Regeling vervallen per 01-01-2023

Financiële verordening 2018

Geldend van 24-12-2019 t/m 31-12-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2019

Intitulé

Financiële verordening 2018

De raad van de gemeente Zandvoort:

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van

gelet op de overwegingen van de commissie Bestuur en Middelen van;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet

besluit de volgende verordening, inclusief toelichting, vast te stellen:

FINANCIËLE VERORDENING

1 DE VERORDENING

1.1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Aankoopprijs/ verwervingskosten: het bedrag waarvoor de onroerende zaak is aangeschaft plus eventuele bijkomende kosten die specifiek verband houden met de koop (acquisitie, onderzoek, taxatie etc.)

  • b.

    Administratie: Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Zandvoort en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • c.

    Beleidsveld: Thema van een programma, bestaande uit een samenstel van samenhangende producten of een enkel product.

  • d.

    Boekwaarde complex: Aankoopprijs plus kosten van tijdelijk beheer, rente en verbeteringen (bouw- en woonrijp maken).

  • e.

    Boekwaarde object: Aankoopprijs plus levensduur verlengende investeringen minus afschrijvingen.

  • f.

    Financieringsfunctie: Alle activiteiten die zich richten op het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht op de financiële stromen, de financiële posities, het verwerven van financiële middelen en de hieraan verbonden risico’s.

  • g.

    Grondexploitatie: Het proces van productie en uitgifte van bouw- en woonrijpe grond dat gebaseerd is op een referentiekader en een verbonden geheel vormt (vanuit een stedenbouwkundige visie, vanuit hetzelfde bestemmingsplan en vanuit geografische ligging). De grondexploitatiebegroting bevat een meerjarige opstelling van de geraamde kosten en opbrengsten die samenhangen met de productie en die, op basis van een eenduidig prijspeil, worden doorgerekend naar een eindresultaat (complex).

  • h.

    In exploitatie genomen grond (IEGG): Bouwgrond waarvan een exploitatie is gestart

  • i.

    Marktwaarde: De op een bepaald moment gangbare prijs van grond in het economisch verkeer. Voor gebouwen, waar de staat van onderhoud mede bepalend is, wordt de marktwaarde op basis van een taxatie bepaald.

  • j.

    Kasgeldlimiet: Een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

  • k.

    Renterisiconorm: Een bedrag ter grootte van een percentage van het begrotingstotaal van de gemeente bij aanvang van het jaar.

  • l.

    Uitgiftewaarde: De waarde van de bouwrijpe grond conform de nota Grondprijzen

  • m.

    Referentiekader: Een beschrijving van de hoofdlijnen van de ruimtelijke inrichting van een plangebied, met uitwerkingen/schetsen van de hoofdstructuur voor wegen-, water- en groenvoorzieningen, de stedenbouwkundige opzet, het programma en het kwaliteitsniveau. De grondexploitatie geeft de financiële uitwerking van het referentiekader

  • n.

    Verzamelexploitatie: Een groep grondexploitaties (complexen) die uit oogpunt van een stedenbouwkundige visie, hetzelfde bestemmingsplan en dezelfde geografische ligging een verbonden geheel vormt.

  • o.

    Voorjaarsnota: Hierin worden onder andere de kaders vastgesteld waar aan de hand van de uiteindelijke begroting wordt opgesteld en is de 1e tussentijdse rapportage aan het bestuur van het desbetreffende jaar.

  • p.

    Najaarsnota: 2e tussentijdse rapportage van het desbetreffende jaar aan het bestuur waarin met name de financiële afwijkingen van budgetten en kredieten worden gerapporteerd.

1.2 BEGROTING EN VERANTWOORDING

Artikel 2. Programma indeling

  • 1. De raad stelt de programma indeling vast, alsmede een onderverdeling van ieder programma naar beleidsvelden (thema’s).

  • 2. De raad stelt op voorstel van het college per programma en per beleidsveld (thema) ten minste de verplichte beleidsindicatoren en relevante effect- en prestatie indicatoren vast, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording gemeenten voor het meten en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke realisatie van maatschappelijke effecten, doelen en prestaties.

  • 3. De raad stelt op voorstel van het college vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen in de begroting en rekening kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting en bij de jaarstukken wordt een overzicht gegeven van de baten en lasten naar programma's en beleidsvelden (thema’s ) en de algemene dekkingsmiddelen.

  • 2. In de begroting wordt van alle voorgenomen investeringen het benodigde jaarbedrag voor het begrotingsjaar opgenomen.

  • 3. In de jaarrekening wordt de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de te verwachten uitgaven weergegeven.

In de oude verordening was opgenomen dat er inzicht moet worden gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie. Dit is nu niet meer opgenomen omdat dit onderdeel is van de wettelijke voorschriften (BBV).

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1. Het college biedt voor 15 juni aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota voor 15 juli vast.

In de oude verordening is opgenomen dat de nota voor 30 juni moet worden vastgesteld. Daarnaast is het moment van aanbieding aan de raad toegevoegd.

  • 2. In de begroting wordt een post onvoorzien opgenomen.

  • 3. Het college informeert de raad bij de Voorjaarsnota over de financiële meerjarenprognose van de gemeentelijke investeringen en de gevolgen voor de (meerjaren)begroting. Definitieve vaststelling van de voorgenomen investeringen vindt plaats op de wijze zoals is voorzien in artikel 5, tweede lid.

Lid 3 is toegevoegd omdat verduidelijking noodzakelijk was.

Artikel 5. Autorisatie van begroting, begrotingswijzigingen en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma.

  • 2. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de investeringen van het desbetreffende begrotingsjaar die in de Voorjaarsnota zijn voorgesteld. Het benodigde kapitaallastenbudget voortvloeiend uit de nog vast te stellen investeringen wordt in de begroting geraamd.

  • 3. Investeringen die in het vastgestelde investeringsplan zoals opgenomen in de Voorjaarsnota zijn opgenomen, maar waarvan is aangegeven dat de raad daarvoor een afzonderlijk besluit zal worden aangeboden worden later geautoriseerd op basis van een afzonderlijk raadsbesluit.

  • 4. Het college informeert de raad vooraf als verwacht wordt dat de geautoriseerde baten of lasten op programmaniveau dreigen te worden overschreden met minimaal € 25.000 in de eerstvolgende tussenrapportage of via een afzonderlijk voorstel aan de raad. Het college voegt hierbij een voorstel voor wijziging van de begroting of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • 5. Het college informeert de raad vooraf als een investeringskrediet met minimaal 5% van het krediet, met een minimum van € 25.000, dreigt te worden overschreden in de eerstvolgende tussenrapportage of via een afzonderlijk voorstel aan de raad. De raad wordt altijd geïnformeerd als een overschrijding van € 50.000 of meer wordt voorzien, ook al is dit minder dan 5% van het investeringskrediet. Het college voegt hierbij een voorstel voor wijziging van het krediet en de (meerjaren)begroting of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

Ten opzichte van de oude verordening is een minimumbedrag voor het rapporteren van een kredietoverschrijding toegevoegd.

  • 6. Het college is bevoegd zonder voorafgaande kennisgeving aan of bespreking met de raad tot het afsluiten van meerjarige contracten (met financiële verplichtingen tot gevolg hebbend) indien de meerjarige lasten zijn voorzien in de meerjarenbegroting.

Dit lid is toegevoegd ten opzichte van de voorgaande verordening

  • 7. Nieuwe bestedingsvoorstellen en investeringen die nog niet zijn geautoriseerd worden behandeld bij de integrale financiële afwegingsmomenten zoals de Voorjaarsnota, begroting en Najaarsnota. Bij nieuwe investeringen, die niet opgenomen zijn in het investeringsplan, groter dan €500.000, informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

De aanvulling op de vorige verordening betreft het moment van integrale afweging voor het autoriseren van nieuwe voorstellen.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad gedurende het jaar door middel van 2 tussentijdse rapportages over de verwachte realisatie van de begroting over het hele jaar.

In de oude verordening is opgenomen dat er gerapporteerd wordt over de eerste 3 en de eerste 9 maanden van het lopende boekjaar. Dit is achterwege gelaten. Relevant is dat er 2 maal tussentijds aan de raad wordt gerapporteerd.

  • 2. De tussentijdse rapportages bevatten een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en lasten per programma en beleidsveld/thema;

    • b.

      de algemene dekkingsmiddelen;

    • c.

      een overzicht van de overhead en de geraamde vennootschapsbelasting

    • d.

      het resultaat voor bestemming volgend uit de onderdelen a en b;

    • e.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • f.

      het resultaat na bestemming (volgend uit de onderdelen c en d);

    • g.

      het verloop overzicht van de uitvoering van verleende kredieten.

  • 3. De tussentijdse rapportage (Voorjaarsnota) die voor de begrotingsbehandeling wordt uitgebracht, bevat tevens een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

Is toegevoegd om de raad beter in positie te brengen

  • 4. In elk geval bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad doet het college voorstellen voor wijziging van de geautoriseerde budgetten (op programmaniveau) en investeringskredieten en bijstelling van het beleid.

Is toegevoegd om de raad beter in positie te brengen

  • 5. In de tussenrapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van baten en lasten van thema’s in de begroting kleiner dan € 10.000 niet toegelicht.

Het bedrag is opgehoogd tot € 10.000.

In de oude verordening is onder artikel 7 het EMU-saldo opgenomen. Dit is een wettelijke verplichting en daarom niet meer in deze verordening opgenomen.

Artikel 7. Informatieplicht

Het college besluit niet eerder over zaken met ingrijpende gevolgen voor de gemeente zoals:

  • a.

    de aan- en verkoop van onroerende goederen groter dan € 250.000;

  • b.

    omvangrijke, meerjarige verplichtingen met aanmerkelijke risico’s;

  • c.

    overige bijzondere contracten en bijzondere aanbestedingen;

  • d.

    projecten: startnotities, intentie- realisatie- en samenwerkingsovereenkomsten;

  • e.

    overeenkomsten met andere overheden;

  • f.

    wijziging van de algemene voorwaarden Vastgoed (AVV), indien er sprake is van gewijzigde beleidsinzichten;

  • g.

    de bijstelling van doelstellingen uit een beleidsprogramma,

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Is toegevoegd om de raad beter in positie te brengen

1.3 FINANCIEEL BELEID

Artikel 8. Waardering en afschrijving vaste activa

Het college stelt periodiek nadere regels vast betreffende de waardering en afschrijving van activa en legt deze ter vaststelling aan de raad voor.

Dit artikel is in de oude verordening nader uitgewerkt. Dit kan nu achterwege worden gelaten omdat deze artikelen zijn opgenomen in een nieuwe nota Activabeleid.

Artikel 9. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1. Voor openstaande vorderingen inzake belastingen en retributies wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling 100% wordt van de openstaande debiteuren wordt voorzien, indien de posten voldoen aan de volgende criteria: Ouder dan 5 jaar, erven, faillissementen en (W)SNP en bezwaren/beroepen (>€1.000) waarvan het niet zeker is of deze aanslagen gehandhaafd worden.

  • 2. Voor openstaande vorderingen debiteuren sociale zaken (bijstandsverstrekking) wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid, met uitzondering van individuele vorderingen groter dan € 25.000, op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen. Krediethypotheken worden niet voorzien.

  • 3. Voor de niet in het eerste en tweede lid genoemde vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid statisch bepaald op basis van de ouderdom en de volwaardigheid van de openstaande vordering, gebruik makend van het historische percentage voor oninbaarheid. Voor vorderingen groter dan € 25.000 vindt een individuele beoordeling op inbaarheid plaats.

Artikel 10. Reserves en voorzieningen

Het college biedt de raad periodiek een nota Reserves en Voorzieningen aan. De raad stelt de nota vast. De nota behandelt de vorming en besteding van reserves en voorzieningen.

Artikel 11. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2. Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 4. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 5. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen wordt een omslag methode gehanteerd. De kosten van overhead worden volledig omgeslagen naar rato van de personele kosten (inclusief inhuur) van het product. Dit wordt voor alle rechten uniform toegepast.

  • 6. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa wordt jaarlijks met de voorjaarsnota vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten en het rentepercentage van de rentevergoeding over de reserves en de voorzieningen zoals bepaald overeenkomstig het achtste en negende lid. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een kwart procent afgerond.

  • 7. Het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen in de omslagrente voor de kostprijsberekening, wordt jaarlijks met de voorjaarsnota vastgesteld. De hoogte van het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen wordt bepaald aan de hand van de bij de begroting geraamde rentekosten als percentage van de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen wordt op een kwart procent afgerond.

  • 8. In afwijking van het zesde lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.

  • 9. In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.

  • 10. Aan investeringsprojecten worden geen overhead kosten toegerekend

In de oude verordening zijn onder artikel 12 de prijzen van economischer activiteiten opgenomen. Dit is in deze verordening niet meer opgenomen vanwege hogere wet- en regelgeving.

Artikel 12. Kaders belastingen en rechten, huren en pachten

  • 1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven van belastingen en rechten die door de raad worden vastgesteld.

Artikel 13. Financieringsfunctie

  • 1. Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s. Valutarisico’s worden uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken aan te gaan of te garanderen in euro’s;

    • c.

      het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van een voldoende rendement op uitzettingen;

    • d.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2. Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd, waarvan de keuze schriftelijk gemotiveerd wordt vastgelegd en

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 3. Het college informeert de raad vooraf als:

    • a.

      het kasgeldlimiet voor het derde achtereenvolgende kwartaal wordt overschreden en legt een plan voor om binnen de kasgeldlimiet te blijven;

    • b.

      de wettelijke renterisiconorm wordt overschreden.

  • 4. Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het publieke belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

  • 5. De gemeente verstrekt geen leningen of garanties aan derden vanwege haar “publieke taak” behoudens de garantieverleningen op grond van de Wet Sociale Woningbouw. Bij uitzondering, ingeval sprake is van een zeer zwaarwegend belang van de gemeente, kan de raad hiertoe besluiten. Hierbij wordt de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij meegewogen.

Dit artikel is nader uitgewerkt ten opzichte van de oude verordening.

Het onderdeel PARAGRAFEN is niet meer opgenomen in de financiële verordening. De nadere regels hieromtrent zijn opgenomen in de BBV. Er worden geen uitzondering op deze regels voorgesteld.

1.4 GROND- EN GEBOUWENEXPLOITATIES

Grondexploitaties:

Artikel 14. Inbreng en overdracht

  • 1. Wanneer de inbreng in een grondexploitatie binnen een jaar na eigendomsverkrijging door de gemeente plaatsvindt, geschiedt dit tegen verwervingskosten. Een inbreng op een later tijdstip geschiedt tegen boekwaarde.

  • 2. Gronden die vanuit een grondexploitatie in erfpacht worden uitgegeven worden op het tijdstip van uitgifte tegen de uitgiftewaarde overgebracht naar de erfpachtadministratie. Er dient wel sprake te zijn van een bewerking van de uitgegeven grond na inbreng in de grondexploitatie.

Artikel 15. Grondexploitaties

In artikel 15, 16, 17 en 18 zijn de regels uit de oude verordening verder uitgewerkt.

  • 1. Voordat gronden in exploitatie worden genomen, wordt een grondexploitatie opgesteld. De grondexploitatie wordt vastgesteld en geopend door de raad.

  • 2. De grondexploitatie bevat tenminste een opstelling van:

    • a.

      een planologische kaart van het te exploiteren grondgebied met plangrenzen;

    • b.

      een beschrijving van het te ontwikkelen programma en de uit te voeren werken;

    • c.

      een uitvoeringsplanning en een vooraf gedefinieerde looptijd;

    • d.

      een risico analyse;

    • e.

      de (geraamde) ontwikkelingskosten voor vervaardiging van bouwrijpe grond, inclusief een eventuele bijdrage aan bovenwijkse voorzieningen. De kostensoorten die hier geactiveerd mogen worden zijn aangegeven in de kostensoortenlijst conform artikel 6.2.3, 6.2.4 en 6.2.5 van het Besluit Ruimtelijke Ordening;

    • f.

      de (geraamde) opbrengsten van de in exploitatie te nemen gronden, gebaseerd op de jaarlijks vast te stellen nota Grondprijzen, en overige inkomsten waaronder subsidies en/of bijdragen van derden; de resultaten van tijdelijk beheer, inclusief rente over het geïnvesteerd vermogen/de boekwaarde;

    • g.

      de resultaten van tijdelijk beheer, inclusief rente over het geïnvesteerde vermogen/de boekwaarde;

    • h.

      het eindresultaat van de exploitatie op eindwaarde en contante waarde per boekjaar.

  • 3. Jaarlijks wordt per grondexploitatie en voor het geheel van exploitaties een geactualiseerd meerjarenperspectief (MPG) opgesteld gebaseerd op actuele parameters voor kosten-en opbrengstenstijging en wordt deze ter vaststelling voorgelegd aan de raad bij de Voorjaarsnota. Hierbij dienen per grondexploitatie minimaal de volgende zaken te worden behandeld:

    • a.

      de herziene onderdelen zoals vermeld in lid 2 van dit artikel, respectievelijk een eenduidige verwijzing naar een eerdere vaststelling als onderdelen niet zijn gewijzigd;

    • b.

      de gerealiseerde kosten en opbrengsten tot aan de herziening en de oude versus de nieuwe prognoses;

    • c.

      een analyse van de verschillen ten opzichte van de laatst vastgestelde grondexploitatie.

  • 4. Een grondexploitatie wordt daarnaast herzien door een besluit van de raad. Een herzieningsbesluit van een grondexploitatie is nodig in het geval dat:

    • a.

      de kosten en/of opbrengsten meer dan 10% afwijken van de laatst vastgestelde grondexploitatie en de afwijking groter is dan € 100.000;

    • b.

      het programma substantieel afwijkt van het laatste bestuurlijk vastgestelde programma;

    • c.

      het saldo op de contante waarde meer dan € 100.000 afwijkt van de laatst vastgestelde grondexploitatie.

    • d.

      het referentiekader moet worden aangepast.

  • 5. De uitgaven binnen een door de raad bij de MPG vastgestelde grondexploitaties worden, voor het komende begrotingsjaar, geautoriseerd bij het vaststellen van de jaarbegroting.

  • 6. Een complex of deelcomplex wordt, bij raadsbesluit, geliquideerd wanneer (nagenoeg) alle tot het complex behorende gronden hun eindbestemming hebben bereikt, juridisch en economisch zijn geleverd en er geen uitgaven of inkomsten meer te verwachten zijn.

  • 7. Aan grondexploitaties kan overhead worden toegerekend (BBV 63 lid 3). Zandvoort kiest er voor om geen overhead toe te rekenen aan grondexploitaties

Artikel 16. Waardering en marktwaarde

  • 1. De balanswaardering van de grondexploitaties komt overeen met het geïnvesteerde vermogen per balansdatum.

  • 2. Bij verkoop, uitneming, uitgifte in erfpacht of verhuur van grond geldt als uitgangspunt dat dit plaatsvindt tegen marktwaarde, zoals vastgesteld in de nota Grondprijzen, tenzij sprake is van grond met een bestemming openbaar areaal. Wanneer er sprake is van een interne verschuiving binnen de gemeentelijke administratie waarbij waardering plaatsvindt tegen historische kostprijs is hierop een uitzondering.

  • 3. Alle gronden worden, tenzij hierover door de raad anders wordt besloten, minimaal kostendekkend geëxploiteerd.

Artikel 17. Resultaatbepaling en reservering

  • 1. Jaarlijks wordt op basis van de nieuw berekende contante waarde van een grondexploitatie, een aangepaste grondexploitatie vastgesteld.

  • 2. Op basis van risicoanalyses behorende bij de grondexploitaties wordt een benodigde weerstandscapaciteit bepaald.

  • 3. Bij liquidatie van een complex wordt het saldo verrekend met de reserve Strategische Investeringsagenda (SIA) gebracht.

  • 4. Bij liquidatie van een complex dat onderdeel is van een verevening binnen een verzamelexploitatie wordt geen resultaat genomen, deze blijft onderdeel van de verzamelexploitatie.

  • 5. Tussentijdse winstneming uit een complex via de ‘percentage of completion’ methode is geoorloofd en verplicht, mits aan de volgende criteria wordt voldaan:

    • a.

      Het resultaat op de grondexploitatie kan betrouwbaar worden ingeschat: én

    • b.

      de grond (of het deelperceel) moet zijn verkocht; én

    • c.

      de kosten zijn gerealiseerd (winst wordt naar rato van de realisatie genomen).

Gebouwenexploitaties:

Artikel 18. Resultaatbepaling en reservering

  • 1. Bij verkoop en uitgifte in erfpacht van gebouwen geldt als uitgangspunt dat dit plaatsvindt tegen marktwaarde,

  • 2. Resultaten op de boekwaarde bij verkoop, of uitgifte van gebouwen, worden, na aftrek van de verkoopkosten, ten laste (verliezen) van of ten gunste (winsten) van de reserve Strategische Investeringsagenda (SIA) gebracht.

  • 3. Resultaten als gevolg van duurzame waardevermindering van vastgoed worden ten laste van de reserve Strategische Investeringsagenda gebracht. Van duurzame waardevermindering is sprake als de directe opbrengstwaarde lager is dan de boekwaarde, bij vastgoed:

    • dat geen maatschappelijke functie heeft of;

    • waarbij er geen intentie is om deze duurzaam te exploiteren.

1.5 FINANCIËLE ORGANISATIE EN FINANCIEEL BEHEER

Artikel 19. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking dat zij dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afzonderlijke afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie;

  • g.

    de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 20. Financiële organisatie

  • 1. Het college zorgt voor en legt vast:

    • a.

      in een Organisatiebesluit: een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan organisatieonderdelen, alsmede een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

    • b.

      in een Delegatie-en mandateringsbesluit: onder meer de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

    • c.

      in een richtlijn Kostenverdeelsystematiek: de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productraming en de productrealisatie;

    • d.

      in een Budgethouderregeling: de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van door het college aangewezen medewerkers, om binnen de hun, via de begroting en kredieten, gegeven machtiging overeenkomsten aan te gaan tot levering van goederen, aanneming van werk en/of verlening van diensten aan en/of door de gemeente Haarlem;

  • 2. Het Organisatiebesluit, de richtlijn Kostenverdeelsystematiek en de Budgethouderregeling worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden. Het Delegatie- en mandateringsbesluit wordt, wat de bevoegdheden van de raad betreft, door de raad vastgesteld.

Artikel 21. Interne controle

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheers handelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de vier jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

1.6 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 22. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Financiële verordening 212 /2015 Gemeente Zandvoort, vastgesteld op 3 maart 2015 wordt ingetrokken met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Het Treasury Statuut 2015, vastgesteld in 2015, wordt ingetrokken. De bepalingen in het Treasury Statuut zijn ofwel overgenomen in de financiële verordening of staan reeds in het (vernieuwde) BBV.

Artikel 23. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De verordening in werking te laten treden na vaststelling door de raad per 1 januari 2018;

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Zandvoort 2018.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 19 december 2017

De griffier,

De voorzitter,