Regeling vervallen per 01-01-2024

Beleidsregel van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent geur Beleidsregel industriële geur Noord-Brabant 2018

Geldend van 16-12-2022 t/m 31-12-2023

Intitulé

Beleidsregel van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent geur Beleidsregel industriële geur Noord-Brabant 2018

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

Gelet op artikel 4.81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op hoofdstuk 2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten de aanvaardbare geurbelasting vast dienen te stellen bij het beschikken op aanvragen om een omgevingsvergunning voor een activiteit, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, dan wel bij het wijzigen van voorschriften, verbonden aan zodanige vergunning, of het stellen van maatwerkvoorschriften, bedoeld in artikel 2.7a, vierde lid, Activiteitenbesluit milieubeheer;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten daartoe Beleidsregel industriële geur Noord-Brabant op 12 april 2016 hebben vastgesteld;

Overwegende dat deze beleidsregel niet voorziet in een toereikend beoordelingskader voor mestbewerking binnen veehouderijen, zodat wijziging van deze beleidsregel gewenst is; Overwegende dat Gedeputeerde Staten het vanwege het grote aantal noodzakelijke wijzigingen het wenselijk achten een geheel nieuwe beleidsregel vast te stellen;

Besluiten vast te stellen de volgende beleidsregel:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

aangename geur: geur waarvan de geurconcentratie die behoort bij de hedonische waarde H = - 1 hoger is dan 10 ouE/m3 of waarvan een geurconcentratie kan worden bepaald die behoort bij de hedonische waarde H = +1;

aanvaardbare geurbelasting: door Gedeputeerde Staten in deze beleidsregel vastgestelde geurbelasting die nog aanvaardbaar is, tevens invulling van het begrip ‘aanvaardbaar hinderniveau’ als bedoeld in artikel 2.7a, vierde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer;

bestaande activiteit: activiteit waarvoor op het moment van aanvraag reeds een vergunning is verleend en die geen nieuwe activiteit betreft;

bestaande geurbelasting: geurbelasting als gevolg van de bestaande activiteiten;

betrouwbaarheidsinterval: tweezijdig 95% betrouwbaarheidsinterval conform NEN-EN 13725, uitgedrukt als factor, voor het geheel van alle bronnen van variatie bij geurconcentratiemetingen;

Europese geureenheid: eenheid voor geur als bedoeld in NEN-EN 13725 uitgedrukt in odour units (ouE);

geurbelasting: geurconcentratie in de omgeving, uitgedrukt in een percentielwaarde van het aantal Europese geureenheden per volume-eenheid;

geurbron: bron die stoffen naar de lucht emitteert die geurhinder kunnen veroorzaken;

geuremissie: representatieve uitstoot van geur, uitgedrukt in Europese geureenheden per tijdseenheid;

geurgevoelig object: woning, dan wel locatie waar mensen zich gedurende een groot gedeelte van de dag bevinden en waar blootstelling aan geur tot hinder kan leiden;

grenswaarde: waarde van de geurbelasting waarboven ernstige geurhinder wordt verwacht;

Handleiding geur: ‘Handleiding geur: bepalen van het aanvaardbaar hinderniveau van industrie en bedrijven (niet veehouderijen)’ van het Kenniscentrum InfoMil, zoals deze luidt ten tijde van het vaststellen van deze beleidsregel;

Handreiking Nieuw Nationaal Model Deel II: Handreiking voor het praktische gebruik van het Nieuw Nationaal Model (NNM) van het Kenniscentrum InfoMil.

hedonische waarde: maat voor de (on)aangenaamheid van een geur, uitgedrukt op een schaal van H = -4 (uiterst onaangenaam) tot H = +4 (uiterst aangenaam);

hedonisch gecorrigeerde geuremissie: geuremissie van een bron gedeeld door de hedonische weegfactor F;

hedonisch gewogen geurbelasting: geurbelasting op basis van hedonisch gecorrigeerde geuremissies van alle geurbronnen;

hedonische weegfactor F: verhouding tussen de geurconcentratie die behoort bij de hedonische waarde van H=–1 van een geurbron en de normwaarde van 1 ouE/m3;

mestbewerking: toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen;

nieuwe activiteit: activiteit, dan wel uitbreiding van een bestaande activiteit, waarvoor op het moment van aanvraag niet eerder vergunning is verleend;

NTA 9065: De Nederlands Technische Afspraak (NTA) 9065 'Luchtkwaliteit – Geurmetingen – Meten en rekenen geur' (versie 2012). Met NTA 9065 wordt gelijkgesteld een document dat NTA 9065 vervangt;

overschrijdingssituatie: situatie waarbij als gevolg van de activiteiten de richtwaarden van tabel 1, opgenomen in bijlage 1 bij deze beleidsregel, worden overschreden;

percentiel: tijdfractie van het jaar dat een bepaalde geurbelasting niet wordt overschreden;

richtwaarde: norm voor de hedonisch gewogen geurbelasting waarmee rekening gehouden wordt bij de beoordeling van aanvragen om vergunning;

saneringssituatie: situatie waarbij als gevolg van de bestaande activiteiten de grenswaarden van tabel 1, opgenomen in bijlage 1 bij deze beleidsregel, worden overschreden;

TLO: telefonisch leefsituatieonderzoek zoals beschreven in de NTA9065;

veehouderij: inrichting die tot een krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aangewezen categorie behoort en die is bestemd voor het fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren;

vergunning: omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1. Gedeputeerde Staten nemen deze beleidsregel als uitgangspunt bij:

    • a.

      besluitvorming op aanvragen om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    • b.

      bij het wijzigen van voorschriften, verbonden aan zodanige vergunning; of

    • c.

      bij het stellen van maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 2.7a, vierde lid, Activiteitenbesluit milieubeheer.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, hanteren Gedeputeerde Staten deze beleidsregel niet in geval van aanvragen met betrekking tot dierverblijven binnen veehouderijen. Op zodanige aanvragen is de Wet geurhinder en veehouderij van toepassing.

  • 3. Indien naar het oordeel van Gedeputeerde Staten een vervallen bijzondere regeling zoals genoemd in de Handleiding geur, of een naar hun oordeel gelijkwaardig document, beter toepasbaar is voor het vaststellen van de aanvaardbare geurbelasting vanwege een inrichting dan deze beleidsregel, betrekken zij bij de besluitvorming, bedoeld in het eerste lid, naast de vervallen bijzondere regeling dan wel het gelijkwaardig document, uitsluitend artikel 3, artikel 4, tweede lid, artikel 5, artikel 6, derde en vierde lid, en de artikelen 7 en 12.

Artikel 3 Omgevingscategorieën

Bij de toepassing van deze beleidsregel worden de volgende omgevingscategorieën gehanteerd:

  • a.

    de omgevingscategorie Wonen’, deze omvat de volgende geurgevoelige objecten: woningen, ziekenhuizen en sanatoria, bejaarden- en verpleeghuizen, woonwagenterreinen, asielzoekerscentra, dagverblijven en scholen, alsmede objecten die met bovengenoemde geurgevoelige objecten gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de functie van het object, de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daar aanwezig is en de omgeving van het object;

  • b.

    de omgevingscategorie ’Gemengd’, deze omvat de volgende geurgevoelige objecten: bedrijfswoningen, woningen in het landelijk gebied, verspreid liggende woningen, recreatiegebieden voor dagrecreatie, accommodaties voor verblijfsrecreatie, zelfstandige kantoren, winkels alsmede objecten die met bovengenoemde geurgevoelige objecten gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de functie van het object, de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daar aanwezig is en de omgeving van het object;

  • c.

    de omgevingscategorie ’Overig’, deze omvat geurgevoelige objecten die niet behoren tot de omgevingscategorieën, bedoeld onder a en b.

Artikel 4 Uitgangspunten voor beoordeling

  • 1. Gedeputeerde Staten gaan bij de beoordeling van de geurbelasting uit van de hedonisch gewogen geurbelasting.

  • 2. In de gevallen, bedoeld in artikel 2, derde lid, beoordelen Gedeputeerde Staten in ieder geval ook de geurbelasting, uitgedrukt in 98-percentielen en in 99,9-percentielen.

Artikel 5 Buiten behandeling laten van een aanvraag

  • 1. Gedeputeerde Staten nemen een aanvraag niet in behandeling indien:

    • a.

      in de aanvraag niet in voldoende mate de bij Gedeputeerde Staten bekende hindersignalen over de inrichting zijn betrokken;

    • b.

      in de aanvraag niet de geuremissie van alle afzonderlijke bronnen van de inrichting zijn betrokken;

    • c.

      in de aanvraag niet in voldoende mate wordt beschreven hoe uitvoering wordt gegeven aan het voorkomen van diffuse geuremissies, zijnde geuremissies anders dan de geuremissies van puntbronnen. lijnbronnen of oppervlaktebronnen als gedefinieerd in de Handreiking Nieuw Nationaal Model II van de inrichting.

  • 2. Het eerste lid, onder b, is ook van toepassing indien de geuremissie van een bron wordt getoetst conform andere wet- of regelgeving, tenzij alle bronnen van de inrichting gezamenlijk worden beoordeeld aan de hand van één toetsingskader, buiten deze beleidsregel, op een voor Gedeputeerde Staten aanvaardbare wijze.

Artikel 6 Eisen aan de berekening van de geurbelasting

  • 1. Gedeputeerde Staten hanteren bij het bepalen van de hedonische weegfactor F de lijst met hedonische waarden H = –1 opgenomen in bijlage 2 bij deze beleidsregel.

  • 2. Indien een activiteit of materiaal niet is opgenomen in bijlage 2, hanteren Gedeputeerde Staten een waarde die naar haar oordeel met de waarde H = -1 van een andere activiteit of materiaal, opgenomen in bijlage 2 bij deze beleidsregel gelijkgesteld kan worden.

  • 3. Niet eerder dan dat Gedeputeerde Staten tot het oordeel komen dat op basis van het eerste en tweede lid geen hedonische weegfactor F kan worden gehanteerd, kunnen Gedeputeerde Staten gebruik maken van andere documenten of meetonderzoeken.

  • 4. Indien de hedonische weegfactor F wordt bepaald op basis van documenten of meetonderzoeken als bedoeld in het derde lid, houden Gedeputeerde Staten rekening met de samenhang tussen die waarde en de waarden, opgenomen in bijlage 2 bij deze beleidsregel.

  • 5. Indien voor een emissie aan de hand van het eerste tot en met het vierde lid geen hedonische weegfactor F kan worden bepaald, wordt de hedonisch gecorrigeerde geuremissie berekend met de fictieve waarde F = 0,5.

  • 6. Indien de hedonische weegfactor F groter is dan 4, wordt de hedonisch gecorrigeerde geuremissie berekend met de fictieve waarde F = 4.

  • 7. Bij het bepalen van de hedonische weegfactor F wordt geen rekening gehouden met luchtemissie beperkende technieken of enige andere voorzieningen in de luchtstroom.

  • 8. Voor een bron waarvan de hedonisch gecorrigeerde geuremissie, dan wel de geuremissie niet is gebaseerd op ter plaatse uitgevoerde metingen of op naar het oordeel van Gedeputeerde Staten algemeen aanvaarde en toepasselijke kengetallen, wordt de emissie ten behoeve van de berekening van de geurbelasting van de aangevraagde activiteiten met een factor 2 verhoogd.

  • 9. Gedeputeerde Staten aanvaarden alleen resultaten van metingen die op zodanige wijze zijn uitgevoerd dat het betrouwbaarheidsinterval van die metingen geduid kan worden met een factor 2,0 of lager.

Artikel 7 Beoordeling van de aanvraag

  • 1. Indien een aanvraag om vergunning ziet op een geurbron die een aangename geur emitteert, kunnen Gedeputeerde Staten besluiten af te zien van een beoordeling op basis van de hedonisch gewogen geurbelasting.

  • 2. In geval van het eerste lid kunnen Gedeputeerde Staten besluiten de geurbelasting te beoordelen aan de hand van een beoordelingskader gebaseerd op:

    • a.

      de resultaten van een TLO;

    • b.

      de op 1 januari 2016 vervallen Bijzondere Regeling B9 ‘Geur en smaakstoffenindustrie’; of

    • c.

      enig ander naar het oordeel van Gedeputeerde Staten toereikend beoordelingskader.

  • 3. Bij het vaststellen van de aanvaardbare geurbelasting betrekken Gedeputeerde Staten ontvangen hindersignalen betreffende de inrichting.

  • 4. Gedeputeerde Staten gaan bij de beoordeling van de hedonisch gewogen geurbelasting, dan wel de geurbelasting, uitgedrukt in 99,9 percentielen, uit van:

    • a.

      de rekenresultaten op basis van de bedrijfssituatie die de hoogst mogelijke geurbelasting op de omgeving kan veroorzaken waarbij voor de emissie van alle bronnen in die bedrijfssituatie een bedrijfstijd van 8760 uren per jaar wordt aangehouden;

    • b.

      In afwijking van onderdeel a wordt, indien de emissie van een bron alleen plaatsvindt tussen 7:00 en 19:00 uur, een bedrijfstijd van 4380 uren per jaar aangehouden.

  • 5. De hedonisch gewogen geurbelasting, dan wel de geurbelasting, uitgedrukt in 99,9-percentielen, wordt berekend op basis van de bedrijfssituatie die de hoogst mogelijke geurbelasting op de omgeving kan veroorzaken.

Artikel 8 Richt- en grenswaarden

[vervallen]

Artikel 9 Vaststelling aanvaardbare geurbelasting bij de aanvraag van bestaande activiteiten

Indien de besluitvorming uitsluitend betrekking heeft op bestaande activiteiten, stellen Gedeputeerde Staten de aanvaardbare hedonisch gewogen geurbelasting vast op ten hoogste de bestaande hedonisch gewogen geurbelasting.

Artikel 10 Vaststelling aanvaardbare geurbelasting bij de aanvraag nieuwe activiteiten

  • 1. Indien een aanvraag voor een vergunning uitsluitend betrekking heeft op nieuwe activiteiten stellen Gedeputeerde Staten de aanvaardbare hedonisch gewogen geurbelasting vast op ten hoogste de richtwaarden opgenomen in tabel 2, van bijlage 1 bij deze beleidsregel.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kunnen Gedeputeerde Staten, indien toepassing van dat lid zou leiden tot het moeten verlangen van verdergaande maatregelen dan het toepassen van de beste beschikbare technieken, de aanvaardbare hedonisch gewogen geurbelasting gemotiveerd vaststellen op ten hoogste de grenswaarden opgenomen in tabel 2, van bijlage 1 bij deze beleidsregel.

  • 3. Indien de besluitvorming over een aanvraag om een vergunning betrekking heeft op nieuwe activiteiten, en er sprake is van reeds bestaande activiteiten, stellen Gedeputeerde Staten de aanvaardbare hedonisch gewogen geurbelasting van de bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk vast op ten hoogste de bestaande hedonisch gewogen geurbelasting.

  • 4. In gevallen als bedoeld in het derde lid, waarbij de bestaande geurbelasting lager is dan de richtwaarden opgenomen in tabel 2, van bijlage 1 bij deze beleidsregel, stellen Gedeputeerde Staten de aanvaardbare hedonisch gewogen geurbelasting, ten gevolge van bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk, vast op ten hoogste de richtwaarden opgenomen in tabel 2, van bijlage 1 bij deze beleidsregel.

  • 5. In afwijking van het derde en vierde lid kunnen Gedeputeerde Staten, indien toepassing van het derde en vierde lid zou leiden tot het verlangen van verdergaande maatregelen dan het toepassen van de beste beschikbare technieken, de aanvaardbare hedonisch gewogen geurbelasting ten gevolge van de bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk gemotiveerd vaststellen op ten hoogste de grenswaarden opgenomen in tabel 2, van bijlage 1 bij deze beleidsregel.

Artikel 11 Vaststelling aanvaardbare geurbelasting bij de aanvraag van bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk

  • 1. Indien een aanvraag voor een vergunning betrekking heeft op zowel bestaande als nieuwe activiteiten gezamenlijk, stellen Gedeputeerde Staten de aanvaardbare hedonisch gewogen geurbelasting ten gevolge van de bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk vast op ten hoogste de bestaande hedonisch gewogen geurbelasting.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kunnen Gedeputeerde Staten de aanvaardbare hedonisch gewogen geurbelasting ten gevolge van de bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk, vaststellen op ten hoogste de richtwaarden opgenomen in tabel 2, van bijlage 1 bij deze beleidsregel.

  • 3. In afwijking van het eerste en twee lid kunnen Gedeputeerde Staten, indien toepassing van het eerste lid en tweede lid zou leiden tot het verlangen van verdergaande maatregelen dan het toepassen van de beste beschikbare technieken, de aanvaardbare hedonisch gewogen geurbelasting ten gevolge van de bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk, gemotiveerd vaststellen op ten hoogste de grenswaarden opgenomen in tabel 2, van bijlage 1 bij deze beleidsregel.

Artikel 12 Voorschriften

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen vergunningvoorschriften, dan wel maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 2.7a, vierde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer, vaststellen. In deze voorschriften wordt voor iedere bron ten minste de toegelaten emissie opgenomen.

  • 2. Indien voor een bron, overeenkomstig artikel 6, achtste lid, een factor 2 hogere emissie is gehanteerd, leggen Gedeputeerde Staten in de voorschriften, bedoeld in het eerste lid, de toegelaten emissie vast zonder daarbij rekening te houden met deze factor 2.

  • 3. In geval van een saneringssituatie nemen Gedeputeerde Staten in vergunningvoorschriften, dan wel in de in het eerste lid bedoelde maatwerkvoorschriften, de eis op dat vergunninghouder, binnen een redelijke termijn en met inachtneming van wat is opgenomen in een saneringsplan dat bij de aanvraag is overgelegd, moet voldoen aan de grenswaarden opgenomen in tabel 1, van bijlage 1 bij deze beleidsregel.

  • 4. In geval van een overschrijdingssituatie nemen Gedeputeerde Staten in vergunningvoorschriften, dan wel in de in het eerste lid bedoelde maatwerkvoorschriften, de eis op dat vergunninghouder zich doorlopend door middel van een programmatische aanpak dient in te spannen, teneinde te voldoen aan de richtwaarden van tabel 1 van de bijlage.

Artikel 13 Mestbewerking

  • 1. Gedeputeerde Staten nemen bij de beoordeling van de geurbelasting van mestbewerking binnen een veehouderij met dierverblijven het tweede tot en met vierde lid in acht.

  • 2. Gedeputeerde Staten beoordelen de hedonisch gewogen geurbelasting van de mestbewerking conform het bepaalde in dit artikel en de geurbelasting van de dierverblijven conform het bepaalde in artikel 2, eerste lid, Wet geurhinder en veehouderij.

  • 3. Gedeputeerde Staten hanteren bij de beoordeling van de hedonisch gewogen geurbelasting van de mestbewerking, bij toepassing van de artikelen 9 tot en met 11, de helft van de toepasselijke richtwaarden en grenswaarden opgenomen in tabel 1 of 2 van bijlage 1 bij deze beleidsregel.

  • 4. Gedeputeerde Staten hanteren bij de beoordeling of sprake is van een overschrijdingssituatie, dan wel een saneringssituatie eveneens de helft van de toepasselijke richtwaarden en grenswaarden opgenomen in tabel 1 van bijlage 1 bij deze beleidsregel.

Artikel 14 Intrekking

De Beleidsregel industriële geur Noord-Brabant wordt ingetrokken.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 16 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel industriële geur Noord-Brabant 2018.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 17 april 2018

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter,

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris,

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Bijlage 1, behorende bij artikel 1 en 10 tot en met 13 van de Beleidsregel industriële geur Noord-Brabant 2018

Tabel 1:

98-percentiel

99,9-percentiel

Omgevings- categorie

Richtwaarde ouE(H)/m3

Grenswaarde ouE(H)/m3

Richtwaarde ouE(H)/m3

Grenswaarde ouE(H)/m3

Wonen

1,0

2,0

4

8

Gemengd

2,0

4,0

8

16

Overig

10

10

40

40

Tabel 2:

98-percentiel

99,9-percentiel

Omgevings- categorie

Richtwaarde ouE(H)/m3

Grenswaarde ouE(H)/m3

Richtwaarde ouE(H)/m3

Grenswaarde ouE(H)/m3

Wonen

0,5

1,0

2

4

Gemengd

1,0

2,0

4

8

Overig

10

10

40

40

Bijlage 2, behorende bij artikel 6 van de Beleidsregel industriële geur Noord-Brabant 2018

Activiteit/ Materiaal

H = -1 [ouE/m3]

Bron

Diervoeders

1,4

https://www.infomil.nl/onderwerpen/lucht-water/lucht/activiteiten/diervoederindustrie/

Bakkerijen

8,0

Voormalige bijzondere regeling B3 Grote Bakkerijen

Beschuit- en banketbakkerijen

5,0

Voormalige bijzondere regeling B3 Beschuit- en banketbakkerijen

Vleesverwerking

1,1

Voormalige bijzondere regeling B5 Vleesindustrie

Vet van dieren

1,1

Voormalige bijzondere regeling B5 Vleesindustrie

Vleeswaren bereiding (snacks)

1,9

Voormalige bijzondere regeling B5 Vleesindustrie

Koffiebranden

7,0

Voormalige bijzondere regeling B7 Koffiebranderijen

Geur- en smaakstoffen

7,0

Voormalige bijzondere regeling B9 Geur en smaakstoffenindustrie

Bierbrouwen

3,0

Voormalige bijzondere regeling B10 Bierbrouwerijen

Asfaltproductie zonder bitumen

2,0

Voormalige bijzondere regeling C5 Asfaltmenginstallaties

Asfaltproductie met bitumen

1,2

“Geuronderzoek en ventilatievoud bij APN” BL2011.5494.01-V01 d.d. 15 juni 2011

Groencompostering

3,0

Voormalige bijzondere regeling G2 Compostering van groenafval

Water zuiveringsinstallatie

1,0

Voormalige bijzondere regeling G3 Rioolwaterzuiveringsinstallaties

Groente-, fruit- en tuinafval (GFT)

3,0

Voormalige bijzondere regeling G4 GFT-compostering

Brijvoer, productie bij veehouderij

1,6

"Geurmetingen brijvoerinstallatie", AH405-1/schj16/001d.d. 8 november 2004 iov provincie Gelderland,

Maisdrogen

1,7

"Geuronderzoek Loon- en mestdistributiebedrijf W. Arts bv" ARTS03A2 d.d. juli 2003

Groenvoerdrogen, geen mais

1,4

Artikel "Hoeveel geureenheden kun je ruiken in het veld?" Keesjan Valk en René Jansen, tijdschrift Lucht nummer 2, juni 2000

Afval, agrarisch

1,1

"Geuronderzoek VAL te Haarsteeg t.b.v. revisievergunning" WEMA10E2 d.d. juli 2010

Percolaat

1,3

"Inspectie van de emissie naar lucht bij Reiling te Sterksel" 2009-0245-L-T d.d. 24 november 2009

Snoeihout

3,0

"Van Doorn Recycling Soest b.v. Aanvullend geuronderzoek ten behoeve van de aanvraag milieuvergunning" SOS17-5/dijc/007 d.d. 5 november 2003

Gras

1,8

"Van Doorn Recycling Soest b.v. Aanvullend geuronderzoek ten behoeve van de aanvraag milieuvergunning" SOS17-5/dijc/007 d.d. 5 november 2003

Bermmaaisel

1,8

"Van Doorn Recycling Soest b.v. Aanvullend geuronderzoek ten behoeve van de aanvraag milieuvergunning" SOS17-5/dijc/007 d.d. 5 november 2003

Houtsnippers

2,9

"Geuremissiemetingen bij OOC T2 te Oss" OOCT18A3 d.d. maart 2018

Afval, huishoudelijk

1,4

"Geuronderzoek Baetsen Recycling BV" MILO17A1 d.d. juni 2017

Mest, varkens

2,2

"Onderzoek naar de geuremissie bij (gebruik van) vergiste mest en onvergiste mest" 2021-02-22-03-004 d.d. september 2003

Mest, melkvee

2,2

"Onderzoek naar de geuremissie bij (gebruik van) vergiste mest en onvergiste mest" 2021-02-22-03-004 d.d. september 2003

Chemische lucht

1,3

Atlas Geurhinder Beta, persoonlijk werkdocument Theo Buijs d.d. 12 april 2005

IJzergieterij

1,2

"Geuronderzoek Rademakers Gieterij BV te Klazienaveen" RADE08A4 d.d. oktober 2009

Metaallakkerij

1,1

"Geuronderzoek Rademakers Gieterij BV te Klazienaveen" RADE08A4 d.d. oktober 2009

Mest, kippen

1,9

Brief Olfasense met kenmerk 20200717SCMR d.d. 17 juli 2020

Visrokerij

1,6

"Geuronderzoek visrokerij DilVis Akersloot De Skulper BNVB15A4 d.d. november 2015

Slib

1,4

"Stankoverlast en -bestrijding bij de verlading van ontwaterd slib" ISBN 90-5773-242-22 (Stowa 2004-09) d.d. 2004

Houtverbranding

2,6

"Inspectie van de geuremissie bij Meubitrend te Oss" 2009-0047-L-V d.d. 20 mei 2009

Mestvergisting

1,4

"Geur- en luchtkwaliteitonderzoek Clean Minerals Bio Energy B.V. te Esbeek" CMBE09A3 d.d. maart 2010

Kadavers

0,9

"Geuronderzoek Rendac Son, voorjaar 2008" RENS08A2 d.d. juni 2008

Vet uit putten, niet van dieren

1,8

Brief Witteveen+Bos met referentie Dnt120.1 d.d. 15 mei 2000

Gist

1,5

"Geurmeting aan het sproeidrogen van een gistproduct" SCBO16B1 d.d. mei 2016

Kip, verse slachtresten

2,6

"Geuronderzoek bij Keizersberg Elsendorp & Milheeze" BL2013.6846.01-V03 d.d. 30 januari 2014

Vis, verse slachtresten

2,6

"Geuronderzoek bij Keizersberg Elsendorp & Milheeze" BL2013.6846.01-V03 d.d. 30 januari 2014

Ui

1,9

"Geuronderzoek TOP Onions BV te 's-Gravenpolder" TOPG10A5 d.d. maart 2011

Drukkerij

1,0

Atlas Geurhinder Beta, persoonlijk werkdocument Theo Buijs d.d. 12 april 2005

Chemische fabriek

1,3

Artikel "Hoeveel geureenheden kun je ruiken in het veld?" Keesjan Valk en René Jansen, tijdschrift Lucht nummer 2, juni 2000

Bagger

1,4

Atlas Geurhinder Beta, persoonlijk werkdocument Theo Buijs d.d. 12 april 2005

Olie/stookolie

2,0

"Geuremissiemetingen bij OOC T2 te Oss" OOCT18A3 d.d. maart 2018

Tabak

1,2

“Geuronderzoek British American Tobacco Niemeyer te Groningen" BATN14A1 d.d. december 2015