Verordening van Provinciale Staten van de provincie Noord-Holland houdende regels omtrent referendum (Referendumverordening Noord-Holland 2018)

Geldend van 31-05-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening van Provinciale Staten van de provincie Noord-Holland houdende regels omtrent referendum (Referendumverordening Noord-Holland 2018)

Buiten werking gesteld bij besluit van provinciale staten van Noord-Holland van 13 mei 2024

Provinciale Staten van Noord-Holland;

Gelezen het advies van Gedeputeerde Staten van 20 februari 2018, kenmerk 1000711/1045338;

Overwegende dat het gewenst is dat onder intrekking van de vigerende Referendumverordening voor de provincie Noord-Holland regels worden vastgesteld over een raadgevend referendum;

Gelet op artikel 145 en 146 van de Provinciewet;

Besluiten vast te stellen:

Referendumverordening Noord-Holland 2018

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    referendum: raadgevend correctief referendum over een besluit van Provinciale Staten;

  • b.

    referendumcommissie: een referendumcommissie, als bedoeld in artikel 11.

Artikel 2

In de in deze verordening omschreven gevallen wordt een referendum gehouden, indien na een kennisgeving van ten minste vijfhonderd kiesgerechtigden en een inleidend verzoek van ten minste tienduizend kiesgerechtigden, ten minste vijfenveertigduizend kiesgerechtigden daartoe bij een definitief verzoek, de wens kenbaar hebben gemaakt.

Artikel 3

Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat verzoeken tot het houden van een referendum op elektronische wijze kunnen worden ingediend indien verzekerd is dat die wijze van indiening van verzoeken geen afbreuk doet aan de vereisten van toezicht en betrouwbaarheid.

Artikel 4

De uitslag van een referendum geldt als een geldige raadgevende uitspraak, indien een meerderheid zich daarvoor uitspreekt en deze meerderheid tenminste dertig procent bedraagt van het totale aantal kiesgerechtigden voor dit referendum.

HOOFDSTUK 2 Voorwerp van het referendum

Artikel 5

  • 1. Onderwerp van een referendum kunnen alleen besluiten van Provinciale Staten zijn.

  • 2. Geen referendum kan worden gehouden over een besluit:

    • a.

      over individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen, kwijtscheldingen en schenkingen;

    • b.

      over de hoogte van geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers, gewezen ambtsdragers en hun nabestaanden;

    • c.

      over de vaststelling, wijziging of intrekking van de arbeidsvoorwaardenregeling en daaruit voortvloeiende besluiten met betrekking tot de griffier en de medewerkers van de griffie;

    • d.

      over de organisatie van de provincie;

    • e.

      over de vaststelling van de provinciale begroting en de rekening;

    • f.

      over de vaststelling van provinciale tarieven en belastingen;

    • g.

      over het voor kennisgeving aannemen van nota’s en rapporten;

    • h.

      in het kader van deze verordening;

    • i.

      ter uitvoering van een besluit van een hoger bestuursorgaan of de wetgever;

    • j.

      dat naar het oordeel van Provinciale Staten zijn grondslag vindt in een eerder genomen besluit waarover een referendum is gehouden of kon worden gehouden;

    • k.

      dat strekt tot uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties;

    • l.

      dat uitsluitend strekt tot uitvoering van een wet of besluit voor zover die wet of dat besluit uitsluitend strekt tot uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties;

    • m.

      betreffende een inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.26 van de Wet ruimtelijke ordening;

    • n.

      waarvan de inwerkingtreding of uitvoering niet kan worden uitgesteld vanwege de ermee gemoeide spoedeisende of dringende provinciale belangen.

  • 3. Evenmin kan een referendum worden gehouden over besluiten waarbij het belang van een referendum niet opweegt tegen de verantwoordelijkheid van Provinciale Staten voor kwetsbare groepen in de samenleving.

HOOFDSTUK 3 De kiesgerechtigdheid

Artikel 6

  • 1. Kiesgerechtigd voor het referendum zijn diegenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van Provinciale Staten.

  • 2. Voor de beoordeling of aan de vereisten voor het kiesrecht is voldaan, is de toestand op de vierenveertigste dag voor de dag van stemming bepalend. Het vereiste van het hebben bereikt van de achttienjarige leeftijd wordt beoordeeld naar de toestand op de dag van de stemming.

Artikel 7

Artikel B 6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8

De registratie van de kiesgerechtigdheid van de ingezetenen van de gemeente voor de verkiezingen van Provinciale Staten, geldt tevens als registratie van de kiesgerechtigdheid voor een referendum.

HOOFDSTUK 4 Kennisgeving van een referendumverzoek en inwerkingtreding besluit

Artikel 9

  • 1. Een inleidend en definitief verzoek om een referendum te houden over een door Provinciale Staten genomen besluit, wordt voorafgegaan door een kennisgeving aan Provinciale Staten.

  • 2. Een kennisgeving tot het houden van een referendum wordt gedaan door ten minste 500 kiesgerechtigden en wordt gevormd door het totale aantal geldige verzoeken tot het houden van een referendum.

Artikel 10

  • 1. Een kennisgeving dient ten minste drie werkdagen vóór de behandeling van het besluit in een vergadering van Provinciale Staten door de voorzitter van die vergadering te zijn ontvangen.

  • 2. Een kennisgeving is voorzien van een dagtekening en vermeldt om welk besluit het gaat.

  • 3. Een kennisgeving wordt ingediend door het plaatsen van de voornaam, de achternaam, het adres, de geboortedatum, de geboorteplaats en de handtekening op een lijst of een fotokopie daarvan.

  • 4. Op de lijst kunnen verzoeken van één of meerdere kiesgerechtigden staan.

  • 5. De lijst wordt kosteloos beschikbaar gesteld door de griffie en is voorzien van een benaming van het besluit waarop de kennisgeving betrekking heeft. Gedeputeerde Staten stellen het model voor de lijst vast.

  • 6. Een verzoeker mag niet meer dan één verzoek tot het houden van een referendum over hetzelfde besluit indienen.

  • 7. Een ingediend verzoek kan niet worden ingetrokken.

Artikel 11

  • 1. In een vergadering als bedoeld in artikel 10, eerste lid, waarin een kennisgeving is geagendeerd, beslissen Provinciale Staten of gelet op artikel 5 over het desbetreffende besluit een referendum kan worden gehouden en of de kennisgeving voldoet aan artikelen 9 en 10.

  • 2. Als Provinciale Staten de beslissing nemen dat de kennisgeving is toegelaten, vervalt hetgeen in het besluit is geregeld omtrent de inwerkingtreding van rechtswege.

  • 3. Indien de inwerkingtreding van een besluit waarover een referendum kan worden gehouden, geen uitstel kan lijden, kunnen Provinciale Staten de inwerkingtreding in afwijking van het vorige lid bepalen, onverminderd de mogelijkheid over het besluit een referendum te houden.

  • 4. De beslissing van Provinciale Staten wordt zo spoedig mogelijk bekend gemaakt door kennisgeving van de beslissing op de voor de provincie Noord-Holland gebruikelijke wijze.

  • 5. Indien na een besluit als bedoeld in artikel 16 of artikel 26 onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden gehouden of dat een referendum niet heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt de inwerkingtreding van het besluit opnieuw geregeld.

HOOFDSTUK 5 Referendumcommissie

Artikel 12

  • 1. Na een beslissing als bedoeld in artikel 11, tweede lid, stellen Gedeputeerde Staten een referendumcommissie in.

  • 2. De referendumcommissie bestaat uit een voorzitter en vier andere leden.

  • 3. Leden van Provinciale Staten van Noord-Holland en personen werkzaam onder de verantwoordelijkheid van het provinciaal bestuur van Noord-Holland zijn uitgesloten van lidmaatschap van de commissie.

  • 4. De leden worden benoemd voor de duur van het referendum en kunnen worden herbenoemd.

Artikel 13

  • 1. Een referendumcommissie heeft een secretaris.

  • 2. Aan de secretaris kunnen andere medewerkers worden toegevoegd.

  • 3. De secretaris en de andere medewerkers zijn geen lid van de referendumcommissie.

  • 4. Gedeputeerde staten benoemen de secretaris en de medewerkers voor de duur van het referendum.

HOOFDSTUK 6 Inleidend verzoek tot het houden van een referendum

Artikel 14

Het inleidend verzoek tot het houden van een referendum wordt gedaan door ten minste 10.000 kiesgerechtigden en wordt gevormd door het totale aantal geldige verzoeken tot het houden van een referendum.

Artikel 15

  • 1. Een kiesgerechtigde kan een verzoek om een referendum te houden bij de voorzitter van de referendumcommissie indienen. Het verzoek dient binnen een termijn van vier weken na het tijdstip van bekendmaking van de beslissing als bedoeld in artikel 11, tweede lid, door de voorzitter te zijn ontvangen.

  • 2. Voor de beoordeling of aan de vereisten voor het kiesrecht is voldaan, is bepalend of dit op enig tijdstip binnen de in het eerste lid bedoelde termijn het geval was.

  • 3. Een verzoek is voorzien van een dagtekening en vermeldt om welk besluit het gaat.

  • 4. Een verzoek wordt ingediend door het plaatsen van de voornaam, de achternaam, het adres, de geboortedatum, de geboorteplaats en de handtekening op een lijst of een fotokopie daarvan.

  • 5. Op de lijst kunnen verzoeken van één of meerdere kiesgerechtigden staan.

  • 6. De lijst wordt kosteloos beschikbaar gesteld door de griffie en is voorzien van een benaming van het besluit waarop de kennisgeving betrekking heeft. Gedeputeerde Staten stellen het model voor de lijst vast.

  • 7. Een door de voorzitter van de referendumcommissie aan te wijzen persoon tekent bij ontvangst van een lijst hierop de datum van ontvangst aan.

  • 8. Een verzoeker mag niet meer dan één verzoek tot het houden van een referendum over hetzelfde besluit indienen.

  • 9. Een ingediend verzoek kan niet worden ingetrokken.

Artikel 16

  • 1. De referendumcommissie besluit, uiterlijk binnen twee weken na afloop van de termijn bedoeld in artikel 15, eerste lid, of een inleidend verzoek tot het houden van een referendum wordt toegelaten.

  • 2. De voorzitter van de referendumcommissie besluit slechts dat het inleidend verzoek niet wordt toegelaten, indien het aantal ingediende verzoeken minder bedraagt dan tienduizend, dan wel, indien toepassing is gegeven aan artikel 17, tweede lid, het aantal geldige verzoeken minder bedraagt dan tienduizend.

Artikel 17

  • 1. De voorzitter van de referendumcommissie stelt het aantal ingediende verzoeken vast.

  • 2. Indien er tienduizend of meer verzoeken zijn ingediend, stelt de voorzitter tevens vast:

    • a.

      het aantal geldige verzoeken;

    • b.

      het aantal ongeldige verzoeken.

  • 3. Ongeldig zijn de verzoeken die:

    • a.

      zijn ingediend op een lijst die door de voorzitter van de referendumcommissie is ontvangen voordat de termijn, bedoeld in artikel 15, eerste lid, is begonnen;

    • b.

      zijn ingediend op een lijst die door de voorzitter van de referendumcommissie is ontvangen nadat de termijn, bedoeld in artikel 15, eerste lid, is verstreken;

    • c.

      niet zijn ingediend op een lijst, bedoeld in artikel 15, vierde lid;

    • d.

      niet alle gegevens bevatten die op grond van artikel 15, derde en vierde lid, op het formulier moeten worden geplaatst;

    • e.

      de gegevens bevatten van een persoon die niet kiesgerechtigd is;

    • f.

      onjuiste gegevens bevatten;

    • g.

      afkomstig zijn van personen die meer dan één verzoek tot het houden van een referendum over hetzelfde besluit hebben ingediend.

Artikel 18

  • 1. De controle van de verzoeken die niet reeds op grond van artikel 17, derde lid, onder a tot en met c ongeldig zijn verklaard, kan geschieden door middel van een steekproef.

  • 2. Gedeputeerde staten stellen regels vast betreffende de wijze waarop de steekproef wordt uitgevoerd. Deze regels hebben ten minste betrekking op de omvang van de steekproef, de kenmerken op basis waarvan de selectie voor de steekproef wordt bepaald en de vaststelling van het totaal aantal geldige verzoeken op basis van de uitkomst van de steekproef.

Artikel 19

  • 1. Indien de voorzitter van de referendumcommissie besluit een verzoek ongeldig te verklaren, wordt dit met een vermelding van de reden op het formulier aangetekend.

  • 2. De voorzitter van de referendumcommissie legt een kopie van het formulier waarop één of meer verzoeken ongeldig zijn verklaard gedurende twee weken na de dag waarop hij het besluit, bedoeld in artikel 16, heeft genomen voor een ieder ter inzage.

Artikel 20

  • 1. Nadat de werkzaamheden, bedoeld in de artikelen 17 tot en met 19 zijn beëindigd, worden de formulieren in een pak gedaan. Het pak wordt verzegeld.

  • 2. Op het pak wordt vermeld:

    • a.

      het aantal ingediende verzoeken;

    • b.

      het aantal geldige en ongeldige verzoeken;

    • c.

      een aanduiding van het besluit waarop de verzoeken betrekking hebben.

Artikel 21

  • 1. Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt door de referendumcommissie daarvan direct proces-verbaal opgemaakt.

  • 2. Het proces-verbaal wordt spoedig daarna gezonden aan de voorzitter van Provinciale Staten.

  • 3. Gedeputeerde staten stellen voor het proces-verbaal een model vast.

Artikel 22

  • 1. De voorzitter van de referendumcommissie maakt het besluit inzake de toelating of afwijzing van het inleidende verzoek zo spoedig mogelijk bekend door kennisgeving van het besluit op de voor de provincie Noord-Holland gebruikelijke wijze. Een afschrift van het proces-verbaal wordt voor een ieder ter inzage gelegd.

  • 2. De voorzitter doet van het besluit inzake de toelating of afwijzing van het inleidend verzoek mededeling aan de voorzitter van Provinciale Staten en aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 23

  • 1. De voorzitter van de referendumcommissie draagt er zorg voor dat het verzegelde pak, bedoeld in artikel 20, wordt vernietigd drie maanden nadat onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden gehouden of, indien de officier van justitie of de rechter-commissaris in het kader van een strafrechtelijk onderzoek een verzoek heeft gedaan tot overdracht van het verzegelde pak, nadat dit onderzoek is afgerond, of, indien strafvervolging is ingesteld of grond van deze verordening, nadat er een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is. Van deze vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.

  • 2. De voorzitter is, nadat onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden gehouden, bevoegd het verzegelde pak, bedoeld in artikel 20, ten dienste van een onderzoek naar enig strafbaar feit over te dragen aan de officier van justitie.

HOOFDSTUK 7 Het definitieve verzoek tot het houden van een referendum

Artikel 24

Het definitieve verzoek tot het houden van een referendum wordt gevormd door het totale aantal geldige verklaringen ter ondersteuning van het inleidend verzoek.

Artikel 25

  • 1. Binnen zes weken na de bekendmaking van het besluit van de referendumcommissie dat het inleidend verzoek is toegelaten, dan wel van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat een beroep tegen het besluit van de referendumcommissie dat het inleidend verzoek niet wordt toegelaten gegrond wordt verklaard, kan iedere kiesgerechtigde bij de voorzitter van de referendumcommissie een verklaring tot ondersteuning van het inleidend verzoek afleggen. De verklaring tot ondersteuning dient binnen de termijn van zes weken door de voorzitter te zijn ontvangen.

  • 2. Op een definitief verzoek is artikel 15, tweede tot en met negende lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 26

  • 1. De referendumcommissie besluit binnen twee weken na afloop van de termijn, bedoeld in artikel 25, eerste lid, of het definitieve verzoek tot het houden van een referendum wordt toegelaten.

  • 2. De referendumcommissie besluit slechts dat het definitieve verzoek niet wordt toegelaten, indien het aantal afgelegde ondersteuningsverklaringen minder bedraagt dan vijfenveertigduizend, dan wel, indien toepassing is gegeven aan artikel 27, tweede lid, het aantal geldige ondersteuningsverklaringen minder bedraagt dan vijfenveertigduizend.

Artikel 27

  • 1. De referendumcommissie stelt, indien er ondersteuningsverklaringen zijn afgelegd, het aantal afgelegde ondersteuningsverklaringen vast.

  • 2. Indien er vijfenveertigduizend of meer ondersteuningsverklaringen zijn afgelegd, stelt de referendumcommissie tevens vast:

    • a.

      het aantal geldige ondersteuningsverklaringen,

    • b.

      het aantal ongeldige ondersteuningsverklaringen.

  • 3. Ongeldig zijn de ondersteuningsverklaringen die:

    • a.

      zijn ingediend op een lijst die door de voorzitter van het centraal stembureau is ontvangen voordat de termijn, bedoeld in artikel 25, eerste lid, is aangevangen;

    • b.

      zijn ingediend op een lijst die door de voorzitter van het centraal stembureau is ontvangen nadat de termijn, bedoeld in artikel 25, eerste lid, is verstreken;

    • c.

      niet zijn ingediend op een lijst als bedoeld in artikel 15, vierde lid;

    • d.

      niet alle gegevens bevatten die op grond van artikel 15, derde en vierde lid, op de lijst moeten worden geplaatst;

    • e.

      de gegevens bevatten van een persoon die niet kiesgerechtigd is;

    • f.

      onjuiste gegevens bevatten;

    • g.

      afkomstig zijn van personen die meer dan één verzoek tot het houden van een referendum over hetzelfde besluit hebben ingediend.

Artikel 28

  • 1. De controle van de ondersteuningsverklaringen die niet reeds op grond van artikel 27, derde lid, onder a tot en met c, ongeldig zijn verklaard, kan geschieden door middel van een steekproef.

  • 2. Gedeputeerde Staten stellen regels over de wijze waarop de steekproef wordt uitgevoerd. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de omvang van de steekproef, de kenmerken op basis waarvan de selectie voor de steekproef wordt bepaald en de vaststelling van het totaal aantal geldige ondersteuningsverklaringen op basis van de uitkomst van de steekproef.

Artikel 29

  • 1. De referendumcommissie houdt op de tweede dag na afloop van de termijn van twee weken, bedoeld in artikel 26, eerste lid, om tien uur een openbare zitting.

  • 2. Dag en uur van de zitting van de referendumcommissie worden door de voorzitter tijdig bekendgemaakt. De wijze van bekendmaking geschiedt op de voor de provincie gebruikelijke wijze.

  • 3. De voorzitter is belast met de handhaving van de orde tijdens de zitting.

  • 4. Door de aanwezige kiesgerechtigden kunnen mondeling bezwaren worden ingebracht.

Artikel 30

Op de zitting maakt de voorzitter van de referendumcommissie aan de aanwezige kiezers bekend:

  • a.

    het aantal afgelegde ondersteuningsverklaringen;

  • b.

    het aantal geldige en ongeldige ondersteuningsverklaringen, indien artikel 27, tweede lid, is toegepast;

  • c.

    het besluit, bedoeld in artikel 26, eerste lid.

Artikel 31

  • 1. Bij twijfel over de geldigheid van de verklaring en bij ongeldigheid van de verklaring maakt de voorzitter de redenen hiervoor, alsmede de beslissing daaromtrent, onmiddellijk bekend.

  • 2. Indien een van de aanwezige kiezers dit verlangt, wordt de betreffende lijst getoond.

  • 3. Indien wordt besloten een verklaring ongeldig te verklaren, wordt dit met opgave van redenen op de lijst aangetekend.

  • 4. De voorzitter van de referendumcommissie legt een kopie van een lijst waarop één of meer ondersteuningsverklaringen ongeldig zijn verklaard gedurende twee weken na de dag van de openbare zitting, bedoeld in artikel 29, eerste lid, voor een ieder ter inzage.

Artikel 32

Het besluit tot toelating van een definitief verzoek houdt tevens de vaststelling in dat een referendum zal worden gehouden.

Artikel 33

  • 1. Nadat de werkzaamheden, bedoeld in artikel 30 en 31, eerste tot en met derde lid, zijn beëindigd, worden de formulieren in een pak gedaan. Het pak wordt verzegeld.

  • 2. Op het pak wordt vermeld:

    • a.

      het aantal afgelegde ondersteuningsverklaringen;

    • b.

      het aantal geldige en ongeldige ondersteuningsverklaringen indien artikel 27, tweede lid, is toegepast;

    • c.

      een aanduiding van het besluit waarop de ondersteuningsverklaringen betrekking hebben.

Artikel 34

  • 1. Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan direct proces-verbaal opgemaakt.

  • 2. Het proces-verbaal wordt door de voorzitter van de referendumcommissie ondertekend.

  • 3. Gedeputeerde Staten stellen voor het proces-verbaal een model vast.

Artikel 35

  • 1. De voorzitter van de referendumcommissie maakt het besluit inzake de toelating of afwijzing van het definitieve verzoek zo spoedig mogelijk openbaar door mededeling van het besluit op de voor de provincie Noord-Holland gebruikelijke wijze.

  • 2. De voorzitter doet van het besluit inzake de toelating of afwijzing van het definitieve verzoek mededeling aan de voorzitter van Provinciale Staten en aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 36

  • 1. De voorzitter van de referendumcommissie draagt er zorg voor dat het verzegelde pak, bedoeld in artikel 33, wordt vernietigd drie maanden nadat onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden gehouden of, indien de officier van justitie of de rechter-commissaris in het kader van een strafrechtelijk onderzoek een verzoek heeft gedaan tot overdracht van het verzegelde pak, nadat dit onderzoek is afgerond, of, indien strafvervolging is ingesteld of grond van deze verordening, nadat er een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is. Van deze vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.

  • 2. De voorzitter is, nadat onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden gehouden, bevoegd het verzegelde pak, bedoeld in artikel 33, ten dienste van een onderzoek naar enig straf baar feit over te dragen aan de officier van justitie.

HOOFDSTUK 8 Stembureaus

Artikel 37

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen één of meer stembureaus in de gemeente in.

  • 2. Elk stembureau bestaat uit tenminste drie leden, van wie er één voorzitter is. In het geval er een combinatie van stemmingen plaatsvindt, kan het aantal leden worden gewijzigd.

  • 3. Burgemeester en wethouders benoemen tijdig voordat de stemming voor een referendum wordt gehouden de leden van elk stembureau en een voldoende aantal plaatsvervangende leden.

HOOFDSTUK 9 De stemming

Artikel 38

  • 1. Binnen een week nadat het besluit van de referendumcommissie dat een referendum zal worden gehouden, onherroepelijk is geworden, stelt de referendumcommissie, na overleg met Gedeputeerde Staten, de dag van de stemming vast. De bekendmaking van het besluit geschiedt op de voor de provincie Noord-Holland gebruikelijke wijze.

  • 2. Als dag van de stemming wordt een woensdag aangewezen binnen een termijn die aanvangt op de vijfentachtigste dag en eindigt zes maanden na de dagtekening van het besluit.

  • 3. Voor de berekening van de termijn van zes maanden wordt de periode van 1 juli tot en met 31 augustus niet meegeteld.

Artikel 39

  • 1. Indien binnen de in artikel 38, tweede lid, bedoelde termijn een of meer stemmingen voor een verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Provinciale Staten, de gemeenteraden of het Europese Parlement plaatsvinden, of een ander referendum op basis van deze verordening, kan als dag van de stemming voor het referendum worden aangewezen de dag van die stemming, onderscheidenlijk één van die stemmingen.

  • 2. Bij toepassing van het eerste lid zijn de krachtens artikel J 6 van de Kieswet bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gegeven voorschriften voor combinatie van stemmingen van overeenkomstige toepassing.

Artikel 40

  • 1. De tekst van een aan een referendum onderworpen besluit is gedurende vier weken voorafgaande aan de stemming kosteloos op het gemeentehuis van elke gemeente in Noord-Holland verkrijgbaar. De burgemeester brengt dit ter openbare kennis.

  • 2. De referendumcommissie verschaft informatie over een aan een referendum onderworpen besluit.

Artikel 41

  • 1.

    Provinciale Staten stellen op voorstel van de referendumcommissie de vraagstelling voor het referendum vast.

  • 2.

    Op het bij de stemming te gebruiken stembiljet wordt de vraag vermeld of de kiezer voor of tegen het aan het referendum onderworpen besluit is, tenzij Provinciale Staten anders besluiten. Op de achterzijde wordt de handtekening van de voorzitter van Provinciale Staten afgedrukt.

Artikel 42

Ten aanzien van de stemming zijn de artikelen J 1, tweede tot en met vijfde lid, J 4 tot en met J 8, J 10, J 11, eerste en tweede lid, J 12 tot en met J 19, J 21 tot en met J 31 en J 35 tot en met J 38 van de Kieswet van toepassing, met dien verstande dat:

  • a.

    in de artikelen J 5 en J 7 in plaats van «dag van de kandidaatstelling» wordt gelezen: vierenveertigste dag voor de dag van de stemming;

  • b.

    in artikel J 11, eerste lid, in plaats van «het orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden» wordt gelezen: het referendum;

  • c.

    in plaats van «de verkiezing» wordt gelezen: het referendum;

  • d.

    in artikel J 26, eerste lid, in plaats van «de kandidaat van zijn keuze» wordt gelezen: zijn keuze inzake het besluit.

Artikel 43

  • 1. Met toepassing van hoofdstuk K van de Kieswet kan gestemd worden in een andere gemeente in de provincie Noord-Holland met een kiezerspas.

  • 2. Bij de toepassing van hoofdstuk K van de Kieswet wordt het volgende in acht genomen:

    • a.

      in artikel K 1 blijft de zinsnede «binnen het gebied van het orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden,» buiten toepassing;

    • b.

      in de artikelen K 3, eerste en tweede lid, en K 8, tweede lid, wordt in plaats van «dag van de kandidaatstelling» gelezen: vierenveertigste dag voor de dag van de stemming.

Artikel 44

  • 1. Met toepassing van hoofdstuk L van de Kieswet kan bij volmacht worden gestemd.

  • 2. Bij de toepassing van hoofdstuk L van de Kieswet wordt in de artikelen L 7, L 8, eerste en tweede lid, en L 11, eerste lid, in plaats van «dag van de kandidaatstelling» gelezen: vierenveertigste dag voor de dag van stemming.

HOOFDSTUK 10 De stemopneming door het stembureau

Artikel 45

  • 1. Onmiddellijk nadat de stemming is geëindigd, vindt de stemopneming plaats.

  • 2. De artikelen N 1 tot en met N 5 van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat in artikel N 5 de woorden «en voegen deze lijstgewijze bijeen» buiten toepassing blijven.

Artikel 46

  • 1. Het stembureau stelt vast:

    • a.

      het aantal stemmen dat voor het aan het referendum onderworpen besluit is uitgebracht;

    • b.

      het aantal stemmen dat tegen het aan het referendum onderworpen besluit is uitgebracht;

    • c.

      het aantal stemmen dat blanco is uitgebracht;

    • d.

      de som van de onder a, b en c bedoelde aantallen stemmen, zijnde het aantal geldig uitgebrachte stemmen;

    • e.

      het aantal ongeldige stemmen.

  • 2. De artikelen N 6 en N 7 van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat:

    • a.

      in artikel N 6, derde lid, in plaats van «op kandidaten» gelezen wordt: voor en tegen het aan het referendum onderworpen besluit;

    • b.

      in artikel N 7, derde lid, in plaats van «op welke kandidaat hij zijn stem uitbrengt» gelezen wordt: welke keuze hij doet.

Artikel 47

  • 1. Direct nadat de stemmen zijn opgenomen, maakt de voorzitter van het stembureau de in artikel 46 bedoelde aantallen stemmen bekend. Door de aanwezige kiezers kunnen mondeling bezwaren worden ingebracht.

  • 2. Artikel N 9, tweede, derde en vierde lid, van de Kieswet is van toepassing, met dien verstande dat in artikel N 9, derde lid, in plaats van «lijstgewijs gerangschikt» gelezen wordt: verdeeld in stemmen voor en stemmen tegen het besluit.

Artikel 48

De artikelen N 10 en N 11, eerste lid, van de Kieswet zijn van toepassing.

Artikel 49

  • 1. Nadat de burgemeester van alle in zijn gemeente gevestigde stembureaus het proces-verbaal van de stemming en de stemopneming heeft ontvangen, stelt hij voor zijn gemeente de totalen van de in artikel 46 bedoelde aantallen stemmen, het aantal stemmen dat bij volmacht is uitgebracht en het verschil tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het aantal stemmen dat is geteld vast. Voor zover mogelijk geeft de burgemeester een verklaring voor het in de vorige volzin bedoelde verschil. Tevens stelt hij op basis van de registratie als bedoeld in artikel 8 het aantal kiesgerechtigden in de gemeente vast.

  • 2. Voor de in het eerste lid bedoelde vaststelling wordt gebruik gemaakt van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld model-formulier.

Artikel 50

De burgemeester draagt er zorg voor dat de processen-verbaal, met daarbij gevoegd de opgaven van de door hem vastgestelde aantallen stemmen onverwijld worden overgebracht naar de voorzitter van de referendumcommissie. Tevens legt hij een afschrift van deze stukken onverwijld voor een ieder ter inzage op het gemeentehuis totdat de uitslag van het referendum is vastgesteld.

Artikel 51

De artikelen N 12, tweede, derde en vierde lid, en N 13 tot en met N 21 van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat:

  • a.

    in artikel N 12, derde lid, in plaats van «nadat over de toelating van de gekozenen is beslist» gelezen wordt: nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld;

  • b.

    in artikel N 12, derde lid, in plaats van «in de Kieswet, op grond van de artikelen 125 tot en met 129 van het Wetboek van Strafrecht of de artikelen 131 tot en met 135 van het Wetboek van Strafrecht BES» gelezen wordt: in deze verordening;

  • c.

    in artikel N 13 in plaats van «Nadat is beslist over de toelating van de gekozenen» gelezen wordt «Nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld» en in plaats van «de afschriften, bedoeld in artikel N 12, eerste lid» gelezen wordt: de afschriften, bedoeld in artikel 50.

HOOFDSTUK 11 De vaststelling van de uitslag van het referendum

Artikel 52

Nadat de afschriften van de processen-verbaal van alle burgemeesters van de gemeenten in de provincie Noord-Holland zijn ontvangen, gaat de referendumcommissie over tot het verrichten van de werkzaamheden ter vaststelling en bekendmaking van de opkomst en de uitslag van het referendum.

Artikel 53

  • 1. De referendumcommissie onderzoekt de geldigheid van de stemming en de juistheid van de vaststelling van de uitkomsten van de stemming door de stembureaus en beslist over de geschillen die te dien aanzien rijzen. Het neemt daartoe kennis van de processen-verbaal van de stembureaus en de door de burgemeesters van de gemeenten vastgestelde aantallen als genoemd in artikel 46.

  • 2. Ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, kan de referendumcommissie tot een nieuwe opneming van stembiljetten, zowel uit alle als uit een of meer stembureaus besluiten. De burgemeester die de desbetreffende stembiljetten onder zich heeft, doet deze op verzoek van de referendumcommissie onverwijld naar dat orgaan overbrengen. Na ontvangst van de stembiljetten, gaat de referendumcommissie onmiddellijk tot de opneming over. Het is bevoegd daartoe de verzegelde pakken te openen en de inhoud te vergelijken met de processen-verbaal van de stembureaus. Bij deze opneming is hoofdstuk N, paragraaf 1, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, is de referendumcommissie tevens bevoegd de verzegelde pakken, bedoeld in artikel N 2 van de Kieswet, te openen. De burgemeester die de desbetreffende pakken onder zich heeft, doet deze op verzoek van de referendumcommissie onverwijld naar dat orgaan overbrengen. Na beëindiging van het onderzoek worden de bescheiden uit de geopende pakken opnieuw ingepakt en verzegeld op de in artikel N 2 van de Kieswet voorgeschreven wijze.

Artikel 54

De uitslag van het referendum wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 4, berekend op basis van de gewone meerderheid van het totaal aantal uitgebrachte stemmen.

Artikel 55

  • 1. Indien de referendumcommissie besluit dat het referendum ongeldig is wegens de ongeldigheid van de stemming in één of meer stembureaus, geeft de voorzitter daarvan onverwijld kennis aan Gedeputeerde Staten.

  • 2. Uiterlijk op de dertigste dag nadat deze kennisgeving is ontvangen, vindt in de in het eerste lid bedoelde stembureaus een nieuwe stemming plaats en wordt de uitslag van het referendum opnieuw vastgesteld. De dag van de stemming wordt door Gedeputeerde Staten vastgesteld.

  • 3. Artikel V 7 van de Kieswet is van toepassing.

Artikel 56

De referendumcommissie stelt vast:

  • a.

    het totale aantal stemmen dat voor het aan het referendum onderworpen besluit is uitgebracht;

  • b.

    het totale aantal stemmen dat tegen het aan het referendum onderworpen besluit is uitgebracht;

  • c.

    de som van de onder a, b en c bedoelde aantallen stemmen, zijnde het totale aantal geldig uitgebrachte stemmen;

  • d.

    het totale aantal ongeldige stemmen;

  • e.

    het totale aantal kiesgerechtigden.

Artikel 57

De referendumcommissie stelt de opkomst vast door de som van het totale aantal geldige en het totale aantal ongeldige stemmen te delen door het totale aantal kiesgerechtigden.

Artikel 58

De referendumcommissie stelt vervolgens vast hoeveel procent van de kiezers die een geldige stem hebben uitgebracht zich voor, en hoeveel procent van de kiezers die een geldige stem hebben uitgebracht zich tegen het aan het referendum onderworpen besluit hebben uitgesproken.

Artikel 59

  • 1. De voorzitter van de referendumcommissie maakt de opkomst en de voorlopige uitslag van het referendum zo spoedig mogelijk bekend. De bekendmaking geschiedt in een openbare zitting van de referendumcommissie.

  • 2. Dag en uur van de zitting worden door de voorzitter tijdig bekend gemaakt. De wijze van bekendmaking wordt geregeld op de voor de provincie Noord-Holland gebruikelijke wijze.

  • 3. De aanwezige kiezers kunnen mondeling bezwaren inbrengen.

  • 4. De voorzitter is belast met de handhaving van de orde tijdens de zitting.

Artikel 60

  • 1. Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan direct proces-verbaal opgemaakt. In dit proces-verbaal worden de opkomst en de voorlopige uitslag van het referendum, alle ingebrachte bezwaren, alsmede de gerezen geschillen en de beslissingen die te dien aanzien zijn genomen, vermeld.

  • 2. Het proces-verbaal wordt door de voorzitter van de referendumcommissie getekend.

  • 3. Gedeputeerde Staten stellen voor het proces-verbaal een model vast.

Artikel 61

  • 1. De voorzitter van de referendumcommissie doet een afschrift van het proces-verbaal spoedig toekomen aan de voorzitter van Provinciale Staten.

  • 2. Provinciale Staten stellen vervolgens in hun eerstvolgende vergadering de uitslag van het referendum vast, op basis van het proces-verbaal van de referendumcommissie.

Artikel 62

Provinciale Staten maken de opkomst en de uitslag van het referendum zo spoedig mogelijk bekend op de bij de provincie gebruikelijke wijze.

Artikel 63

  • 1. De voorzitter van de referendumcommissie draagt zorg voor de bewaring van de verzegelde pakken met stembiljetten die op grond van artikel 53, tweede lid, naar de referendumcommissie zijn overgebracht.

  • 2. Hij vernietigt deze pakken, alsmede de processen-verbaal van de stembureaus en de opgaven, bedoeld in artikel 50, nadat de uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld. Van deze vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.

Artikel 64

Indien onherroepelijk is vastgesteld dat een referendum heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt door Gedeputeerde Staten zo spoedig mogelijk bij Provinciale Staten een voorstel voor een besluit ingediend dat uitsluitend strekt tot intrekking van het besluit of tot regeling van de inwerkingtreding van het besluit.

HOOFDSTUK 12 Strafbepalingen

Artikel 65

Met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:

  • a.

    meer dan één verzoek indient of meer dan één ondersteuningsverklaring aflegt voor het houden van een referendum over hetzelfde besluit;

  • b.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • c.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken, dan wel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft met het met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • d.

    als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden;

  • e.

    bij een verkiezing door gift of belofte een kiezer omkoopt om volmacht te geven tot het uitbrengen zijn stem;

  • f.

    stelselmatig personen aanspreekt of anderszins persoonlijk benadert ten einde hen te bewegen het formulier op hun oproepingskaart, bestemd voor het stemmen bij volmacht, te ondertekenen en deze kaart af te geven.

HOOFDSTUK 13 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 66

  • 1. Wanneer bij of krachtens deze verordening voorgeschreven verrichtingen op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag zouden vallen, treedt de eerstvolgende dag, geen zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag zijnde, daarvoor in de plaats.

  • 2. Voor zover de bepaling van de tijd voor die verrichtingen aan het openbaar gezag is opgedragen, worden daarvoor geen zaterdagen, zondagen of algemeen erkende feestdagen aangewezen.

  • 3. Onder algemeen erkende feestdagen worden verstaan de in artikel 3 van de Algemene termijnenwet als zodanig genoemde en de bij of krachtens dat artikel daarmee gelijkgestelde dagen.

Artikel 67

Gedeputeerde Staten zenden binnen zes maanden na afloop van de periode waarin een eerste referendum is gehouden, aan Provinciale Staten een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze verordening in de praktijk.

Artikel 68

De bepalingen van de Kieswet en het Kiesbesluit zijn op de gang van zaken bij het referendum van overeenkomstige toepassing voor zover deze verordening daar niet zelf in heeft voorzien.

Artikel 69

De Referendumverordening voor de provincie Noord-Holland wordt ingetrokken.

Artikel 70

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 71

Deze verordening wordt aangehaald als: Referendumverordening Noord-Holland 2018.

Ondertekening

Haarlem, 23 april 2018

Provinciale Staten van Noord-Holland,

J.W. Remkes,

voorzitter.

K. Bolt,

statengriffier.