Gemeenschappelijke regeling Vervoerregio Amsterdam

Geldend van 25-07-2024 t/m heden

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Vervoerregio Amsterdam

HOOFDSTUK I BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      de regeling: de Gemeenschappelijke regeling Vervoerregio Amsterdam;

    • b.

      Vervoerregio Amsterdam: een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in hoofdstuk 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, dat ziet op Regelingen tussen gemeenten;

    • c.

      gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland;

    • d.

      de wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • e.

      de deelnemende gemeenten: de gemeenten, gelegen in het samenwerkingsgebied;

    • f.

      Zaanstreek -Waterland: de gemeenten Edam-Volendam, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Waterland, Wormerland en Zaanstad.

    • g.

      Amstelland-Meerlanden: de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Diemen, Haarlemmermeer, Ouder-Amstel, Uithoorn.

  • 2. Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van "de gemeente", "de raad", "het college", en "de burgemeester", onderscheidenlijk: Vervoerregio Amsterdam, de regioraad, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

HOOFDSTUK II VERVOERRREGIO AMSTERDAM

Artikel 2 Vervoerregio Amsterdam

Er is een bij gemeenschappelijke regeling ingesteld openbaar lichaam, genaamd: Vervoerregio Amsterdam.

Artikel 3 Gebied

  • 1. Vervoerregio Amsterdam is gevestigd te Amsterdam.

  • 2. Het gebied waarvoor deze regeling geldt, omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten.

  • 3. Vervoerregio Amsterdam is een samenwerkingsverband van 14 gemeenten in de regio Amsterdam en wordt gevormd door de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Diemen, Edam-Volendam, Haarlemmermeer, Landsmeer, Oostzaan, Ouder-Amstel, Purmerend, Uithoorn, Waterland, Wormerland en Zaanstad.

HOOFDSTUK III TE BEHARTIGEN BELANGEN

Artikel 4 Te behartigen belangen

  • 1. Vervoerregio Amsterdam heeft tot taak, met inachtneming van hetgeen in deze regeling is bepaald, die belangen te behartigen, welke verband houden met de verkeers- en vervoertaak die voortvloeit uit wet- en regelgeving, in het gebied zoals aangewezen krachtens artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde belang betreft ‘verkeer en vervoer’.

HOOFDSTUK IV BEVOEGDHEDEN

Artikel 5 Bevoegdheden

Ter behartiging van het in artikel 4 genoemde belang, alsmede ter uitvoering van de wet en daarop berustende wettelijke (uitvoerings-)maatregelen, is Vervoerregio Amsterdam bevoegd tot:

  • a.

    het aangeven van hoofdlijnen van de gewenste ontwikkeling van het gebied door middel van visie, beleid, planning, sturing, monitoring en coördinatie,

  • b.

    uitvoering van gemeentelijke taken, die aan Vervoerregio Amsterdam zijn overgedragen,

  • c.

    het verlenen van diensten,

  • d.

    uitoefening van taken van rijk en/of provincie(s), wanneer Vervoerregio Amsterdam daartoe in staat wordt gesteld.

Artikel 6 Taken verkeer en vervoer

De taken, als bedoeld in artikel 5, onder a, houden het volgende in:

  • a.

    De regioraad stelt een regionaal beleidskader mobiliteit vast, dat met het oog op de bevordering van bereikbaarheid en andere aspecten van leefkwaliteit richting geeft aan de door het dagelijks bestuur te nemen beslissingen over mobiliteit. Het beleidskader mobiliteit dient tevens als kader voor het mobiliteitsbeleid van de deelnemende gemeenten.

  • b.

    De deelnemende gemeenten dragen, voor zover zij daarover beschikken, hun bevoegdheden inzake lokaal openbaar vervoer over aan Vervoerregio Amsterdam.

  • c.

    Vervoerregio Amsterdam draagt ter uitvoering van het regionaal beleidskader mobiliteit zorg voor de verwerving en verdeling van rijksmiddelen op grond van wet- en regelgeving.

Artikel 7 Overgedragen taken

  • 1. De bevoegdheid, als bedoeld in artikel 5, onder b, van de regeling houdt in, dat het dagelijks bestuur taken en bevoegdheden uitoefent, die door de deelnemende gemeenten zijn overgedragen met toepassing van artikel 50 van de regeling.

  • 2. Aan de bestuursorganen van Vervoerregio Amsterdam behoren, met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde taken, alle aan de gemeentebesturen toekomende bevoegdheden, voor zover niet bij de regeling of de wet uitgezonderd.

  • 3. Voor zover een op grond van dit artikel vastgestelde verordening voorziet in hetzelfde onderwerp als een verordening van een deelnemende gemeente, regelt eerstbedoelde verordening de onderlinge verhouding. De regioraad kan daarbij bepalen, dat de verordening van een deelnemende gemeente voor het hele gebied, dan wel voor een gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk ophoudt te gelden.

Artikel 8 Dienstverlening

  • 1. De bevoegdheid, als bedoeld in artikel 5, onder c, van de regeling houdt in dat Vervoerregio Amsterdam desgevraagd en wanneer de regioraad daarmee instemt, diensten kan verlenen ten behoeve van één of meer deelnemende gemeenten.

  • 2. Een besluit tot dienstverlening vermeldt de wijze van kostenverrekening en de overige voorwaarden, waaronder tot de gevraagde dienstverlening wordt overgegaan.

  • 3. Een afschrift van dit besluit wordt ter kennis van de deelnemende gemeenten gebracht.

Artikel 9 Taken rijk en/of provincie

  • 1. Bevoegdheden, als bedoeld in artikel 5, onder d, van de regeling zijn bevoegdheden van rijk en/of provincie, die hetzij in medebewind, hetzij door overdracht, hetzij door aanvaarding op basis van overeenkomst of gemeenschappelijke regeling, aan Vervoerregio Amsterdam worden toegekend.

  • 2. Artikel 50 van de regeling is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10 Behartiging verkeer en vervoer belang

Voor de behartiging van het in artikel 4 genoemde belang is het dagelijks bestuur bevoegd tot:

  • a.

    het reageren op visies, nota's en plannen, die voor het samenwerkingsgebied van belang zijn,

  • b.

    het vertegenwoordigen van het samenwerkingsgebied,

  • c.

    het organiseren van overleg en het uitbrengen van advies.

Artikel 11 Deelname aan maatschappelijk verkeer

  • 1. De bestuursorganen van Vervoerregio Amsterdam komen alle bevoegdheden toe, die het bij gemeenschappelijke regeling ingestelde openbaar lichaam van rechtswege bezit om als rechtspersoon aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen.

  • 2. De bestuursorganen van Vervoerregio Amsterdam kunnen de uitoefening van bevoegdheden als bedoeld in hoofdstuk IV van de regeling voor het gebied van een of meer gemeenten opdragen aan de bestuursorganen van een of meer deelnemende gemeenten, indien dit in het belang is van een verbetering van de praktijk van de uitoefening van die bevoegdheden en voor zover die bevoegdheden zich naar hun aard en schaal daartoe lenen en die bestuursorganen daarmee instemmen.

Artikel 12 Deelneming in/oprichting van privaatrechtelijke rechtspersonen

  • 1. De regioraad is bevoegd te besluiten tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dit in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.

  • 2. De regioraad gaat pas over tot een besluit zoals bedoeld in lid 1, nadat de raden van de deelnemende gemeenten een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van de regioraad te brengen.

Artikel 13 Deelname aan gemeenschappelijke regelingen

Vervoerregio Amsterdam kan deelnemen aan gemeenschappelijke regelingen, als bedoeld in de artikelen 93 en 96 van de wet.

Artikel 14

[Vervallen]

Artikel 15 Handhaving

Ter uitvoering van de taken en bevoegdheden, die bij of krachtens de wet, algemene maatregel van bestuur, dan wel deze regeling aan Vervoerregio Amsterdam zijn opgedragen, heeft het dagelijks bestuur de bevoegdheid tot toepassing van handhaving overeenkomstig Titel III, hoofdstuk VIII, paragraaf 4, van de Gemeentewet en hoofdstuk 5 Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 15a Regionaal beleidskader mobiliteit

  • 1. Bij het opstellen van een ontwerp van het regionaal beleidskader mobiliteit pleegt het dagelijks bestuur, voor zover daarvoor geen andere wettelijke voorschriften gelden, overleg met de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten en met daarvoor in aanmerking komende besturen, instellingen, diensten en personen en doet hiervan in een bijlage bij dit ontwerp verantwoording.

  • 2.

    • a.

      Het dagelijks bestuur stelt het ontwerp van het regionaal beleidskader mobiliteit voorlopig vast.

    • b.

      Het dagelijks bestuur zendt het ontwerp van het regionaal beleidskader mobiliteit na de voorlopige vaststelling aan de raden van de deelnemende gemeenten, die hun zienswijzen binnen drie maanden ter kennis van de regioraad brengen.

    • c.

      Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de informatievoorziening en het maken van afspraken over participatie bij het ontwerp regionaal beleidskader mobiliteit. De regioraad kan daartoe algemene regels stellen.

  • 3.

    • a.

      Binnen drie maanden na het verstrijken van de in het vorige lid vermelde termijn stelt de regioraad het regionaal beleidskader mobiliteit vast.

    • b.

      Voorafgaand aan de vaststelling van het regionaal beleidskader mobiliteit stelt het dagelijks bestuur de regioraad en de raden schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijzen, bedoeld in het vorige lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

    • c.

      Het regionaal beleidskader mobiliteit wordt terstond na de vaststelling door de regioraad medegedeeld aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan gedeputeerde staten.

Artikel 15b Zienswijze raden

  • 1. Onverminderd het bepaalde in de wet en artikel 12, 15a en 53, kan de regioraad bepalen dat andere besluiten van het bestuur die raken aan de kaderstellende rol van de raden, voor een zienswijze aan de raden van de deelnemende gemeenten worden voorgelegd, voorafgaand aan het nemen van het besluit.

  • 2. De raden brengen hun zienswijze binnen een termijn van acht weken ter kennis van het dagelijks bestuur.

  • 3. Voorafgaand aan het nemen van het besluit waarover de zienswijze is gegeven stelt het dagelijks bestuur de raden van de deelnemende gemeenten en, indien het een besluit van de regioraad betreft, de regioraad schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijze, bedoeld in lid 1, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

Artikel 15c Participatie

De regioraad regelt de wijze waarop ingezetenen van de deelnemende gemeenten en belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid op grond van deze regeling worden betrokken, waaronder de inspraakprocedure die wordt gevolgd.

HOOFDSTUK V HET BESTUUR

Artikel 16 Samenstelling bestuur

Het bestuur van Vervoerregio Amsterdam bestaat uit:

  • a.

    het algemeen bestuur, zijnde de regioraad;

  • b.

    het dagelijks bestuur;

  • c.

    de voorzitter.

Artikel 16a Actieve informatieplicht tegenover raden

  • 1. Het bestuur geeft de raden van de deelnemende gemeenten alle informatie die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken, waaronder in ieder geval de stukken voor de vergaderingen voor de regioraad.

  • 2. Deze informatie wordt verstrekt door toezending aan de griffies van de raden van de deelnemende gemeenten, gelijktijdig met de toezending van de stukken aan de regioraad.

Afdeling a: De regioraad

Paragraaf 1: De samenstelling van de regioraad

Artikel 17 Samenstelling regioraad

  • 1. De leden van de regioraad worden door de raden van de deelnemende gemeenten, uit hun midden de voorzitters inbegrepen en uit de wethouders aangewezen. Daarbij wordt de volgende maatstaf in acht genomen:

    voor gemeenten tot 20.000 inwoners 1 lid

    voor gemeenten van 20.000 tot 40.000 inwoners 2 leden

    voor gemeenten van 40.000 tot 60.000 inwoners 3 leden

    voor gemeenten van 60.000 tot 80.000 inwoners 4 leden

    voor gemeenten van 80.000 tot 100.000 inwoners 5 leden

    en voor elke volgende 40.000 inwoners of een gedeelte daarvan 1 lid extra met dien verstande dat de gemeenteraad van Amsterdam met behoud van het stemgewicht maar de helft van het aantal leden aanwijst op basis van bovenstaande maatstaf.

  • 2. De leden, aangewezen door de raden van gemeenten met minder dan 40.000 inwoners, kunnen zich laten vervangen door een als zodanig door de raad van de desbetreffende gemeente, gelijktijdig aangewezen plaatsvervangend lid. Op plaatsvervangende leden zijn de bepalingen van deze afdeling van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de laatstelijk door het Centraal bureau voor de statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

  • 4. Artikel 8, tweede lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18 Onverenigbaarheid lidmaatschap regioraad

Een lid van de regioraad is niet tevens ambtenaar in dienst van Vervoerregio Amsterdam of een aan Vervoerregio Amsterdam deelnemende gemeente of uit anderen hoofde ondergeschikt of werkzaam ten behoeve van Vervoerregio Amsterdam of een aan Vervoerregio Amsterdam deelnemende gemeente.

Artikel 19 Representativiteit

De raden van de deelnemende gemeenten bevorderen, dat de politieke representativiteit van de regioraad zoveel mogelijk overeenkomt met de politieke verhoudingen in het samenwerkingsgebied.

Artikel 20 Aanwijzing leden regioraad

  • 1. De raad van een deelnemende gemeente beslist in de eerste vergadering van elke zittingsperiode over de aanwijzing van een nieuw lid c.q. nieuwe leden van de regioraad.

  • 2. Zo spoedig mogelijk na de aanwijzing van de leden door de gemeenteraden, doch uiterlijk binnen twee maanden daarna, komt de regioraad in eerste vergadering bijeen.

  • 3. Het lidmaatschap van de regioraad eindigt van rechtswege, zodra men ophoudt lid of voorzitter te zijn van de raad uit wiens midden men is aangewezen dan wel ophoudt wethouder van de desbetreffende deelnemende gemeente te zijn.

Artikel 21 Tussentijdse aanwijzing

  • 1. Indien tussentijds een plaats van een lid van de regioraad openvalt, wijst de gemeenteraad die het aangaat in zijn eerstvolgende vergadering of indien dit niet mogelijk is, ten spoedigste daarna, een nieuw lid aan.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders van de desbetreffende deelnemende gemeente geeft van een benoeming binnen acht dagen schriftelijk kennis aan de regioraad en aan de benoemde.

Artikel 22

[Vervallen]

Artikel 23

[Vervallen]

Artikel 24 Eindigen lidmaatschap regioraad

Onverminderd het bepaalde in artikel 20, derde lid, van de regeling eindigt het lidmaatschap van de regioraad eveneens op het moment van uittreding uit de gemeenschappelijke regeling van de gemeente die het lid vertegenwoordigt.

Artikel 25 Ontslag

  • 1. Een lid van de regioraad kan te allen tijde ontslag nemen. Het lid deelt dit mede aan de voorzitter. Deze geeft hiervan onverwijld kennis aan de raad van de gemeente, die het lid heeft aangewezen.

  • 2. Het lid, dat zijn ontslag heeft genomen, blijft zijn functie waarnemen, totdat zijn opvolger is benoemd en deze de benoeming heeft aanvaard.

  • 3. Een gemeenteraad kan een door hem aangewezen lid tussentijds ontslaan als diegene het vertrouwen van de gemeenteraad niet meer bezit. Daarbij wordt gehandeld overeenkomstig de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet.

Paragraaf 2: De werkwijze

Artikel 26 Vergaderorde regioraad

  • 1. Op het houden en de orde van de vergaderingen van de regioraad is het gestelde in artikel 22 van de wet van toepassing.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 22, tweede lid, van de wet vergadert de regioraad voorts zo dikwijls de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, of wanneer tenminste tien leden van de regioraad zulks nodig achten. In het laatste geval wordt de vergadering gehouden binnen een maand nadat de met redenen omklede aanvraag daartoe de voorzitter heeft bereikt.

Artikel 27 Geheimhouding

Met betrekking tot het opleggen van geheimhouding is artikel 23 van de wet van toepassing.

Artikel 28 Stemgewicht

  • 1. Elk lid van de Regioraad dat door de gemeenteraad van Amsterdam is aangewezen heeft in de vergadering twee stemmen, alle andere leden van de Regioraad hebben in de vergadering één stem.

  • 2. In een overdrachtsregeling, als bedoeld in artikel 50 van de regeling, kan worden bepaald dat een lid van de regioraad met betrekking tot de desbetreffende taak c.q. bevoegdheid in de vergadering geen stem heeft.

Paragraaf 3: Vergoedingen

Artikel 29 Vergoeding leden regioraad

  • 1. De leden van de regioraad kunnen een door de regioraad vast te stellen tegemoetkoming in de kosten en, voor zover zij niet de functie van wethouder, burgemeester, vervullen, een vergoeding voor hun werkzaamheden ontvangen. Bij de vaststelling van deze tegemoetkoming en vergoeding wordt het gestelde in artikel 21 van de wet in acht genomen.

  • 2. De regioraad kan voorts een tegemoetkoming in of vergoeding van bijzondere kosten en andere financiële voorzieningen vaststellen, die verband houden met de vervulling van het lidmaatschap van de regioraad.

Paragraaf 4: Informatie en verantwoording

Artikel 30 Bekendmakingen

De regioraad wijst de functionaris(sen) aan die bevoegd zijn besluiten van het bestuur van Vervoerregio Amsterdam bekend te maken.

Artikel 31 Informatie- en verantwoordingsplicht regioraad aan raden

  • 1. Een lid van de regioraad geeft de gemeenteraad, die hem of haar als lid heeft aangewezen, schriftelijk dan wel op nader door die raad te bepalen wijze, de door één of meer leden van die raad verlangde inlichtingen.

  • 2. Een lid van de regioraad is aan de gemeenteraad, die hem of haar als lid heeft aangewezen, verantwoording verschuldigd voor het door hem of haar in de regioraad gevoerde beleid.

    Het afleggen van verantwoording geschiedt volgens door de betrokken gemeenteraad nader te stellen regels.

  • 3. De regioraad geeft binnen drie maanden aan de raden van de deelnemende gemeenten de door één of meer leden van die raden schriftelijke gevraagde inlichtingen.

Paragraaf 5: Bevoegdheden van de regioraad

Artikel 32 Bevoegdheden regioraad

Aan de regioraad behoren alle bevoegdheden die niet bij of krachtens deze regeling en met inachtneming van het bepaalde in artikel 33 van de wet, zijn opgedragen aan het dagelijks bestuur, de voorzitter of een commissie.

Afdeling b: Het dagelijks bestuur

Paragraaf 1: De samenstelling van het dagelijks bestuur

Artikel 33 Samenstelling dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur bestaat uit drie door de regioraad uit zijn midden aan te wijzen leden, met dien verstande dat:

  • -

    één lid afkomstig is uit de gemeente Amsterdam;

  • -

    één lid afkomstig is uit een gemeente uit Zaanstreek-Waterland;

  • -

    één lid afkomstig is uit een gemeente uit Amstelland-Meerlanden.

Artikel 34 Aanwijzing leden dagelijks bestuur

  • 1. De in artikel 33 van de regeling genoemde aanwijzing van de leden van het dagelijks bestuur vindt plaats op voordracht van de colleges van de deelnemende gemeenten via de voorzitter van de regioraad, met inachtneming van het bepaalde in artikel 33.

  • 2. Met betrekking tot de leden van het dagelijks bestuur zijn de artikelen 40, 41, 46 en 47 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag waarop de regioraad de leden van het nieuw te vormen dagelijks bestuur aanwijst.

  • 4. Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur beschikbaar komt kiest de regioraad zo spoedig mogelijk een nieuw lid. Artikel 33 van de regeling is daarbij opnieuw van toepassing.

    Gaat het openvallen van een plaats in het dagelijks bestuur gepaard met het openvallen van een plaats in de regioraad, dan kan deze raad het kiezen van een nieuw lid in het dagelijks bestuur uitstellen totdat de opengevallen plaats in de regioraad weer zal zijn bezet.

  • 5. Degene, die als lid van het dagelijks bestuur tussentijds ontslag neemt, blijft zijn functie waarnemen totdat zijn opvolger zijn benoeming heeft aanvaard.

  • 6. Tussentijds verlies van en schorsing in het lidmaatschap van de regioraad brengt verlies van, onderscheidenlijk schorsing in het lidmaatschap van het dagelijks bestuur mede.

Artikel 35 Vervanging lid dagelijks bestuur en voorzitter

Indien afwezigheid van een lid van het dagelijks bestuur van langdurige aard wordt verwacht, dan wel de voorzitter gedurende een naar verwachting langdurige termijn wordt vervangen op een wijze, bedoeld in artikel 42, tweede lid, van de regeling kan de regioraad in de tijdelijke vervanging van dat lid c.q. van hem die de voorzitter vervangt voorzien.

Paragraaf 2: De werkwijze

Artikel 36 Vergaderorde dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of tenminste twee leden dit nodig oordelen.

  • 2.

    • a.

      Elk lid van het dagelijks bestuur heeft in de vergadering één stem.

    • b.

      De artikelen 22, 28, en 56 t/m 59 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij staking van stemmen anders dan over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen, de voorzitter geen doorslaggevende stem heeft. In dat geval is artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing.

  • 3. Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast, dat aan de regioraad wordt toegezonden.

  • 4. Artikel 60 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 3: Vergoedingen

Artikel 37 Vergoeding leden dagelijks bestuur

Ten aanzien van de leden van het dagelijks bestuur is het gestelde in artikel 29 van de regeling van toepassing.

Paragraaf 4: De taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur

Artikel 38 Taken en bevoegdheden dagelijks bestuur

  • 1. Aan het dagelijks bestuur is opgedragen:

    • a.

      het voorbereiden van alles waarover in de vergadering van de regioraad zal worden beraadslaagd en besloten;

    • b.

      het uitvoeren van de besluiten van de regioraad;

    • c.

      het beheer van de inkomsten en uitgaven van Vervoerregio Amsterdam;

    • d.

      de zorg, voor zover niet aan anderen opgedragen voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

    • e.

      tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van Vervoerregio Amsterdam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 12;

    • f.

      het nemen van alle conservatoire maatregelen, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding en het doen van alles, wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit;

    • g.

      namens Vervoerregio Amsterdam, het dagelijks bestuur of de regioraad te besluiten rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij de regioraad, voor zover het de regioraad aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;

    • h.

      het, binnen het raam van de door de regioraad vastgestelde formatie van het personeel van Vervoerregio Amsterdam, te werk stellen, het schorsen en ontslaan van personeel in dienst van Vervoerregio Amsterdam, een en ander behoudens het bepaalde in artikel 49 van de regeling en verder voor zover de regioraad zich de desbetreffende bevoegdheden niet heeft voorbehouden;

    • i.

      het vaststellen van regels over de ambtelijke organisatie van Vervoerregio Amsterdam;

    • j.

      het houden van een gedurig toezicht op al wat Vervoerregio Amsterdam aangaat;

    • k.

      het voorstaan van de belangen van Vervoerregio Amsterdam bij hogere overheden en andere instellingen, diensten of personen, waarmee contact voor Vervoerregio Amsterdam van belang is.

  • 2. Het dagelijks bestuur oefent, indien de regioraad daartoe besluit en naar door deze te stellen regels, alsmede met inachtneming van het bepaalde in artikel 33 van de wet, de aan de regioraad toekomende bevoegdheden uit, met uitzondering van:

    • a.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de jaarrekening.

Artikel 39 Medebewind

  • 1. Wanneer medewerking aan de uitvoering van wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen aan de orde is, wordt deze medewerking verleend door het dagelijks bestuur, tenzij deze uitdrukkelijk van de regioraad of de voorzitter wordt gevraagd.

  • 2. De medewerking bestaande uit het maken van verordeningen, wordt evenwel verleend door de regioraad, tenzij deze uitdrukkelijk van het dagelijks bestuur of van de voorzitter wordt gevorderd.

Paragraaf 5: Informatie en verantwoording

Artikel 40 Informatie- en verantwoordingsplicht dagelijks bestuur aan regioraad

  • 1. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden geeft de regioraad de door één of meer leden daarvan gevraagde inlichtingen, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

  • 2. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden legt op verzoek van de regioraad verantwoording af over het door het dagelijks bestuur of door hem of haar gevoerde bestuur.

  • 3. De regioraad kan een lid van het dagelijks bestuur ontslaan als deze het vertrouwen van de regioraad niet meer bezit. Daarbij wordt gehandeld conform artikel 50 van de Gemeentewet. Artikel 49, tweede volzin, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 41 Jaarverslag

  • 1. Het dagelijks bestuur biedt de regioraad jaarlijks vóór 15 juli een verslag van de werkzaamheden van Vervoerregio Amsterdam over het afgelopen jaar ter vaststelling aan.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt het verslag binnen veertien dagen na de vaststelling toe aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan gedeputeerde staten.

Afdeling c: De voorzitter

Paragraaf 1: De aanwijzing van de voorzitter

Artikel 42 Aanwijzing voorzitter Vervoerregio Amsterdam

  • 1. De regioraad wijst uit zijn midden het lid van het dagelijks bestuur afkomstig uit de gemeente Amsterdam als voorzitter van Vervoerregio Amsterdam aan.

  • 2. Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt deze vervangen door een door het dagelijks bestuur uit zijn midden aan te wijzen lid.

Artikel 43 Voorzitter dagelijks bestuur

De voorzitter van Vervoerregio Amsterdam is tevens voorzitter van de regioraad en het dagelijks bestuur.

Paragraaf 2: Vergoedingen

Artikel 44 Vergoeding voorzitter

Ten aanzien van de vergoeding van zijn werkzaamheden en het toekennen van een tegemoetkoming in de kosten is het gestelde in artikel 29 van de regeling van toepassing.

Paragraaf 3: De taken en bevoegdheden van de voorzitter

Artikel 45 Taken en bevoegdheden voorzitter

  • 1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van de regioraad en het dagelijks bestuur.

  • 2. De voorzitter tekent de stukken, die van de regioraad en het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 3. De voorzitter vertegenwoordigt Vervoerregio Amsterdam in en buiten rechte. De voorzitter kan deze vertegenwoordiging aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen.

  • 4. Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een deelnemende gemeente die partij is in een geding of bij een buitengerechtelijke rechtshandeling, waarbij Vervoerregio Amsterdam is betrokken, oefent een ander door het dagelijks bestuur aan te wijzen lid van dat bestuur die bevoegdheid uit.

Paragraaf 4: Informatie en verantwoording

Artikel 46 Informatie- en verantwoordingsplicht voorzitter aan regioraad

  • 1. De voorzitter geeft aan de regioraad de door één of meer leden daarvan gevraagde inlichtingen, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang en/of wettelijke bepalingen.

  • 2. De voorzitter legt op verzoek van de regioraad verantwoording af over het door hem gevoerde beleid.

HOOFDSTUK VI COMMISSIES EN PORTEFEUILLEHOUDERSOVERLEG

Artikel 47 Commissies

  • 1. De regioraad kan commissies van advies en/of commissies met het oog op de behartiging van bepaalde belangen instellen.

  • 2. Ten aanzien van commissies wordt artikel 24, artikel 24a, onderscheidenlijk artikel 25 van de wet toegepast.

Artikel 48 Portefeuillehoudersoverleg

  • 1. Voor het in artikel 4 van de regeling genoemde belang en voorts voor daartoe door de regioraad te bepalen belangen, kan een overleg bestaan van portefeuillehouders van de deelnemende gemeenten en/of vertegenwoordigers van samenwerkingsverbanden van deelnemende gemeenten, genaamd: portefeuillehoudersoverleg.

  • 2. Voorzitter van het portefeuillehoudersoverleg is het dagelijks bestuurslid dat het werkterrein van het portefeuillehoudersoverleg in dat bestuur behartigt.

  • 3. De regioraad regelt de samenstelling, de werkwijze en de openbaarheid van vergaderingen van een portefeuillehoudersoverleg, met in achtneming van het bepaalde in dit artikel.

  • 4. Een portefeuillehoudersoverleg bespreekt desgewenst de ontwikkelingen op zijn werkterrein en kan gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de bestuursorganen van Vervoerregio Amsterdam.

  • 5. Adviezen aan de deelnemende gemeentebesturen worden door tussenkomst van het dagelijks bestuur uitgebracht.

HOOFDSTUK VII PERSONEEL EN ORGANISATIE

Artikel 49 Secretaris-directeur, personeel Vervoerregio Amsterdam

  • 1. Vervoerregio Amsterdam heeft een ambtelijk apparaat, aan het hoofd waarvan een secretaris-directeur staat.

  • 2. De regioraad beslist over benoeming, schorsing en ontslag van de secretaris-directeur.

  • 3. De regioraad kan voor de secretaris-directeur een instructie vaststellen.

  • 4. De secretaris-directeur staat de regioraad, het dagelijks bestuur en de voorzitter, alsmede de door hen ingestelde commissies en de portefeuillehoudersoverleggen bij de uitoefening van hun taak terzijde. De secretaris-directeur is in de vergaderingen van de regioraad en het dagelijks bestuur aanwezig.

  • 5. De regioraad regelt de vervanging van de secretaris-directeur.

  • 6. Alle stukken uitgaande van de regioraad en het dagelijks bestuur worden door de secretaris-directeur mede ondertekend.

  • 7. De regioraad regelt de bezoldiging van de secretaris-directeur.

  • 8. Hoofdstuk VII van de Gemeentewet is op de secretaris-directeur van overeenkomstige toepassing, voor zover de voorgaande bepalingen niet reeds voorzien in het in dat hoofdstuk geregelde.

  • 9. Het overige personeel wordt tewerkgesteld, geschorst en ontslagen door het dagelijks bestuur.

  • 10. De regioraad stelt de arbeidsvoorwaarden voor het personeel vast.

HOOFDSTUK VIII UITBREIDING BELANGEN / VERANDERING BESTAANDE BEVOEGDHEDEN / OVERDRACHT NIEUWE GEMEENTELIJKE BEVOEGDHEDEN

Artikel 50 Uitbreiding belangen, verandering en overdracht bevoegdheden

  • 1. Op initiatief van een van de bestuursorganen van een gemeente of van Vervoerregio Amsterdam kan:

    • a.

      uitbreiding van het belang als bedoeld in artikel 4 van de regeling plaatsvinden;

    • b.

      verandering in bevoegdheden als bedoeld in artikel 6 van de regeling plaatsvinden;

    • c.

      overdracht van nieuwe gemeentelijke bevoegdheden als bedoeld in artikel 7 van de regeling plaatsvinden.

  • 2. Het dagelijks bestuur pleegt daartoe overleg met alle colleges en eventueel met andere daarvoor in aanmerking komende besturen, instellingen, diensten en personen.

  • 3. Het dagelijks bestuur legt de in het eerste lid bedoelde uitbreiding van het belang dan wel verandering in bevoegdheden vast in een ontwerp-wijziging van de regeling. Artikel 67 van de regeling is daarbij van toepassing.

  • 4. Ingeval van overdracht van een nieuwe gemeentelijke bevoegdheid met daarbij behorende overige bevoegdheden wordt deze opgenomen in een overdrachtsregeling welke aan de betrokken bestuursorganen van de deelnemende gemeenten wordt voorgelegd.

  • 5. De voorstellen vermelden in elk geval voor welke gemeenten de overdrachtsregeling zal gelden, alsmede de wijze van kostenverdeling en bevat een bepaling over het al dan niet deelnemen aan stemmingen, voortvloeiende uit de overdrachtsregeling voor leden, afkomstig uit niet aan de overdrachtsregeling deelnemende gemeente(n).

  • 6. De regioraad beslist over aanvaarding van een door gemeenten overgedragen bevoegdheid en regelt de daaruit voortvloeiende gevolgen, de financiële en personele daaronder begrepen.

  • 7. Indien de bestuursorganen van een deelnemende gemeente van mening zijn dat een overdracht als bedoeld in dit artikel voor hun gemeente ongedaan moet worden gemaakt, wenden zij zich met een gemotiveerd verzoek tot de regioraad.

  • 8. De regioraad beslist over dit verzoek. Deze beslissing wordt met redenen omkleed ter kennis gebracht van de betrokken gemeente.

  • 9. Bij inwilliging van het verzoek, regelt de regioraad, de gevolgen van het in het vorige lid bedoelde besluit, de financiële gevolgen daaronder begrepen.

  • 10. Bij wijziging van een overdrachtsregeling is artikel 67 van de regeling van toepassing.

HOOFDSTUK IX MEDEDELINGSPLICHT VAN DE BESTUREN VAN DE DEELNEMENDE GEMEENTEN

Artikel 51 Mededelingsplicht gemeenten

  • 1. De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de deelnemende gemeenten doen het dagelijks bestuur mededeling van bij hen in voorbereiding zijnde maatregelen en plannen, die voor de taakvervulling van Vervoerregio Amsterdam van belang zijn.

  • 2. De in het eerste lid genoemde bestuursorganen kunnen over bij hen in voorbereiding zijnde maatregelen en plannen, die voor de taakvervulling van Vervoerregio Amsterdam van belang zijn een zienswijze vragen van het betrokken bestuursorgaan van Vervoerregio Amsterdam.

  • 3. De bestuursorganen van Vervoerregio Amsterdam kunnen hun zienswijze over maatregelen en plannen als bedoeld in het eerste lid, ook ongevraagd aan het betrokken gemeentebestuur kenbaar maken.

  • 4. De in het eerste lid genoemde bestuursorganen zijn verplicht te voldoen aan een verzoek van de bestuursorganen van Vervoerregio Amsterdam inlichtingen te verschaffen over plannen en maatregelen die voor Vervoerregio Amsterdam van belang zijn.

HOOFDSTUK X FINANCIËLE BEPALINGEN

Paragraaf 1: Financieel beleid en beheer

Artikel 52 Financiële verordening

  • 1. De regioraad stelt regels vast met betrekking tot de inrichting van de financiële organisatie alsmede met betrekking tot de uitgangspunten van het financieel beleid, het financieel beheer, de financiële administratie en de controle.

  • 2. Deze regels bevatten in elk geval een beschrijving van:

    • a.

      het bestuurlijk begrotings- en verantwoordingsinstrumentarium;

    • b.

      het begrotings- en budgetbeheer;

    • c.

      de wijze waarop de financiering plaatsvindt;

    • d.

      het reservebeleid;

    • e.

      de wijze waarop de waardering en afschrijving van activa plaatsvindt;

    • f.

      de wijze waarop de controle plaatsvindt op de financiële organisatie, het financieel beheer en de financiële administratie.

Paragraaf 2: De begroting

Artikel 53 Begroting

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt vóór 30 april van het jaar voorafgaande aan dat jaar waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2. De regioraad stelt jaarlijks de begroting vast voor het eerstvolgende begrotingsjaar. Alvorens hiertoe over te gaan wordt de procedure als omschreven in artikel 35 van de wet gevolgd.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september, aan gedeputeerde staten.

Artikel 54 Garantie geldleningen

De deelnemende gemeenten waarborgen de betaling van rente en aflossing van de geldleningen, aan te gaan door Vervoerregio Amsterdam voor de uitvoering van zijn taak, in verhouding tot het inwonertal op 1 januari van het dienstjaar waarin de geldlening wordt aangegaan (uitgedrukt in een veelvoud van duizend naar boven afgerond). Zodanige geldleningen mogen de geldgevers geen rendement geven dat hoger is dan het rendement van de geldleningen, welke tegelijkertijd worden aangeboden door de NV. Bank Nederlandse gemeenten.

Artikel 55

[Vervallen]

Artikel 56 Begrotingswijziging

Met betrekking tot wijziging van de begroting is de zienswijzeprocedure als omschreven in artikel 35, eerste, derde en vierde lid, van de wet van toepassing. Van de zienswijzeprocedure zijn uitgezonderd begrotingswijzigingen die niet leiden tot een gewijzigde bijdrage van de deelnemende gemeenten.

Artikel 57

[Vervallen]

Paragraaf 3: De jaarrekening

Artikel 58 Jaarrekening

  • 1. De regioraad stelt de jaarrekening vast in het jaar volgend op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 2. Vaststelling van de jaarrekening strekt het dagelijks bestuur tot décharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere omstandigheden.

  • 3. Terstond na de vaststelling zendt de regioraad de jaarstukken ter kennisneming aan de raden van de gemeenten.

  • 4. Het dagelijks bestuur zendt de jaarstukken, vergezeld van een accountantsverklaring en een verslag van bevindingen zoals bedoeld in artikel 213 van de Gemeentewet, binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de jaarstukken betrekking hebben, aan gedeputeerde staten.

Artikel 59

[Vervallen]

Artikel 60

[Vervallen]

Artikel 61 Fondsvorming

De regioraad kan besluiten tot vorming van een fonds, strekkende tot het reserveren van andere dan gemeentelijke gelden. De met gelden in het fonds gekweekte rente wordt in dit fonds gestort.

HOOFDSTUK XI GESCHILLEN

Artikel 62 Geschillen

  • 1. De regioraad beslist omtrent geschillen over de toepassing, in de ruimste zin, van de regeling, voor zover zij niet behoren tot die, vermeld in artikel 112, eerste lid, van de Grondwet of tot die, waarvan de beslissing krachtens artikel 112, tweede lid, van de Grondwet is opgedragen hetzij aan de rechterlijke macht, hetzij aan gerechten die niet tot de rechterlijke macht behoren. Artikel 28 van de wet is niet van toepassing.

  • 2. Alvorens een beslissing, als bedoeld in het eerste lid, te nemen legt de regioraad een dergelijk geschil om advies voor aan een daartoe door partijen in te stellen geschillencommissie.

  • 3. De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen en brengt advies aan de regioraad uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.

  • 4. Hangende het onderzoek van het geschil kan het besluit, dat onderwerp van het geschil uitmaakt, op verzoek van het belanghebbende bestuur door de regioraad worden geschorst op grond dat de uitvoering van het besluit voor dat bestuur een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang. Deze schorsing vervalt, zodra door de regioraad is beslist op het geschil of op een ander tijdstip, door de regioraad aangegeven bij de beslissing van het geschil.

Artikel 63 Klachten

  • 1. Vervoerregio Amsterdam kent een klachtenregeling voor klachten over de wijze waarop Vervoerregio Amsterdam zich in een bepaalde aangelegenheid jegens een klager heeft gedragen.

  • 2. Voor de behandeling van klachten op grond van artikel 9:18, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht is de Ombudsman Metropool Amsterdam aangewezen.

HOOFDSTUK XII HET ARCHIEF

Artikel 64 Archief

De regioraad regelt de zorg voor de archiefbescheiden van Vervoerregio Amsterdam.

HOOFDSTUK XIII TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 65 Toetreding

  • 1. Toetreding van gemeenten kan plaatsvinden op verzoek van de regioraad en op hun verzoek bij een besluit van de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de desbetreffende gemeente, indien de raden, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van tenminste twee derden van het aantal deelnemende gemeenten, vertegenwoordigende tenminste twee derde van het aantal inwoners van het verzorgingsgebied op 1 januari van dat jaar, het verzoek inwilligen.

  • 2. Aan de toetreding kunnen door de regioraad voorwaarden worden verbonden.

  • 3. De toetreding treedt in werking nadat het gemeentebestuur van Amsterdam de wijziging van de regeling in alle deelnemende gemeenten bekend heeft gemaakt door kennisgeving van de inhoud daarvan in het gemeenteblad, met inachtneming van de datum van ingang vermeld in het besluit.

  • 4. De raad van de toegetreden gemeente doet zo spoedig mogelijk de nodige benoemingen overeenkomstig artikel 17 en volgende van deze regeling. Behoudens eerdere beëindiging van het lidmaatschap treden de benoemden af op het tijdstip waarop de dan zitting hebbende leden van de regioraad aftreden.

Artikel 66 Uittreding

  • 1. Een deelnemende gemeente kan een voornemen tot uittreden uit de regeling kenbaar maken door toezending van een daartoe strekkend besluit van de bestuursorganen van die gemeente aan de regioraad.

  • 2. De regioraad kan regels stellen over de procedure van uittreding.

  • 3. De regioraad doet in een ontwerp-uittredingsplan aan de bestuursorganen van de gemeenten een voorstel voor regeling van de financiële, de juridische, de personele en de organisatorische gevolgen van de uittreding. Daarbij worden de belangen van de gemeente die uittreedt en van de achterblijvende gemeenten op evenwichtige wijze afgewogen.

  • 4. Het dagelijks bestuur bereidt het ontwerp-uittredingsplan voor. Het dagelijks bestuur benoemt daartoe een projectgroep onder leiding van een onafhankelijk deskundige.

  • 5. De kosten voor het inschakelen van de onafhankelijk deskundige zijn voor rekening van de deelnemende gemeente die het voornemen tot uittreding kenbaar heeft gemaakt.

  • 6. Het uittredingsplan bevat in ieder geval de volgende elementen:

    • a.

      een beschrijving van de consequenties voor de wettelijke en overige taken;

    • b.

      een beschrijving van de consequenties voor de financiële middelen die zijn gekoppeld aan de uittredende deelnemer (BDU);

    • c.

      een beschrijving van de consequenties voor de activiteiten die zijn gekoppeld aan een inwonerbijdrage;

    • d.

      een beschrijving van de consequenties voor de lopende openbaar vervoerconcessies voor het grondgebied van de uittredende deelnemer;

    • e.

      een beschrijving van de consequenties voor de verbonden partijen van Vervoerregio Amsterdam;

    • f.

      een beschrijving van consequenties voor lopende subsidies, opdrachten, leningen en overige verplichtingen;

    • g.

      een beschrijving van consequenties voor de structurele organisatielasten, waaronder personeels- en huisvestingslasten;

    • h.

      een voorstel voor wijziging van de regeling in verband met de uittreding en een beschrijving van de aanpassingen van de daarop gebaseerde regelingen;

    • i.

      de uittreedsom, of de wijze waarop de uittreedsom wordt berekend.

  • 7. De uittreedsom bestaat uitsluitend uit de schade die Vervoerregio Amsterdam en de achterblijvende deelnemende gemeenten lijden als direct gevolg van het besluit tot uittreding. Vervoerregio Amsterdam is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittredingskosten zo laag mogelijk te houden. De berekening van de kosten van uittreding wordt gebaseerd op feiten en omstandigheden die bekend zijn tot aan het moment van werkelijke uittreding.

  • 8. Het uittredingsplan is vastgesteld zodra de raden, de colleges en de burgemeesters van tenminste twee derde van het aantal deelnemende gemeenten, vertegenwoordigende tenminste twee derde van het aantal inwoners van het verzorgingsgebied op 1 januari van dat jaar, hiertoe hebben besloten. Het besluit van de bestuursorganen omvat ook de wijziging van de regeling in verband met de uittreding.

  • 9. Na toezending van het uittredingsplan maken de bestuursorganen van de deelnemende gemeente die het voornemen tot uittreding kenbaar hebben gemaakt, binnen 3 maanden gezamenlijk bekend of zij definitief willen uittreden. De besluiten tot uittreden worden aangetekend verzonden aan het algemeen bestuur.

  • 10. Tenzij de regioraad een kortere termijn bepaalt, kan de uittreding niet eerder plaatsvinden dan op 1 januari van een kalenderjaar, met dien verstande dat er minimaal twee volledige kalenderjaren zitten tussen het besluit tot uittreding en de datum waarop de uittreding wordt geëffectueerd.

  • 11. De uittreding treedt in werking nadat het gemeentebestuur van Amsterdam de wijziging van de regeling in alle deelnemende gemeenten bekend heeft gemaakt door kennisgeving van de inhoud daarvan in het gemeenteblad, met inachtneming van de datum van ingang vermeld in het besluit.

  • 12. Indien de toepassing van dit artikel leidt tot onduidelijkheid of onenigheid is de geschillenregeling van artikel 62 onverkort van toepassing.

Artikel 67 Wijziging

  • 1. Voorstellen tot wijziging van de regeling kunnen worden gedaan door de regioraad, al dan niet op initiatief van de bestuursorganen van een deelnemende gemeente.

  • 2. Een wijziging is tot stand gekomen zodra de raden, de colleges en de burgemeesters van tenminste twee derde van het aantal deelnemende gemeenten, vertegenwoordigende tenminste twee derde van het aantal inwoners van het verzorgingsgebied op 1 januari van dat jaar, tot deze wijziging hebben besloten.

  • 3. De wijziging van de regeling treedt in werking nadat het gemeentebestuur van Amsterdam de wijziging van de regeling in alle deelnemende gemeenten bekend heeft gemaakt door kennisgeving van de inhoud daarvan in het gemeenteblad, met inachtneming van de datum van ingang vermeld in het besluit.

Artikel 68 Opheffing

  • 1.

    • a.

      De regeling wordt opgeheven zodra de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van tenminste twee derde van het aantal deelnemende gemeenten, vertegenwoordigende tenminste twee derde van het aantal inwoners van het samenwerkingsgebied op 1 januari van dat jaar, tot deze opheffing hebben besloten.

    • b.

      Een besluit, als bedoeld onder a, kan niet eerder worden genomen dan nadat de regioraad daarover zijn mening kenbaar heeft gemaakt.

  • 2. De opheffing treedt in werking nadat de besluiten door het gemeentebestuur van Amsterdam in alle deelnemende gemeenten bekend zijn gemaakt door kennisgeving van de inhoud daarvan in het gemeenteblad, met inachtneming van de datum van ingang vermeld in het besluit.

  • 3. Ingeval van opheffing van de regeling besluit de regioraad tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regelen. Hierbij kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 4. Het liquidatieplan wordt door de regioraad, de bestuursorganen van de deelnemende gemeenten gehoord, vastgesteld.

  • 5. Het liquidatieplan voorziet in ieder geval ook in de financiële en overige gevolgen die de opheffing voor het personeel heeft.

  • 6. Zo nodig blijven de bestuursorganen van Vervoerregio Amsterdam ook na het tijdstip van de opheffing in functie totdat de liquidatie is beëindigd.

HOOFDSTUK XIV SLOTBEPALINGEN

Artikel 69 Bekendmaking en inwerkingtreding

  • 1. Het gemeentebestuur van Amsterdam maakt de regeling bekend in het gemeenteblad, bedoeld in artikel 26 van de wet.

  • 2. De wijziging van de regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking. De regeling blijft van kracht en terugwerken tot 1 mei 1992, behoudens de onderdelen die op een later moment zijn gewijzigd en in werking getreden.

  • 3. Vervoerregio Amsterdam voegt in het register gemeenschappelijk regelingen, bedoeld in artikel 136, eerste lid, van de wet de gegevens toe, bedoeld in artikel 136, tweede lid, van de wet.

Artikel 69a Evaluatie

  • 1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor een vierjaarlijkse evaluatie van het functioneren van de regeling en betrekt hierbij de deelnemende bestuursorganen.

  • 2. De regioraad kan een gemotiveerd besluit nemen om van de evaluatie af te zien. In dat geval worden de raden hierover geïnformeerd.

  • 3. De evaluatie wordt in het laatste jaar van een bestuursperiode uitgevoerd.

Artikel 70 Citeerwijze

Deze regeling kan worden aangehaald onder de titel "Gemeenschappelijke regeling Vervoerregio Amsterdam".

Ondertekening