Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Gouda houdende regels omtrent het toepassen van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur Bibob-beleidslijn Gouda 2013

Geldend van 20-07-2021 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Gouda houdende regels omtrent het toepassen van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur Bibob-beleidslijn Gouda 2013

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van Gouda, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

overwegende, dat de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

gelet op de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, het Besluit bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 3, 27, 29, 30 a en 31 van de Alcoholwet, de artikelen 2:5, 2:9, 2:49 en 3:3 van de Algemene plaatselijke verordening Gouda 2020, artikel 30b van de Wet op de kansspelen, de artikelen 9.2.2.3 en 11.2 van de Wet Milieubeheer, de artikelen 2.1 en 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, artikel 9, tweede lid, van de Verordening Speelautomaten Gouda 2012 en artikel 4, eerste lid, van de Algemene subsidieverordening gemeente Gouda 2003;

besluiten vast te stellen de volgende:

Beleidslijn 2013 voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur in de gemeente Gouda

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvraag: de aanvraag om een beschikking bedoeld in artikel 1 van de wet;

  • b.

    advies: het advies bedoeld in artikel 9 van de wet;

  • c.

    beschikkingen en opdrachten: alle besluiten waarop de wet kan worden toegepast;

  • d.

    bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders;

  • e.

    betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de partij aan wie een overheidsopdracht is gegund of de onderaannemer;

  • f.

    onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, de gegadigde niet tot de aanbesteding toe te laten, de overeenkomst niet aan te gaan, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen;

  • g.

    Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de wet;

  • h.

    wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob);

  • i.

    vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

    • 1°.

      het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

    • 2°.

      huur of verhuur;

    • 3°.

      het verlenen van een gebruikrecht; of

    • 4°.

      de deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt;

  • j.

    RIEC: het Regionaal Informatie en Expertise Centrum.

Artikel 2 Toepassingsbereik van de Wet Bibob in de gemeente Gouda

  • 1. Het bestuursorgaan zal, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet in beginsel toepassen met betrekking tot beschikkingen en transacties zoals vermeld in:

    • i.

      artikel 3 en 30a, van de Alcoholwet, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming, of van wijziging van het aanhangsel als bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Alcoholwet, tenzij sprake is van een slijterij;

    • ii.

      artikel 2:9 van de Algemene plaatselijke verordening Gouda 2020, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming, of van wijziging van het aanhangsel als bedoeld in artikel 2:9 zesde lid van de Algemene plaatselijke verordening Gouda 2020;

    • iii.

      artikel 3:3 van de Algemene plaatselijke verordening Gouda 2020, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming;

    • iv.

      artikel 2:49, derde lid, van de Algemene plaatselijke verordening Gouda 2020, indien sprake is van een bestaand of een nieuw bedrijf, dat wordt of zal worden uitgeoefend in een door de burgemeester aangewezen gebouw of gebied voor door de burgemeester aangewezen bedrijfsmatige activiteiten of indien de uitoefening van het bedrijf een door de burgemeester aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft.

  • 2. Het bestuursorgaan zal, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet toepassen met betrekking tot de intrekking van de in het eerste genoemde vergunningen.

  • 3. Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet in beginsel toepassen met betrekking tot overheidsopdrachten ten aanzien van een gegadigde of onderaannemer in de zin van de wet in de gevallen zoals aangegeven in bijlage 4.

  • 4. Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet in beginsel toepassen met betrekking tot beschikkingen zoals vermeld in:

    • i.

      de artikelen 9.2.2.3 en 11.2 van de Wet Milieubeheer;

    • ii.

      artikel 4, eerste lid, van de Algemene subsidieverordening gemeente Gouda 2003;

    • iii.

      artikel 2:5 van de Algemene plaatselijke verordening Gouda 2020, indien sprake is van een evenementenvergunning die betrekking heeft op een evenement zoals aangegeven in bijlage 5;

    • iv.

      artikel 9, tweede lid, van de Verordening Speelautomaten Gouda 2012 inzake speelgelegenheden, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming;

    • v.

      artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, e en i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in de categorieën zoals aangegeven in bijlage 2.

  • 5. Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet in beginsel toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties zoals bedoeld in artikel 1, onderdeel i, waarbij de gemeente partij is, indien sprake is van vastgoedtransacties zoals aangegeven in bijlage 3.

  • 6. Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet eveneens toepassen met betrekking tot de intrekking van de in het vierde lid genoemde vergunningen en subsidies.

  • 7. Bij vastgoedtransacties en overheidsopdrachten zoals aangegeven in de bijlagen 3 en 4 zal het bestuursorgaan bedingen dat de overeenkomst kan worden ontbonden op de gronden vermeld in artikel 3, eerste lid, artikel 3, zesde lid, alsmede artikel 4 van de wet. Ook kan het bestuursorgaan bedingen dat onderaannemers alleen met toestemming van de gemeente kunnen worden gecontracteerd en dat in dat kader een advies kan worden gevraagd.

Artikel 3 Overige situaties waarin de wet in beginsel wordt toegepast

Behalve op de in artikel 2 genoemde beschikkingen en transacties zal het bestuursorgaan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet in beginsel toepassen:

  • 1.

    ten aanzien van bijzondere gevallen waarbij aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking of transactie mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen;

  • 2.

    in de gevallen waarin de officier van justitie op basis van artikel 26 van de wet wijst op de wenselijkheid een advies van het Bureau aan te vragen.

Artikel 4 Onderzoek

  • 1. Het onderzoek naar het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat uit:

    • a.

      het beoordelen van de aanvraag tot het verlenen van een beschikking of het aangaan van een transactie en de daarbij overgelegde gegevens, mede aan de hand van bij het bestuursorgaan bekende feiten en omstandigheden;

    • b.

      het verzamelen, bewerken en analyseren van informatie die al dan niet door middel van het in het volgende artikel bedoelde vragenformulier en de daarbij te voegen bijlagen is verstrekt door de betrokkene en gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen die het bestuursorgaan volgens de wet kan raadplegen;

  • 2. Indien het in het eerste lid, aanhef en onder b bedoelde onderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft over de mate van gevaar dat de in artikel 3 van de wet bedoelde feiten zich zullen voordoen, wordt een advies als bedoeld in artikel 9 van de wet ingewonnen bij het Bureau.

Artikel 5 Informatieverstrekking

In door of namens het bestuursorgaan bepaalde gevallen moet betrokkene naast de gebruikelijke aanvraagformulieren de Bibob-vragenformulieren invullen en bij het bestuursorgaan indienen. Daarbij dienen de documenten te worden gevoegd die in de vragenformulieren zijn vermeld en/of die bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd. De in het eerste lid bedoelde vragenformulieren bevatten in elk geval de in artikel 30, tweede lid, van de wet genoemde vragen en daarnaast aanvullende vragen die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen het onderzoek als bedoeld in artikel 4 te verrichten.

Artikel 6 Beoordeling van nieuwe aanvragen

  • 1. De aanvraag kan buiten behandeling worden gesteld indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Ingeval van nieuw ingediende aanvragen dient iedere vergunningaanvraag eerst de normale procedure te doorlopen, waarbij wordt bezien of aan de reguliere vergunningeisen wordt voldaan.

  • 3. Indien aan de reguliere eisen is voldaan, wordt vervolgens het Bibob-vragenformulier doorgenomen aan de hand van een indicatorenlijst: de zogenoemde lichte toets.

  • 4. Indien de resultaten van deze toets hiertoe aanleiding geven, zal vervolgens een zware toets plaatsvinden. Het is daarbij ongewenst om de indicatoren in harde criteria vast te leggen, omdat deze te veel in zwaarte verschillen. Soms is één zware indicator voldoende om te concluderen dat nader onderzoek noodzakelijk is, maar ook een reeks van lichtere indicatoren kunnen - in hun onderlinge samenhang bezien - tot een dergelijke conclusie leiden. Uitgangspunt is dat bij twijfel altijd de zware toets plaatsvindt.

  • 5. Ook de onderstaande punten kunnen aanleiding zijn voor het uitvoeren van een zware toets. Daarvoor geldt een aantal harde criteria, namelijk indien:

    • a.

      er sprake is van overname van een vergunningsplichtige inrichting, die is gesloten of waarvan de vergunning is ingetrokken op grond van openbare orde overwegingen (bijvoorbeeld heling, drugs of geweld) of op grond van de Wet Bibob;

    • b.

      er sprake is van monopolisering (het opkopen van meerdere inrichtingen en/of onroerende zaken in een bepaald gebied) door een natuurlijk persoon en/of rechtspersoon dan wel door een aantal aan elkaar verbonden natuurlijke personen of rechtspersonen;

    • c.

      er vermoedelijk een relatie bestaat tussen de recreatie- en/of seksinrichting met de malafide infrastructuur rond illegale vreemdelingen.

Artikel 7 Beoordeling van reeds verstrekte vergunningen

  • 1. Ten aanzien van verstrekte vergunningen wordt indien daartoe aanleiding bestaat een Bibob-vragenformulier uitgereikt.

  • 2. Een weigering om het vragenformulier ingevuld te retourneren zal worden beschouwd als een ernstig gevaar op grond van de Wet Bibob met als gevolg dat de vergunning wordt ingetrokken.

  • 3. Van de wettelijke mogelijkheid tot beoordeling van reeds verstrekte vergunningen wordt naast de in artikel 2 benoemde gevallen actief gebruik gemaakt, indien één of meer van de navolgende situaties van toepassing is /zijn:

    • a.

      als een bepaald gebied specifiek nader wordt bekeken;

    • b.

      als een bepaalde branche of deel van een branche extra wordt gecontroleerd;

    • c.

      als er aanwijzingen zijn dat er sprake is van ernstig gevaar dat de vergunning mede wordt gebruikt voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten of voor het plegen van strafbare feiten;

    • d.

      indien er een redelijk vermoeden bestaat dat ter verkrijging van de vergunning een strafbaar feit is gepleegd (bijvoorbeeld omkoping);

    • e.

      indien het bestuursorgaan van het Openbaar Ministerie een tip ontvangt als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob.

Artikel 8 Weigering of intrekking van andere vergunningen van dezelfde betrokkene en sluiting

Indien een Bibob-advies wordt gevraagd ten aanzien van een bepaalde betrokkene, heeft dit verzoek betrekking op alle aan de betrokkene binnen deze gemeente verleende vergunningen, welke onder de reikwijdte van de Wet Bibob vallen. Dat betekent dat in het geval dat de burgemeester/ het college een negatief advies van het Bureau overneemt, in één keer de aanvraag wordt geweigerd en alle reeds verstrekte vergunningen worden ingetrokken.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze beleidslijn treedt in werking op de achtste dag na die waarop zij is bekend gemaakt, met uitzondering van artikel 2, vierde lid onder iv en vijfde lid, dat in werking treedt op de datum van inwerkingtreding van de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob.

Artikel 10 Citeertitel

Deze beleidslijn kan worden aangehaald als: Bibob-beleidslijn Gouda 2013.

Ondertekening

Gouda, 11 december 2012

Bijlage 1 Indicatorenlijst bij de Bibob-Beleidslijn Gouda 2013 voor de toepassing van de Wet Bibob

Behoort bij de bibob-Beleidslijn Gouda 2013 voor de toepassing van de Wet Bibob, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Gouda op 11 december 2012 en door de burgemeester van Gouda op 11 december 2012. Indicatoren die aanleiding kunnen vormen tot het toepassen van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. Deze lijst is niet limitatief, ook andere gronden kunnen aanleiding vormen tot het instellen van een onderzoek.

De bedrijfsstructuur

Inrichting/organisatie

  • onduidelijke, ondoorzichtige organisatiestructuur

  • niet duidelijk wie uiteindelijk verantwoordelijk is

  • onderneming biedt infrastructuren aan het illegale circuit, als een dekmantel voor allerlei activiteiten zoals illegaal gokken, illegale prostitutie, mensenhandel/smokkel, drugshandel, heling, verduistering, wapenhandel

  • melding van schietpartijen, vechtpartijen, harddrugs, illegale prostitutie, illegale vrouwen, drugsdealers

  • a-typische (oneigenlijke) activiteiten vinden plaats in en rond de inrichting

  • heropening van het pand

  • functiewijziging van pand of inrichting

  • ongebruikelijke plaats om exploitatie te starten

  • onduidelijk ondernemingsplan

Persoon aanvrager/exploitant

  • leidinggevende/beheerder is waarschijnlijk niet de officiële leidinggevende (katvanger of stroman)

  • aanvrager is geen officiële leidinggevende/beheerder

  • wijziging in exploitant

  • aanvrager/exploitant is vaak niet aanwezig

Overig

  • gedwongen overname van inrichting (bijv. door afpersing of wurgcontract)

  • geen recent uittreksel Kamer van Koophandel

De financiering

Inrichting

  • onduidelijke financiering (nieuwe) inrichting pand

  • huurder is bonafide maar huurt van een persoon met twijfelachtige integriteit

  • zeer hoge waarborgsom vereist

  • extreem hoge/lage huur, ongebruikelijke hoogte huurpenningen

  • aanvrager heeft veel panden in bezit

  • onduidelijke financiering van de panden

Persoon aanvrager/exploitant

  • uitkering Sociale Dienst

  • verdachte financiering

  • ongebruikelijke financieringsstructuur, afwijkend van de gangbare wijze van financieren

  • ongebruikelijke financier

  • slechte exploitatie vorige zaak

  • geen bedrijfsplan

Overig

  • a-typische (gezien de aard van de transacties ongebruikelijke) betalingswijzen

  • onduidelijke financiering van de exploitatie

Omstandigheden in de persoon van de aanvrager

Persoon aanvrager/exploitant

  • binnen de gemeente gebruikt de aanvrager het “lobbycircuit”

  • problemen met identificatie, alleen origineel is rechtsgeldig

  • exploitant/beheerder zelden aanwezig in de inrichting

  • minder voor de hand liggende personen vragen vergunning aan

  • minder voor de hand liggende aanvraag voor deze aanvrager

  • aanvrager heeft geen vakkennis

  • antecedenten in relatie tot openbare orde (heling, drugs, wapens, geweld)

  • aanvrager wordt vergezeld door een lijfwacht, privé-chauffeur of gecontroleerd door een branchevreemde adviseur/jurist

  • aanvrager is bekend uit het criminele circuit, eventueel politie-informatie

  • aan de aanvrager is al vaker een vergunning geweigerd

Overig

  • formulieren onvolledig ingevuld

  • ‘verdacht’ woonadres: Leger des Heilsadres, gevangenis, postbus, veel mensen op één adres

  • aanvrager is een buitenlandse rechtspersoon

Algemeen geldende en beleidsindicatoren

Inrichting ligt in:

  • kwetsbare wijk, opeenstapeling van ‘probleem-inrichtingen’

  • aanvraag in een vastgesteld aandachtsgebied, geografisch gebied

  • aanvraag in een vastgesteld aandachtsgebied, bepaalde branche

Er is sprake van:

  • bedreiging behandelend ambtenaar

  • valsheid in geschrifte bij aanvraag

  • fraude (valse diploma’s, ID-papieren, huurcontracten)

  • mishandeling, bedreiging van ambtenaar

  • steekpenningen, omkoping van ambtenaar

  • behandelend ambtenaar voelt zich bedreigd (subjectief)

Mogelijk samengestelde indicatoren voor een Bibob-aanvraag

  • (bijstands)uitkering en geen bankgarantie voor de investering

  • (bijstands)uitkering en geen bedrijfsplan

  • onduidelijke financiering en extreem hoge of lage huur

  • slechte beheersing Nederlandse taal en identificatieprobleem

  • geen bedrijfsplan en a-typische aanvraag

Bijlage 2 Nadere uitwerking toepassing van de Wet Bibob in het kader van artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

In de volgende categorieën kunnen aanvragen voor een vergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, e en i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht door de gemeente Gouda worden getoetst in het kader van de Wet Bibob.

  • -

    Autohandel/garages/leasebedrijven;

  • -

    Handelingen met banden van voertuigen en met schroot (metaalrecycling) en autodemontage, het opbulken van grond en kunststofrecycling;

  • -

    Niet westerse wellnessbranche (massagesalons, nagelstudio’s e.d.);

  • -

    Horecabedrijven;

  • -

    Smart-, grow- en headshops;

  • -

    Speelautomatenhallen;

  • -

    Seksbedrijven en seksinrichtingen inclusief escortbedrijven;

  • -

    Wisselkantoren;

  • -

    Belwinkels;

  • -

    Zonnestudio’s.

Bijlage 3 Nadere uitwerking toepassing van de Wet Bibob bij gemeentelijke vastgoedtransacties

Gemeentelijke vastgoedtransacties kunnen door de gemeente Gouda worden getoetst in het kader van de Wet Bibob indien deze transacties plaatsvinden op terreinen waarop de Wet Bibob kan worden toegepast en de al dan niet samenhangende transacties

€ 500.000 overschrijden.

Zodra de gemeente onderhandelingen start inzake (aankoop of) verkoop van onroerende zaken of inzake uitgifte van grond in erfpacht (indien van toepassing in de betrokken gemeente) wordt de wederpartij ervan in kennis gesteld dat een Bibob-onderzoek deel kan uitmaken van de procedure. Indien de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.

Namen van partijen waarmee de gemeente in onderhandeling treedt, worden gemeld bij de Bibob-officier van het Arrondissementsparket Den Haag. In voorkomende gevallen zal de Bibob-officier dan gebruik maken van de mogelijkheid om op grond van artikel 26 van de Wet Bibob aan de burgemeester een OM-tip te verstrekken.

In geval van twijfel kan de burgemeester ook gebruik maken van de samenwerking in RIEC-verband en de casus via het (boven)lokale overleg aan het RIEC voorleggen.

Bijlage 4 Nadere uitwerking toepassing van de Wet Bibob bij gemeentelijke overheidsopdrachten

Gemeentelijke overheidsopdrachten kunnen door de gemeente Gouda worden getoetst in het kader van de Wet Bibob indien deze transacties plaatsvinden op terreinen waarop de Wet Bibob kan worden toegepast en:

  • a.

    het bedrag van de leveringen groter is dan € 200.000,

  • b.

    het bedrag van de diensten groter is dan € 200.000, of

  • c.

    het bedrag van de werken groter is dan € 5.000.000.

Bijlage 5 Nadere uitwerking toepassing van de Wet Bibob bij evenementenvergunningen

Gemeentelijke evenementenvergunningen kunnen door de gemeente Gouda worden getoetst in het kader van de Wet Bibob indien deze evenementenvergunningen kunnen worden geweigerd indien de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt en het evenement een vechtsport betreft zoals free fight (het vrije gevecht), vale tudo (Braziliaans Mixed Martial Arts), cage fight (kooigevecht), kickboksen en Muay Thai (Thaiboksen) in al hun varianten, voor zover het evenement plaatsvindt in een gebouw in de gemeente waarin ten minste 250 toeschouwers het evenement kunnen volgen.

Toelichting op het toepassingsbereik van de beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bibob

  • 1.

    Doel van de wet Bibob voor de gemeente

Uitgangspunt van de gemeente Gouda is dat zij geen zaken doet met criminelen en dat zij alles in het werk stelt om criminele activiteiten binnen de gemeente geen kans te geven. Om aan dit uitgangspunt invulling te geven is de wet Bibob in 2003 tot stand gekomen. Bibob staat voor de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Met de Wet Bibob kan het openbaar bestuur vergunningen en subsidies binnen bepaalde branches intrekken of weigeren. Doel van de wet is om te voorkomen dat geld afkomstig uit criminele activiteiten gebruikt wordt. Door toepassing van deze wet kan de gemeente voorkomen dat ze criminele activiteiten faciliteert door bijvoorbeeld het verlenen van een vergunning. Zo kan de gemeente bij een aanvraag van de Drank- en Horecavergunning en op grond van een exploitatievergunning van de Algemene plaatselijke verordening screenen op het strafrechtelijke verleden van de aanvrager, de leidinggevenden en de beheerders. De gemeente onderzoekt bij een Bibob toets verder de financiering en de achtergrond van de onderneming.

  • 2.

    Doel van de beleidslijn

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de Wet Bibob. Artikel 30 van de Wet Bibob bepaalt dat de gemeente de Bibob vragenformulieren kan uitreiken bij vergunningaanvragen, subsidies en vastgoedtransacties waarbij de gemeente partij is.

Het opnemen en implementeren van een beleidslijn biedt de gemeente meer structuur en zekerheid in haar werkwijze aan zowel de ambtenaren als aan de burgers. In de beleidslijn staat aangegeven op welke branches Bibob wordt toegepast en in welke gevallen dit gebeurt. Ten aanzien van de burger wordt door het opnemen van de beleidslijn willekeur voorkomen en ten behoeve van de bescherming van de integriteit binnen de gemeente kan het een preventieve werking hebben.

  • 3.

    Toepassingsbereik

De wet geldt op dit moment voor de sectoren milieu, horeca, transport, bouw (omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten), evenementen, speelautomaten(hallen), smart-, head- en growshops en vastgoedtransacties. De toepassingsgebieden van de Wet Bibob op gemeentelijk niveau zijn beschikkingen inzake horeca-inrichtingen, coffeeshops, seksbedrijven, evenementen, smart-, head- en growshops (steeds als de gemeente daarvoor een vergunningstelsel kent) en de omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Daarnaast kan de wet worden toegepast op subsidieregelingen en bij aanbestedingen. Na inwerkingtreding van de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob komen daar vastgoedtransacties en de kamerverhuursector bij. Voorts kunnen de gemeenten op grond van eigen risico-analyse dan zelf lokaal vergunningplichtige sectoren aanwijzen waarvoor zij de mogelijkheid van Bibob-toepassing aangewezen achten. Vooralsnog ziet de gemeente Gouda daarvoor geen aanleiding.

Hieronder volgt een uiteenzetting van de toepassingsgebieden zoals deze in de beleidslijn zijn opgenomen. Onder 3.4 worden de gebieden besproken die na inwerkingtreding van de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob van toepassing zullen zijn.

Door de steeds toenemende aandacht voor de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit maken steeds meer gemeenten werk van toepassing van de Wet Bibob. Alleen al ter voorkoming van een zogenoemd waterbedeffect is het daarom van belang de Wet Bibob op regionaal niveau eenduidig toe te passen. Om die reden wordt deze beleidslijn in de gehele veiligheidsregio van kracht. Daarnaast werken alle gemeenten in de regio Haaglanden/Hollands Midden samen met onder meer politie, OM en Belastingdienst in het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum Haaglanden/Hollands Midden (RIEC HHM). De verwachting is dat die samenwerking steeds vaker zal leiden tot signalen van georganiseerde criminaliteit binnen de gemeente. De gemeente wil adequaat op dergelijke signalen kunnen reageren.

  • 3.1.

    De “kan”- en de “zal”bepaling

In artikel 2, eerste en tweede lid van de Bibob-beleidslijn zijn “zal”bepalingen opgenomen. In artikel 2, derde lid tot en met zesde lid zijn “kan”bepalingen opgenomen. De “zal”bepalingen houden in dat de gemeente in beginsel ten aanzien van dat onderdeel steeds aan de Wet Bibob toetst. Het niet toepassen van de beleidslijn dient nader te worden gemotiveerd.

Met name op het terrein van Drank- en horecawetvergunningen, exploitatievergunningen voor horeca-inrichtingen en de daarbij behorende aanhangsels, waarop de leidinggevenden staan vermeld, en voor seksbedrijven en voor door de burgemeester aangewezen gebouwen of gebieden of bedrijfsactiviteiten als bedoeld in de Algemene plaatselijke verordening Gouda 2020 is het van belang dat de gemeente een goede afweging kan maken. De gemeente is van mening dat op die terreinen het belang van een integere overheid opweegt tegen de administratieve last die aan de ondernemer wordt opgelegd. De ervaring is overigens, dat het gebruik van het Bibob-instrument een preventieve werking heeft.

Voor de toepassingsgebieden die onder de “kan” bepaling vallen, geldt dat de gemeente de Wet Bibob in stelling brengt als zij daartoe een tip van het Openbaar Ministerie of een signaal van één van de partners binnen het RIEC-samenwerkingsverband ontvangt. Dit is een meer reactieve toepassing van de Wet Bibob. Uitgangspunt is dat in alle gevallen waarin de Wet Bibob kan worden toegepast de gemeente in ieder geval op een signaal van het OM of één van de samenwerkingspartners in het RIEC-verband gebruik maakt van het Bibob-instrument.

Uiteraard is het niet altijd mogelijk of wenselijk om alle vergunningen in een bepaalde categorie te toetsen. De toetsing moet immers proportioneel zijn. Zo wil de gemeente niet iedere aanvraag voor de bouw van een dakkapel onder de Bibob-toets brengen. Daarbij  wordt gestreefd naar maximale beperking van de administratieve lastendruk voor ondernemers. In bijlagen 2 tot en met 5 van de Bibob-beleidslijn is aangegeven ten aanzien van welke categorieën vergunningen, overheidsopdrachten en vastgoed-transacties de gemeente de Bibob-toets wenst uit te voeren.

 

  • 3.2.

    Algemeen

     

Deze beleidslijn is van toepassing op de vergunningen op grond van de Algemene plaatselijke verordening Gouda 2020 en de Drank- en Horecawet, die verplicht zijn voor horeca-inrichtingen en openbare inrichtingen (inclusief de bij de exploitatievergunning en de Drank- en Horecawet behorende aanhangsels), op de aangewezen bedrijfsactiviteiten of gebouwen en gebieden en op seksbedrijven.  

Voorts is deze beleidslijn van toepassing op een aantal minder gebruikelijke terreinen van de Wet Bibob. Het gaat daarbij om “kan’’-bepalingen zoals hiervoor is beschreven. Deze terreinen worden hierna nader toegelicht.

  • 3.3.

    Bijzondere terreinen

Speelautomaten

De toepassing van de Wet Bibob op speelautomatenhallen is een goed instrument om de malafide ondernemers te weren. Voor deze gevallen is artikel 2, vierde lid, onder iv, van de beleidslijn opgenomen. In Gouda is op dit moment 1 speelautomatenhal gevestigd. Daarnaast kan het Bibob-instrument worden ingezet bij overname van de speelautomatenhal of bij vestiging van andere speelautomatenhallen.

Milieu en omgevingsvergunning beperkte milieutoets

Veel milieuactiviteiten die voorheen vergunningplichtig waren op grond van Wet milieubeheer, vallen nu onder artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Veel activiteiten zijn daarmee niet langer vergunningplichtig, waardoor het toetsingsmoment ontbreekt. De vergunningplicht is gebleven voor bouwactiviteiten en activiteiten met betrekking tot vergunningplichtige milieuinrichtingen.

Voor de activiteiten die vergunningplichtig zijn, past de gemeente op grond van artikel 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de Bibob-toets toe in de gevallen die zijn aangegeven in bijlage 2. In de beleidslijn is de toetsing van deze omgevingsvergunningen opgenomen in artikel 2, vierde lid, onder v. Voor de Kwalibo-erkenning van Besluit bodemkwaliteit is een kan-bepaling opgenomen in artikel 2, vierde lid onder i.

  • 3.4.

    Nieuwe terreinen

Vastgoedtransacties

De gemeente is als partij betrokken bij vastgoedtransacties van onroerende goederen en gronden met veelal grote partijen zoals bouwbedrijven en vastgoedontwikkelaars, maar ook met woningcorporaties. Daarnaast zijn er vastgoedtransacties met particulieren. Als de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob tot stand is gekomen, is het mogelijk om vastgoedtransacties, waarbij de gemeente partij is, aan een Bibob-toets te onderwerpen. De gemeente kiest met betrekking tot deze transacties voor de “kan” bepaling. Het is hierbij niet noodzakelijk om alle vastgoedtransacties te screenen. Er is in bijlage 3 een selectie gemaakt aan de hand van de hoogte van het transactiebedrag (meer dan € 500.000,-). Alle andere transacties worden slechts aan een Bibob-toets onderworpen na signalen vanuit een van de partners, politie, justitie en/of belastingsdienst. De gemeente kan hiertoe een verzoek om politie en justitiële informatie doen bij het RIEC. Het toetsingsmoment ligt in dit geval na het onderhandelingstraject, waarbij de gemeente partij is. Om te voorkomen dat de gemeente een, naar later blijkt, ongewenste transactie toch moet laten doorgaan, kan een ontbindende voorwaarde worden opgenomen in het contract. Deze ontbindende voorwaarde betreft de goedkeuring vanuit de Bibob-toets als voorwaarde om de transactie door te laten gaan.

Evenementen

Per 1 oktober 2011 is de evenementensector onder het bereik van de Wet Bibob gebracht. Voorwaarde om de Wet Bibob te kunnen toepassen is dat er een vergunningsplicht voor evenementen geldt. Gouda kent een vergunningplicht voor (grote) evenementen in artikel 2:11 van de Algemene plaatselijke verordening Gouda 2009. In deze beleidslijn is de Bibob toetsing voor evenementen in de vorm van vechtsportgala’s opgenomen in artikel 2, vierde lid onder iii en in bijlage 5.

  • 3.5.

    Subsidies en aanbestedingen

 

Als de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob tot stand is gekomen, is het niet meer vereist dat een subsidieregeling expliciet naar de Wet Bibob verwijst voordat de subsidie kan worden getoetst aan de Wet Bibob. Ook de huidige eis van goedkeuring door de minister van Veiligheid en Justitie indien in een subsidieverordening wordt verwezen naar de Wet Bibob, vervalt na inwerkingtreding van de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob.

Een “zal”bepaling is voor subsidieregelingen niet proportioneel. De gemeente meent daarom dat met betrekking tot subsidies kan worden volstaan met een “kan” bepaling, mede gelet op de wettelijk verplichte toetsen van rechtmatig en doelmatig gebruik van verstrekte subsidies.

 

Volgens de Aanbestedingswet 2012 kan de gemeente als aanbestedende partij een eigen integriteitsverklaring aan de gegadigden vragen. De gemeente kan met deze verklaring de integriteit van de gegadigden toetsen en als hiertoe aanleiding is, overgaan tot uitsluiting van gegadigden. Het belang van de Bibob-toets op dit terrein is daarmee beperkt. Om deze reden is gekozen voor een ‘’kan’’ –bepaling ten aanzien van aanbestedingen. Een Bibob-toets is wenselijk, als verdergaand onderzoek naar de integriteit van een gegadigde bij een aanbesteding is gewenst. Indien nodig, kan de gemeente advies vragen aan Bureau Bibob.

 

  • 3.6.

    Niet opgenomen toepassingsgebieden

Ten aanzien van de onderstaande toepassingsgebieden is toepassing van de wet Bibob mogelijk, maar is dat naar het oordeel van de gemeente op dit moment niet wenselijk of niet noodzakelijk.

 

Head-, smart- en growshops

Voor zover een gemeente wil voorkomen dat inrichtingen als head-, smart- en growshops zich in de gemeente vestigen, dan is de toepassing van het Bibob instrument niet toereikend. Hoewel enkele gemeenten in Nederland werken met een vergunningstelsel voor growshops, zijn er anno 2012 nog steeds juridische knelpunten aanwezig. Een belangrijke rol daarin speelt de vraag of growshops wel aantoonbaar overlast veroorzaken en of het wel gerechtvaardigd is deze onder een vergunningplicht te brengen. Ook is het niet (goed) mogelijk om tot een sluitende definitie van het begrip ‘growshop’ te komen: er kan geen onderscheid worden gemaakt met reguliere detailhandel (met name tuincentra en lampenwinkels) waar ook verkoop plaatsvindt van dezelfde producten die in growshops verkrijgbaar zijn. Middels aanpassingen in het bestemmingsplan kan de gemeente er wel op aansturen dat dergelijke inrichtingen niet in de gemeente kunnen worden gevestigd. Verder rekent de gemeente er op dat ook inwerkingtreding van de wet die voorbereidingshandelingen voor hennepteelt strafbaar stelt een dam op zal werpen tegen growshops.

 

Slijterijen

Op 9 maart 2009 heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties alle gemeenten middels een brief verzocht de slijterijen niet langer te doen toetsen aan de Wet Bibob. De minister onderbouwt dit als volgt.

 

‘Omwille van het tegengaan van de omvang van administratieve lasten, maar ook gelet op het draagvlak voor de Wet BIBOB, acht ik het van belang dat de toepassing van deze wet ook hiertoe beperkt blijft. Ik wil u dan ook vragen hier bij de vormgeving van uw BIBOB-beleid, met name voor slijterijen (…) rekening mee te houden en indien het niet nodig is om BIBOB toe te passen, deze sectoren uit te zonderen…’

 

Voor deze beleidslijn neemt de gemeente Gouda dit standpunt over.

 

Huisvesting

Het Bibob instrument kan worden ingezet op diverse vergunningstelsels, die de Huisvestingswet 2012 mogelijk zal maken. Deze wet is op dit moment nog niet aangenomen. Naar verwachting treedt de Huisvestingswet 2012 per 1 januari 2013 in werking. De gemeente Gouda beoordeelt na vaststelling van een nieuwe huisvestingsverordening op basis van de Huisvestingswet 2012 of de inzet van het Bibob-instrument op deze vergunningen wenselijk is.