Beleidslijn 2012 voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob) in de gemeente Kaag en Braassem

Geldend van 24-07-2018 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2012

Intitulé

Beleidslijn 2012 voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob) in de gemeente Kaag en Braassem

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 juni 2012

gelet op:

de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur, het Besluit bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 3, 27, 30a en 31 van de Drank- en Horecawet, de artikelen 2:25, en 3:4 van de Algemene plaatselijke verordening, artikel 30b van de Wet op de kansspelen, de artikelen 9.2.2.3 en 11.2 van de Wet Milieubeheer en de artikelen 2.1 en 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de artikelen 8, eerste lid, 16a, 19, 22, 23, 25 en 27 van de Huisvestingswet 2012.

overwegende:

dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

besluit:

vast te stellen de Beleidslijn 2012 voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob) in de gemeente Kaag en Braassem

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvraag: de aanvraag om een beschikking bedoeld in artikel 1 van de wet;

  • b.

    advies: het advies bedoeld in artikel 9 van de wet;

  • c.

    beschikkingen en opdrachten: alle besluiten waarop de wet kan worden toegepast;

  • d.

    bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot het nemen van beschikkingen;

  • e.

    betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de partij aan wie een overheidsopdracht is gegund of de onderaannemer;

  • f.

    het onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen;

  • g.

    het Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de wet;

  • h.

    wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob);

  • i.

    vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

    • 1°.

      het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

    • 2°.

      huur of verhuur;

    • 3°.

      het verlenen van een gebruikrecht; of

    • 4°.

      de deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt.

Artikel 2 Toepassingsbereik van de Wet Bibob in de gemeente Kaag en Braassem

  • 1. Het bestuursorgaan zal, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet in beginsel toepassen met betrekking tot beschikkingen en transacties zoals vermeld in:

    • I.

      artikel 3:4 van de Algemene plaatselijke verordening, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming;

    • II.

      artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, e en i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in de categorieën zoals aangegeven in bijlage 2a;

  • 2. Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet in beginsel toepassen met betrekking tot beschikkingen en transacties zoals vermeld in:

    • I.

      artikel 2:25 van de Algemene plaatselijke verordening indien sprake is van een evenementenvergunning die de burgemeester kan weigeren indien de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt, en die betrekking heeft op een evenement zoals aangegeven in bijlage 5;

    • II.

      artikel 3 van de Drank- en Horecawet, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming;

    • III.

      de artikelen 9.2.2.3 en 11.2 van de Wet Milieubeheer;

    • IV.

      de artikelen 8, 22 en 23 van de Huisvestingswet 2012;

    • V.

      artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, e en i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in de categorieën zoals aangegeven in bijlage 2b.

  • 3. Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet in beginsel toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties zoals bedoeld in artikel 1, onderdeel i, waarbij de gemeente partij is, indien sprake is van vastgoedtransacties zoals aangegeven in bijlage 3.

  • 4. Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet in beginsel toepassen met betrekking tot overheidsopdrachten ten aanzien van een gegadigde of onderaannemer in de zin van de wet in de gevallen zoals aangegeven in bijlage 4.

  • 5. Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet eveneens toepassen met betrekking tot de intrekking van de in het eerste en tweede lid genoemde vergunningen en subsidies.

  • 6. Bij vastgoedtransacties en overheidsopdrachten zoals aangegeven in de bijlagen 3 en 4 zal het bestuursorgaan bedingen dat de overeenkomst kan worden ontbonden op de gronden vermeld in artikel 3, eerste lid, artikel 3, zesde lid, alsmede artikel 4 van de wet. Ook kan het bestuursorgaan bedingen dat onderaannemers alleen met toestemming van de gemeente kunnen worden gecontracteerd en dat in dat kader een advies kan worden gevraagd.

Artikel 3 Overige situaties waarin de wet in beginsel wordt toegepast

Behalve op de in artikel 2 genoemde beschikkingen en transacties zal het bestuursorgaan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet in beginsel toepassen:

  • 1.

    ten aanzien van bijzondere gevallen waarbij aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking of transactie mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen;

  • 2.

    in de gevallen waarin de officier van justitie op basis van artikel 26 van de wet wijst op de wenselijkheid een advies van het Bureau aan te vragen.

Artikel 4 Onderzoek

  • 1. Het onderzoek naar het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat uit:

    • a.

      het beoordelen van de aanvraag tot het verlenen van een beschikking of het aangaan van een transactie en de daarbij overgelegde gegevens, mede aan de hand van bij het bestuursorgaan bekende feiten en omstandigheden;

    • b.

      het verzamelen, bewerken en analyseren van informatie die al dan niet door middel van het in het volgende artikel bedoelde vragenformulier en de daarbij te voegen bijlagen is verstrekt door de betrokkene en gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen die het bestuursorgaan volgens de wet kan raadplegen.

  • 2. Indien het onder b. bedoelde onderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft over de mate van gevaar dat de in artikel 3 van de wet bedoelde feiten zich zullen voordoen, wordt een advies als bedoeld in artikel 9 van de wet ingewonnen bij het Bureau.

Artikel 5 Informatieverstrekking

  • 1. In door of namens het bestuursorgaan bepaalde gevallen moet betrokkene naast de gebruikelijke aanvraagformulieren de Bibob-vragenformulieren invullen en bij het bestuursorgaan indienen. Daarbij dienen de documenten te worden gevoegd die in de vragenformulieren zijn vermeld en/of die bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd. De in het eerste lid bedoelde vragenformulieren bevatten in elk geval de in artikel 30, tweede lid, van de wet genoemde vragen en daarnaast aanvullende vragen die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen het onderzoek als bedoeld in artikel 4 te verrichten.

Artikel 6 Beoordeling van nieuwe aanvragen

  • 1. Indien het bestuursorgaan besluit tot toepassing van de wet op een aanvraag wordt aan de betrokkene een Bibob-formulier toegezonden.

  • 2. De aanvraag kan buiten behandeling worden gesteld indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht.

  • 3. Een ingediende aanvraag wordt eerst getoetst aan de reguliere weigeringsgronden (APV e.d.). Als deze toets niet tot een weigering leidt zal worden overgegaan tot toetsing aan artikel 3 van de wet.

  • 4. Indien aan de reguliere eisen is voldaan, wordt vervolgens het ingevulde Bibob-vragenformulier met bijbehorende stukken door de gemeente getoetst (zgn. zelfonderzoek) aan de hand van een indicatorenlijst zoals aangegeven in bijlage 1.

  • 5. Indien er uit de toets aan het Bibob-vragenformulier twijfels volgen over de integriteit van betrokkene(n) wordt advies gevraagd aan het Bureau. Het is daarbij ongewenst om de indicatoren in harde criteria vast te leggen, omdat deze te veel in zwaarte verschillen. Soms is één zware indicator voldoende om te concluderen dat advies van het Bureau noodzakelijk is, maar ook een reeks van lichtere indicatoren kunnen – in hun onderlinge samenhang bezien – tot een dergelijke conclusie leiden. Bij twijfel wordt om advies van het Bureau gevraagd.

  • 6. Los van de uitkomst van de toets aan de hand van het Bibob-vragenformulier kunnen onderstaande gronden aanleiding zijn voor het opvragen van een advies van het Bureau:

    • a.

      er sprake is van overname van een vergunningsplichtige inrichting, die is gesloten of waarvan de vergunning is ingetrokken op grond van openbare orde overwegingen (bijvoorbeeld heling, drugs of geweld) of op grond van de Wet Bibob;

    • b.

      er sprake is van monopolisering (het opkopen van meerdere inrichtingen en/of onroerende zaken in een bepaald gebied) door een natuurlijk persoon en/of rechtspersoon dan wel door een aantal aan elkaar verbonden natuurlijke personen of rechtspersonen;

    • c.

      er vermoedelijk een relatie bestaat tussen de recreatie- en/of seksinrichting met de malafide infrastructuur rond illegale vreemdelingen;

Artikel 7 Beoordeling van reeds verstrekte vergunningen

  • 1. Ten aanzien van verstrekte vergunningen wordt indien daartoe aanleiding bestaat een Bibob-vragenformulier uitgereikt.

  • 2. Een weigering om het vragenformulier ingevuld te retourneren zal worden beschouwd als een ernstig gevaar op grond van de Wet Bibob met als gevolg dat de vergunning wordt ingetrokken.

  • 3. Van de wettelijke mogelijkheid tot beoordeling van reeds verstrekte vergunningen wordt naast de in artikel 2 benoemde gevallen actief gebruik gemaakt, indien één of meer van de navolgende situaties van toepassing is / zijn:

    • a.

      als een bepaald gebied specifiek nader wordt bekeken;

    • b.

      als een bepaalde branche of deel van een branche extra wordt gecontroleerd;

    • c.

      als er aanwijzingen zijn dat er sprake is van ernstig gevaar dat de vergunning mede wordt gebruikt voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten of voor het plegen van strafbare feiten;

    • d.

      indien er een redelijk vermoeden bestaat dat ter verkrijging van de vergunning een strafbaar feit is gepleegd (bijvoorbeeld omkoping).

Artikel 8 Weigering / intrekking andere vergunningen van dezelfde betrokkene en sluiting

  • 1. Indien een Bibob-advies wordt gevraagd ten aanzien van een bepaalde betrokkene, dan heeft dit verzoek betrekking op alle aan de betrokkene binnen deze gemeente verleende vergunningen, welke onder de reikwijdte van de Wet Bibob vallen. Dat betekent dat in het geval dat de burgemeester/ het college een negatief advies van het Bureau overneemt, in één keer de aanvraag wordt geweigerd en alle reeds verstrekte vergunningen worden ingetrokken.

  • 2. Indien een onderneming - van een betrokkene – die onder de reikwijdte van de wet valt ten tijde van de weigering of intrekking nog geopend is, zal direct tot sluiting worden overgegaan tenzij zwaarwegende belangen aanwezig zijn die sluiting niet rechtvaardigen.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na de datum van de openbare bekendmaking, met uitzondering van artikel 2, tweede lid, onder III en IV en vierde lid, dat in werking treedt op de datum van inwerkingtreding van de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob.

Artikel 10 Citeertitel

Deze beleidslijn kan worden aangehaald als: Bibob beleidslijn 2012 gemeente Kaag en Braassem

Ondertekening

Roelofarendsveen, 12 juni 2012

Burgemeester en wethouders Kaag en Braassem

de gemeentesecretaris,

M.E. Spreij

de burgemeester,

mr. K.M. van der Velde-Menting

Bijlage 1 Indicatorenlijst bij de Beleidslijn 2012 voor de toepassing van de Wet Bibob

Behoort bij de Beleidslijn 2012 voor de toepassing van de Wet Bibob, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem op 12 juni 2012. Indicatoren die aanleiding kunnen vormen tot het toepassen van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. Deze lijst is niet limitatief, ook andere gronden kunnen aanleiding vormen tot het instellen van een onderzoek.

De bedrijfsstructuur

Inrichting/organisatie

  • onduidelijke, ondoorzichtige organisatiestructuur

  • niet duidelijk wie uiteindelijk verantwoordelijk is

  • onderneming biedt infrastructuren aan het illegale circuit, als een dekmantel voor allerlei activiteiten zoals illegaal gokken, illegale prostitutie, mensenhandel/smokkel, drugshandel, heling, verduistering, wapenhandel

  • melding van schietpartijen, vechtpartijen, harddrugs, illegale prostitutie, illegale vrouwen, drugsdealers

  • a-typische (oneigenlijke) activiteiten vinden plaats in en rond de inrichting

  • heropening van het pand

  • functiewijziging van pand of inrichting

  • ongebruikelijke plaats om exploitatie te starten

  • onduidelijk ondernemingsplan

Persoon aanvrager/exploitant

  • leidinggevende/beheerder is waarschijnlijk niet de officiële leidinggevende (katvanger of stroman)

  • aanvrager is geen officiële leidinggevende/beheerder

  • wijziging in exploitant

  • aanvrager/exploitant is vaak niet aanwezig

Overig

  • gedwongen overname van inrichting (bijv. door afpersing of wurgcontract)

  • geen recent uittreksel Kamer van Koophandel

De financiering

Inrichting

  • onduidelijke financiering (nieuwe) inrichting pand

  • huurder is bonafide maar huurt van een persoon met twijfelachtige integriteit

  • zeer hoge waarborgsom vereist

  • extreem hoge/lage huur, ongebruikelijke hoogte huurpenningen

  • aanvrager heeft veel panden in bezit

  • onduidelijke financiering van de panden

Persoon aanvrager/exploitant

  • uitkering Sociale Dienst

  • verdachte financiering

  • ongebruikelijke financieringsstructuur, afwijkend van de gangbare wijze van financieren

  • ongebruikelijke financier

  • slechte exploitatie vorige zaak

  • geen bedrijfsplan

Overig

  • a-typische (gezien de aard van de transacties ongebruikelijke) betalingswijzen

  • onduidelijke financiering van de exploitatie

Omstandigheden in de persoon van de aanvrager

Persoon aanvrager/exploitant

  • binnen de gemeente gebruikt de aanvrager het “lobbycircuit”

  • problemen met identificatie, alleen origineel is rechtsgeldig

  • exploitant/beheerder zelden aanwezig in de inrichting

  • minder voor de hand liggende personen vragen vergunning aan

  • minder voor de hand liggende aanvraag voor deze aanvrager

  • aanvrager heeft geen vakkennis

  • antecedenten in relatie tot openbare orde (heling, drugs, wapens, geweld)

  • aanvrager wordt vergezeld door een lijfwacht, privé-chauffeur of gecontroleerd door een branchevreemde adviseur/jurist

  • aanvrager is bekend uit het criminele circuit, eventueel politie-informatie

  • aan de aanvrager is al vaker een vergunning geweigerd

Overig

  • formulieren onvolledig ingevuld

  • ‘verdacht’ woonadres: Leger des Heilsadres, gevangenis, postbus, veel mensen op één adres

  • aanvrager is een buitenlandse rechtspersoon

Algemeen geldende en beleidsindicatoren

Inrichting ligt in:

  • kwetsbare wijk, opeenstapeling van ‘probleem-inrichtingen’

  • aanvraag in een vastgesteld aandachtsgebied, geografisch gebied

  • aanvraag in een vastgesteld aandachtsgebied, bepaalde branche

Er is sprake van:

  • bedreiging behandelend ambtenaar

  • valsheid in geschrifte bij aanvraag

  • fraude (valse diploma’s, ID-papieren, huurcontracten)

  • mishandeling, bedreiging van ambtenaar

  • steekpenningen, omkoping van ambtenaar

  • behandelend ambtenaar voelt zich bedreigd (subjectief)

Mogelijk samengestelde indicatoren voor een Bibob-aanvraag

  • (bijstands)uitkering en geen bankgarantie voor de investering

  • (bijstands)uitkering en geen bedrijfsplan

  • onduidelijke financiering en extreem hoge of lage huur

  • slechte beheersing Nederlandse taal en identificatieprobleem

  • geen bedrijfsplan en a-typische aanvraag

Bijlage 2a Nadere uitwerking toepassing van de Wet Bibob in het kader van artikel 2.1 Wet algemene bepalingen Omgevingsrecht

In de volgende categorieën zullen aanvragen voor een vergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, e en i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht door de Kaag en Braassem worden getoetst in het kader van de Wet Bibob.

  • Smart-, grow- en headshops;

  • Seksinrichtingen inclusief escortbedrijven;

Bijlage 2b Nadere uitwerking toepassing van de Wet Bibob in het kader van artikel 2.1 Wet algemene bepalingen Omgevingsrecht

In de volgende categorieën kunnen aanvragen voor een vergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, e en i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht door de Kaag en Braassem worden getoetst in het kader van de Wet Bibob.

  • Autohandel/garages/leasebedrijven;

  • Handelingen met banden van voertuigen en met schroot

  • (metaalrecycling) en autodemontage, het opbulken van grond en kunststofrecycling

  • Niet westerse wellnessbranche (massagesalons, nagelstudio’s e.d.);

  • Horecabedrijven;

  • Wisselkantoren;

  • Belwinkels;

  • Zonnestudio’s;

Bijlage 3 Nadere uitwerking toepassing van de Wet Bibob bij gemeentelijke vastgoedtransacties

Gemeentelijke vastgoedtransacties kunnen door de gemeente Kaag en Braassem worden getoetst in het kader van de Wet Bibob indien deze transacties plaatsvinden op terreinen waarop de Wet Bibob kan worden toegepast.

Zodra de gemeente onderhandelingen start inzake onder meer (aankoop of) verkoop, huur en verhuur, gebruik van onroerende zaken of inzake uitgifte van grond in erfpacht (indien van toepassing in de betrokken gemeente) wordt de wederpartij ervan in kennis gesteld dat een Bibob-onderzoek deel kan uitmaken van de procedure. Indien de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.

Namen van partijen waarmee de gemeente in onderhandeling treedt, worden gemeld bij de Bibob-officier van het Arrondissementsparket Den Haag. In voorkomende gevallen zal de Bibob-officier dan gebruik maken van de mogelijkheid om op grond van artikel 26 van de Wet Bibob aan de burgemeester een OM-tip te verstrekken.

In geval van twijfel kan de burgemeester ook gebruik maken van de samenwerking met het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum (RIEC) en de casus via het (boven)lokale overleg aan het RIEC voorleggen.

Bijlage 4 Nadere uitwerking toepassing van de Wet Bibob bij gemeentelijke overheidsopdrachten

Gemeentelijke overheidsopdrachten kunnen door de gemeente Kaag en Braassem worden getoetst in het kader van de Wet Bibob indien deze transacties plaatsvinden op terreinen waarop de Wet Bibob kan worden toegepast en:

  • a.

    het bedrag van de leveringen groter is dan € 200.000,-,

  • b.

    het bedrag van de diensten groter is dan € 200.000,-, of

  • c.

    het bedrag van de werken groter is dan € 5.000.000,-.

Bijlage 5 Nadere uitwerking toepassing van de Wet Bibob bij evenementenvergunningen

Gemeentelijke evenementenvergunningen kunnen door de gemeente Kaag en Braassem worden getoetst in het kader van de Wet Bibob indien sprake is van een evenementenvergunning die de burgemeester kan weigeren indien de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt, en het evenement vechtsporten betreft zoals free fight (het vrije gevecht), vale tudo (Braziliaans Mixed Martial Arts), cage fight (kooigevecht), kickboksen en Muay Thai (Thaiboksen) in al hun varianten voor zover zij plaatsvinden in een gebouw in de gemeente waarin ten minste 250 toeschouwers het evenement kunnen volgen. Hier is vooralsnog in de gemeente Kaag en Braassem geen sprake van wegens gebrek aan faciliteiten.

Toelichting op het toepassingsbereik van de beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bibob

1. Doel van de wet Bibob voor de gemeente

Uitgangspunt van de gemeente Kaag en Braassem is dat zij geen zaken doet met criminelen en dat zij alles in het werk stelt om criminele activiteiten binnen de gemeente geen kans te geven. Om aan dit uitgangspunt invulling te geven is de wet Bibob in 2003 tot stand gekomen. Bibob staat voor de Wet Bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Met de Wet Bibob kan het openbaar bestuur vergunningen en subsidies binnen bepaalde branches intrekken of weigeren. Doel van de wet is om te voorkomen dat geld afkomstig uit criminele activiteiten gebruikt wordt. Door toepassing van deze wet kan de gemeente voorkomen dat ze criminele activiteiten faciliteert door bijvoorbeeld het verlenen van een vergunning. Zo kan de gemeente bij een aanvraag van de Drank- en Horecavergunning en de APV screenen op het strafrechtelijke verleden van de aanvrager, de leidinggevenden en de beheerders. De gemeente onderzoekt bij een Bibob toets verder de financiering en de achtergrond van de onderneming.

2. Doel van de beleidslijn

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de Wet Bibob. Artikel 30 van de Wet Bibob bepaalt dat de gemeente de Bibob vragenformulieren kan uitreiken bij vergunningaanvragen, subsidies en vastgoedtransacties waarbij de gemeente partij is. In de Aanbestedingswet 2012 is een nieuwe regeling opgenomen voor een integriteittoets bij aanbestedingen. In deze beleidslijn is ook opgenomen op welke wijze de gemeente invulling geeft aan de mogelijkheid om bij aanbestedingen een zogenoemde integriteitverklaring aanbesteden te vragen.

Door het opnemen en implementeren van een beleidslijn biedt de gemeente meer structuur en zekerheid in haar werkwijze aan zowel de ambtenaren als aan de burgers. In de beleidslijn staat aangegeven op welke branches Bibob wordt toegepast en in welke gevallen dit gebeurt. Ten aanzien van de burger wordt door het opnemen van de beleidslijn willekeur voorkomen en ten behoeve van de bescherming van de integriteit binnen de gemeente kan het een preventieve werking hebben.

3. Toepassingsbereik

De wet geldt op dit moment voor de sectoren milieu, horeca, transport, bouw (omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten), evenementen, smart-, head- en growshops en vastgoedtransacties. De toepassingsgebieden van de Wet Bibob op gemeentelijk niveau zijn beschikkingen inzake horeca-inrichtingen, coffeeshops, seksinrichtingen, evenementen, smart-, head- en growshops (steeds als de gemeente daarvoor een vergunningstelsel kent) en de omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Daarnaast kan de wet worden toegepast op subsidieregelingen en bij aanbestedingen. Met ingang van de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob komen daar vastgoedtransacties en de kamerverhuursector bij. Gemeenten kunnen op grond van een eigen risicoanalyse dan zelf lokaal vergunningplichtige sectoren aanwijzen waarvoor zij de mogelijkheid van Bibob-toepassing aangewezen achten. Vooralsnog ziet het college daarvoor geen aanleiding. Verder kent de Aanbestedingswet 2012 een eigen integriteittoets die de Bibob-toets op dit terrein nagenoeg overbodig maakt.

Hieronder volgt een uiteenzetting van de toepassingsgebieden zoals deze in de beleidslijn zijn opgenomen. Onder 3.4. worden de gebieden besproken die na inwerkingtreding van de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob van toepassing zullen zijn.

Door de steeds toenemende aandacht voor de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit maken steeds meer gemeenten werk van toepassing van de Wet Bibob. Alleen al ter voorkoming van een zogenoemd waterbedeffect is het daarom van belang toepassing van de Wet Bibob op regionaal niveau eenduidig toe te passen. Daarnaast werken alle gemeenten in de regio Haaglanden/Hollands Midden samen met onder meer politie, OM en Belastingdienst in het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum Haaglanden/Hollands Midden (RIEC HHM). De verwachting is dat die samenwerking steeds vaker zal leiden tot signalen van georganiseerde criminaliteit binnen de gemeente. Het college wil adequaat op dergelijke signalen kunnen reageren.

3.1 De “kan”en de “zal”bepaling

In de Bibob beleidslijn is onder artikel 2, eerste lid, een “zal”bepaling opgenomen en zijn onder het tweede lid tot en met vierde lid van artikel 2 “kan”bepalingen opgenomen. De “zal”bepaling onder artikel 2, eerste lid, houdt in dat de gemeente er in beginsel op stuurt dat ten aanzien van dat onderdeel steeds aan de Wet Bibob wordt getoetst. Het niet toepassen van de beleidslijn dient nader te worden gemotiveerd. Toepassing van deze bepaling brengt met zich mee dat toepassing van de Wet Bibob een preventief karakter heeft.

Voor de toepassingsgebieden die onder de “kan” bepaling vallen, geldt dat de gemeente altijd de Wet Bibob in stelling brengt als ze daartoe een tip krijgt van het Openbaar Ministerie of een signaal ontvangt van één van de partners binnen het RIEC-samenwerkingsverband. In dit geval beschikt het OM of een andere partner over informatie waaruit blijkt dat er een verband bestaat tussen een betrokkene en strafbare feiten die gepleegd zijn of gepleegd worden. Dit is een meer reactieve toepassing van de Wet Bibob.

3.2 Algemeen

Naast de gebruikelijke toepassingsgebieden op het gebied van de horeca en de exploitatievergunning voor seksinrichtingen op grond van de APV is deze beleidslijn ook van toepassing op de vroegere bouwvergunning, thans de omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Zie voor deze vergunning artikel 2.1, onder II en 2.2 onder V, en bijlage 2a en 2b van de beleidslijn.

3.3 Nieuwe terreinen

Vastgoedtransacties

Gemeenten zijn als partij betrokken bij vastgoedtransacties van onroerende goederen en gronden met veelal grote partijen zoals bouwbedrijven en vastgoedontwikkelaars, maar ook met woningcorporaties. Daarnaast zijn er ook nog vastgoedtransacties met particulieren. Als de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob tot stand is gekomen, is het mogelijk om vastgoedtransacties, waarbij de gemeente partij is, aan een Bibob-toets te onderwerpen. Het College kiest met betrekking tot deze transacties voor de “kan” bepaling. Het is hierbij niet noodzakelijk om alle vastgoedtransacties te screenen. Er is in bijlage 3 een selectie gemaakt aan de hand van de hoogte van het transactiebedrag (€ 500.000,-) Er kan een selectie worden gemaakt aan de hand van bijvoorbeeld de hoogte van het transactiebedrag. Alle andere transacties worden slechts aan een Bibob-toets onderworpen na signalen vanuit een van de partners, politie, justitie en/of belastingsdienst. Gemeenten kunnen hiertoe een verzoek om politie en justitiële informatie doen bij het RIEC. Het toetsingsmoment ligt in dit geval na het onderhandelingstraject, waarbij de gemeente partij is. Om te voorkomen dat de gemeente een, naar later blijkt, ongewenste transactie toch moet laten gaan, kan een ontbindende voorwaarde worden opgenomen in het koopcontract. Deze ontbindende voorwaarde betreft de goedkeuring vanuit de Bibob-toets als voorwaarde om de koop door te laten gaan.

Evenementen

Per 1 oktober 2011 is de evenementensector onder het bereik van de Wet Bibob gebracht. Voorwaarde om de Wet Bibob te kunnen toepassen is dat er een vergunningstelsel voor die sector is. Vechtsportgala’s kunnen dus onderworpen worden aan een Bibob-toets, mits de gemeente heeft voorzien in een (evenementen)vergunningplicht in de Algemene plaatselijke verordening (APV).

De gemeente Kaag en Braassem kent een vergunningplicht voor (grote) evenementen in artikel 2.25 van de APV. In deze beleidslijn is vervolgens de Bibob toetsing voor evenementen inde vorm van vechtsportgala’s opgenomen onder artikel 2, lid 2 onder I en in bijlage 5.

Kamerverhuursector

Als de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob tot stand is gekomen, is het voor burgemeester en wethouders ook mogelijk om door criminele ondernemers gevraagde huisvestingsvergunningen en vergunningen tot wijziging van de woonruimtevoorraad die worden bedoeld in de Huisvestingswet 2012, te weigeren en in te trekken. Een zal-bepaling lijkt in deze gevallen niet proportioneel. Het college kiest voor de kamerverhuursector daarom voor een kan-bepaling.

3.5 Subsidies en aanbesteden

Toepassing van de wet voor subsidies wordt door het gemeentebestuur beschouwd als niet proportioneel. De gebruikelijke toets op rechtmatig en doelmatig gebruik van een verstrekte subsidie werpt op dit vlak al een barrière op. Daarnaast blijkt uit een verkenning van de toegekende subsidies dat de subsidies niet gaan naar mogelijke criminogene branches.

In de huidige en toekomstige Aanbestedingswet kunnen aanbestedende partijen van gegadigden een integriteitverklaring vragen. Het college meent dat het belang van de Bibob-toets bij aanbesteden daarmee een beperkt belang heeft. Ook hier is daarom volstaan met een “kan”bepaling.

3.6 Niet opgenomen toepassingsgebieden

Ten aanzien van de onderstaande toepassingsgebieden is in beginsel toepassing van de wet Bibob wel mogelijk, maar is dat naar het oordeel van het college niet wenselijk of niet noodzakelijk.

Milieu en omgevingsvergunning beperkte milieutoets

Veel milieuvergunningen die voorheen vergunningplichtig waren op grond van Wet milieubeheer, vallen nu onder artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Veel onderdelen zijn daarmee niet langer vergunningplichtig, waardoor het toetsingsmoment ontbreekt. Vergunningplicht is gebleven voor bouwactiviteiten en activiteiten met betrekking tot vergunningplichtige milieu-inrichtingen.

Voor de onderdelen die vergunningplichtig zijn, past de gemeente op grond van artikel 2.17 van de Wabo de Bibob-toets toe in de gevallen die zijn aangegeven in bijlage 2. In de beleidslijn is de toetsing van deze omgevingsvergunningen opgenomen in artikel 2.2, onder V. Voor de Kwalibo-erkenning van Besluit bodemkwaliteit is een kan-bepaling opgenomen in artikel 2.2, onder V.

Head-, smart- en growshops

Voor zover een gemeente wil voorkomen dat inrichtingen als head-, smart- en growshops zich in de gemeente vestigen, dan is de toepassing van het Bibob instrument niet toereikend. De APV van de gemeente Kaag en Braassem kent een vergunningstelsel voor growshops.

Ook door middel van aanpassingen in het bestemmingsplan kan de gemeente er op aansturen dat dergelijke inrichtingen niet in de gemeente kunnen worden gevestigd.

Slijterijen

Op 9 maart 2009 heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties alle gemeenten middels een brief verzocht de slijterijen niet langer te doen toetsen aan de Wet Bibob. De minister onderbouwt dit als volgt.

Omwille van het tegengaan van de omvang van administratieve lasten, maar ook gelet op het draagvlak voor de Wet Bibob, acht ik het van belang dat de toepassing van deze wet ook hiertoe beperkt blijft. Ik wil u dan ook vragen hier bij de vormgeving van uw Bibob-beleid, met name voor slijterijen en particulieren die een bouwvergunning aanvragen, rekening mee te houden en indien het niet nodig is om Bibob toe te passen, deze sectoren uit te zonderen.

Voor deze beleidslijn neemt het College dit standpunt over.