Besluit van het algemeen bestuur van de uitvoeringsorganisatie Laborijn houdende regels omtrent financiën Treasurystatuut Uitvoeringsorganisatie Laborijn

Geldend van 31-07-2018 t/m heden

Intitulé

Besluit van het algemeen bestuur van de uitvoeringsorganisatie Laborijn houdende regels omtrent financiën Treasurystatuut Uitvoeringsorganisatie Laborijn

Het treasurystatuut vormt het kader voor de uitvoering van het treasurybeleid. Het treasurybeleid ondersteunt als onderdeel van het financieel beleid, de uitvoering van de publieke taken en biedt mede waarborgen voor de financiële continuïteit van Laborijn op korte en lange termijn.

Op 1 januari 2001 is de Wet Financiering decentrale overheden (Wet Fido) in werking getreden. In deze wet worden de kaders gesteld voor een verantwoorde, prudente en professionele inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van decentrale overheden.

Uitvoeringsorganisatie Laborijn onderkent het belang van een verantwoord en adequaat beheer van haar financiële middelen. Mede als gevolg van de Wet Fido wenst zij haar activiteiten op het gebied van treasury op een zo transparant en beheersbaar mogelijke wijze in te richten.

In verband met de vereisten van de Wet Fido kent onze organisatie 2 instrumenten op het gebied van treasury in, namelijk het onderhavige treasurystatuut en de financieringsparagraaf in de begroting en jaarstukken. Hieronder worden deze twee instrumenten toegelicht:

Het treasurystatuut

In dit treasurystatuut wordt de “beleidsmatige infrastructuur” van de treasuryfunctie vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Het treasurystatuut maakt objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk.

Naast het treasurystatuut neemt de gemeenschappelijke regeling jaarlijks een financieringsparagraaf op in zowel de begroting als in de jaarstukken:

De financieringsparagraaf

De paragraaf betreffende de financiering bevat in ieder geval de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille en geeft inzicht in de rentelasten, het renteresultaat, de wijze waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden wordt toegerekend en de financieringsbehoefte.

Bij het opstellen van het treasurystatuut is rekening gehouden met de bepalingen van de relevante wettelijke kaders:

  • -

    de Gemeentewet;

  • -

    de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • -

    de Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido);

  • -

    het met de Wet Fido samenhangende Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden;

  • -

    Wet houdbare overheidsfinanciën

  • -

    de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden;

  • -

    het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV);

  • -

    de Financiële verordening Laborijn (art. 212 Gemeentewet);

  • -

    Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo);

  • -

    Regeling schatkistbankieren decentrale overheden.

Het statuut is voor Uitvoeringsorganisatie Laborijn beperkt gehouden omdat Laborijn een eenvoudige rol heeft op het geheel van treasury. De dagelijkse financieringsbehoefte is:

  • -

    het aantrekken van geld voor investeringen ten behoeve van de bedrijfsvoering;

  • -

    het overbruggen van de mate van bevoorschotting zoals geregeld in de gemeenschappelijke regeling of bij het offreren van projecten en de voortgang van uitvoering van de projecten en begroting.

1. Algemeen

Artikel 1 Doelstellingen treasuryfunctie

De treasuryfunctie van de gemeenschappelijke regeling dient tot:

  • 1.1

    Het voldoen aan de wettelijke kaders zoals vastgelegd in de Wet financiering decentrale overheden (Fido) en in de daaraan gerelateerde ministeriële regelingen.

  • 1.2

    Het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om binnen de door het Algemeen Bestuur vastgestelde kaders van de begroting te kunnen werken.

  • 1.3

    Het beschermen van vermogens- en (rente-)resultaten van de gemeenschappelijke regeling tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s.

  • 1.4

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 1.5

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet Fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut.

2. Risicobeheer

Artikel 2 Uitgangspunten risicobeheer

  • 2.1

    De gemeenschappelijke regeling mag leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” uitsluitend verstrekken aan door het Algemeen Bestuur goedgekeurde derde partijen, waarbij vooraf advies wordt ingewonnen over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij.

  • 2.2

    De gemeenschappelijke regeling kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut.

  • 2.3

    Het gebruik van derivaten is niet toegestaan.

Artikel 3 Renterisicobeheer

  • 3.1

    De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet Fido, tenzij de financieel toezichthouder van de provincie ontheffing heeft verleend.

  • 3.2

    De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet Fido, tenzij de financieel toezichthouder van de provincie ontheffing heeft verleend.

  • 3.3

    Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning.

  • 3.4

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;

  • 3.5

    De rentevisie wordt ieder jaar opgesteld op basis van de rentevisie van minimaal twee vooraanstaande financiële instellingen;

  • 3.6

    Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en lid 4 streeft de gemeenschappelijke regeling naar spreiding in de rentetypische looptijden van uitzettingen.

Artikel 4 Kredietrisicobeheer

  • 4.1

    De gemeenschappelijke regeling mag gelden tijdelijk uitzetten bij Nederlandse overheden en andere publiekrechtelijke lichamen met een solvabiliteitsrisico van 0%.

  • 4.2

    Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden indien mogelijk zekerheden of garanties geëist.

  • 4.3

    Bij het uitzetten van gelden, afhankelijk van de grootte van het bedrag, streeft de gemeenschappelijke regeling ernaar om de risico’s te spreiden.

Artikel 5 Intern liquiditeitsbeheer

De gemeenschappelijke regeling beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar), alsmede een meerjarige liquiditeitenplanning met een looptijd van minimaal 4 jaar.

Artikel 6 Valutarisicobeheer

Valutarisico’s worden in de gemeenschappelijke regeling uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in Euro’s.

3. Gemeenschappelijke regeling financiering

Artikel 7 Financiering

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 7.1

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak.

  • 7.2

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde het renteresultaat te optimaliseren;

  • 7.3

    Als financieringsinstrument zijn uitsluitend onderhandse leningen toegestaan.

  • 7.4

    Aan het Dagelijks Bestuur wordt de bevoegdheid gedelegeerd tot het aantrekken van vaste financieringsmiddelen tot een maximumbedrag van telkens € 500.000

  • 7.5

    De gemeenschappelijke regeling vraagt offertes op bij financiële ondernemingen alvorens een financiering wordt aangetrokken.

  • 7.6

    Financiële ondernemingen (kredietondernemingen, beleggingsondernemingen, effectenondernemingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht 1 te vallen, zoals de Nederlandse Bank en de Verzekeringskamer.

  • 7.7

    Garanties worden alleen verstrekt als deze niet bij derden kunnen worden ondergebracht en de verzoekende instantie heeft aangetoond de verplichtingen van rente en aflossingen te kunnen voldoen, eventueel aangevuld met het bieden van zekerheden (bijv. recht van eerste hypotheek).

  • 7.8

    Aan het Dagelijks Bestuur wordt de bevoegdheid gedelegeerd tot het garanderen van leningen tot een maximumbedrag van telkens € 50.000.

  • 7.9

    Indien van de bevoegdheid genoemd in het 4e en 8e lid gebruik wordt gemaakt, wordt hiervan in de eerstvolgende vergadering van het Algemeen Bestuur mededeling gedaan.

  • 7.10

    De organisatie trekt uitsluitend financieringen aan tegen een marktconform tarief, alle voorwaarden in acht nemend.

Artikel 8 Langlopende uitzettingen

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 8.1

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan met in achtneming van de in dit statuut genoemde voorwaarden met betrekking tot renterisico’s en kredietrisico’s.

  • 8.2

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan met inachtneming van de Wet houdbare overheidsfinanciën en de regeling schatkistbankieren.

Artikel 9 Relatiebeheer

De gemeenschappelijke regeling beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 9.1

    Bankrelaties en hun bancaire condities worden ten minste ééns in de 4 jaar beoordeeld;

  • 9.2

    Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de volgende eisen: de financiële onderneming is gevestigd in een EER-lidstaat die minimaal een A-rating (bij uitzettingen korter dan drie maanden) is toegekend door twee ratingbureaus. Deze rating moet zijn afgegeven door twee van de volgende erkende ratingbureaus: Moody, Standard & Poors of Fitch IBCA. Hierbij zal de longterm issuer credit rating worden aangehouden. Elke keer alvorens tot uiteenzetting wordt overgegaan zullen de ratings worden opgevraagd, ook als een uitzetting wordt verlengd.

  • 9.3

    Financiële ondernemingen (kredietondernemingen, beleggingsondernemingen, effectenondernemingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht 2 te vallen, zoals de Nederlandse Bank en de Verzekeringskamer.

  • 9.4

    Tussenpersonen, die eventueel worden ingeschakeld, dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

4. Kasbeheer

Artikel 10 Geldstromenbeheer

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te beperken wordt:

  • 10.1

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenschappelijke  regelingniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop  toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de  verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.

  • 10.2

    Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

Artikel 11 Saldo- en liquiditeitenbeheer

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 11.1

    De gemeenschappelijke regeling streeft naar concentratie van de overtollige liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities.

  • 11.2

    De gemeenschappelijke regeling houdt bij het aantrekken van kortlopende financieringsmiddelen rekening met de wettelijke kasgeldlimiet. Een overschrijding van meer dan twee achtereenvolgende kwartalen wordt gemeld bij de financieel toezichthouder (Provincie) voorzien van een plan om binnen de kasgeldlimiet te blijven.

  • 11.3

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeldleningen, kasgeldleningen en kredietfaciliteiten op rekening courant.

  • 11.4

    Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn producten in vastrentende waarden.

  • 11.5

    Bij het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in artikel 4 genoemde tegenpartijen toegestaan.

  • 11.6

    Tijdelijke financieringstekorten en overschotten kunnen conform de richtlijnen onder artikel 8, artikel 10 en artikel 11 worden ingevuld.

5. Administratieve organisatie en interne controle

Artikel 12 Administratie organisatie en interne controle

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.

  • 12.1

    De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasury-activiteiten zijn in procesbeschrijvingen vastgelegd.

  • 12.2

    De administratieve organisatie en interne controle waarborgen dat:

    • a.

      de uitvoering rechtmatig en doelmatig is;

    • b.

      de treasury-activiteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd;

    • c.

      de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd zijn.

  • 12.3

    Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd;

  • 12.4

    Bij de uit te voeren treasury-activiteiten is functiescheiding doorgevoerd met als  belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het 4 ogen principe);

    • b.

      de uitvoering en de controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

    • c.

      de uitvoering en de registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

  • 12.5

    Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestiging van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties

  • 12.6

    Een transactie wordt onmiddellijk schriftelijk vastgelegd door de functionaris die de  transactie heeft afgesloten en doorgegeven aan de financiële administratie en concerncontroller;

  • 12.7

    Na ontvangst van de transactiebevestiging wordt de transactie tijdig gecontroleerd door de functionaris die belast is met de interne controle.

  • 12.8

    De accountant toetst, in het kader van zijn algemene controleopdracht, de opzet, bestaan en werking van de administratieve- en interne controle maatregelen.

Artikel 13 Taken en verantwoordelijkheden

Het vastleggen van taken en verantwoordelijkheden start vanuit het Algemeen Bestuur. In onderstaande matrix zijn de belangrijkste taken en verantwoordelijkheden opgenomen.

Functie

Taken en verantwoordelijkheden

Algemeen Bestuur

 

  • Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, globale richtlijnen en limieten in het treasurystatuut;

  • Het vaststellen van de financieringsparagraaf;

  • Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid;

  • Het uitvoeren van de niet aan het Dagelijks Bestuur overgedragen treasury-activiteiten.

Dagelijks Bestuur

 

  • Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid);

  • Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury;

  • Het uitbrengen van advies over beleidsvoorstellen en rapportages op het gebied van treasury aan het Algemeen Bestuur.

Algemeen directeur

  • Het rapporteren aan het Algemeen Bestuur over de uitvoering van het treasurybeleid;

  • Het afleggen van verantwoording aan het Dagelijks Bestuur.

Concerncontroller

  • Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

  • Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan de algemeen directeur;

  • Het jaarlijks rapporteren aan de algemeen directeur over de uitvoering van het treasurybeheer;

  • Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op het gebied van treasury;

  • Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury;

  • Het adviseren van de budgethouders over de financiële gevolgen van hun activiteiten en projecten;

  • Het voeren van de interne controle op de uitgevoerde treasurytransacties en het hierover rapporteren aan de directeur;

  • Het afleggen van verantwoording aan de algemeen directeur.

Budgethouders (afdelingsmanagers)

  • Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die hun teams aanleveren aan de administratie omtrent toekomstige uitgaven en ontvangsten;

  • Het fiatteren van betalingen en ontvangsten, ten laste c.q. ten gunste van de budgetten, waarvoor zij in de begroting als budgethouder zijn aangewezen.

Betalingsfiatteur (2 functionarissen bij de bank geregistreerd om betalingen te autoriseren)

  • Het autoriseren van de door het team financiën voorgestelde transacties.

Team financiën (onder verantwoordelijkheid van de directeur bedrijfsvoering)

  • Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: risicobeheer, bedrijfsfinanciering (financiering, belegging en relatiebeheer en kasbeheer). Deze activiteiten dienen conform het vastgestelde treasurystatuut en de treasuryparagraaf te worden uitgevoerd. De transacties dienen geautoriseerd te zijn door de algemeen directeur;

  • Het beheren van de geldstromen;

  • Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen;

  • Het schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties en het doorgeven hiervan aan de algemeen directeur;

  • Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de administratie;

  • Het afleggen van verantwoording aan de algemeen directeur over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten;

  • Het ontvangen van de transactiebevestigingen van derden en het controleren of deze overeenkomen met de transactie-informatie zoals verstrekt door de medewerker die is belast met de uitvoering;

  • Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen.

  • Het afhandelen van het contante en girale betalingsverkeer

  • Het afleggen van verantwoording aan de directeur bedrijfsvoering over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten

  • Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de financiële administratie

  • Het beheren van de debiteuren en de crediteuren.

  • Het uitvoeren van de gemandateerde treasury-activiteiten conform het treasurystatuut en de financieringsparagraaf;

Externe accountant

  • Het in het kader van haar reguliere controletaak adviseren en controleren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut.

Artikel 14 Taakverdeling en functiescheiding

In onderstaande tabel staan de bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde autorisatie.

Het Dagelijks Bestuur kan met het oog op een vlotte afhandeling van betalingsopdrachten aan anderen dan de in onderstaande tabel weergegeven functionarissen bij afzonderlijk besluit volmacht verlenen om betalingsopdrachten te fiatteren

Uitvoering

(eerste handtekening)

Autorisatie

(tweede handtekening)

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

  • 1.

    Het uitzetten van geld via callgeld of deposito

Directeur bedrijfsvoering

Algemeen directeur

  • 2.

    Het aantrekken van geld via callgeld of kasgeld

Directeur bedrijfsvoering

Algemeen directeur

  • 3.

    Betalingsopdrachten voorbereiden

Financieel (administratief) medewerker

N.v.t.

  • 4.

    Betalingsopdrachten fiatteren en versturen

Betalingsfiatteur (2 functionarissen bij de bank geregistreerd om betalingen te autoriseren)

Betalingsfiatteur (2 functionarissen bij de bank geregistreerd om betalingen te autoriseren)

Bankrelatiebeheer

  • 5.

    Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Directeur bedrijfsvoering

Algemeen directeur

  • 6.

    Bankcondities en tarieven afspreken

Directeur bedrijfsvoering

Algemeen directeur

  • 7.

    Het afsluiten van kredietfaciliteiten

Directeur bedrijfsvoering

Algemeen directeur

  • 8.

    Het aantrekken van gelden via vaste of onderhandse leningen zoals vastgelegd in de treasuryparagraaf

Directeur bedrijfsvoering

Algemeen directeur

  • 9.

    Het verstrekken van leningen aan derden uit hoofde van de publieke taak

Consulent inkomen en maatschappelijke participatie

Teammanager inkomen

  • 10.

    Het garanderen van gelden uit hoofde van de publieke taak

Teammanager

Algemeen Directeur

  • 11.

    Het beleggen in producten met hoofdsom-garantie

Directeur Bedrijfsvoering

Algemeen directeur

Artikel 15 Informatievoorziening

Met betrekking tot de treasury-activiteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

Informatie

Frequentie

Informatie-verstrekker

Informatie-ontvanger

  • 1.

    Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning

Naar behoefte

Teammanager financiën

Algemeen directeur

  • 2.

    Liquiditeitenplanning korte termijn

Naar behoefte

Teammanager financiën

Algemeen directeur

  • 3.

    Liquiditeitenplanning lange termijn

Jaarlijks

Teammanager financiën

Algemeen directeur

  • 4.

    Beleidsplannen voor de Treasuryparagraaf bij de begroting

Jaarlijks

 

Algemeen directeur

Algemeen Bestuur

  • 5.

    Evaluatie treasury activiteiten in de Treasuryparagraaf bij de jaarrekening

Jaarlijks

 

Algemeen directeur

Algemeen Bestuur

  • 6.

    Voortgang onderdelen treasuryparagraaf via rapportage

Halfjaarlijks

Teammanager financiën

Algemeen directeur

  • 7.

    Informatie aan derden (toezichthouder en CBS) zoals genoemd in art. 8 Wet Fido.

Naar behoefte

Teammanager financiën

Algemeen directeur

6. Inwerkingtreding

Artikel 16 Inwerkingtreding

Dit treasurystatuut treedt na bekendmaking in werking en vervangt de oude regels van treasury.

Artikel 17 Citeerartikel

Dit statuut kan worden aangehaald onder de naam “Treasurystatuut Uitvoeringsorganisatie Laborijn ”

Ondertekening

Bijlage 1 Begrippenkader

In dit statuut wordt verstaan onder:

- Daggeldlening

Dit is een lening die dagelijks een van beide partijen kan worden opgezegd.

 

- Financiering

Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen

 

- Geldstromenbeheer

Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer)

 

- Intern liquiditeitsrisico

De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen

 

- Kasgeldlimiet

Een bedrag op basis van de Wet Fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeenschappelijke regeling bij aanvang van het jaar;

 

- Koersrisico

Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen

 

- Kredietrisico

De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit

 

- Liquiditeitenplanning

Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld per tijdseenheid

 

- Rating

De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier

 

- Renterisico

Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeenschappelijke regeling door rentewijzigingen

 

- Renterisiconorm

Een bedrag ter grootte van een percentage van het begrotingstotaal van het openbare lichaam bij aanvang van het jaar

 

- Rentetypische looptijd

Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding

 

- Saldobeheer

Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen

 

- Rentevisie

Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling

 

- Solvabiliteitsratio van 0%

Status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend

 

- Treasuryfunctie

De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeenschappelijke regelingfinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer

 

- Uitzetting

Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer

 

- Toezichthouder

Gedeputeerde Staten van de provincie.

 

- Schatkistbankieren

Decentrale overheden dienen al hun overtollige middelen boven een bepaalde drempel aan te houden in de schatkist bij het ministerie van Financien.

 

Noot
1

Onder de Europese Economische Ruimte (EER) vallen naast de lidstaten van de Europese Unie ook Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.

Noot
2

Onder de Europese Economische Ruimte (EER) vallen naast de lidstaten van de Europese Unie ook  Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.