Regeling vervallen per 05-05-2023

Beleidsregels leerlingenvervoer Ridderkerk 2018

Geldend van 17-08-2018 t/m 04-05-2023 met terugwerkende kracht vanaf 09-05-2018

Intitulé

Beleidsregels leerlingenvervoer Ridderkerk 2018

Het college van de gemeente Ridderkerk;

besluit:

vast te stellen de volgende nadere regels voor de uitvoering van het leerlingenvervoer Ridderkerk 2018:

Nadere regels behorende bij de Verordening leerlingenvervoer Ridderkerk 2018

INLEIDING

De gemeenteraad heeft de wettelijke plicht om een regeling vast te stellen voor het leerlingenvervoer. Deze regeling is vastgelegd in de Verordening leerlingen vervoer Ridderkerk 2018.

In de wetgeving wordt gesproken over ‘vervoer dat voor de leerling passend is‘. Ook geeft de wetgeving aan dat de regeling rekening houdt met de ‘redelijkerwijs te vergen inzet van ouders‘.

De Verordening Leerlingenvervoer gaat uit van de mogelijkheden van ouder en leerling. Dit houdt in dat wanneer een leerling in staat is om met de fiets of het openvaar vervoer (OV) naar school te reizen, een voorziening voor aangepast vervoer niet aan de orde is.

Wat passend vervoer en redelijkerwijs te vergen inzet precies is, wordt niet in de wetgeving, jurisprudentie en/of de Verodening Leerlingenvervoer omschreven.

Om een buikbaar toetsingskader te creeren voor aanvragen leerlingenvervoer heeft het college op 8 mei 2018 de volgende beleidsregels vastgesteld:

1. PASSEND VERVOER

Bij de beoordeling van de aanvragen voor bekostiging voor vervoer vanuit het leerlingenvervoer geeft de Verordening leerlingenvervoer aan, dat er sprake is van een getrapte vervoerskostenvergoeding. De vergoeding die verstrekt wordt moet aansluiten bij het capaciteit van de leerling. Met andere woorden: de vervoerskostenvergoeding moet passend zijn!

Dit houdt in, dat wanneer een leerling in staat is om naar school te fietsen, een vergoeding voor het aangepast vervoer niet passend is. Een fietsvergoeding is dan beter passend. Hetzelfde geldt voor het reizen met het openbaar vervoer en de noodzaak van een begeleider op de fiets of in het openbaar vervoer. Pas als al deze mogelijkheden geen optie zijn, is een vergoeding voor het aangepaste vervoer het best passend. Aangepast vervoer vindt meestal plaats in taxibusjes. Eventuele begeleiding dienen de ouders zelf te organiseren.

Wat passend vervoer precies inhoudt, beschrijft de wetgeving dan wel de Verordening leerlingenvervoer Ridderkerk 2018 niet. Dit zorgt ervoor dat op individueel niveau beoordeeld moet worden welke vervoersvoorziening passend is bij de leerling.

De vervoersvoorziening waarop een leerling recht heeft, wordt bepaald door de mogelijkheden van de leerling en de infrastructurele (1) mogelijkheden op het traject woning-school en vice versa. Ook wordt bij de beoordeling gekeken naar welke vervoerswijze het beste past bij de eigen kracht van de leerling en kan er advies ingewonnen worden bij onafhankelijk medisch deskundigen. Het is onmogelijk om in zijn algemeenheid uitspraken te doen over het capaciteit van een leerling. Dit is maatwerk en is daarom afhankelijk van veel factoren, zoals de ontwikkelingsleeftijd, medische gesteldheid, de reisroute, etc. De onderstaande vervoersmatrixen dienen als algemene beoordelingsrichtlijn.

Voetnoot (1): Bij infrastructurele mogelijkheden kan gedacht worden aan bijvoorbeeld openbaar vervoer verbindingen, fietsinfrastructuur en openbare wegen.

VERVOERSMATRIXEN

Loopafstand

Als tijdens de afhandeling van een aanvraag de vraag aan de orde komt wat van een leerling verwacht mag worden als het gaat om de afstand die een leerling lopend moet kunnen afleggen, dan geldt het volgende uitgangspunt.

Beleidsregel

Tot 9 jaar

1,5 km

9 jaar en ouder

2 km

Opmerking

Indien de afstand van de woning naar school niet voldoet aan het afstandscriterium, dan dienen de ouders zelf voor begeleiding zorg te dragen indien de af te leggen route onveilig is (Raad van

State 12 juni 1995, nr. R03.93.5575).

Fietsafstand voor de fietsvergoeding

Als tijdens de afhandeling van een aanvraag de vraag aan de orde komt of een kind cq ouder het vervoer naar school per fiets kan doen geldt het volgende uitgangspunt:

Fietsvergoeding

Kilometergrens

Regulier basis onderwijs

2 km

Speciaal (basis) onderwijs

2 km

voortgezet speciaal onderwijs 2 km

t/m groep 7

indicatie: 4 t/m 11 jaar

t/m groep 6 niet fietsen, groep 7 tot maximaal 10 km

Vanaf eind groep 7 tot maximaal 8 km

Toekenning naar gelang ontwikkelingsleeftijd

Groep 8

indicatie: 12 jaar

tot maximaal 10 km

tot maximaal 10 km

Toekenning naar gelang ontwikkelingsleeftijd

Voortgezet onderwijs

-

-

In eerste instantie zelfstandig tot maximaal 10 km. Indien nodig wordt begeleiding ook vergoed.

Algemeen aanvullende opmerkingen fietsvergoeding

Van leerlingen vanaf groep 7 in het regulier basisonderwijs wordt verwacht dat zij kunnen fietsen als de afstand tot de school minder dan 10 km is. Hier wordt vanuit gegaan omdat leerlingen uiterlijk in groep 7 verkeersles krijgen. Dit wordt gezien als voorbereiding op het voortgezet onderwijs. Altijd uitgaand van de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg gebaseerd op de Anwb-routeplanner. Dit zijn in principe alle openbare wegen. Indien twijfel bestaat over de fietsmogelijkheden van de leerling kan advies worden opgevraagd over de medische beperkingen van de leerling met betrekking tot het reizen met de fiets. Indien de reisafstand met de fiets minder dan 2 kilometer bedraagt, vervalt de aanspraak op bekostiging.

Openbaar vervoer (als de fiets geen optie is!)

Kilometergrens

Regulier basis onderwijs

2 km

Speciaal (basis) onderwijs

2 km

voortgezet speciaal onderwijs 2 km

t/m groep 7

indicatie: 4 t/m 11 jaar

 2 keer overstappen, indien nodig met begeleiding.

Met begeleiding, maximaal 1 overstap

Toekenning naar gelang ontwikkelingsleeftijd

Groep 8

Indicatie: 12 jaar

Zelfstandig, maximaal 2 overstappen

Met begeleiding, maximaal 1 overstap

Toekenning naar gelang ontwikkelingsleeftijd

Voortgezet onderwijs

-

-

In eerste instantie zelfstandig tot maximaal 2 overstappen. Als de leerling niet in staat is zelfstandig te reizen wordt begeleiding vergoed. Trainingen met MEE op weg worden ingezet ter bevordering van de zelfredzaamheid.

Algemeen aanvullende opmerkingen voor OV

Indien twijfel bestaat over de mogelijkheden van de leerling om met het openbaar vervoer te reizen (zelfstandig of met begeleiding) kan een onafhankelijk advies worden opgevraagd over de beperkingen van de leerling met betrekking tot reizen met het openbaar vervoer. Bij situaties waarin sprake is van een overstap, dient er per overstap tussen circa 5 en 15 minuten aan overstaptijd te zijn. Daar waar sprake is van een looproute van huis naar de halte of van de halte naar school en vice versa, wordt voor de maximale loopafstand aangesloten bij de maximale afstand ten aanzien van het gebruik van opstapplaatsen in het aangepast vervoer (zie beleidsregel “opstapplaatsen”). Uitgaand van OV9292, tenzij het aantal overstappen verminderd kan worden door de inzet van de fiets als voor- en/of natransport. Als de reistijd langer is dan 1,5 uur wordt gekeken of de reistijd met het aangepast vervoer met 50% verkort kan worden. Voor het Speciaal (basis)onderwijs geldt in principe maximaal 1 overstap. 2 overstappen is in overleg met ouders mogelijk, indien de leerling dit aankan en er sprake is van een reële overstaptijd.

Het vaststellen van de reistijd

Het vaststellen van de reistijd per openbaar vervoer vindt plaats op basis de door de REIS-informatiegroep bv beschikbaar gestelde informatie via 0900-9292, www.9292.nl en mobiel.9292.nl. Voor het vaststellen van de reistijd per aangepast vervoer, wordt de vervoerder geraadpleegd. Voor het bepalen van de reistijd wordt het gemiddelde genomen van de heen- en terugreis.

Algemeen aanvullende opmerkingen voor aangepast vervoer

Leerlingen die het eerste jaar naar een VSO school gaan, kunnen in het kader van gewenning, tijdens dit eerste jaar nog gebruik maken van het aangepast vervoer. Indien het voor de leerling van toepassing is, zal dit gewenningsjaar benut worden om de leerling vertrouwd te maken met de (brom)fiets of het openbaar vervoer. MEE op weg kan hierbij worden ingezet om de zelfredzaamheid van de leerling te bevorderen. Wanneer een leerling getraind is en zelfstandig gebruik kan maken van de (brom) fiets of het openbaar vervoer bekostigd de gemeente deze voorziening gedurende de gehele schoolperiode op de betreffende school conform de regelgeving van de Verordening.

De beoordelingsrichtlijn houdt rekening met de verschillende doelgroepen en dient passend te zijn bij de ontwikkeling en het niveau waarop de leerling functioneert. Van leerlingen van het speciaal basisonderwijs en het speciaal onderwijs wordt minder verwacht dan van leerlingen die het regulier basisonderwijs bezoeken. Deze beoordelingsrichtlijn draagt bij aan de voorbereiding van de leerling op het vervolgtraject (voorgezet onderwijs, werk of bijvoorbeeld een dagbestedingproject). Van de beoordelingsrichtlijn in de vervoersmatrix kan worden afgeweken als er factoren zijn die daar aanleiding toe geven.

2. LEERLING

Leeftijd

De kalenderleeftijd van een leerling komt lang niet altijd overeen met het leeftijdsniveau waarop hij/zij functioneert. Door bijvoorbeeld een verstandelijke beperking kan de ontwikkeling van een persoon achterlopen in vergelijking tot zijn of haar feitelijke leeftijd. De ontwikkelingsleeftijd wordt gehanteerd bij het toekennen van passend vervoer.

Beleidsregel

Om tegemoet te kunnen komen aan de basisbehoeften en zelfredzaamheid van de leerling, is het van belang om te weten wat de mogelijkheden en onmogelijkheden van de leerlingen zijn. De ontwikkelingsleeftijd wordt in samenwerking met de school en/of andere deskundigen vastgesteld en zal worden toegepast op de vervoersmatrix. Dit is van belang bij het toekennen van passend vervoer.

Leerplichtig

Kinderen worden, pas als zij de leeftijd van vier jaar hebben bereikt, leerling in de zin van de WPO (artikel 39, eerste lid, WPO).

Beleidsregel

De toelatingsleeftijd voor leerlingen in het speciaal onderwijs is geregeld in artikel 39 van de WEC. Het kan hierdoor voorkomen dat kinderen vanaf 3 jaar worden toegelaten op een speciale school voor basisonderwijs. Voor regulier basisonderwijs geldt dat de gemeente bekostiging van het vervoer verstrekt vanaf het moment dat het kind vier jaar is geworden.

Voor leerlingen die op grond van de onderwijswetgeving toegelaten zijn op een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs, ongeacht of zij de leerplichtige leeftijd al voorbij zijn, kunnen de ouders aanspraak maken op bekostiging van de vervoerskosten, voor zolang de leerling de betreffende school bezoekt, indien zij voldoen aan de voorwaarden van de verordening leerlingenvervoer.

3. BEPERKING

Er is onderscheid te maken in een structurele of een tijdelijke beperking. De gemeente is alleen verantwoordelijk voor het vervoer van structureel beperkte leerlingen.

Beleidsregel

Wanneer er in de verordening gesproken wordt over een beperking of een handicap, wordt daarmee altijd een structurele beperking of handicap bedoeld. Wanneer een leerling vanwege herstel of revalidatie langer dan 3 maanden afhankelijk is van rolstoel en/of krukken, kan er een beroep worden gedaan op het leerlingenvervoer op grond van de hardheidsclausule. De gemeente kan een vervoersvoorziening geven voor de duur van het herstel en/of de revalidatie.

De gemeente verzorgt geen vervoer om tijdelijke medische redenen korter dan drie maanden. Ouders zijn hier zelf verantwoordelijk voor. Zij kunnen hiervoor wellicht een beroep doen op de zorgverzekeraar.

4. OUDERS

Co-ouderschap

Co-ouderschap is geen wettelijke term, maar wordt in deze beleidsregels als volgt omschreven.

  • -

    ouders, al dan niet gescheiden, die niet bij elkaar wonen, kunnen afspreken om hun kind(eren) gezamenlijk te (blijven) verzorgen en opvoeden. Er is sprake van co-ouderschap als zowel de beide ouders in een regelmatige afwisseling de zorg voor hun kind of de kinderen hebben.

Beleidsregel

Bij co-ouderschap kan er recht zijn op bekostiging van leerlingenvervoer voor de dagen dat de leerling bij de betreffende ouder verblijft. De beide ouders moeten afzonderlijk een aanvraag indienen voor de dagen dat het kind tijdens weekdagen bij hen verblijft.

Verantwoordelijkheid ouders

Ouders en of verzorgers zijn te allen tijde verantwoordelijk voor het schoolbezoek en de begeleiding van hun kind(eren). Wanneer het begeleiden van een leerling door de ouders of anderen onmogelijk is, dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zou leiden, kan de leerling in aanmerking komen voor taxivervoer.

Beleidsregel

Om te kunnen beoordelen of begeleiden onmogelijk is, of dat een gezin ernstig benadeeld wordt wanneer ouder(s) zelf voor de begeleiding moeten zorgen, zijn de onderstaande criteria opgesteld. Van ouders wordt geen begeleiding verlangd, als:

  • -

    de ouder van een één-oudergezin kan aantonen dat hij/zij het werk / inburgering niet langer kan uitoefenen als hij/zij zorg moet dragen voor de begeleiding van en naar school van de leerling. Hiervoor dient een werkgeversverklaring overlegd te worden, met een weekrooster en werktijden. Ook het volgen van een voltijdsopleiding wordt voor een ouder van een één-oudergezin gelijkgesteld met werk / inburgering. In deze situatie moet een inschrijfbewijs en het lesrooster overgelegd worden;

  • -

    er sprake is van een één-oudergezin en de ouder één of meerdere kind(eren), jonger dan 10 jaar uit hetzelfde gezin, tegelijkertijd naar een andere school moet brengen. Dan kan het kind dat moet reizen naar het speciaal (basis) onderwijs in aanmerking komen voor bekostiging van aangepast vervoer. Er moet aannemelijk worden gemaakt dat een andere oplossing (bijvoorbeeld het inschakelen van buren of familie of voor- en naschoolse opvang) niet mogelijk is.

  • -

    Er structurele medische redenen zijn die ouders belemmeren hun kind te begeleiden. Dit moet worden vastgesteld door een medisch deskundige (niet zijnde de huisarts).

  • -

    begeleiden van een kind van en naar school neemt meer dan drie uur per dag in beslag. Dit betekent dus maximaal drie kwartier per enkele reisafstand. Is de totale reistijd langer dan drie uur en er is geen aantoonbare andere mogelijkheid om vervoer te combineren met andere leerlingen, dan kan de leerling in aanmerking komen voor aangepast vervoer.

Ingeval een leerling in een zorginstelling woont, blijven zowel de ouders, verzorgers als ook de instelling verantwoordelijk voor de zorg en de daarmee samenhangende begeleiding.

Om het voor ouders eenvoudiger te maken het begeleidingsprobleem van hun kind op te vangen, adviseren wij gebruik te maken van de volgende mogelijkheden;

  • -

    Rol voor zorg- en hulpverlenende instellingen

    De verantwoordelijkheid voor de begeleiding van de kind(eren) blijft bij de ouders. Echter in de zoektocht hoe dit te organiseren kunnen zij geholpen worden bijv. MEE, Stichting vrijwilligerswerk, of Centrum Jeugd en Gezin binnen de wijkteams.

  • -

    Gebruik maken van een OVmaatje

    De ontwikkeling van het zelfstandig reizen kan worden gestimuleerd door gebruik te maken van OVmaatjes. De inzet van OVmaatjes zorgt er voor dat leerlingen ervaring opdoen in het openbaar vervoer. In veel gevallen is begeleiding in het openbaar vervoer daarna niet meer nodig.

  • -

    OV-Educatie

    Door OV-educatie op school leert een leerling op spelenderwijs kennis maken het openbaar vervoer. De BAR gemeenten gaan het OV4U lespakket aanbieden op scholen, om de zelfstandigheid in het openbaar vervoer te stimuleren en enthousiasme te creëren bij de leerlingen. Dit lesmateriaal is er voor het basisonderwijs, maar ook voor het speciaal basisonderwijs en het speciaal onderwijs.

5. ONDERWIJS

Wachtlijst

Indien de dichtstbijzijnde school niet toegankelijk is voor een leerling omdat er een wachtlijst bestaat, dient bekostiging plaats te vinden naar de eerstvolgende dichtstbijzijnde toegankelijke school. De aanspraak op vervoer naar deze verder weg gelegen school blijft bestaan, zolang er een wachtlijst is voor de dichtstbijzijnde school.

Beleidsregel

Bij de nieuwe aanvraag is het aan de ouders om aan te tonen dat de wachtlijst nog bestaat. In de toekenningbeschikking wordt opgenomen dat bekostiging van het leerlingenvervoer naar de verder weggelegen school wordt verstrekt tot het moment dat de wachtlijst is opgelost. Indien de wachtlijst is opgelost wordt de bekostiging beperkt tot aan de dichtstbijzijnde school. Wanneer tussentijdse overplaatsing naar een dichterbij gelegen school aantoonbaar nadelige gevolgen heeft voor de leerling, zal er maatwerk worden toegepast.

Hulpklas bij basisschool

Wanneer een leerling behoefte heeft aan extra ondersteuning kan dit in een hulpklas op het regulier basisonderwijs worden geboden. Deze vorm van onderwijs wordt nog niet op alle basisscholen aangeboden.

Beleidsregel

Wanneer vaststaat dat een leerling is aangewezen op een voltijds hulpklas, dient deze basisschool aangemerkt te worden als de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Vervoer naar deze basisschool met hulpklas dient bekostigd te worden, mits aan het afstandscriterium wordt voldaan.

Schakelklas en Internationaal voortgezet onderwijs (ISK)

Kinderen van statushouders en vergunninghouders met een taalachterstand kunnen een jaar lang intensief taalonderwijs krijgen door middel van de zogenaamde schakelklassen. Dit taalonderwijs wordt zowel op het basis- als het voorgezet onderwijs (ISK) gegeven. In de uitvoering van de schakelklas regeling wordt onderscheid gemaakt tussen beide onderwijsvormen.

Beleidsregel

Wanneer vaststaat dat een leerling aangewezen is op taalonderwijs bij een voltijds schakelklas, dient de school waarop het taalonderwijs wordt geboden aangemerkt te worden als de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor deze leerling. Vervoer naar de schakelklas dient bekostigd te worden, mits aan het afstandscriterium wordt voldaan.

Hoogbegaafd onderwijs

De gemeente wordt regelmatig geconfronteerd met aanvragen tot bekostiging van het vervoer naar scholen

die zich richten op hoogbegaafde kinderen, zoals Leonardoscholen.

Beleidsregel

Hoogbegaafde leerlingen kunnen met de juiste begeleiding en het juiste lesmateriaal op een reguliere, dichtbij gelegen school het voor hen passend onderwijs ontvangen. De ouders moeten aantonen dat hun kind in de dichtstbijzijnde school niet het onderwijs kan krijgen dat hij nodig heeft. In het algemeen is hoogbegaafdheid geen reden om naar vervoer te verstrekken naar een verderweg gelegen school voor primair onderwijs. Door de ouders aangeleverde specifieke informatie over de leerling kan voor de gemeente aanleiding zijn om de hardheidsclausule toe te passen. Voor informatie wordt contact opgenomen met het samenwerkingsverband (RiBA, Berséba en/of KoersVO). Het samenwerkingsverband weet welke scholen de beschikbare zogenaamde “verrijking, versnelling en verdiepingsmaterialen” in hun leerplan hebben opgenomen.

Dislocaties en nevenvestigingen

Wat te doen als een school bestaat uit meerdere vestigingen en/of locaties.

Beleidsregel

Er wordt bij dislocaties of nevenvestigingen niet afgeweken van de afstandscriteria in de verordening.

Wanneer een school meerdere locaties heeft, geldt als uitgangspunt dat de feitelijke locatie die door de leerling wordt bezocht als school kan worden beschouwd. Het vervoer tussen twee schoollocaties dient door school te worden verzorgd.

Verbouwing van de school

Wat te doen bij verbouwing van de school.

Beleidsregel

Wanneer leerlingen vanwege verbouwing op een andere locatie worden opgevangen, is het niet automatisch zo dat alle leerlingen naar die locatie vervoerd worden. Per leerling zal opnieuw beoordeeld worden of er nog aanspraak gedaan kan worden op bekostiging. Deze wijziging dient daarom doorgegeven te worden.

Wisselende schooltijden en afwijken van het schoolrooster

In de praktijk komt het regelmatig voor dat leerlingen halverwege de schooldag de school verlaten. Dit bijvoorbeeld vanwege ziekte, een doktersbezoek o.i.d. Ook komt het voor dat scholen verzoeken om op afwijkende tijden aangepaste vervoer in te zetten i.v.m. schoolreisjes, sportdagen of omdat het de laatste schooldag voor een vakantie betreft.

Beleidsregel

Het vervoer bij wisselende of afwijkende schooltijden behoort niet tot de gemeentelijke taak, maar tot de verantwoordelijkheid van de ouders zelf. Ook voor uitvaluren aan het begin en het eind van de schooldag worden geen extra taxiritten ingezet. Het aangepaste vervoer wordt alleen georganiseerd op de vaste schooltijden, genoemd in de schoolgids van de school. Uitzonderingen worden gemaakt voor leerlingen die vanwege hun structurele beperking geen hele schooldag kunnen volbrengen, of voor wie de algemene schoolgids is aangepast in een individueel schoolplan.

Afwijkende schooltijden in het examenjaar

Tijdens het examenjaar kan het voorkomen dat de lestijden afwijken.

Beleidsregel

De reguliere schooltijden volgens het schoolplan worden aangehouden. Indien het examen na 10:00 uur plaatsvindt, kan er ’s morgens, op aanvraag en in overleg, afgeweken worden van de reguliere schooltijden.

Indien het examen voor 10:00 uur plaatsvindt wordt de reguliere schooltijd aangehouden, tenzij de vervoerder aangeeft dat er aan de betreffende rit geen meerkosten verbonden zijn. Voor uitvaluren worden geen extra ritten ingezet. Van de leerling wordt verwacht dat hij/zij op school wacht tot het einde van de reguliere schooltijd.

Medische behandeling en zorg i.c.m. onderwijs Opdc

De gemeente wordt regelmatig geconfronteerd met aanvragen van ouders voor bekostiging van vervoer naar instellingen waar kinderen dagbehandelingen en/of zorg ontvangen, al dan niet in combinatie met onderwijs.

Beleidsregel

De gemeente bekostigt dit vervoer niet. Het leerlingenvervoer is alleen bedoelt voor het vervoer van en naar een school op de schooltijden die zijn aangegeven in de schoolgids. Dan gaat het dus om een onderwijsinstelling in de zin van de onderwijswetgeving. Zorginstellingen, medisch kinderdagverblijven en dergelijke worden hier niet toe gerekend. Volgt een kind ook onderwijs op, of nabij die locatie, dan kunnen de ouders een (gedeeltelijke) tegemoetkoming via de gemeente krijgen. Ook dan moet het gaan om onderwijs in de zin van onderwijswetgeving, dus moet de instelling die het onderwijs verzorgt een “school” zijn. Hierbij geldt dat gemeenten vervoeren in aansluiting op het begin en einde van de schooldag volgens de schoolgids (artikel 1, onderdeel g, van de verordening). Krijgen kinderen voor, tijdens of na schooltijd zorg of behandeling, dan zijn toch de schooltijden leidend voor het leerlingenvervoer.

Onderwijs/zorg locaties

Bij locaties waar zowel onderwijs als zorg wordt verstrekt kan alleen aanspraak op leerlingenvervoer ontstaan indien het onderwijs deel meer dan 50% van de tijd omvat. Ouders dienen dit aan te tonen door het overleggen van een OPP en de beschikking voor het zorgdeel.

6. WONING

Hoofdverblijf

De hoofdregel is dat een aanvraag voor bekostiging van de vervoerskosten kan worden ingediend, voor het adres waar de leerling feitelijk en structureel verblijft. Inschrijving in de gemeente is hierbij niet relevant. De gemeente toetst deze aanvraag aan de verordening.

Beleidsregel

Bij uitzonderlijke gevallen kan er een uitzondering op de hoofdregel worden gemaakt indien de leerling:

  • -

    van leerlingenvervoer gebruik maakt in gemeente A; en

  • -

    een korte periode (maximaal zes weken) in een andere gemeenten (B) verblijft; en

  • -

    de oude school blijft bezoeken; en

  • -

    na die korte periode terugkeert naar de oorspronkelijke gemeente (A).

Opmerking

Deze uitzondering geldt niet voor een leerling die vanwege een vakantie van de ouders elders verblijft. In alle andere situaties dat een leerling tijdelijk ergens verblijft, geldt de hoofdregel. Dit betekent overigens niet dat de aanvraag toegekend wordt. Mogelijk wordt de aanvraag afgewezen, omdat de gemeente het geen “woning” vindt (onvoldoende structureel, of niet als hoofdverblijf kan worden aangewezen) of dat het vervoer niet naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school is.

Tweede opstap- of afzetadres

Beleidsregel

De gemeente stemt in met het vervoer naar een tweede opstap-, of afzetadres als dit op de route is waar de taxi of bus standaard langs rijdt en het opstap- of afzetadres structureel van aard is. Structureel betekent in dit verband dat er sprake moet zijn van een vast, (twee-) wekelijks terugkerend patroon bijv. alle dagen van de week met uitzondering van dinsdag- en vrijdagmiddag naar adres 1, dinsdag en vrijdagmiddag naar adres 2 en voor een periode van minimaal 3 maanden.

Tijdelijk verblijf

Voor een leerling die gebruik maakt van het leerlingenvervoer en die tijdelijk in onze, of in een andere gemeente verblijft, gelden de volgende beleidsregels:

Beleidsregel

Wanneer er sprake is van tijdelijk verblijf, korter dan 3 maanden, bekostigd de gemeente van herkomst het vervoer.

Wanneer er sprake is van tijdelijk verblijf langer dan 3 maanden, kan de opvanglocatie worden aangemerkt als hoofdverblijf. Na een termijn van 6 weken, moet er een aanvraag ingediend worden. Vanaf dat moment wordt de criteria gehanteerd uit de verordening van de gemeente waarin het hoofdverblijf is gevestigd.

Internaten

Het komt nogal eens voor dat ouders het college vragen hun kind af en toe ook door de week naar huis te vervoeren.

Beleidsregel

Dergelijke verzoeken kunnen worden afgewezen. Voor internaten geldt immers weekeinde- en vakantievervoer. Ouders zijn zelf verantwoordelijk voor vervoer buiten schooltijden.

Crisisplaatsing

Het komt voor dat kinderen om verschillende redenen uit huis geplaatst worden. De gemeente Ridderkerk acht het noodzakelijk om hier beleidsregels voor op te stellen. Onder crisisplaatsing verstaan we een plotselinge uithuisplaatsing van een kind in een pleeggezin of gezinsvervangend tehuis. Deze plaatsing is van tijdelijke aard en heeft tot doel om de leerling zo snel mogelijk (bij voorkeur binnen 6 weken) terug te plaatsen in het ouderlijk huis dan wel in een andere definitieve huisvesting onder te brengen.

Beleidsregel

Leerlingen die vanwege een crisissituatie in het ouderlijk huis, tijdelijk in de gemeente Ridderkerk wonen, kunnen rekenen op tijdelijke steun van de gemeente. Omwille van de rust voor de leerling zal er een vergoeding worden verstrekt naar de oorspronkelijke school voor de duur van maximaal zes weken, indien de uithuisplaatsing onverwacht van de één op andere dag geschiedt. Gedurende deze periode wordt veelal duidelijk waar de leerling definitief gaat wonen. De gemeente zal in deze periode onderzoeken of de oude gemeente bereid is een financiële bijdrage te leveren voor het vervoer van “hun” leerling.

De verzorgers van de leerling dienen de periode van 6 weken te benutten, om bij een langduriger verblijf in de gemeente Ridderkerk een andere school te zoeken. Als de leerling na het verstrijken van deze termijn in de gemeente Ridderkerk blijft wonen, moet er een nieuwe aanvraag worden ingediend. Deze aanvraag wordt dan op dezelfde wijze beoordeeld, als de aanvragen van andere leerlingen uit de gemeente. De eventuele vergoeding zal gebaseerd worden op de kosten van het vervoer naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school.

Indien een leerling uit de gemeente Ridderkerk de ouderlijke woning tijdelijk verlaat in verband met een crisissituatie zal de gemeente, voor zover de leerling reeds bekend is het leerlingenvervoer, op verzoek van de nieuwe tijdelijke gemeente het vervoer van deze leerling voor de periode van maximaal 6 weken blijven vergoeden naar de oorspronkelijke school.

Dagcentrum: twee woningen

Het uitgangspunt van de verordening leerlingenvervoer is, dat slechts het vervoer van de woning naar de onderwijsinstelling en vice versa wordt bekostigd. In het geval een leerling vanuit een ouderlijke woning een school bezoekt en vanuit die school, omwille van een medische of sociale indicatie, naar een dagcentrum reist, is de gemeente niet verplicht het vervoer van school naar het dagcentrum te bekostigen.

Beleidsregel

Als het dagcentrum als structureel feitelijk (eventueel tweede) verblijf aangemerkt kan worden, kan een gemeente ervan uitgaan dat het kind twee woningen in de zin van de verordening heeft, te weten de ouderlijke woning en het dagcentrum en daarom toch besluiten het vervoer te bekostiging, wanneer het dagcentrum zich binnen de gemeente bevindt. De gemeente bekostigt dan het vervoer van huis naar school en van school naar het dagcentrum. Het dagcentrum wordt dan aangemerkt als tweede woning. Het vervoer van het dagcentrum naar huis valt dan niet onder het leerlingenvervoer.

7. HET VERVOER

Wangedrag binnen het vervoer

Beleidsregel

Bij wangedrag van een kind in de taxi of taxibus hanteren wij een stoplichtmodel (3 stappen).

  • 1.

    Er wordt er een brief gestuurd naar de ouders/verzorgers van het kind. Ook vindt er een gesprek plaats tussen de hauffeur en de ouders/verzorgers. De chauffeur maakt hier een verslag van. Het doel is verbetering van het gedrag van de leerling.

  • 2.

    Wanneer dit niet leidt tot verbetering van het gedrag stuurt de gemeente een schriftelijke waarschuwing naar de ouders/verzorgers. Er wordt hen dan de gelegenheid geboden het kind in het aangepast vervoer te (laten) begeleiden. Hiertoe biedt de gemeente de ouders/verzorgers een zitplaats aan in het voertuig.

  • 3.

    Als het probleem aanhoudt, krijgen ouders/verzorgers een laatste schriftelijke waarschuwing dat het vervoer wordt beëindigd indien het gedrag van de leerling niet verbetert. Indien het gedrag van de leerling niet verbetert, het gedrag niet verwijtbaar is aan de aandoening/handicap van de leerling en indien ouders/verzorgers geen begeleiding verzorgen, kan de gemeente besluiten het aangepaste vervoer te beëindigen. Dit geldt ook wanneer het gedrag van de leerling niet verbetert, er een medische oorzaak is aan te geven voor het ontoelaatbare gedrag en dit met begeleiding onder controle is te houden. In alle gevallen zijn het de ouders/verzorgers die de begeleiding van het kind moeten organiseren, niet de gemeente.

Individueel vervoer

Beleidsregel

Met individueel vervoer is bedoeld, dat een leerling om medische en/of psychosociale reden niet samen met andere leerlingen kan worden vervoerd. In beginsel is er echter geen individueel vervoer. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan het voorkomen dat een leerling om medische en/of psychosociale reden individueel vervoerd moet worden.

Individuele reistijd

Beleidsregel

Onder individuele verblijfstijd wordt verstaan: de tijd die een leerling in het voertuig doorbrengt vanaf het moment dat de leerling in het voertuig stapt tot het moment dat hij uitstapt bij afzetadres (woon-/huisadres/op- c.q. uitstapplaats of school/stage). De individuele reistijd per leerling in het voertuig is gelimiteerd tot 90 minuten per enkele reis tenzij het door de afstand niet mogelijk is om binnen deze maximale tijdsduur te blijven.

Medische begeleiding

Beleidsregel

Indien een leerling om medische redenen begeleiding nodig heeft, zijn de ouders verantwoordelijk voor deze begeleiding, hiervoor kan over het algemeen een vergoeding voor worden verkregen op basis van de Zvw of Wlz. Door de gemeente zal de zitplaats voor de begeleider beschikbaar worden gesteld.

Jeugdhulp vervoer

Beleidsregel

De Verordening leerlingenvervoer bepaald dat er een duidelijk onderscheid is tussen schoolvervoer en zorgvervoer.

Het leerlingenvervoer is bedoelt voor vervoer van- en naar de school, vanaf het vooraf opgegeven thuisadres én op de schooltijden die zijn opgenomen in het schoolplan. Vanuit het leerlingenvervoer kan hier alleen van afgeweken worden als d.m.v. een medische keuring blijkt dat van de vaste schooltijden afgeweken moet worden door de structurele beperking van de betreffende leerling.

Dit betekent bijvoorbeeld dat opbouw van schooluren van tijdelijke aard is. Bij positief resultaat zullen het immers steeds meer uren worden. Er ligt dus geen structurele beperking aan de vervoersbehoefte ten grondslag. Dit moet daarom gezien worden als zorgvervoer. Hetzelfde geldt eveneens voor verzoeken om een leerling voorafgaand aan een schooldag, of na afloop daarvan op te halen of af te zetten op een andere locatie dan het thuisadres. Dit valt niet onder het leerlingenvervoer, want het leerlingenvervoer vervoert alleen van het thuisadres van- en naar de school.

Stage vervoer

Stage vormt een onderdeel van het onderwijsprogramma. Bij de decentralisatie van de rijksregeling naar gemeenten in 1987 is er met succes voor gepleit, dat dit vervoer onder het leerlingenvervoer bleef vallen. De kosten van dit vervoer zijn echter hoog, omdat de stageplekken altijd buiten de schoollocaties staan. Daarnaast wijken de stagetijden regelmatig af van de schooltijden.

De aanvragen voor stage vervoer brengen in de regel (onevenredige) hoge kosten met zich mee. Met het oog op de door het Rijk gewenste ontwikkeling, dat alle leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs, die het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel hebben/krijgen, stage gaan lopen, is een toename van dit type vervoer en de daarbij horende kosten te verwachten. Er is geen wetgeving en voor zover bekend ook geen jurisprudentie die de mogelijkheden van het kostbare stage vervoer beperken. De gemeente heeft de ruimte om hierover afspraken met scholen te maken.

Beleidsregel

Als stageplek wordt gezien; de werkplek waarvoor ten behoeve van de leerling een stage-overeenkomst is opgesteld. Hierin is onder meer beschreven met welk doel de leerling stage loopt, wat de werkzaamheden zijn en voor welke periode de stage is afgesproken. Een vergoeding voor de vervoerskosten van en naar de stageplek vindt plaats in aansluiting op de schooltijden tenzij de branche waarin stage gelopen wordt, deze aansluiting niet mogelijk maakt. Daarnaast zal de vergoeding zijn afgestemd op de afstand tussen de woning dan wel de opstapplaats en de stageplek en vice versa. Tenzij aantoonbaar niet aanwezig, zal de stage altijd plaatsvinden binnen het reistraject tussen de woning dan wel de opstapplaats en de school. Bij voorkeur wordt de stageplek gezocht in de nabijheid van de woning, waardoor leerlingen minder lang hoeven te reizen en hun maatschappelijke betrokkenheid met de gemeente Barendrecht wordt vergroot.

Er wordt geen vervoerskostenvergoeding toegekend indien er niet ook recht bestaat op vervoerskostenvergoeding naar de school. Voor de stageplek geldt hetzelfde afstandscriterium als voor de school en er vindt geen vergoeding plaats als de stageplek binnen de afstandsgrens staat.

Ter voorbereiding op deelname in het maatschappelijk verkeer door de leerling en het vergroten van de zelfredzaamheid wordt voor het stage vervoer gekeken naar de mogelijkheden van het reizen met de (brom-)fiets en/of het openbaar vervoer. Er wordt een zo maximaal mogelijke zelfstandige manier van reizen van en naar het stageadres nagestreefd. Dit vormt de basis van de verstrekte vergoeding.

Vervoer na schooltijd

De gemeente heeft de zorgplicht voor het vervoer tussen huis en school en terug. De gemeente is niet verantwoordelijk voor het vervoer naar naschoolse activiteiten, buitenschoolse opvang, een oppasadres, of medische behandeling, etc. Hiervoor is het leerlingenvervoer niet bedoeld.

Beleidsregel

De basisregel is, dat het door de gemeente georganiseerde vervoer, plaatsvindt van de woning dan wel de opstapplaats naar de school en vice versa. In enkele gevallen, waarin het alternatieve uitstapadres op de route ligt en er geen meerkosten aan dit vervoer vast zitten, kan de gemeente de ouders tegemoet komen, door de leerling te laten uitstappen op een ander gewenst adres dan hun huisadres. Hieraan kunnen ouders geen enkel recht ontlenen. Indien het alternatieve uitstapadres door een wijziging in het vervoersplan niet meer op de route ligt of tot een kostenverhoging leidt, zal de leerling op het opstapadres worden afgezet.

Afstand en reistijd bepalen

Voor de beoordeling van aanvragen voor leerlingenvervoer moet de afstand worden bepaald van het huisadres van de leerling naar de school van de leerling. Het gebruik van opstapplaatsen veranderd niets aan deze afstand.

Beleidsregel

Voor alle voorzieningen uit het leerlingenvervoer geldt de kortst gemeten afstand tussen de woning en de school. Deze wordt bepaald met behulp van de routeplanner van de ANWB: http://route.anwb.nl/routeplanner/.

Het vaststellen van de reistijd per openbaar vervoer vindt plaats op basis van de Reisinformatiegroep bv via 0900-9292 of www.9292ov.nl. Voor het vaststellen van de reistijd per taxivervoer wordt de vervoerder geraadpleegd.

Bij een negatieve beschikking op grond van het afstandscriterium, of op grond van de reistijd, zal een uitdraai ter onderbouwing worden meegestuurd.

8. AANMELDINGEN, AFMELDINGEN EN MUTATIES

Nieuwe aanmelding, mutaties in adressen van schoollocatie of woonadres

Beleidsregel

Het verwerken van nieuwe aanmeldingen van leerlingen, mutaties in adressen van schoollocatie of woonadres kost in het algemeen minimaal 5 werkdagen. Ouders zijn tijdens deze periode zelf verantwoordlijk voor het vervoer van de leerling(en).

Wel/niet gebruik maken van het vervoer

Beleidsregel

Mutaties die betrekking hebben op wel of niet gebruik maken van het vervoer of extra ritten worden zoveel mogelijk ruim tevoren doorgegeven aan de gemeente. De gemeente zorgt er dan voor dat deze informatie uiterlijk vóór 17:00 uur op de dag ervoor aan de vervoerder wordt verstrekt. De ouder moet rekening houden met deze verwerkingstijd als zich een mutatie voordoet.

9. OPSTAPPLAATS

Vanaf de ingang van het nieuwe vervoerscontract gaat gemeente Ridderkerk gebruik maken van opstapplaatsen. De keuze hiervoor moet bijdragen aan een efficiëntere uitvoering van het vervoersplan en een verlaging van de vervoerskosten. Gemeente Ridderkerk heeft in haar Verordening leerlingenvervoer beschreven, dat zij gebruik kan maken van opstapplaatsen.

Beleidsregel

Kleinschalig vervoer

Voor het kleinschalig vervoer kan er gebruik gemaakt worden van opstapplaatsen. Het gebruik maken van opstapplaatsen is niet toegestaan voor gehandicapte leerlingen. 

Busvervoer

Voor het busvervoer mag er eveneens gebruik gemaakt worden van opstapplaatsen. 

Voor de opstapplaatsen gelden de volgende voorwaarden:

  • a)

    Een opstapplaats dient bij voorkeur bij een bushalte (niet per definitie met abri) te zijn gesitueerd.

  • b)

    Een opstapplaats is maximaal 400 meter verwijderd van het huisadres van de leerling.

10. AANVRAAG

Indienen aanvraagformulier

De aanvraag voor het volgende schooljaar dient voor 1 juni te worden ingediend, bij latere indiening kan niet worden gegarandeerd dat gedurende de eerste twee weken van het neiuwe schooljaar het aangepast vervoer kan worden georganiseerd.

Gesprek

Ouders/verzorgers van kinderen die nieuw in het leerlingenvervoer komen, worden eerst uitgenodigd voor een gesprek of worden telefonisch benaderd. Hierin wordt uitgelegd wat leerlingenvervoer is en wordt bekeken of de leerling met het openbaar vervoer kan reizen, eventueel met hulp. Ook ouders/verzorgers van kinderen die in het schooljaar negen jaar worden of veranderen van school, worden uitgenodigd voor een gesprek. Met hen worden de mogelijkheden van het openbaar vervoer besproken.

Meerjaren beschikking

Gemeente Ridderkerk heeft ervoor gekozen om de bekostiging van de vervoerskosten voor één jaar toe te kennen. Hiervoor is gekozen, omdat de situatie van de leerlingen en hun vervoersmogelijkheden kunnen veranderen gedurende een schooljaar. Ook wordt gekeken naar infrastructurele wijzigingen en waar nodig wijzigingen in de inkomensgegevens met betrekking tot de eigenbijdrage. Er zijn echter situaties denkbaar waarin het niet nodig is om jaarlijks te beoordelen of er iets gewijzigd is.

Beleidsregel

Voor leerlingen die bekostiging krijgen voor het zelfstandig reizen met de fiets of het openbaar vervoer, kan een meerjaren beschikking worden verstrekt, voor de periode dat de leerling dezelfde school blijft bezoeken. Ook voor de leerlingen waarvan vast staat dat zij op grond van hun handicap en/of beperking altijd aangewezen zijn op aangepaste vervoer, kan voor de periode dat de leerling dezelfde school blijft bezoeken een meerjaren beschikking worden verstrekt. Daar waar sprake is van een te betalen eigenbijdrage zal jaarlijks om de inkomensgegevens worden gevraagd om zo de eigenbijdrage te kunnen vaststellen.

11. FINANCIEEL

Terugval in inkomen

Als peiljaar voor het inkomen moet op grond van de WPO (artikel 4, zevende lid) worden aangemerkt het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin het schooljaar waarvoor bekostiging van de vervoerskosten wordt gevraagd, begint. Indien het inkomen van de betrokken ouders in de periode die ligt tussen het peiljaar waarin het inkomen wordt bepaald en het jaar waarin de aanvraagwordt ingediend, op een structurele wijze is gedaald, is het redelijk om in het voordeel van de ouders een later peiljaar te kiezen door gebruik te maken van de afwijkingsmogelijkheid van artikel 23 van de verordening. Door het kiezen van een later peiljaar kan het voorkomen dat ouders in dat latere peiljaar niet voldoen aan de inkomensgrens en dus geen drempelbedrag hoeven te betalen.

Beleidsregel

Om te bepalen wanneer het redelijk is van de peildatum af te wijken, is aangesloten bij artikel 6.12 van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF). Dit artikel is niet in de verordening opgenomen maar is hieronder als beleidsregel opgenomen. Het gaat bij de toepassing van artikel 24 van de verordening om een beleidsbevoegdheid van het college. Onderstaand artikel vormt slechts een gedeeltelijkeinvulling van die beleidsruimte. Het betreffende artikel van de WSF kan als richtsnoer gehanteerd worden. Het college houdt dan zijn eigen bevoegdheid om in zeer bijzondere situaties een andere oplossing te kiezen.

De toe te passen regel luidt:

1. Op aanvraag van de ouder wordt bij de toepassing van artikel 13 uitgegaan van het inkomen van een ander jaar dan het inkomen over het tweede jaar voorafgaande aan het schooljaar waarvoor de bekostiging wordt gevraagd, indien:

  • a.

    sprake is van een terugval in inkomen over het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de bekostiging wordt gevraagd, in welk geval wordt uitgegaan van het jaar voorafgaande aan het schooljaar waarvoor de bekostiging wordt vastgesteld, of

  • b.

    sprake is van een terugval in inkomen over het jaar waarvoor de bekostiging wordt vastgesteld, in welk geval wordt uitgegaan van het jaar waarvoor de bekostiging wordt vastgesteld.

2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder een terugval in inkomen verstaan een vermindering van het toetsingsinkomen van de ouder van ten minste 15% ten opzichte van het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de bekostiging wordt vastgesteld.

Pleegouders

Aan pleegouders wordt geen drempelbedrag in rekening gebracht.

Voogdij-instellingen

Voogdij-instellingen worden ook als "ouder" aangemerkt. Zij kunnen een aanvraag indienen als zij daadwerkelijke verzorging uitoefenen. Bij hen kan echter geen drempelbedrag worden vastgesteld, omdat zij geen inkomen in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting hebben. (Deze wet ziet op natuurlijke personen.)

12. HARDHEIDSCLAUSULE

De verordening leerlingenvervoer kent een hardheidsclausule. Via toepassing van de hardheidsclausule kan het college van alle bepalingen van de verordening afwijken en alsnog bekostiging van vervoer toekennen. Toepassing van de hardheidsclausule is bedoeld voor uitzonderlijke situaties, die niet in de verordening en de beleidsregels zijn opgenomen en welke mogelijk aantoonbaar nadelige gevolgen voor een gezin of een leerling kunnen hebben.

Beleidsregel

De hardheidsclausule wordt alleen toegepast voor het volgen van onderwijs. Er kan geen aanspraak gemaakt worden op bekostiging van vervoer naar medische instellingen. Ook kan geen aanspraak op bekostiging gemaakt worden, omdat ouders/verzorgers werken en/of andere bezigheden hebben, waardoor zij de leerling niet naar school kunnen brengen.

Van de beleidsregels kan worden afgeweken, op grond van de zogenaamde inherente afwijkingsbevoegdheid van het college. Dit geldt dan eveneens voor situaties waarin de toepassing van de beleidsregels tot onaanvaardbaar nadelige gevolgen voor een gezin of een leerling zouden leiden.

Bij het toepassen van de hardheidsclausule dient men met alle feiten en omstandigheden rekening te houden, zoals bijvoorbeeld medische, pedagogische en sociale factoren. De toepassing ervan is niet aan enige beperking gebonden. Via toepassing van de hardheidsclausule kan van alle bepalingen van de verordening worden afgeweken, inclusief het heffen van de eigen bijdrage. Voorts dient erop te worden toegezien dat, ter voorkoming van precedentwerking, de toepassing van de hardheidsclausule wordt onderbouwd met op de specifieke, concrete situatie van ouders van een leerling betrekking hebbende argumenten.

Ondertekening

9 mei 2018