Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR6102
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR6102/1
Verordening inzake de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken
Geldend van 10-03-2005 t/m heden
Intitulé
Verordening inzake de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokkenArtikel 1
Begripsomschrijvingen.
De verordening verstaat onder:
inspraak: het betrekken van ingezetenen en belanghebbenden bij de
voorbereiding van gemeentelijk beleid;
inspraakprocedure: de wijze waarop de inspraak gestalte wordt gegeven;
beleidsvoornemen: het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of
wijzigen van beleid.
Artikel 2
Onderwerp van inspraak.
1.Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak
wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid.
- 2.
Inspraak wordt altijd verleend indien de wet daartoe verplicht.
- 3.
Geen inspraak wordt verleend:
- a.
ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoor-nemen;
- b.
indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;
- c.
indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;
- d.
inzake de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;
- e.
indien de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht;
- f.
indien het belang van inspraak niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.
- a.
Artikel 3
Inspraakgerechtigden.
Inspraak wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.
Artikel 4
Inspraakprocedure.
- 1.
Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene Wet Bestuursrecht van toepassing.
- 2.
Het bestuursorgaan kan voor een of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure vaststellen.
Artikel 5
Eindverslag.
- 1.
Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.
- 2.
Het eindverslag bevat in elk geval:
- a.
een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;
- b.
een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;
- c.
een reactie op deze zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.
- a.
- 3.
Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.
- 4.
De burgemeester vermeldt het eindverslag in zijn burgerjaarverslag.
Artikel 6.
Intrekking oude verordening.
De Inspraakverordening gemeente Heerlen d.d. 2 mei 1995 wordt ingetrokken.
Artikel 7
Inwerkingtreding.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van haar bekendmaking.
Artikel 8
Citeertitel.
Deze verordening wordt aangehaald als: Inspraakverordening.
Aldus besloten tijdens de vergadering van de raad der gemeente Heerlen van 1 februari 2005.
griffier, voorzitter,
Bijlage met wetteksten Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure AWB (Stb. 2002, 54).
A.De tekst van het nieuwe artikel 150 Gemeentewet luidt als volgt:
A.Artikel 150
A..
- 1.
De raad stelt een verordening vast waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken.
- 2.
De in het eerste lid bedoelde inspraak wordt verleend door toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, voorzover in de verordening niet anders is bepaald.
- B.
De tekst van de nieuwe afdeling 3.4 AWB luidt als volgt:
- B.
A.AFDELING 3.4 UNIFORME OPENBARE VOORBEREIDINGSPROCEDURE.
A.Artikel 3:10
- 1.
Deze afdeling is van toepassing op de voorbereiding van besluiten indien dat bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald.
- 2.
Afdeling 4.1.1. Is mede van toepassing op andere besluiten dan beschikkingen, indien deze op aanvraag worden genomen en voorbereid overeenkomstig deze afdeling.
A.Artikel 3:11.
- 1.
Het bestuursorgaan legt het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage.
- 2.
Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur is van overeenkomstige toepassing. Indien op grond daarvan bepaalde stukken niet ter inzage worden gelegd, wordt daarvan mededeling gedaan.
- 3.
Tegen vergoeding van ten hoogste de kosten verstrekt het bestuursorgaan afschrift van de ter inzage gelegde stukken.
- 4.
De stukken liggen ter inzage gedurende de in artikel 3:16, eerste lid, bedoelde termijn.
A.Artikel 3:12
- 1.
Voorafgaand aan de terinzagelegging geeft het bestuursorgaan in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp. Volstaan kan worden met het vermelden van de zakelijke inhoud.
- 2.
Indien het een besluit van een tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan betreft, wordt de kennisgeving in ieder geval in de Staatscourant geplaatst, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
- 3.
In de kennisgeving wordt vermeld:
- a.
waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen;
- b.
wie in de gelegenheid worden gesteld om zienswijzen naar voren te brengen;
- c.
op welke wijze dit kan geschieden;
- d.
indien toepassing is gegeven aan artikel 3:18, tweede lid: de termijn waarbinnen het besluit zal worden genomen.
- a.
A.Artikel 3:13
1.Indien het besluit tot een of meer belanghebbenden zal zijn gericht, zendt het bestuursorgaan voorafgaand aan de terinzagelegging het ontwerp toe aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
A.2.Artikel 3:12, derde lid, Is van overeenkomstige toepassing.
A.Artikel 3:14
- 1.
Het bestuursorgaan vult de ter inzage gelegde stukken aan met nieuwe relevante stukken en gegevens.
- 2.
Artikel 3:11, tweede tot en met vierde lid, Is van toepassing.
A.Artikel 3:15
- 1.
Belanghebbenden kunnen bij het bestuursorgaan naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen.
- 2.
Bij wettelijk voorschrift of door het bestuursorgaan kan worden bepaald dat ook aan anderen de gelegenheid moet worden geboden hun zienswijze naar voren te brengen.
- 3.
Indien het een besluit op aanvraag betreft, stelt het bestuursorgaan de aanvrager zo nodig in de gelegenheid te reageren op de naar voren gebrachte zienswijzen.
- 4.
Indien het een besluit tot wijziging of intrekking van een besluit betreft, stelt het bestuursorgaan degene tot wie het te wijzigen of in te trekken besluit is gericht zo nodig in de gelegenheid te reageren op de naar voren gebrachte zienswijzen.
A.Artikel 3:16
- 1.
De termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen en het uitbrengen van adviezen als bedoeld in afdeling 3.3, bedraagt zes weken, tenzij bij wettelijk voorschrift een langere termijn is bepaald.
- 2.
De termijn vangt aan met ingang van de dag waarop het ontwerp ter inzage is gelegd.
- 3.
Op schriftelijk naar voren gebrachte zienswijzen zijn de artikelen 6:9 en 6:10 van overeenkomstige toepassing.
A.Artikel 3:17
A.Van hetgeen overeenkomstig artikel 3:15 mondeling naar voren is gebracht, wordt een verslag gemaakt.
A.Artikel 3:18
- 1.
Indien het een besluit op aanvraag betreft, neemt het bestuursorgaan het besluit zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag.
- 2.
Indien de aanvraag een zeer ingewikkeld of omstreden onderwerp betreft, kan het bestuursorgaan, alvorens een ontwerp ter inzage te leggen, binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag de in het eerste lid bedoelde termijn met een redelijke termijn verlengen. Voordat het bestuursorgaan een besluit tot verlenging neemt, stelt het de aanvrager in de gelegenheid zijn zienswijze daarover naar voren te brengen.
- 3.
In afwijking van het eerste lid neemt het bestuursorgaan het besluit uiterlijk twaalf weken na de terinzagelegging van het ontwerp, indien het een besluit betreft:
- a.
inzake intrekking van een besluit;
- b.
inzake wijziging van een besluit en de aanvraag is gedaan door een ander dan degene tot wie het te wijzigen besluit is gericht.
- a.
- 4.
Indien geen zienswijzen naar voren zijn gebracht doet het bestuursorgaan daarvan zo spoedig mogelijk, nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken, mededeling op de wijze, bedoeld in artikel 3:12, eerste en tweede lid. In afwijking van het eerste of derde lid neemt het bestuursorgaan het besluit in dat geval binnen vier weken nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken.
Artikelgewijze toelichting Inspraakverordening.
Artikelgewijze toelichting Inspraakverordening.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen.
Inspraak.
Er zijn veel omschrijvingen van het begrip inspraak. Bij de in dit artikel opgenomen formulering is aangesloten bij de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het gemeentelijk beleid en heeft een tweeledig doel. Enerzijds wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt inspraak aan bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging. Inspraak is overeenkomstig artikel 150 van de Gemeentewet 'eenzijdig' gedefinieerd, dat wil zeggen dat geen gedachtewisseling met het bestuursorgaan is inbegrepen. Om draagvlak te creëren voor beleidsvoornemens is het evenwel van belang het tweezijdige element van gedachtewisseling onder de inspraakprocedure te brengen
Inspraakprocedure.
De verantwoordelijkheid voor het maken van een regeling over inspraak ligt ingevolge artikel 150 van de Gemeentewet bij de raad. In de verordening is afdeling 3.4 AWB van toepassing verklaard. Artikel 4, tweede lid, geeft het bestuursorgaan ruimte om een andere procedure te volgen. Het bestuursorgaan is immers verantwoordelijk voor uitvoering, de nadere regeling en organisatie van de inspraak.
Beleidsvoornemen.
Het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het zal duidelijk zijn dat het hierbij niet gaat om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden
gebaseerd.
Artikel 2 Onderwerp van inspraak.
In het eerste lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluit of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Het begrip bestuursorgaan is gedefinieerd in artikel 1:1, eerste lid, van de AWB. Het omvat in elk geval raad, college en burgemeester. Elk bestuursorgaan van de gemeente kan zijn eigen beleidsvoornemens aan inspraak onderwerpen. In de MvT (TK 1999-2000, 27 023, nummer 3, blz. 20) is vermeld dat
het ter volledige beoordeling van de gemeenteraad blijft ten aanzien van welke beleidsvoornemens inspraak wordt verleend. Door de formulering van het eerste lid blijft de mogelijkheid bestaan dat voor bepaalde beleidsvoornemens een andere wijze van inspraak wordt geregeld.
Het besluit om al dan niet inspraak te verlenen is een besluit in de zin van de AWB. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt. In het tweede lid is bepaald dat inspraak altijd wordt verleend indien een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. Hieronder is een opsomming gegeven van de betreffende wettelijke verplichtingen. Deze opsomming is niet in de tekst van artikel 2 opgenomen, omdat in de eerste plaats bij een nieuwe wettelijke verplichting direct de verordening moet worden aangepast en in de tweede plaats het een dermate uitgebreide opsomming is dat de verordening hiermee onoverzichtelijk wordt. Wettelijke verplichtingen tot het bieden van inspraak bestaan thans bij:
- -
de voorbereiding van ruimtelijke plannen of herziening daarvan dan wel bij de toepassing van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (artikel 6a WRO);
- -
de voorbereiding van het beleid inzake stadsvernieuwing (artikel 8 Wet op de stads- en dorpsvernieuwing);
- -
de voorbereiding van een ontwikkelingsprogramma stedelijke vernieuwing (artikel 7a Wet stedelijke vernieuwing);
- -
de voorbereiding van het gemeentelijk milieubeleidsplan (artikel 4.17, derde lid, Wet milieubeheer (WM));
- -
de voorbereiding van een besluit tot vaststelling van afvalstoffenverordening die afwijkt van artikel 10.21 WM (artikel 10.26, tweede lid, WM);
- -
het integraal gemeentelijk gehandicaptenbeleid (artikel 1a Wet voorzieningen gehandicapten);
- -
de plannen en beleidsverslagen gericht op de realisatie en de vormgeving cliëntenparticipatie bij de uitvoering van de Algemene bijstandswet (artikel 118), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (artikel 42, eerste lid, onder d) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (artikel 42, eerste lid, onder d);
- -
de voorbereiding van besluiten tot uitsluiting van welstandstoetsing als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder a en b, van de Woningwet (artikel 12, vierde lid).
In het derde lid is opgenomen wanneer geen inspraak wordt verleend.
Jurisprudentie.
“Er zijn geen wettelijke beletselen om bij het in procedure brengen van het ontwerpplan af te wijken van het voorontwerp dat aan inspraak onderworpen is geweest. Dit neemt niet weg dat, indien de afwijkingen ten opzichte van het voorontwerp naar aard en omvang zodanig zijn dat een geheel ander plan is ontstaan, dit aanleiding kan zijn de inspraak opnieuw een aanvang te laten nemen. In dit geval oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) dat terecht geen nieuwe inspraak is opengesteld” (ABRS 22 januari 2003, inzake nummer 200001851/1, LJN-nummer AF3164).
“Uitwerkingsplan ex artikel 11 WRO is een ruimtelijk plan waarop artikel 6a WRO ziet en is dus inspraakplichtig. De goedkeuring van een deel van een uitwerkingsplan dat de bouw van woningen mogelijk maakt, is in strijd met artikel 6a WRO en de inspraakverordening nu aan omwonenden geen inspraak is verleend met betrekking tot dit plandeel” (ABRS 2 maart 2000, GS, 151 (2001) 7133, 7).
“Het is niet in strijd met de inspraakverordening noch met artikel 6a WRO noch met artikel 2:4 AWB dat de raad eerst zelf de aanvaardbaarheid van de voorgestane ruimtelijke ontwikkeling heeft onderzocht en in het voorontwerp van het plan de voorkeur voor een bepaalde ontwikkeling heeft laten blijken, alvorens in het kader van de inspraakprocedure de bevolking daarover te raadplegen. De afdeling concludeert dat de gevolgde inspraakprocedure correct is” (ABRS 31 januari 2000, inzake nummer E01.98.0409, LJN-nummer AA5106).
Artikel 3 Inspraakgerechtigden.
De omschrijving van inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. In de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure AWB zijn de woorden 'in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen' vervangen door: belanghebbenden. Het begrip 'belanghebbende' is in artikel 1:2 AWB gedefinieerd en deze definitie heeft ook gelding voor wetgeving buiten de AWB.
Jurisprudentie.
In dit geval is het projectdocument uitsluitend aan het wijkoverlegorgaan voorgelegd. De kring van personen die ingevolge artikel 6a WRO moeten worden betrokken bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen is ruimer.
Conclusie is dat de inspraak die niet overeenkomstig de inspraakverordening is verleend, in strijd is met artikel 6a WRO (ABRS 14 augustus 2002, inzake nummer 200102132/1, LJN-nummer AE6455).
Artikel 4 Inspraakprocedure.
Ter uniformering en deregulering is in het eerste lid afdeling 3.4 van de AWB van toepassing verklaard op de inspraak. In artikel 3:11 tot en met 3:17 (tot de inwerkingtreding van de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure AWB: artikel 3:11 tot en met 3:13 AWB is de inspraakprocedure te vinden. Na terinzagelegging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen belanghebbenden gedurende zes weken (tot de inwerkingtreding van de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure AWB: vier weken) schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen. In de meeste gevallen zal deze procedure passend zijn voor de inspraak. Zo niet, dan kan op grond van het tweede lid de inspraakprocedure worden aangepast.
Jurisprudentie.
Bij de behandeling van het beroep tegen de goedkeuring van een bestemmingsplan wordt door de afdeling niet ingegaan op het bezwaar van appellant tegen de beperking van de spreektijd tijdens de inspraakavond. Appellant had hiertegen een klacht kunnen indienen en heeft dit niet gedaan,
aldus de afdeling (ABRS 10 juli 2002, inzake nummer 200103950/1, LJN-nummer AE5107).
Artikel 5 Eindverslag.
In dit geval is niet gekozen voor verwijzing naar afdeling 3.4 AWB. In artikel 3:17 (tot de inwerkingtreding van de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure: artikel 3:13, vijfde lid) AWB wordt namelijk slechts bepaald dat een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens de inspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht.
Onder het in het tweede lid, onderdeel a, genoemde verslag van de gevolgde inspraakprocedure wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Is afdeling 3.4 AWB onverkort toegepast? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd enz.?
Onderdeel b betekent dat de eindrapportage een volledig overzicht dient te bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties. De schriftelijke inspraakreacties kunnen aan het verslag worden gehecht. In de MvT bij de AWB wordt opgemerkt dat in het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht. Onder c wordt als het sluitstuk van inspraak voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan.
In het derde lid is bepaald dat het bestuursorgaan het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar maakt. Het ligt voor de hand om degenen die hebben ingesproken een exemplaar van het eindverslag te sturen. Daarnaast kan het eindverslag algemeen worden gepubliceerd in de
krant en op de gemeentelijke website. Als het aantal insprekers omvangrijk is, kan worden gekozen voor het volstaan met een algemene bekendmaking. Het is aan te bevelen om tijdens de inspraakavond al duidelijkheid omtrent de communicatie te verschaffen.
In het vierde lid wordt de burgemeester verplicht om het eindverslag te vermelden in zijn burgerjaarverslag overeenkomstig artikel 170, tweede lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet.
Artikel 6 Intrekking oude verordening.
Met deze bepaling wordt de bestaande inspraakverordening ingetrokken. De datum waarop de oude verordening vervalt, is de datum waarop de verordening in werking treedt (zie artikel 7).
Artikel 7 Inwerkingtreding.
Onder de werking van de Tijdelijke referendumwet trad deze verordening in werking zes weken na de dag van bekendmaking.
Nu de Tijdelijke referendumwet per 1 januari 2005 komt te vervallen treden de verordeningen overeenkomstig artikel 142 Germeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking, tenzij een ander tijdstip daarvoor wordt aangegeven.
Artikel 8 Citeertitel.
Deze verordening wordt aangehaald als: Inspraakverordening. In de citeertitel wordt geen jaartal opgenomen om te voorkomen dat de schijn wordt gewekt dat de verordening slechts voor een jaar geldt.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl