Coffeeshopbeleid Leeuwarden

Geldend van 07-06-2018 t/m heden

Intitulé

Coffeeshopbeleid Leeuwarden

afbeelding binnen de regeling

9 mei 2018

De burgemeester van Leeuwarden,

gelet op artikel 174 Gemeentewet en artikel 13b Opiumwet;

BESLUIT:

vast te stellen het navolgende ‘Coffeeshopbeleid Leeuwarden’, waarbij de tekst over coffeeshops, zoals nu opgenomen in de Nota Bijzondere wetten, vervalt:

Inleiding

Voor u ligt het geactualiseerde coffeeshopbeleid voor de gemeente Leeuwarden. De actualisatie heeft plaatsgevonden omdat er verschillende ontwikkelingen op het gebied van coffeeshops waren, die noopten tot aanpassing van het vestigingsbeleid en de mogelijkheden tot afficheren. Verder wordt deze wijziging gebruikt om een kleine wijziging door te voeren en om het Coffeeshopbeleid weer als zelfstandig beleidsstuk neer te zetten en uit de Nota bijzondere wetten te halen.

Deze wijzigingen worden allen benoemd in Hoofdstuk 1.

Binnen de kaders van het justitieel gedoogbeleid voert de burgemeester op basis van artikel 13b Opiumwet een bestuursrechtelijk gedoogbeleid. De burgemeester van Leeuwarden heeft in twee beleidsregels aangegeven hoe hij gebruik maakt van zijn bevoegdheid op grond van artikel 13b Opiumwet, te weten:

• In de ‘Beleidsregels Opiumwet 13b’ hoe hij op basis van artikel 13b Opiumwet optreedt tegen niet gedoogde lokalen bij handel van drugs in of vanuit voor publiek toegankelijke lokalen (zoals winkels en cafés), niet voor publiek toegankelijke lokalen (zoals loodsen en bedrijfsruimten) en woningen;

• In deze nota Coffeeshopbeleid Leeuwarden op welke wijze hij op basis van artikel 13b Opiumwet optreedt tegen de gedoogde verkooppunten van softdrugs (coffeeshops).

Uitdrukkelijk ziet het gedoogbeleid zoals vastgelegd in deze nota, alleen op de handel in softdrugs vanuit de gedoogde coffeeshops. De coffeeshops moeten voldoen aan de strikte gedoogvoorwaarden die hierin zijn gesteld. Het betreft beleidsregels als bedoeld in artikel 4.81 Algemene wet bestuursrecht. Bij overtredingen van de in de nota opgenomen gedoogvoorwaarden door een coffeeshop wordt opgetreden op grond van artikel 13b Opiumwet.

Uitgangspunt voor het Leeuwarder gedoogbeleid is het landelijke coffeeshopbeleid. De relevante landelijke uitgangspunten worden in deze nota op een rij gezet in Hoofdstuk 2. Tevens wordt daar ingegaan op de landelijke ontwikkelingen met betrekking tot het legaliseren van ‘de achterdeur’ en de door het Kabinet aangekondigde experimenten. In Hoofdstuk 3 volgt tenslotte het Leeuwarder gedoogbeleid met de verschillende criteria.

1. Aanleiding en beleidswijzigingen

In de afgelopen jaren heeft zich een aantal ontwikkelingen voorgedaan die vragen om een herbezinning met betrekking tot enige onderdelen van het coffeeshopbeleid. Hierop wordt hieronder ingegaan.

1.1 Aanpassing vestigingsbeleid

Voorafgaand aan de vraag of het vestigingsbeleid zou moeten worden aangepast, ligt de vraag of in de gemeente Leeuwarden de aanwezigheid van 12 coffeeshops vooralsnog blijvend moet worden gefaciliteerd.

Bij het niet aanpassen van het vestigingsbeleid zijn alternatieve locaties voor vestiging van een coffeeshop schaars. Indien de noodzaak ontstaat dat coffeeshops op een bepaalde locatie moeten verdwijnen, dan betekent dat binnen het huidige beleid dat coffeeshops moeten sluiten.

Het huidige aantal gedoogde coffeeshops is gebaseerd op het inwoneraantal van Leeuwarden begin deze eeuw en een verzorgende functie voor het gebied rondom Leeuwarden, alwaar geen coffeeshops zijn. Het landelijke uitgangspunt is dat één coffeeshop per 15.000 á 20.000 inwoners redelijk is. Met 12 coffeeshops wordt derhalve uitgegaan van een verzorgingsgebied van 180.000 tot 240.000 inwoners. Dit is meer dan het inwoneraantal van de gemeente Leeuwarden, ook na de herindeling in 2018.

In Fryslân zijn ook coffeeshops in Harlingen (2), Sneek (2), Heerenveen (3), Wolvega (1) en Drachten (2). Het verzorgingsgebied, waar in het coffeeshopbeleid op gedoeld wordt, is dan ook het gebied ten noorden en oosten van Leeuwarden, waar geen coffeeshops zijn. Uitgaande van het inwonersaantal van dat gebied passen 12 coffeeshops wel.

Uit de afgelopen 15 jaar blijkt dat het aantal van 12 geen problemen oplevert. De kleinschaligheid van de coffeeshop blijft bij dit aantal gewaarborgd, conform het landelijk beleid, en iedere coffeeshop lijkt bestaansrecht te hebben. Het is dan ook niet het aantal dat problemen oplevert, dan wel de situering. Vermindering van het aantal coffeeshops betekent dat per shop meer bezoekers komen, hetgeen ook extra overlast op dit locatie met zich mee kan brengen.

Gelet op het bovenstaande zijn er goede argumenten het bestaande aantal gedoogde coffeeshops te handhaven.

Namens coffeeshophouders is er op gewezen dat door de komst van scholen van voortgezet onderwijs of beroepsonderwijs in de binnenstad de locaties, waar coffeeshops zich mogen vestigen, sterk beperkt kunnen worden.

Daarnaast ervaren sommige bewoners in de binnenstad overlast, die gerelateerd zou kunnen worden aan coffeeshops.

Door D66, PvdA en PALGroenlinks is er daarom tijdens de raadsvergadering van 18 januari 2016 een motie ingediend. In de motie werd de burgemeester verzocht om te onderzoeken welke gebieden buiten de grachtenring geschikt zouden zijn voor verplaatsing van coffeeshops, rekening houdend met de gevolgen voor handhaving, veiligheid, de omwonenden, verkeerstromen en omgevingsbelangen. Ook moest onderzocht worden wat het nut en de noodzaak is van de indeling van de coffeeshops in horecacategorie 4 en de mogelijkheden om dat te verlagen (Motie McWeed, Gemeente Leeuwarden, 2016). De motie werd met een kleine meerderheid van stemmen aangenomen. De burgemeester heeft aangegeven hier een quick scan naar te laten uitvoeren.

Een onderzoek naar de gebieden heeft in 2016 plaats gevonden en heeft in 2017 geresulteerd in een rapport . Naar aanleiding van het rapport heeft de burgemeester het voornemen uitgesproken het Coffeeshopbeleid aan te passen.

Dit voornemen is besproken in het coffeeshopoverleg, het college en de raad.

Tevens zijn er twee zienswijzen ingediend en deze personen hebben ook ingesproken in het forum op 25 september 2017.

Gelet op hetgeen over het voornemen is gezegd wordt het vestigingsbeleid voor coffeeshops in onderstaande zin aangepast:

1. Het afstandscriterium wordt 100 meter;

2. Het Stationsgebied en ’t Vliet (tussen Oostergrachtswal en rotonde met de Bleeklaan) worden ook aangewezen als mogelijk vestigingsgebied voor coffeeshops. Gelet op de aard van de bebouwing, het woon- en leefklimaat in de straat en de ingediende zienswijzen wordt het gebied achter het Oranje hotel niet aangewezen als mogelijk vestigingsgebied;

3. Coffeeshops mogen zich voortaan zowel in horecacategorie 4 als in horecacategorie 3 binnen de vestigingsgebieden vestigen.

Toelichting

Ad 1. De Minister heeft aangegeven dat dit criterium maatwerk betreft. Gemeenten kunnen zelf beslissen of ze dit criterium willen handhaven en met welke norm. Bij de invoering van dit criterium is er voor gekozen een afstand aan te houden van 250 meter. Hierdoor zijn bepaalde gebieden van de binnenstad uitgesloten van vestiging van coffeeshops.

Ik vind het van belang dat middelbare scholieren bij het naar school gaan niet in de directe nabijheid geconfronteerd worden met een coffeeshop c.q. de mogelijkheid softdrugs te kunnen kopen. Daarvoor is echter een afstand van 250 meter niet nodig, want dat kan ook bereikt worden met een afstand van 100 meter. Zelfs als de coffeeshop dan in dezelfde straat als de school zit, bevindt zich deze niet in de directe nabijheid. Hierbij wordt opgemerkt dat minderjarigen überhaupt niet binnen een coffeeshop mogen komen en hier wordt door de exploitanten op toegezien en door mij scherp gehandhaafd.

Doordat het criterium thans op 250 meter staat, wordt bij de komst van een school voor voortgezet onderwijs of een mbo-opleiding in de binnenstad van Leeuwarden een groot deel van die binnenstad uitgezonderd van het gebied waar coffeeshops zich mogen vestigen. Een afstandscriterium van 100 meter waarborgt echter net zo goed dat er vanuit een school geen zicht is op een coffeeshop, maar betekent dat er meer ruimte overblijft voor vestiging van een coffeeshop. Ter illustratie: ook Groningen kent een afstandscriterium van 100 meter. Ook de raad van de gemeente Leeuwarden heeft zich in hun zienswijze in meerderheid achter deze afstand geschaard.

Het afstandscriterium wordt daarom 100 meter. Hierdoor wordt in het bestaande vestigingsgebied minder oppervlakte uitgesloten voor vestiging van coffeeshops en is meer spreiding mogelijk.

Ad 2. Het Stationsgebied is van oudsher ook een horecagebied met wat zwaardere horeca. Ook in het nieuwe Horecabeleid is dat zo gebleven. Een coffeeshop zou prima tussen deze functies passen. Bovendien blijft het toezicht er op, nu het tussen de andere horeca ligt, gewaarborgd. Doordat het in de buurt van het centrum ligt kan ook efficiënt toezicht worden gehouden. Verder is er sprake van een brede weg en voldoende mogelijkheden om fietsen of auto’s te parkeren. Hetzelfde geldt voor ’t Vliet, waar ook sprake is van een mix van functies. Dit ligt anders in de straat achter het Oranje hotel. Hier domineert de woonfunctie en normaliter is er weinig traffic in deze straat. Daardoor zou de komst van een coffeeshop hier zwaarder op het woon- en leefklimaat drukken. Om die reden is afgezien van het toevoegen van dit gebied.

Ad 3. Het betreft hier bezoekers-intensieve horecabedrijven, voornamelijk gericht op het verstrekken van etenswaren, die gedurende de hele dag, avond en nacht open kunnen en mogen zijn. Qua zwaarte zou een coffeeshop ook goed in deze horecacategorie passen. Hierdoor komen er in binnen de vestigingsgebieden meer locaties beschikbaar voor vestiging van coffeeshops, mits ze aan de andere vestigingseisen voldoen.

1.2 Kaart met vestigingsgebieden

Voor het vestigingsgebied van coffeeshops werd aangesloten bij de gebiedsindeling van het horecabeleid. Deze gebiedsindeling is in het nieuwe Horecabeleid losgelaten. Aan dit coffeeshopbeleid is een eigen kaart toegevoegd met gebieden waar coffeeshops zijn toegestaan (Bijlage 1).

1.3 Aanpassing criterium Affichering

Op grond van de AHOJ-G criteria mag er geen reclame gemaakt worden voor coffeeshops.

Uit een praktijkvoorbeeld werd duidelijk dat de strekking van deze bepaling kon worden ontweken, hetgeen ongewenst is. Deze “ontwijking” werd door de andere coffeeshops als oneerlijk beschouwd. De actie was misschien niet in strijd met de regelgeving zelf, maar wel met de geest daarvan.

Daarom maak ik het beleid op dit punt duidelijker door op te nemen dat reclame maken met de naam van een coffeeshop, ook al is die verbonden aan een ander bedrijf, niet toegestaan is.

1.4 Aanpassing eis betrokkenheid bij onderneming

In het huidige beleid staat dat de verklaringhouder/vergunninghouder 100% aandeelhouder in de BV moet zijn, of anderszins gebonden aan de onderneming. Tegenwoordig gebeurt het ook dat alleen de aandelen worden verkocht, waardoor er feitelijk een andere eigenaar komt, maar de vergunninghouder niet verandert, waardoor de nieuwe eigenaar niet getoetst kan worden.

Dit kan voorkomen worden door de regel als volgt te laten luiden: Indien de exploitant een Besloten Vennootschap is, moet(en) de natuurlijke perso(o)n(en) die verklaringhouder is/zijn bestuurder(s) en aandeelhouder(s) in de BV zijn.

Bij wisseling in aandeelhouders of bestuurder zal er een nieuwe gedoogverklaring moeten worden aangevraagd en kan er een toets plaatsvinden.

Het beleid wordt op deze wijze aangepast. 

2. Landelijk coffeeshopbeleid

2.1 AHOJG-criteria

In het Nederlandse drugsbeleid en de Opiumwet wordt een onderscheid gemaakt tussen verdovende middelen met een onaanvaardbaar risico voor de volksgezondheid (harddrugs) en andere middelen (softdrugs). De wetgever heeft dat onderscheid gemaakt met het oog op de gebruiksrisico’s van de twee soorten drugs en om een duidelijke scheiding aan te brengen tussen beide markten. Het telen, verwerken, bezitten, verkopen, in- en exporteren van alle drugs, waaronder softdrugs (hasj en wiet), is sinds 1928 strafbaar. Dergelijke strafbare feiten kunnen dus door de officier van justitie worden vervolgd.

In de zestiger en zeventiger jaren wordt voor softdrugs in Nederland de basis gelegd voor het huidige gedoogbeleid. Worden eerst alleen huisdealers gedoogd, later strekt het gedoogbeleid zich uit over de commerciële coffeeshops. De coffeeshops zijn alcoholvrije horecagelegenheden waar handel in en gebruik van softdrugs wordt gedoogd. Onder handel wordt tevens verstaan het sluiten van een mondelinge overeenkomst tot koop en verkoop van drugs, waarbij de levering van drugs elders plaatsvindt.

De achterliggende gedachte is dat voorkomen moet worden dat de cannabisgebruiker in aanraking komt met drugs met een groter gezondheidsrisico (harddrugs). Het landelijke beleid kreeg gestalte in 1976 toen als gevolg van een wijziging van de Opiumwet een onderscheid werd aangebracht tussen harddrugs (onaanvaardbaar risico voor de volksgezondheid) en softdrugs (een geringer risico).

In 1991 werden landelijk de zogenaamde AHOJ-G criteria formeel van kracht (later uitgebreid tot de AHOJ-GI criteria). Bij het gedogen gaat het erom dat het openbaar ministerie afziet van vervolging. Verkoop van softdrugs werd onder voorwaarden gedoogd in coffeeshops. Dit gedoogbeleid bracht het dilemma dat de verkoop van softdrugs vanuit coffeeshops werd (en wordt) gedoogd maar de inkoop en productie van de softdrugs door de exploitanten niet. Dit wordt de achterdeurproblematiek genoemd. In de aanwijzing Opiumwet is aangegeven dat het gedoogbeleid nadrukkelijk niet geldt voor de verkoop van hennepproducten vanuit andere bedrijfspanden als bijvoorbeeld café’s, winkels of afhaalcentra, via een koeriers- of taxibedrijf, een 06-nummer, postorderbedrijf of vanuit woningen.

De AHOJ-GI criteria zijn als volgt vastgesteld:

• Geen Affichering; behalve een summiere aanduiding van de lokaliteit mag géén reclame worden gemaakt.

• Geen Harddrugs; in een coffeeshop mogen geen harddrugs aanwezig zijn en/of worden verkocht.

• Geen Overlast; een coffeeshop mag geen overlast veroorzaken. Onder overlast kan worden verstaan parkeeroverlast, geluidhinder, vervuiling en rondhangende klanten.

• Geen Jeugdigen; geen verkoop en geen toegang aan jeugdigen beneden de 18 jaar.

• Geen Grote hoeveelheden; niet meer dan 5 gram te verhandelen per transactie (per klant, per dag) en niet meer dan 500 gram op voorraad.

• Ingezeten criterium: geldt sinds 1 januari 2013 in heel Nederland. Dit betekent dat de toegang tot coffeeshops alleen is voorbehouden aan ingezetenen van Nederland en dat de verkoop ook alleen maar mag plaatsvinden aan ingezetenen van Nederland.

Deze voorwaarden gelden voor alle coffeeshops in Nederland. Met betrekking tot het I-criterium is het mogelijk om lokaal van deze voorwaarden af te wijken. Wanneer coffeeshops zich houden aan deze voorwaarden wordt door het Openbaar Ministerie (OM) niet opgetreden. Bij overtreding van de beleidsregels of wanneer softdrugs vanuit andere punten dan coffeeshops wordt verkocht wordt wél strafrechtelijk opgetreden. Vanzelfsprekend volgen in dat geval ook bestuursrechtelijke maatregelen.

In de richtlijnen wordt verder aangegeven dat het coffeeshopbeleid op onderdelen nader kan worden bepaald door het lokale driehoeksoverleg (burgemeester, politie, OM). Aan de hand van bestuursrechtelijke instrumenten als het bestemmingsplan, een exploitatievergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en een gedoogbeschikking is het voor gemeenten mogelijk een lokaal coffeeshopbeleid te voeren.

2.2 Artikel 13b Opiumwet

Lange tijd ontbrak een bepaling op grond waarvan de burgemeester rechtstreeks op kon treden tegen de verkoop van softdrugs. De burgemeester had op grond van de APV of de Gemeentewet enkel de mogelijkheid om coffeeshops tijdelijk te sluiten op grond van ernstige overlast of wanneer sprake was van verkoop van harddrugs.

In 1999 is de Opiumwet echter uitgebreid met een artikel 13b. Daarmee kreeg de burgemeester de bevoegdheid bestuursrechtelijk op te treden tegen een coffeeshop die de voorwaarden overtreedt. Dit instrument is niet alleen van toepassing op coffeeshops, maar geldt voor handel in drugs in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven.

2.3 Cannabisbrieven Kabinet

In april 2004 heeft het huidige kabinet zijn standpunten over het cannabisbeleid uiteengezet in een brief aan de Tweede Kamer. Het kabinet vraagt hierin onder andere van gemeenten of zij mee willen werken aan een aanscherping van het cannabisbeleid. Dat kan bijvoorbeeld door het nog verder terugdringen van coffeeshops in de buurt van scholen en in grensgebieden.

In de ‘Drugsbrief’ van mei 2011 aan de Tweede Kamer kondigt de minister van

Veiligheid en Justitie aan een einde maken aan het ‘open-deur-beleid’ van coffeeshops. Om de aan coffeeshops gerelateerde overlast en criminaliteit en de handel in verdovende middelen tegen te gaan moeten coffeeshops kleiner en beheersbaar worden gemaakt.

Daarnaast moet de aantrekkingskracht van het Nederlandse drugsbeleid op gebruikers afkomstig uit het buitenland worden teruggedrongen. Coffeeshops worden klein en besloten en zullen zich in hun verkoop moeten gaan richten op de lokale markt. Bovendien moet de aanpak van georganiseerde (drugs)criminaliteit worden geïntensiveerd.

Om dit te realiseren worden twee nieuwe criteria ingevoerd. Het gaat om het

Besloten club-criterium (B-criterium) en het Ingezetenencriterium (I-criterium). Het B-criterium verdwijnt na een jaar alweer uit de landelijke criteria.

Ook het A-criterium (Afstands-) dat inhield dat de minimale afstand tussen een coffeeshop en een school voor voortgezet onderwijs (praktijkonderwijs, vmbo, havo en vwo) of middelbaar beroepsonderwijs voor scholieren jonger dan 18 jaar minstens 350 meter moest bedragen, wordt niet opgenomen in de landelijke criteria. In november 2012 laat de minister in een brief aan de Kamer weten dat het verkleinen van de zichtbaarheid van coffeeshops voor scholieren lokaal maatwerk is. Het staat gemeenten derhalve vrij om op basis van de lokale situatie een afstandscriterium (als vestigingscriterium) te hanteren.

2.4 Achterdeurproblematiek

De cannabisbrief van het Kabinet en de verhevigde aanpak van de hennepkweek leidt tot een vernieuwde discussie over ‘de achterdeur’ van coffeeshops. Hiermee wordt de opmerkelijke situatie bedoeld dat coffeeshops kunnen worden toegelaten en dat daar aan iedereen boven de 18 jaar een gebruikershoeveelheid cannabis mag worden verkocht, maar dat de exploitant diezelfde cannabis illegaal moet inkopen.

Het pleidooi om te komen tot het reguleren van de achterdeur, en daarmee een groot deel van de hennepkweek niet langer te vervolgen, wordt regelmatig gehoord.

Dit neemt niet weg dat er alternatieve plannen worden ontwikkeld. Vele gemeenten pleiten voor regulering van de achterdeur, waaronder Leeuwarden. Zo heeft de gemeente ook het manifest “Joint Regulation” mee ondertekend.

Tegen ‘de achterdeur’ kan heel verschillend worden aangekeken. Een zorgvuldige regulering van ‘de achterdeur’ kan een verdere criminalisering van de softdrugsmarkt indammen. Bovendien brengt het kweken van wiet overlast en veiligheidsproblemen met zich mee zoals het brandgevaar als gevolg van het illegaal aftappen van stroom.

Tot voor kort was er op landelijk niveau geen draagvlak voor regulering van de achterdeur. Op lokaal niveau bestaat dan niet de mogelijkheid om daar van af te wijken.

Het nieuwe kabinet heeft in 2017 aangekondigd een experiment te willen starten met gelegaliseerde wietteelt. Aangegeven is dat er wetgeving komt, die in het 2e kwartaal van 2018 bij de Tweede Kamer moet liggen. Die wetgeving houdt in een nauwkeurige omschrijving van het doel van het experiment, duur, omvang en wettelijke basis voor de AMvB, waarin de randvoorwaarden worden geregeld.

Een voorstel van wet is er nog niet. Wel is inmiddels de Adviescommissie experiment gesloten coffeeshopketen ingesteld. Deze commissie krijgt tot taak om, ten behoeve van het uniforme experiment met de teelt en verkoop van hennep voor recreatief gebruik te adviseren over de vormgeving van het experiment. In het bijzonder ten aanzien van de teelt van hennep, selectiecriteria voor gemeenten die deelnemen aan het experiment, de deelname door coffeeshops, preventiemaatregelen, toezicht op de naleving en de handhaving van de regels van het experiment, de meting van effecten en over welke gemeenten zouden moeten deelnemen aan het experiment.

Afhankelijk van de criteria zou ook Leeuwarden hieraan deel kunnen nemen. De uitkomsten van dit experiment zullen sowieso input zijn voor het landelijk regelen van de achterdeurproblematiek.

2.5 Wet BIBOB

Op 1 juni 2003 is de Wet BIBOB in werking getreden. De wet BIBOB maakt het bestuursorganen onder andere mogelijk vergunningen te weigeren of in te trekken als er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten of het witwassen van geld. In Leeuwarden is de Bibob-toets ook van toepassing verklaard op exploitatievergunningen op grond van de APV. Langs deze weg kunnen coffeeshops ook getoetst worden. De Beleidslijn Bibob maakt onderdeel uit van deze nota en is in Bijlage 3 bijgevoegd. De toets heeft tot op heden tot één intrekking van de vergunning en gedoogverklaring geleid.

3. Gemeentelijk beleid en gedoogcriteria

3.1 Doelstellingen

Het drugsbeleid op (soft-) drugs in Leeuwarden heeft de navolgende doelstellingen:

1. Beschermen van de volksgezondheid

Wat betreft deze doelstelling wordt ingezet op het voorkomen van risicovol gebruik door gebruikers te behoeden voor verslaving, risicovol combigebruik en het kopen op onveilige plekken. Daarom wordt de recreatieve gebruiker een ‘veilige’ omgeving geboden waar de softdrugs kunnen worden gekocht. Een omgeving waar de gebruiker ook informatie kan krijgen over verantwoord gebruik en eventueel problematisch gebruik kan worden gesignaleerd.

2. Beheersen van de overlast en onveiligheid

Het is belangrijk te zorgen dat de verkoop van softdrugs op een veilige manier wordt gedaan zonder overlast te veroorzaken voor de omgeving. Dit kan door een gecontroleerde verkoop. Om deze overlast en onveiligheid te beheersen wordt ingezet op kleinschalige verkooppunten van softdrugs voor de lokale markt (voordeur), het voorkomen dat de gedoogde verkooppunten overlast veroorzaken in de buurt en het optreden tegen illegale verkooppunten.

3. Bestrijden van de (georganiseerde) criminaliteit

De productie van recreatieve cannabis is nu soms in handen van (georganiseerde) criminelen. Dit betekent dat ook de gedoogde verkooppunten geconfronteerd (kunnen) worden met de criminele hennepteelt en daarmee indirect ook de gebruiker. Om deze (georganiseerde) criminaliteit voor een deel de wind uit de zeilen te nemen en de gereguleerde verkooppunten te ‘decriminaliseren’, is het scheiden van gereguleerde verkoop van illegale productie nodig. Door gereguleerde wietteelt zou dit mogelijk kunnen worden. Daarnaast wordt met de Bibob-toets voorkomen dat coffeeshops overgenomen worden door criminele organisaties.

3.2 Gedoogbeleid in Leeuwarden

Het Leeuwarder gedoogbeleid is gebaseerd op het landelijke coffeeshopbeleid. De AHOJ-G criteria zijn onverkort van toepassing.

Het Ingezetenen-criterium wordt niet gehandhaafd in Leeuwarden. Het I-criterium geldt sinds 1 januari 2013 in heel Nederland. Praktisch betekent het dat de toegang tot de coffeeshop alleen is voorbehouden aan ingezetenen van Nederland en dat de verkoop ook alleen maar mag plaatsvinden aan ingezetenen van Nederland. De Minister van Veiligheid en Justitie heeft in zijn brief van 19 november 2012 aan de Tweede Kamer aangegeven dat er ruimte is voor lokaal maatwerk. Leeuwarden heeft geen grote toestroom van toeristen die alleen voor een bezoek aan de coffeeshop komen. Bovendien is er ook geen overlast bekend rond het toelaten van niet-ingezetenen. Daarom is overeenkomstig een motie van 29 mei 2013 van de gemeenteraad bij overtreding van het I-criterium aanvankelijk alleen een waarschuwing gestuurd. Daarbij is ook afgesproken dat deze wijze van handhaving in de zomer van 2014 geëvalueerd zou worden. Uit de evaluatie is gebleken dat er sinds 1 januari 2013 slechts enkele overtredingen van het I-criterium zijn geconstateerd. Er zijn ook geen signalen van coffeeshopbezoek door niet-ingezetenen en/of daarmee gepaard gaande problematiek. Naar aanleiding van de evaluatie heeft de gemeenteraad op 24 november 2014 een nieuwe motie aangenomen. Daarin is verzocht om het I-criterium niet meer bestuursrechtelijk te handhaven. Hieraan is in de praktijk direct gevolg gegeven. Het OM zal in beginsel geen prioriteit geven aan strafrechtelijke handhaving van het I-criterium. De strafrechtelijke handhaving is een eigenstandige bevoegdheid van het OM. Indien een coffeeshop aan niet-ingezetenen verkoopt en de problematiek in of rondom de shop daartoe aanleiding geeft, dan kan het OM altijd de afweging maken om in afstemming met de partners in de driehoek eigenstandig op te treden.

Lokaal beleid is ook het Afstands-criterium. In Leeuwarden gaat gelden dat coffeeshops zich niet mogen vestigen binnen een straal van 100 meter loopafstand rond zowel scholen voor voortgezet onderwijs als middelbaar beroepsonderwijs. De afstand wordt gemeten tussen de hoofdingangen van coffeeshops en schoolgebouwen via de kortste route over de openbare weg. Er is een overgangstermijn van twee jaar zodat bestaande coffeeshops na vestiging van een school twee jaar de tijd krijgen om te verhuizen of om hun exploitatie te wijzigen.

3.3 Gedoogcriteria

Naast de onder 3.1.2 genoemde AHOJG-IA-criteria gelden de navolgende criteria voor het exploiteren van een coffeeshop in de gemeente Leeuwarden.

Getalscriterium

- Het totaal aantal coffeeshops in de gemeente Leeuwarden bedraagt maximaal 12. De gemeente Leeuwarden kent met betrekking tot coffeeshops een maximumbeleid in combinatie met een uitsterfbeleid. Sinds de komst van het coffeeshopbeleid in 1999 geldt er een maximumaantal van 12 coffeeshops en een uitsterfbeleid voor coffeeshops buiten de stadsgrachten. Er zijn in de gemeente Leeuwarden dertien coffeeshops gevestigd waarvan twaalf zich bevinden binnen de stadsgrachten en één coffeeshop aan het Zuidvliet. De coffeeshop aan het Zuidvliet viel onder het uitsterfbeleid. Door de beleidswijziging komt deze coffeeshop ook in een gebied te vallen, waar een coffeeshop zich mag vestigen en vervalt voor deze shop het uitsterfbeleid. Dit betekent dat de eerstvolgende coffeeshop die sluit , of definitief gesloten wordt , uitsterft.

Vestigingscriteria

De volgende vestigingscriteria worden gehanteerd:

- Coffeeshops mogen alleen worden gevestigd in de gebieden, aangegeven op Bijlage 1;

- Een pand, waarin een coffeeshop is gevestigd, dient planologisch te voldoen aan horecacategorie 3 of 4;

- Er mogen maximaal twee coffeeshops per straat;

- Coffeeshops mogen zich niet vestigen binnen een straal van 100 meter loopafstand rond zowel scholen voor voortgezet onderwijs als middelbaar beroepsonderwijs. De afstand wordt gemeten tussen de hoofdingangen van coffeeshops en schoolgebouwen via de kortste route over de openbare weg. Er is een overgangstermijn van twee jaar zodat bestaande coffeeshops na vestiging van een school twee jaar de tijd krijgen om te verhuizen of om hun exploitatie te wijzigen.

Criteria inzake activiteiten/gedragingen

- De coffeeshop mag niet meer dan 500 gram softdrugs in voorraad (d.w.z. feitelijk aanwezig) hebben;

- Spacecake valt onder de cannabisproducten en deze wordt meegerekend bij de handelsvoorraad en er mag geen cake met meer dan 5 gram aan 1 persoon worden verkocht;

- Geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie: dat wil zeggen hoeveelheden groter dan geschikt voor eigen gebruik (= 5 gram). Onder "transactie" wordt begrepen alle koop en verkoop in één coffeeshop op eenzelfde dag met betrekking tot eenzelfde koper;

- Er mag slechts één transactie per persoon per dag plaatsvinden;

- Vanuit de inrichting mag buiten de inrichting geen verkoop of levering van (soft)drugs plaatsvinden;

- Een terras exploiteren bij de coffeeshop is niet toegestaan;

- Een coffeeshop is alleen toegankelijk voor personen van achttien jaar of ouder;

- In de coffeeshop mag geen alcohol worden verstrekt;

- In de coffeeshop mogen geen kansspelautomaten wordt geplaatst;

- Er mag geen softdrugs worden verkocht aan minderjarigen;

- Het verkopen en of aanwezig hebben van harddrugs in de coffeeshop is verboden;

- De exploitant is verplicht om erkend voorlichtingsmateriaal omtrent het gebruik van cannabisproducten in de coffeeshop voor iedere klant zichtbaar ter beschikking te stellen en daarover informatie te verstrekken;

- De cannabisproducten mogen niet gratis verstrekt worden en moeten direct afgerekend worden. Een prijslijst moet duidelijk zichtbaar in de zaak aanwezig zijn;

- Geen overlast, zoals parkeeroverlast rond de coffeeshops, geluidshinder, vervuiling en/of overlast door voor- en nabij de coffeeshop rondhangende klanten;

- Tijdens de openingstijden dienen de deuren van voornoemde horeca-inrichting gesloten te worden gehouden in verband met mogelijk hinderlijke geuren;

- Coffeeshops mogen geen reclame maken anders dan een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit, waarvan de afmetingen geregeld zijn in het reclamebeleid “Oog voor reclame”. De exploitant dient voor het reclamebord een omgevingsvergunning aan te vragen en deze moet voldoen aan onderstaande beleidsregels:

- Reclames mogen niet boven de onderkant van de vensters van de eerste verdieping uitsteken;

- Een uithangbord moet qua grootte afgestemd zijn op de gevel. Haaks op de gevel mag per pand één reclame uithangbord worden aangebracht, met een maximum formaat van 0,50 meter x 0,50 meter met een maximale uitsteek van 0,50 meter en een maximale dikte van 0,08 meter.

- Daarbij mag er achter de ramen niet nog eens een aanduiding zijn of reclame worden gemaakt door middel van posters.

- Tevens mag een prijslijst niet als poster achter het raam worden gehangen;

- In de openbare ruimte rond een coffeeshop mogen geen borden staan die verwijzen naar de coffeeshop;

- Reclame door middel van elk medium is verboden. Hieronder vallen o.a. kranten, televisie, radio, internet, flyers, freecards, relatiegeschenken, posters, shirtreclame of andere objecten, waarop reclame kan worden gemaakt. Ook zogenaamd voorlichtingsmateriaal dat er op gericht is de verkoop, levering of verstrekking van softdrugs te bevorderen en dat op enigerlei wijze gelieerd kan worden aan een coffeeshop valt hieronder. Het betreft dan het kenbaar maken van de verkoop van softdrugs of de prijzen hiervan in combinatie met het adres van het verkooppunt. Daarnaast zijn ook kortingsacties of andere acties die de verkoop van softdrugs moeten stimuleren verboden;

- Reclame maken met de naam van een coffeeshop, ook al is dit verbonden aan een ander bedrijf, is niet toegestaan.

Exploitatievergunning

Een coffeeshop is een alcoholvrije horecagelegenheid waar handel in en gebruik van cannabisproducten plaatsvindt en moet dus beschikken over een exploitatievergunning (horeca) op grond van de APV. De exploitatievergunning wordt voor onbepaalde tijd verleend en is niet overdraagbaar. Indien er wijzigingen zijn met betrekking tot de inrichting of de leidinggevenden of bij overname, dan dient de exploitant wijziging van de exploitatievergunning of een nieuwe exploitatievergunning aan te vragen.

De volgende criteria gelden voor het beoordelen van de aanvraag:

- Inrichtingseisen zijn gelijk aan de inrichtingseisen van het Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet;

- Minimale leeftijd leidinggevende(n) is eenentwintig jaar;

- De eisen aan de exploitant/beheerder worden gelijk gesteld aan de eisen op grond van artikel 8 van de Drank- en Horecawet. Daarnaast gelden de criteria, vermeld in het besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet;

- De exploitant en/of de leidinggevende van de onderneming dient/dienen persoonlijk aanwezig te zijn in de inrichting gedurende de tijden dat deze is opengesteld voor bezoekers.

Gedoogverklaring

Middels de gedoogverklaring wordt gereguleerd dat cannabisproducten, vermeld in lijst II onderdeel B, behorende bij artikel 3 van de Opiumwet (zgn. softdrugs), in de inrichting verkocht mogen worden. Cannabisproducten zijn hasj (hars van een hennepplant) en marihuana (verkruimelde bladen van de hennepplant). De producten worden ook wel aangeduid als (neder-) weed, wiet, stickie, joint, e.d. Spacecake valt ook onder de definitie omdat daarin cannabis is verwerkt. Aan de gedoogverklaring worden ook de gedoogcriteria verbonden. De gedoogverklaring wordt jaarlijks verleend. De exploitant(en) van de coffeeshop vraagt via een vastgesteld formulier de gedoogverklaring verlenging aan en levert een Verklaring omtrent gedrag (VOG) van maximaal 3 maanden oud in.

Indien de exploitant een Besloten Vennootschap is, moet(en) de natuurlijke perso(o)n(en) die verklaringhouder is/zijn bestuurder(s) en aandeelhouder(s) in de BV zijn.

3.4 Sluitingstijd

De sluitingstijden van de coffeeshops sluiten aan bij de sluitingstijden, zoals die zijn aangegeven voor horecavestigingen in artikel 2:29 van de Algemene Plaatselijke Verordening Leeuwarden.

3.5 Hoe komt de aanvraag voor vestiging nieuwe coffeeshop tot stand

Indien er een mogelijkheid voor vestiging van een nieuwe coffeeshop zich voordoet, dan is er vanuit de gemeente Leeuwarden geregeld waaraan een aanvraag moet voldoen. Een aanvraag voor een coffeeshop wordt ingediend via vastgestelde formulieren, zoals de exploitatievergunning, gedoogverklaring en verklaring leidinggevende(n) inclusief de daarin genoemde bijlagen. De formulieren moeten volledig ingevuld te zijn.

Vestiging van een nieuwe coffeeshop kan alleen als het gaat om een echte beëindiging van de activiteiten van de coffeeshop, bijvoorbeeld doordat de ondernemer stopt en zijn bedrijf niet verkoopt, of de gedoogverklaring geheel wordt ingetrokken. Bij tijdelijke intrekking van een gedoogverklaring in het kader van handhaving, ontstaat er geen ruimte voor een nieuwe coffeeshop.

Bij een vrijval van een gedoogverklaring gelden de volgende regels:

1. De geldende beleidsregels voor aanvragen voor gedoogverklaringen worden onverkort gehandhaafd.

2. Na inwerkingtreding van deze aanvullende beleidsregels wordt, ingeval er sprake is van een onherroepelijk vrijgevallen gedoogverklaring, in de huis-aan-huis bekendgemaakt dat er binnen het dan geldende maximumstelsel ruimte is ontstaan voor een gedoogverklaring voor een nieuwe coffeeshop.

3. In voornoemde bekendmaking worden belangstellenden in de gelegenheid gesteld om binnen een termijn van 6 weken een complete aanvraag in te dienen voor een gedoogverklaring op grond van artikel 13b van de Opiumwet.

4. De aanvragen worden conform de Algemene wet bestuursrecht behandeld. In het kader van de tevens benodigde APV-vergunning voor het alcoholvrije bedrijf wordt getoetst aan de Wet BIBOB.

5. Indien er meer aanvragen voor een gedoogverklaring zijn ingediend dan het beschikbare aantal gedoogverklaringen, en de aanvragen voldoen aan de geldende criteria voor een gedoogverklaring, wordt de gedoogverklaring toegewezen voor die aangevraagde gedooglocatie waar geen ontoelaatbare nadelige beïnvloeding van de openbare orde en/of het woon- en leefklimaat in de omgeving van de coffeeshop valt te verwachten.

6. Indien er na onderlinge vergelijking overeenkomstig punt 5 niet kan worden gekozen omdat de te verwachten nadelige beïnvloeding van de openbare orde of het woon- en leefklimaat in de omgeving van de mogelijke coffeeshoplocaties geen rechtens relevante verschillen oplevert en niet als ontoelaatbaar dient te worden beschouwd, geschiedt toewijzing van de gedoogverklaring door middel van een loting.

7. De loting is openbaar.

3.6 Afleveren op bestelling

In artikel 13b van de Opiumwet is de bevoegdheid gegeven aan de burgemeester bestuursdwang toe te passen in een voor het publiek toegankelijk lokaal, indien er drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt, dan wel daartoe aanwezig zijn. Zoals hiervoor is aangegeven, wordt onder verkoop tevens verstaan het sluiten van een mondelinge overeenkomst tot koop en verkoop van drugs, waarbij de levering van drugs elders plaatsvindt. Dit maakt de ontduiking van artikel 13b Opiumwet een stuk moeilijker. De praktijk was in sommige gemeenten ontstaan dat de handel in drugs wel plaatsvond in een café, maar de feitelijke aflevering van de drugs elders plaatsvond. De burgemeester mag ook in deze situaties een inrichting gedurende een bepaalde termijn sluiten. Koeriersdiensten zijn derhalve niet toegestaan.

3.7 Handhaving

De coffeeshops worden minimaal drie keer per jaar onaangekondigd gecontroleerd door de politie en de toezichthouders op naleving van de AHOJG voorwaarden en de overige hierboven genoemde voorwaarden. De coffeeshops dienen voor deze personen vrij toegankelijk te zijn.

Verder handhaving geschiedt conform het Handhavingsarrangement bijzondere wetten Horeca, coffeeshops, prostitutie en kansspelen van de gemeente Leeuwarden.

Leeuwarden, 9 mei 2018

drs. Ferd. J.M. Crone,

burgemeester van Leeuwarden.

Bijlage 1 Kaart met vestigingsgebieden coffeeshops (zie informatieve bijlage voor grotere kaart)

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2 Overzicht coffeeshops in Leeuwarden per 1 maart 2018

Straatnaam Naam

Grote Hoogstraat 34 Utoop

Grote Hoogstraat 44 Repelsteeltje

Herenwaltje 12 Liberty

Korfmakersstraat 2 De Os

Korfmakersstraat 5 Miami

Nieuwesteeg 3 De Eenhoorn

Nieuwesteeg 4 American

Poststraat 37 De Zone

Tuinen 33 Relax

Tuinen 38 Flower Power

Uniabuurt 2 Internetcafé & Theehuis 058

Wortelhaven 85 Down Town

Zuidvliet 44 De Vriendschap

Bijlage 3 Bibob-beleidslijn en werkwijze

Op 25 april 2006 hebben het college en de burgemeester de Beleidslijn Bibob vastgesteld. Deze is op 11 mei 2006 in werking getreden. De Wet Bibob is hierbij van toepassing verklaard op vergunningen voor de horeca (inclusief coffeeshops, exclusief paracommerciële inrichtingen), seksinrichtingen en speelautomatenhallen.

Bij aanvragen voor deze vergunningen wordt de volgende beleidslijn gevolgd:

1. Bij alle aanvragen worden de aangeleverde gegevens (aanvraagformulier, bescheiden) over financiering, bedrijfsactiviteiten, zeggenschap en bedrijfsstructuur globaal bekeken (lichte toets);

2. Als er naar aanleiding van het ingevulde vragenformulier en op basis van de bijhorende stukken nog onduidelijkheden zijn dan wordt een diepgaande toets uitgevoerd. Uiteraard wordt eerst getracht onduidelijkheden op te helderen door hierover de aanvrager te bevragen. De diepgaande toets wordt binnen de wettelijke termijn voor afgifte van de betreffende vergunning afgehandeld;

3. Bij inrichtingen die op grond van strijd met de openbare orde of 13b van de Opiumwet zijn gesloten wordt in principe een diepgaande toets uitgevoerd;

4. In de gevallen waarin de officier van justitie de gemeente adviseert om een advies aan het landelijk Bureau Bibob aan te vragen, wordt een diepgaande toets uitgevoerd en wordt vervolgens advies aan het landelijk Bureau Bibob gevraagd;

5. In gevallen dat is overgegaan tot de diepgaande toets, kan het bestuursorgaan bij twijfel over de authenticiteit van de overhandigde stukken, de aanvrager verzoeken de originele documenten te tonen;

6. Advies aan het landelijk Bureau Bibob wordt gevraagd als :

* Na de diepgaande toets nog vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur;

* Na de diepgaande toets vragen blijven bestaan over de financiering van het bedrijf;

* Na de diepgaande toets vragen blijven bestaan over omstandigheden rond de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd;

* De officier van justitie de gemeente adviseert om in geval van een bepaalde aanvraag een advies aan het landelijk Bureau Bibob aan te vragen.

7. Bij aanvraag van een vergunning wordt een Bibob-toets gedaan. Bij wijzigingen in de vergunning of het aanhangsel, binnen vijf jaar na afgifte van de vergunning, wordt in principe niet opnieuw een Bibob-toets uitgevoerd, tenzij er redenen zijn dit wel te doen. Bij wijziging van de vergunning of het aanhangsel later dan vijf jaar na afgifte van de vergunning, wordt opnieuw een Bibob-toets van de vergunning gedaan.

Tevens is er een privacy protocol, om te voorkomen dat de verkregen gegevens openbaar worden, hetgeen in strijd zou kunnen zijn met de privacy. In dit protocol zijn regels vastgesteld over geheimhoudingsplicht, toegang tot gegevens, raadplegen dossiers, bewaren van de dossiers en het advies van het landelijk Bureau Bibob.

Ondertekening