het vermogen of de individuele inkomenstoeslag.

Draagkracht: 100% van het inkomen boven de bijstandsnorm en 100% van het beschikbare vermogen.

Artikel 10 Kosten van woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen

Wanneer als gevolg van bijzondere omstandigheden bijstandsverlening toch noodzakelijk is, kan een renteloze lening worden verstrekt. De bedragen die maximaal als renteloze lening worden verstrekt voor volledige woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen zijn afhankelijk van de samenstelling van het gezin en op basis van onderstaande tabellen.

De bedragen die maximaal als renteloze lening worden verstrekt voor delen van de woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen bedragen maximaal 50% van de genoemde bedragen in de prijzengids van Nibud. Voor witgoedapparaten geldt een uitzondering. Deze moeten minimaal het energielabel C hebben en de bijstand wordt verstrekt tot maximaal 100% van het aangeschafte apparaat.

De ontvanger van de bijstand kan voor de duur van 10 jaar geen beroep doen op bijstand voor woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen. De termijn voor 10 jaar wordt door het Nibud aangegeven voor de levensduur van de aangeschafte goederen voor de inrichting van een woning.

Bij de verstrekking van de leenbijstand voor woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen wordt uitgegaan dat de verstrekte bijstand wordt besteed aan de inrichting van de woning. Er kan controle van de besteding van de bijstand plaatsvinden.

Inboedelpakketten voor één volwassene (tabel 1A)

Aantal inwonende minderjarige kinderen

0

1

2

3

4

Stofferingskosten

€ 1.538

€ 1.606

€ 1.606

€ 1.961

€ 1.961

Inrichtingskosten

€ 4.094

€ 4.545

€ 5.002

€ 5.457

€ 5.912

Inboedelpakketten voor twee volwassenen (tabel 1B)

Aantal inwonende minderjarige kinderen

0

1

2

3

4

Stofferingskosten

€ 1.606

€ 1.606

€ 1.961

€ 1961

€ 2.242

Inrichtingskosten

€ 4.649

€ 5.104

€ 5.559

€ 6.014

€ 6.469

Inboedelpakketten voor gezinshereniging met partner (tabel 2A)

Aantal inwonende minderjarige kinderen

0

1

2

3

4

Stofferingskosten

€ 82

€ 82

€ 437

€ 437

€ 718

Inrichtingskosten

€ 556

€ 1.011

€ 1.466

€ 1.920

€ 2.375

Inboedelpakketten voor gezinshereniging zonder partner (tabel 2B)

Aantal inwonende minderjarige kinderen

0

1

2

3

4

Stofferingskosten

-

€ 82

€ 82

€ 437

€ 437

Inrichtingskosten

-

€ 452

€ 909

€ 1.364

€ 1.819

Zijn er meer dan 4 kinderen dan wordt de stofferingskosten verhoogd met € 50 per inwonend minderjarig kind. De inrichtingskosten wordt verhoogd met € 400 per inwonend minderjarige kind.

Indien een gezinshereniging tot stand komt bij urgentie of een statushouder wordt tabel 2A en 2B gehanteerd. Voorwaarde hiervan is dat de gezinshereniging wordt gerealiseerd binnen 24 maanden.

Hoofdstuk 5 WOONKOSTEN

Deze kosten behoren tot de algemene kosten van bestaan en moeten in beginsel uit het inkomen, het vermogen of de individuele inkomenstoeslag worden betaald. Alleen op grond van bijzondere omstandigheden waarbij de gemeente de noodzaak heeft vastgesteld, kan bijstand verleend worden door (1) de vertrekkende gemeente voor het verhuizen van verhuisbare goederen en (2) opknapkosten en inrichtingskosten door de gemeente van vestiging.

Draagkracht: 100% van het inkomen boven de bijstandsnorm en 100% van het beschikbare vermogen.

Artikel 11 Kosten in verband met verhuizing en stofferingskosten

Er is sprake van urgentie in die gevallen die voldoen aan de voorwaarden van een urgentieverklaring.

Bij een medische urgentie is de huidige woonsituatie onvoldoende passend voor de gezondheidssituatie van de belanghebbende en de benodigde zorg kan niet in de huidige woning worden aangeboden c.q. de woning is niet geschikt te maken.

Bij een sociale urgentie is er sprake van psychosociale problemen, echtscheiding of gedwongen verkoop van de woning om financiële redenen. Bij een echtscheiding of financiële problemen is er alleen sprake van urgentie indien belanghebbende samen met de inwonende kind(eren) de woning moet verlaten. De persoonlijke situatie is bepalend voor het toekennen van deze urgentie.

Een verhuisverplichting zoals bedoeld bij de woonkostentoeslag wordt gelijkgesteld aan een urgentieverklaring.

De in artikel 11, lid 2 onder d genoemde noodzakelijke stofferingskosten worden vastgesteld naar gezinssamenstelling en op basis van de tabellen zoals benoemd in de toelichting op artikel 10. In geval van statushouders wordt de COA-toelage aangemerkt als een voorliggende voorziening.

Bij de verstrekking van de gift voor stofferingskosten wordt ervan uit gegaan dat de verstrekte bijstand wordt besteed aan het stofferen van de woning. Er vindt geen controle van de besteding van de bijstand plaats.

Daarnaast kan de ontvanger van de gift voor stofferingskosten voor de duur van 10 jaar geen beroep doen op bijstand voor stofferingskosten. De termijn voor 10 jaar wordt door het Nibud aangegeven voor de levensduur van de woningstoffering.

Artikel 12 Woonkostentoeslag

Gemeente Westland is verplicht op grond van de taakstelling huisvesting vergunninghouders een bepaald aantal vergunninghouders te huisvesten. Bij het toewijzen van de plaatsen vergunninghouders wordt geen rekening gehouden met de leeftijd van de vergunninghouder. De woningbouwverenigingen in Westland hebben bijna geen woningen voor jongeren tot 23 jaar. Deze jongeren worden noodgedwongen in woningen geplaatst waarvan de rekenhuur te hoog is om huurtoeslag te kunnen ontvangen. Deze jongeren komen daarom in aanmerking voor woonkostentoeslag. Er is immers geen voorliggende voorziening en de kosten zijn noodzakelijke kosten van het bestaan die veroorzaakt worden voor bijzondere omstandigheden.

Artikel 13 Aanvulling levensonderhoud jongeren 18 t/m 20 jaar

Bij de beoordeling van een aanvraag om bijzondere bijstand voor de noodzakelijke bestaanskosten voor een jongere, rust op of namens het college de plicht om zich een zo goed mogelijk beeld te vormen van de hoogte van de noodzakelijke bestaanskosten van de aanvrager. Daarbij zullen zij onder andere in aanmerking kunnen nemen of voor de aanvrager zelfstandige huisvesting wel of niet noodzakelijk is. Er is dus een gericht onderzoek naar alle van belang zijnde omstandigheden van de aanvrager nodig 2

Ouders van de belanghebbende wordt verzocht om in het kader van de beoordeling van de aanvraag gegevens aan te leveren. Het niet (tijdig) inleveren van deze gegevens kan worden gezien als weigering om mee te werken aan het onderzoek.

Voor een jongere van 18,19 of 20 jaar die in een inrichting verblijft, kan als de ouders financieel niet kunnen bijdragen, zak en kleedgeld verstrekt worden die is afgestemd op de jongerennorm.

Hoofdstuk 6 INDIVIDUELE BIJZONDERE KOSTEN

Draagkracht: Hoofdstuk 2 van deze beleidsregels is van toepassing op de individuele bijzondere kostensoorten. De bijzondere bijstand wordt om niet verstrekt.

Artikel 14 Overbruggingsuitkering

Salarissen en maanduitkeringen worden in het algemeen achteraf betaald. Iemand die een bijstandsuitkering voor levensonderhoud gaat ontvangen kan dus de periode tussen de ingangsdatum van de uitkering en de eerste volledige uitbetaling zelf overbruggen. Het komt echter voor dat iemand de periode tot de eerste volledige uitbetaling niet kan overbruggen, omdat er voorafgaand aan de uitkering geen inkomen was of een inkomen met een ander betalingsritme. Er is sprake van een “platzak” situatie, die op geen enkele andere wijze kan worden opgelost.

Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan;

  • -

    mensen waarvan het gezinsverband verbroken is (problematische echtscheidingen);

  • -

    statushouders;

  • -

    mensen die van een zak- en kleedgeldnorm over gaan naar een volledige norm;

  • -

    ex-gedetineerden.

In dergelijke situaties is een overbrugging via de bijzondere bijstand mogelijk. In beginsel gaat het hier om bijstand “om niet”. Wanneer het overbruggingsprobleem echter geheel of gedeeltelijk een gevolg is van ongenoegzaam besef van verantwoordelijkheid is het mogelijk om de overbrugging in de vorm van leenbijstand te verstrekken. De overbrugging is bedoeld om te voorzien in de eerste levensbehoeften zoals eten en drinken.

De bijstand wordt om niet verstrekt. Indien de aanvraag om algemene bijstand wordt afgewezen, kan de overbruggingsuitkering worden teruggevorderd op grond van artikel 58 Participatiewet.

Maximaal kan een overbruggingsuitkering worden verstrekt met een hoogte die gelijk is aan de van toepassing zijnde bijstandsnorm minus de vakantietoeslag, het beschikbare inkomen en vermogen waarover de belanghebbende redelijkerwijs direct kan beschikken.

Artikel 15 Kosten van de kinderopvang

Kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie is van toepassing op:

  • -

    Ouder(s)/verzorger(s) die woonachtig is/zijn in Westland en die tot de categorie personen behoort/behoren met een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking, en;

  • -

    Voor wie op advies van een adviesorgaan is vastgesteld dat één of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maken, of;

  • -

    Ten aanzien van wie door of namens het college van burgemeester en wethouders aangewezen adviesorgaan is vastgesteld dat kinderopvang in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling van dat kind noodzakelijk is.

Kinderopvangtoeslag geldt als een voorliggende voorziening voor de eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang. Kinderopvangtoeslag wordt verkregen in het geval belanghebbende en een eventuele toeslagpartner:

  • -

    Werkt of een traject naar werk, opleiding of inburgeringscursus volgt;

  • -

    Een contract heeft afgesloten met een geregistreerd kindercentrum of gastouderbureau;

  • -

    Een eigen bijdrage betaalt voor de kosten van de kinderopvang;

  • -

    Beschikt over de Nederlandse nationaliteit of een geldige verblijfsvergunning;

  • -

    Kinderbijslag of pleegouderbijdrage ontvangt of het kind in belangrijke mate onderhoudt;

  • -

    Het kind heeft ingeschreven op het woonadres en het kind nog niet op het voortgezet onderwijs zit.

Artikel 16 Reiskosten

Voor het bepalen van het aantal kilometers voor reisafstand wordt uitgegaan van de kortste weg volgens de routerplanner (bij voorbeeld gebaseerd op de routerplanner van ANWB) Reiskosten kunnen worden versterkt aan tot het gezin behorende gezinsleden. Ook familieleden tot de derde graad kunnen indien nodig voor bezoek aan familieleden in aanmerking komen voor vergoeding van reiskosten.

Artikel 17 Verblijfsvergunningen

Geen toelichting.

Artikel 18 Eigen bijdrage juridische ondersteuning

Het Juridisch Loket helpt met verheldering van de vraag en geeft gratis juridisch advies. Als dat nodig is, verwijst het Juridisch Loket door naar de juiste persoon of instantie die verder kan helpen.

Wanneer eerst advies gevraagd wordt aan het Juridisch Loket en deze een doorverwijzing geeft naar een advocaat, bestaat recht op een korting op de eigen bijdrage van de tegemoetkoming in de advocaatkosten.

Het besluit waarmee de Raad voor Rechtsbijstand gesubsidieerde mediation of rechtsbijstand toekent heet ' toevoeging'. Wanneer een klant een toevoeging krijgt, betaalt de Raad (een groot gedeelte van) de salariskosten van de mediator of advocaat. De toevoeging kan door de klant worden aangevraagd via de mediator of advocaat.

Als de Raad voor Rechtsbijstand beslist dat de klant recht heeft op een toevoeging, dan krijgen zij automatisch de korting op hun eigen bijdrage. De hoogte van de korting staat vermeld op www.rechtsbijstand.nl

Artikel 19 Kosten bewindvoering en budgetbeheer

Geen toelichting.

Artikel 20 Kosten Sociale participatie en gezonde leefstijl volwassenen

Om eenzaamheid en sociaal isolement te voorkomen en een gezonde leefstijl te bevorderen is per volwassene van 18 jaar en ouder bijzondere bijstand mogelijk van € 325. Dit bedrag kan door het college worden verhoogd met indexatie. Uitbetaling vindt in één keer plaats op basis van een eenvoudig bestedingsplan waarin belanghebbende aankruist waar hij het budget voor inzet. Als er sprake is van gezinshereniging dan kan de partner al in het kalenderjaar van de hereniging gebruik maken van het budget sociale participatie. Dat wil zeggen dat na gezinshereniging voor het nieuwe gezinslid een aanvraag kan worden ingediend.

Artikel 21 Aanschaf van een computer

Er kan ééns per vijf jaar een computer verstrekt worden. Dit is de gebruikelijke levensduur van een computer. Het maximale bedrag van € 500,- geldt voor het geheel van de verstrekking. Dit geldt voor desktop, tablet of een laptop, software en printer. Dit bedrag kan door het college worden verhoogd met indexatie. De computer wordt in natura verstrekt via de Westlandpas. De computer wordt aan de aanvrager verstrekt door leveranciers die hierover afspraken hebben gemaakt met Westlandpas.

Artikel 21a Schoolkosten Middelbaar Beroepsonderwijs

Met ingang van 1 augustus 2015 is de tegemoetkoming schoolkosten op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos) voor leerlingen in de leeftijd tot 18 jaar vervallen. Vanaf die datum worden ouders gecompenseerd door een verhoging van het kindgebonden budget (KGB). Deze verhoging wordt vastgesteld door de Belastingdienst. Indien de ophoging van het KGB niet toereikend is voor de bekostiging van door de opleiding verplicht gestelde materialen of licenties kan aanspraak gemaakt worden op vergoeding vanuit dit artikel.

De maximale vergoeding bedroeg onder de Wtos € 690,93. Zolang de verhoging van het KGB lager is dan deze vergoeding wordt het verschil vergoed op basis van dit artikel.

Artikel 22 Individuele inkomenstoeslag

De beoordeling van het criterium 'geen uitzicht op inkomensverbetering' zal door of namens het college aan de hand van de individuele omstandigheden van het geval moeten plaatsvinden. Aan de hand van de weging van de individuele omstandigheden stelt het college vast of de belanghebbende naar het oordeel van het college al dan niet "zicht op inkomensverbetering" heeft en recht heeft op een individuele inkomenstoeslag.

Bij deze individuele beoordeling dient het college in ieder geval de onder artikel 36 lid 2 Participatiewet genoemde omstandigheden te betrekken. Dit betreffen:

  • -

    de krachten en bekwaamheden van de persoon; en

  • -

    de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.

Hoofdstuk 7 met artikel 23 is per 1-1-2023 vervallen

Dit hoofdstuk betrof een toeslag aan alleenstaande ouders met een toeslagpartner

In de jurisprudentie3  is bepaald dat aanvullende inkomensondersteuning voor levensonderhoud voor de kosten van verzorging en opvoeding van in de bijstand begrepen minderjarige kinderen, algemene bijstand is en geen bijzondere bijstand.

Hoofdstuk 8 ZORGKOSTEN

Gemeente Westland en zorgverzekeraar DSW hebben een collectieve aanvullende zorgverzekering (Gemeentepolis Westland) afgesloten zodat belanghebbenden met een minimum inkomen zich extra kunnen verzekeren tegen medische kosten.

Artikel 24 De collectieve aanvullende zorgverzekering (Gemeentepolis Westland)

Er zijn twee pakketten binnen de Gemeentepolis Westland:

  • -

    Standaard;

  • -

    Top.

In beide pakketten zijn extra vergoedingen afgesproken met DSW. De gemeente heeft afspraken gemaakt over de financiële bijdrage van de gemeente. Hierdoor zijn de pakketten goedkoper voor mensen met een laag inkomen. Op www.gezondverzekerd.nl staan de vergoedingenlijsten.

Artikel 25 Tegemoetkoming Premie Aanvullende Zorgverzekering (TPAZ)

De regeling TPAZ biedt inwoners van Westland de mogelijkheid om een tegemoetkoming te krijgen in de premie van een aanvullende verzekering zonder over te hoeven stappen naar DSW. De maximale bijdrage in de kosten voor een aanvullende zorgverzekering is gelijk aan de premievergoeding voor de Gemeentepolis Westland Standaard van het betreffende kalenderjaar.

Hoofdstuk 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 26 Misbruik

Wanneer blijkt dat de bijstand niet is gebruikt voor het doel waarvoor deze is verstrekt, kan de bijstand worden teruggevorderd of herzien. Het college kan de uitgaven contoleren en hiervoor bewijstukken bij belanghebbenden opvragen.

Artikel 27 Intrekking en inwerkingtreding

Geen toelichting.

Artikel 28 Citeertitel

Geen toelichting.   

    


Noot
1

Dit is bepaald in de jurisprudentie zie ECLI:NL:CRVB:2021:242

Noot
2

zie CRvB 27-06-2000, nr. 98/6614 NABW en CRvB 14-10-2002, nr. 00/4255 NABW).

Noot
3

ECLI:NL:CRVB:2018:1618,1600,2841