Regeling vervallen per 31-03-2020

Beleidsregels PFAS gemeente Amstelveen

Geldend van 02-08-2018 t/m 30-03-2020

Intitulé

Beleidsregels PFAS gemeente Amstelveen

Z-2018/035865

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen;

gelet op artikel 1.1a van de Wet milieubeheer;

gelet op artikel 13 van de Wet bodembescherming;

gelet op artikel 95, derde lid van de Wet bodembescherming;

gelet op artikel 7 van het Besluit bodemkwaliteit;

gelet op de bodemkwaliteitskaart, als bedoeld in artikel 57, tweede lid en artikel 58 van het Besluit bodemkwaliteit, van de gemeente Amstelveen (Regionale Nota Bodembeheer Amstelland, d.d. 14 maart 2013, kenmerk 09K189) gelet op de bijlage B, behorende bij hoofdstuk 4 van de Regeling bodemkwaliteit;

gelet op de Richtlijn voor het omgaan met niet-genormeerde stoffen (bijlage 6 bij de Circulaire bodemsanering per 1 juli 2013);

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op het besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, van 11 juli 2017, met kenmerk: 966922/968949, tot vaststelling van de Beleidsregel PFOS en PFOA Noord-Holland;

gelet op het besluit van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer, van 3 oktober 2017, met kenmerk 2017.0055034 tot vaststelling van een Beleidsregel voor het toepassen van PFOS- en PFOA-houdende grond en baggerspecie op de landbodem in de gemeente Haarlemmermeer.

Besluiten vast te stellen de volgende beleidsregels: Beleidsregels PFAS gemeente Amstelveen.

Hoofdstuk 1. Inleiding, doelstelling

Paragraaf 1.1. Inleiding

In 2008 heeft een calamiteit met brandblusschuim plaatsgevonden in de gemeente Haarlemmermeer. Hierbij zijn grote hoeveelheden PFAS in het watersysteem terechtgekomen.

Vanaf medio 2017 is door de geconstateerde aanwezigheid van PFAS in gemeente Aalsmeer het besef ontstaan dat PFAS ook in de bodem van Amstelveen aanwezig kan zijn. Dit is door enkele metingen bevestigd. Vermoed wordt dat PFAS in de gehele gemeente zal worden aangetroffen.

Het Rijk heeft de bevoegdheid om centraal normen vast te stellen, maar maakt hier momenteel geen gebruik van en laat beleid over aan decentrale overheden die hier mee te maken hebben.

Gelet op het voortgaande is het noodzakelijk dat er in de gemeente Amstelveen een handelingsperspectief voor PFAS- bevattende grond moet komen. Anders gaan mogelijk allerlei ruimtelijke projecten op slot.

Paragraaf 1.2. Wat is PFAS?

PFAS is de afkorting voor Poly- en PerFluor Alkyl Stoffen. PFAS zijn onder meer toegepast in brandblusschuim, bij textielbehandeling en als oppervlaktebehandeling in de metaalindustrie. PFOS (Perfluoroctaansulfonaat) en PFOA (Perfluoroctaanzuur) zijn de bekendste en meest kritische stoffen van deze stofgroep en worden vaak als indicator gebruikt. Deze geperfluoreerde verbindingen zijn (zeer) persistent, bioaccumulatief en toxisch. Dit betekent concreet dat de stoffen in de natuur in het geheel niet afbreken, zich ophopen in mens en dier en bovendien al bij lage concentraties toxische effecten laten zien (bron: Expertisecentrum PFAS).

Het gebruik van PFOS- en PFOA-houdende materialen is/wordt respectievelijk in 2010 en 2020 binnen de Europese Unie verboden. De productie van PFOS en PFOA is inmiddels in Nederland beëindigd, maar PFAS bevindt zich vermoedelijk al breed in het milieu en blijft vrijkomen bij gebruik van PFAS-houdende producten.

Paragraaf 1.3. Bevoegdheden

Het Besluit bodemkwaliteit streeft naar het hergebruik van grondstoffen op een zodanige wijze dat voorkomen wordt dat de bodem (grond en grondwater) en het oppervlaktewater worden verontreinigd.

PFAS is een zogenaamde niet-genormeerde stof, wat betekent dat het Rijk geen hergebruiksnormen voor PFAS in grond en bagger in het Besluit bodemkwaliteit heeft vastgesteld. In de Richtlijn voor het omgaan met niet genormeerde stoffen (bijlage 6 bij de Circulaire bodemsanering per 1 juli 2013) is opgenomen hoe decentrale overheden normen kunnen afleiden.

Deze afleiding van normen heeft inmiddels plaatsgevonden; het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft na een eerder opgestelde verkenning (RIVM: "Verkenning doelstelling voor herstel verontreiniging met PFOS", Briefrapport 607083001/2011, versie mei 2011, i.o.v. de Provincie Noord-Holland, i.h.k.v. E/607083 PFOS), op verzoek van de provincie Noord-Holland respectievelijk de Omgevingsdienst Zuid-Holland-Zuid en de gemeente Dordrecht voor PFOS respectievelijk PFOA milieukwaliteitswaarden afgeleid.

Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland hebben de rapporten van het RIVM uit 2016 (RIVM briefrapport 2016-0001. A.M. Wintersen et al) over de milieukwaliteitswaarden voor PFOS en uit 2017 (RIVM Briefrapport 2017-0092. J.P.A. Lijzen et al) over de milieukwaliteitswaarden voor PFOA als uitgangspunt gehanteerd voor het vaststellen van waarden; gehalten waaronder geen sprake is van bodemverontreiniging en gehalten waarbóven sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Dit is vastgesteld in artikel 7, vierde lid van de Beleidsregel PFOS en PFOA Noord-Holland (11 juli 2017, kenmerk 966922/968949).

Inmiddels hebben ook de gemeente Haarlemmermeer en Aalsmeer de voornoemde rapporten van het RIVM gebruikt om te komen tot een lokale beleidsregel. Deze gemeentelijke beleidsregels hebben dus uitsluitend betrekking op de toepassing van grond en baggerspecie met PFAS verontreinigingsniveau's onder de waarde waarbij volgens de provincie sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging aanwezig.

De gemeentelijke beleidsregels geven aanvullende regels op de reeds vastgestelde Nota bodembeheer en vervangt deze niet.

Daar waar onderhavige beleidsregels mogelijk afwijken van de Beleidsregel PFOS en PFOA Noord-Holland, is de provinciale beleidsregel leidend.

Mocht het Rijk alsnog tot landelijke normering komen, dan hebben de onderhavige beleidsregels geen rechtskracht meer.

Paragraaf 1.4. Doel van de beleidsregels

De doelstelling van deze beleidsregel betreft het opstellen van uitvoeringsregels om het hergebruik van grond en bagger met PFAS te faciliteren, voor zowel de bedrijfsmatige toepassers van grond en baggerspecie als de toezichthouders en handhavers van de gemeentelijke overheid. De beleidsregels hebben betrekking op het toepassen van grond en baggerspecie, op de (natte) verspreiding van baggerspecie, de tijdelijk opslag in depots als voor de opslag in inrichtingen die onder het Activiteitenbesluit vallen.

Hierbij worden meerdere doelen beoogd:

  • 1.

    duidelijkheid bieden over de normen voor de toepassing van grond en bagger en de opslag in depots;

  • 2.

    het creëren van een gelijk speelveld in de regio door aan te sluiten bij de Beleidsregel PFOS en PFOA van de gemeente Haarlemmermeer en Aalsmeer;

  • 3.

    het vergroten van het markt door grond te accepteren uit gemeenten die op basis van vergelijkbare regels grond van andere gemeenten accepteren;

  • 4.

    het aansluiten op de meldingsprocedure van het Besluit bodemkwaliteit.

Daarnaast biedt het instrument van de beleidsregel een belangrijk voordeel voor zowel het bevoegd gezag als voor burgers en bedrijven, omdat er een mogelijkheid bestaat om wegens bijzondere omstandigheden af te wijken. In artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat het bestuursorgaan overeenkomstig een beleidsregel handelt, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Uit deze bepaling vloeit voort dat voor het bestuursorgaan de mogelijkheid bestaat om van de beleidsregel af te wijken (dit wordt de inherente afwijkingsmogelijkheid genoemd).

De mogelijkheid om van een beleidsregel af te wijken kan slechts in bijzondere omstandigheden gehanteerd worden. In § 2.2 worden criteria aangegeven om te beoordelen of sprake is van onevenredige gevolgen.

Paragraaf 1.5. Leeswijzer

In de paragrafen hiervoor is een uitleg gegeven over de probleemstelling en de bevoegdheden van het college. Ook is het doel van dit beleid uitgelegd.

In hoofdstuk 2 worden begrippen in dit beleid nader verklaard.

In hoofdstuk 3 worden de beleidsregels ten aanzien van het toepassen van PFAS-houdende grond en bagger beschreven. Dit is de kern van het beleid. De beleidsregels hebben betrekking op toepassingen zoals bij het ophogen en aanvullen van terreinen met grond en baggerspecie.

Hoofdstuk 4 bevat de slotbepalingen van deze beleidsregels.

Hoofdstuk 2. Begrippen, afwijken en wijze van onderzoek

Paragraaf 2.1. Begrippen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

besluit: Besluit bodemkwaliteit;

bodemfunctieklasse: indeling van de bodem naar bodemfunctie in de categorieën, bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Besluit bodemkwaliteit. De verschillende bodemfuncties zijn opgenomen in artikel 4.7.1. van de Regeling bodemkwaliteit. Doorgaans worden de bodemfuncties onderverdeeld in de klasse Wonen, klasse Industrie en klasse Niet Ingedeeld, waarbij de laatste klasse de hoogste kwaliteit heeft, conform artikel 4.9.2. en de bijbehorende bijlage J van de Regeling bodemkwaliteit;

bodemkwaliteitszone: begrensd gebied met een homogene bodemkwaliteit;

baggerspecie: materiaal dat is vrijgekomen uit de bodem of oever van een oppervlakte-waterlichaam en dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 millimeter en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter;

bodem: het vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen;

bodemtypecorrectie: methode om een algemene bodemnorm om te rekenen naar de lokale situatie door correctie van stofgehalten op basis van organisch stof en/of lutumgehalte zoals beschreven in de Circulaire en bijlage G onderdeel III van de Regeling bodemkwaliteit;

bevoegd gezag: het bestuursorgaan, bedoeld in artikel 3, van het Besluit, zijnde het college van burgemeester en wethouders van de gemeente, dan wel, Gedeputeerde Staten van de provincie, c.q. het Rijk voor respectievelijk provinciale, of rijksinrichtingen;

circulaire: Circulaire bodemsanering per 1 juli 2013;

grond: vast materiaal dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 millimeter en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter, niet zijnde baggerspecie;

grootschalige bodem toepassing (GBT): toepassing als bedoeld in paragraaf 3 van het Besluit;

maximale waarde: gehalte van een stof die de bovengrens vormt van een bodemfunctie(gebruiks)klasse;

msPAF: meer-soorten Potentieel Aangetaste Fractie van lagere organismen, een aanduiding voor ecologische risico's als gevolg van bodemverontreiniging;

niet genormeerde stoffen: chemische stoffen of verbindingen die niet zijn opgenomen in bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit;

PFAS: poly- en perfluor alkyl-verbindingen als algemene aanduiding van de stofgroep, waaronder ook PFOS en PFOA vallen;

PFOS: perfluor-octaansulfonaat;

PFOA: perfluor-octaanzuur;

Regeling: Regeling bodemkwaliteit;

toepassen van grond of baggerspecie: het aanbrengen, verspreiden of tijdelijk opslaan van grond of baggerspecie als bedoeld in artikel 35 van het Besluit, het houden van de aangebrachte of tijdelijk opgeslagen grond of baggerspecie in die toepassing, alsmede het laten verrichten daarvan. Voor de toepassing van de bij of krachtens dit besluit gestelde regels wordt onder het toepassen van grond of baggerspecie in een oppervlaktewaterlichaam mede verstaan het toepassen van grond of baggerspecie op of in de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam;

Wet: Wet bodembescherming;

zorgplicht: de verplichting op grond van artikel 13 van de Wet inhoudende dat een ieder die op of in de bodem handelingen verricht als bedoeld in de artikelen 6 tot en met 11 van de Wet waardoor de bodem is verontreinigd of aangetast, alle maatregelen dient te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd, teneinde de verontreiniging of de aantasting en de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken. De zorgplicht is van toepassing op (nieuwe) bodemverontreiniging die is of dreigt te ontstaan na 1 januari 1987.

Een vergelijkbare zorgplicht voor oppervlaktewater in relatie tot toepassing van bouwstoffen, grond en baggerspecie is opgenomen in artikel 7 van het Besluit.

Paragraaf 2.2. Bijzondere omstandigheden

Bij bijzondere omstandigheden kan een gemotiveerde afweging plaatsvinden waarbij minimaal onderstaande criteria meegewogen worden (zie ook paragraaf 1.3 inzake afwijkingsmogelijkheden als bedoeld in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht). De bijzondere omstandigheid moet door de aanvrager worden onderbouwd.

Milieuaspecten

  • Milieuaspecten moeten bij de beslissing over het al dan niet toestaan van een afwijking worden betrokken. Dit om te voorkomen dat er door de afwijking strijdigheid met de milieu wet- en regelgeving ontstaat of dat uit milieu-oogpunt onaanvaardbare situaties ontstaan.

Functionele aspecten

  • Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksfunctie van het perceel waarop de grond wordt toegepast.

Maatschappelijke aspecten

  • Maatschappelijke doelen mogen niet onevenredig worden belemmerd, indien op voorhand duidelijk is dat er geen milieurisico's kunnen optreden en de gebruiksfunctie niet wordt belemmerd.

Bedrijfseconomische aspecten

  • Agrarische bedrijvigheid mag niet onevenredig worden belemmerd, indien op voorhand duidelijk is dat er geen milieurisico's kunnen optreden en de gebruiksfuncties niet wordt belemmerd.

  • Privaatrechtelijke aspecten

    Een burger of bedrijf mag niet door het in afwijking handelen geschaad worden.

  • Strafrechtelijke aspecten

    Er mag door het bij afwijking handelen geen situatie ontstaan die tot strafrechtelijk optreden kan leiden.

Paragraaf 2.3. Wijze van onderzoek

Bodemkwaliteitsgegevens worden bepaald overeenkomstig de geldende NEN 5717, NEN 5720, NEN 5725 en NEN 5740 en conform de Beoordelingsrichtlijnen (BRL-en) protocollen, zoals die gebruikelijk zijn voor veldwerk en partijkeuringen van genormeerde stoffen binnen het Besluit.

Motivering

Voor bodemonderzoek naar niet genormeerde stoffen geldt geen vastgesteld onderzoeksprotocol noch een -strategie. Het bodemonderzoek moet wel systematisch worden uitgevoerd zodat het onderzoek gebruikt kan worden voor de beoordeling of de grond of baggerspecie PFOS- en/of PFOA-houdend is. Daarom is in de beleidsregel opgenomen dat het (water)bodemonderzoek naar PFAS -verontreiniging zoveel mogelijk moet worden uitgevoerd overeenkomstig bestaande protocollen en richtlijnen voor genormeerde stoffen voor vooronderzoek, veldwerk en analysevoorschriften. Aandachtspunt hierbij vormt het voorkomen van de beïnvloeding van de onderzoeksresultaten door onzorgvuldigheden bij bemonstering en analyse.

Met onderzoek naar PFAS wordt in deze beleidsregels onderzoek naar PFOS en PFOA bedoeld.

Hoofdstuk 3. Beleidsregels toepassen PFAS houdende grond

In de volgende paragrafen worden beleidsregels beschreven.

Paragraaf 3.1. Welke grond wordt geaccepteerd

Beleidsregel

Grond wordt geaccepteerd uit Amstelveen en uit andere gemeenten mits deze dezelfde toepassingsnormen voor PFAS hebben vastgesteld en op basis daarvan ook grond uit andere gemeenten accepteren. Grond en baggerspecie die afkomstig is van verwerkingsinrichtingen, zoals grondopslag, grondbanken en grondreinigingsbedrijven, vallen onder dezelfde voorwaarde binnen de reikwijdte van de beleidsregel. Hierbij mag geen vermenging optreden met grond die afkomstig is van buiten het bodembeheergebied, dan wel met bagger van buiten de gemeentegrenzen van de gemeente Amstelveen.

Uitzondering hierop is voor de levering van grond of bagger onder certificaat door een daartoe door het ministerie erkende verwerkingsinrichting, waarbij de kwaliteit voldoet aan de door de gemeente (conform artikel 11.4) of het Rijk vast te stellen gemeentelijke dan wel landelijke achtergrondconcentratieniveaus voor PFOS en PFOA, dan wel een andere stof behorende tot PFAS.

De beleidsregels gelden (analoog aan artikel 38, zesde lid van het Besluit) niet voor:

  • particulieren,

  • toepassingen binnen een landbouwbedrijf indien de grond of baggerspecie afkomstig is van een tot dat landbouwbedrijf behorend perceel waarop een vergelijkbaar gewas wordt geteeld als op het perceel waar de grond of baggerspecie wordt toe gepast.

Motivering

Uitgangspunt is het stand-still beginsel voor grond binnen het beheergebied en bagger binnen de gemeentegrenzen. De oorsprong van bijvoorbeeld tijdelijke opslag of gereinigde grond moet door middel van een sluitende administratie kunnen worden aangetoond.

Paragraaf 3.2. Redelijke verdenking voorkomen PFAS in de bodem

De oorsprong van de problematiek betreft het meten van PFAS in de gemeente Haarlemmermeer naar aanleiding van een incident in 2008. In de wijde omtrek worden inmiddels verhoogde PFAS waarden in de (water)bodem gemeten.

Beleidsregel

Van een reële verdenking is in ieder geval sprake, indien op een locatie of in een gebied PFAS houdend blusschuim is gebruikt, PFAS houdende producten zijn verwerkt of het aannemelijk is dat door verspreiding door lucht of water dan wel toepassing van grond en bagger een belasting met PFAS is ontstaan.

Motivering:

Omdat er verschillende bronnen van PFAS kunnen zijn, is de verdenking ruim geformuleerd. De verdenking omvat ook verspreiding via PFAS-houdende bagger op oevers.

Paragraaf 3.3. Kwaliteitsgegevens

Om te kunnen beoordelen of er sprake is van risico’s, zijn onderzoeksgegevens nodig.

Beleidsregel

  • 1.

    Toe te passen grond of bagger afkomstig uit een gebied met een reële verdenking moet onderzocht worden op PFAS.

  • 2.

    De ontvangende bodem van een PFAS-houdende toepassing moet worden onderzocht op PFAS.

  • 3.

    Van lid 2 kan worden afgeweken indien de ontvangende bodem is gelegen in een gebied waarvoor de gemeente een bodemkwaliteitszone voor PFAS heeft vastgesteld.

Motivering

Inzicht in de kwaliteit van de toe te passen grond of baggerspecie kan alleen verkregen worden door onderzoek. De zorgplicht van de Wet vereist dat ook de ontvangende bodem wordt onderzocht, omdat op een niet verontreinigde bodem geen "nieuwe" verontreiniging mag worden aangebracht. Een bodemkwaliteitszone is een nader omschreven gebied waar een homogeen achtergrondgehalte aanwezig is.

Paragraaf 3.4. Melding

Een melding van een toepassing met grond of bagger vindt normaliter plaats via het landelijke Meldpunt bodemkwaliteit. Er geldt een vrijstelling voor particulieren.

Beleidsregel

Voor de melding van (tijdelijke) toepassing, inclusief opslag in (weiland)depot conform het Besluit, wordt aangesloten bij en gebruik gemaakt van de voorgeschreven meldingssystematiek van het Besluit via het landelijk Meldpunt bodemkwaliteit.

Motivering

Een aparte meldingssystematiek is niet doelmatig voor burgers, bedrijven en overheid.

Voor het verrichten van handelingen in of met verontreinigde grond, bijvoorbeeld de ontgraving op de herkomstlocatie, geldt de Wet en dient zo nodig melding bij het bevoegd gezag op grond van de Wet plaats te vinden. Dit is voor de landbodem inmiddels uitgewerkt in de provinciale Beleidsregel PFOS en PFOA Noord-Holland.

Voor niet ernstig verontreinigde grond kan de melding in het kader van artikel 2 lid b, sub b, van het Besluit overige niet-meldingsplichtige gevallen bodemsanering (BONG) achterwege blijven.

Paragraaf 3.5. Toepassingscriteria voor PFAS houdende grond

In deze paragraaf worden, analoog aan andere stoffen, maximale waarden voorgeschreven voor de bodemkwaliteitsklassen. De maximale waarden gelden voor PFOS en PFOA ,welke stoffen als indicator gelden voor de stofgroep PFAS. De maximale waarden zijn identiek aan de maximale waarden door het college van B&W van de gemeente Haarlemmermeer respectievelijk Aalsmeer zijn vastgesteld.

Beleidsregel

  • 1.

    Toepassingen van grond en baggerspecie met PFAS is toegestaan conform de beoordelingswijze voor de generieke bodemfunctie- en bodemkwaliteitsklassen uit het besluit. Er dient een dubbele toets te worden uitgevoerd op de locatie waar de toepassing plaatsvindt ten aanzien van de bodemkwaliteitsklasse van de ontvangende bodem en aan de bodemfunctieklasse. Dit geldt ook voor de vormen van tijdelijk opslag van grond zoals genoemd in het Besluit.

    De volgende klasseringen met bijbehorende maximale waarden worden voor PFOS en PFOA gehanteerd:

    • "Klasse Niet ingedeeld - Vrij toepasbaar": indien een gehalte onder de 0,1 µg /kg d.s. (zonder bodemtypecorrectie) in de toe te passen grond of baggerspecie wordt aangetoond. In dat geval is geen sprake van verontreiniging met PFOS en/of PFOA en bestaan vanuit de beoordeling op de kwaliteit van deze stoffen geen belemmeringen voor toepassing.

    • "Klasse Niet ingedeeld-PFOS/ PFOA-Toepasbaar": indien een gehalte hoger dan of gelijk aan 0,1 µg/kg d.s. (met bodemtypecorrectie) maar lager dan of gelijk aan 3,2 µg/kg d.s. voor PFOS en lager dan of gelijk aan 7 µg/kg d.s. voor PFOA wordt aangetoond.

    • "Klasse Wonen": (met bodemtypecorrectie): indien een gehalte hoger dan 3,2 µg/kg d.s. maar lager dan of gelijk aan 5 µg/kg d.s. voor PFOS en hoger dan 7 µg/kg d.s. maar lager dan of gelijk aan 89 µg/kg d.s. voor PFOA wordt aangetoond.

    • "Klasse Industrie" (met bodemtypecorrectie): indien een gehalte hoger dan 5 µg/kg d.s. maar lager dan of gelijk aan 8 µg/kg d.s. voor PFOS en hoger dan 89 µg/kg d.s. maar lager dan of gelijk aan 674 µg/kg d.s. voor PFOA wordt aangetoond.

  • 2.

    In een Grootschalige bodem toepassing, mag grond in de kern van de toepassing worden toegepast met een gehalte in de grond lager dan of gelijk aan 8 ug/kg d.s. voor PFOS resp. 674 µg/kg d.s. voor PFOA met een leeflaag van minimaal 0,5 meter met een kwaliteit die voldoet aan de maximale waarden van de toepassingseisen voor de geldende bodemkwaliteitsklasse ontvangende bodem en bodemfunctieklasse.

Stoffen behorend tot PFAS, niet zijnde PFOS of PFOA, dienen afzonderlijk per stof beoordeeld te worden. Voor gehalten van andere stoffen behorend tot PFAS gelden de normen en handelswijze zoals die voor PFOS gelden.

Motivering

De waarden zijn gebaseerd op de waarden die door de gemeente Haarlemmermeer zijn ontwikkeld op basis van de rapporten van het RIVM. Het RIVM heeft in 2016 milieukwaliteitswaarden afgeleid voor PFOS en in 2017 voor PFAS. Een gedetailleerde motivering per norm is opgenomen in de beleidsregels van de gemeente Haarlemmermeer.

Hoewel de toepassingseisen gebiedsspecifiek worden genoemd is de systematiek gebaseerd op het generieke stelsel uit het Besluit. Vandaar dat de maximale toepassingswaarde is gemaximaliseerd op de bodemfunctie.

In onderstaande tabellen is overzichtelijk weergegeven welke maximale toepassingswaarde volgens de beleidsregel geldt voor de partij toe te passen grond of baggerspecie op basis van de bodemfunctieklasse en de bodemkwaliteit van de ontvangende bodem.

Tabel Bepaling toepassingseis gebiedsspecifiek kader PFOS

Bodemfunctieklasse ontvangende bodem

Bodemkwaliteit PFOS (ug/kg ds) ontvangende bodem

Maximale toepassingswaarde voor de partij toe te passen grond of baggerspecie

 

Niet ingedeeld in een bodemfunctieklasse

(natuur/landbouw)

<0,1

<0,1

≥0,1 ≤ 3,2

3,2

>3,2 ≤5

3,2

>5 ≤ 8

3,2

 

Wonen

<0,1

<0,1

≥0,1 ≤3,2

3,2

>3,2 ≤ 5

5

>5 ≤ 8

5

 

Industrie

<0,1

<0,1

≥0,1 ≤3,2

3,2

>3,2 ≤ 5

5

>5 - ≤8

8

Tabel Bepaling toepassingseis gebiedsspecifiek kader PFOA

Bodemfunctieklasse ontvangende bodem

Bodemkwaliteit PFOA (ug/kg ds) ontvangende bodem

Maximale toepassingswaarde voor de partij toe te passen grond of baggerspecie

 

Niet ingedeeld in een bodemfunctieklasse

(natuur/landbouw)

<0,1

<0,1

≥0,1 ≤ 7

7

>7 ≤89

7

>89 ≤674

7

 

Wonen

<0,1

<0,1

≥0,1 ≤7

7

>7 ≤89

89

>89 ≤ 674

89

 

Industrie

<0,1

<0,1

≥0,1 ≤ 7

7

>7 ≤ 89

89

>89 ≤ 674

674

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Paragraaf 4.1. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de dag na die waarop deze bekend is gemaakt.

Paragraaf 4.2. Werkingsduur

De werkingsduur is vooralsnog niet gebonden aan een termijn. Het is aannemelijk dat de beleidsregels worden geactualiseerd wanneer de ontwikkelingen daarom vragen. Mocht het Rijk alsnog tot landelijke normering komen dan hebben onderhavige regels geen rechtskracht meer.

Paragraaf 4.3. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Beleidsregels PFAS gemeente Amstelveen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 24 juli 2018.

De secretaris,

Bert Winthorst

De burgemeester

Bas Eenhoorn