Subsidieregeling transitie landbouw Noord-Brabant

Geldend van 18-01-2024 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling transitie landbouw Noord-Brabant

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 10 oktober 2017 het Uitvoeringsprogramma ondersteunende maatregelen transitie Veehouderij hebben vastgesteld; dat dit programma is gericht op een verdere ontwikkeling van de veehouderij naar een duurzame en rendabele sector;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten bij de uitvoering van dit programma streven naar een financieel gezonde en vitale sector die op rechtmatige wijze het hoofd weet te bieden aan de uitdagingen die er liggen op het terrein van milieu, volksgezondheid en dierenwelzijn;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten daartoe een nieuwe aanbouwregeling veehouderijen wensen vast te stellen, waarin diverse paragrafen met stimuleringsmogelijkheden zullen worden opgenomen om bovenstaand doel te bereiken;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten met de paragraaf Validatiemeting innovatieve stalsystemen willen bereiken dat stalsystemen die op integrale wijze en via aanpak bij de bron bijdragen aan de doelstellingen van de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant, op versnelde wijze in gebruik kunnen worden genomen;

Overwegende dat de kosten van validatiemetingen van stalsystemen een zeer hoge investering vergen en Gedeputeerde Staten zich derhalve willen richten op het gedeeltelijk vergoeden van die kosten;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op deze paragraaf, hoofdstuk 1 en artikel 49 van Verordening 651/2014 van de Europese Commissie (PBEU 2014 L187/1) van toepassing willen verklaren.

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

§ 1 Validatiemeting innovatieve stalsystemen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    aanpak aan de bron: techniek waarbij emissiereductie aan de bron wordt gerealiseerd en voorkomen wordt dat emissies in de stallucht terecht komen;

  • b.

    algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening 651/2014 van de Europese Commissie van 17 juni 2014 (PBEU 2014 L187/1)

  • c.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • d.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • e.

    innovatieve stalsystemen: stalsystemen die emissie van ammoniak, en afhankelijk van de diercategorie tevens die van geur, en fijnstof integraal en aan de bron reduceren en daarmee voldoen aan de normen in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

  • f.

    kleine en middelgrote ondernemingen: ondernemingen die aan de criteria voldoen van de Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro ondernemingen (PB EU 2003 L124);

  • g.

    meetprotocol: protocol voor meting van ammoniakemissies uit huisvestingssystemen in de veehouderij 2013a;

  • h.

    RVO: Rijksdienst voor Ondernemend Nederland;

  • i.

    toegelaten emissiefactor: emissie die voor een bepaald stalsysteem van overheidswege is vastgesteld en die is neergelegd in de Regeling ammoniak en veehouderij, de Emissiefactoren fijnstof voor veehouderij en de Regeling geurhinder en veehouderij;

  • j.

    validatiemeting: emissiemeting benodigd om een emissiefactor te verkrijgen als bedoeld in de Regeling ammoniak en veehouderij, de Fijnstofregeling innovatieve stal of techniek en de Regeling geurhinder en veehouderij;

  • k.

    veraprotocol: test protocol for livestock housing and management systems.

Artikel 1.2 Doelgroep

  • 1. Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      rechtspersonen;

    • b.

      natuurlijke personen;

    • c.

      een samenwerkingsverband van:

      • 1°.

        rechtspersonen;

      • 2°.

        natuurlijke personen;

      • 3°.

        rechtspersonen en natuurlijke personen.

  • 2. Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 1.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie wordt verstrekt voor het uitvoeren van validatiemetingen ten behoeve van het verkrijgen van definitieve emissiefactoren voor innovatieve stalsystemen voor de volgende diercategorieën:

  • a.

    melkrundvee;

  • b.

    vleesrunderen;

  • c.

    varkens;

  • d.

    geiten;

  • e.

    pluimvee.

Artikel 1.5 Weigeringsgronden

  • 1. Subsidie wordt geweigerd indien:

    • a.

      reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project, waardoor het stimulerend effect als bedoeld in artikel 6, tweede lid van de algemene groepsvrijstellingsverordening ontbreekt;

    • b.

      de totale projectkosten minder bedragen dan € 5.000;

    • c.

      voor hetzelfde project reeds subsidie is verstrekt op grond van deze of een andere provinciale subsidieregeling;

    • d.

      ten aanzien van aanvrager een bevel tot terugvordering als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, uitstaat;

    • e.

      de aanvrager een onderneming in moeilijkheden als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, is;

  • 2. Subsidie kan worden geweigerd indien de aanvrager in de afgelopen vijf jaar strafrechtelijk is veroordeeld, een strafbeschikking heeft gekregen, met het Openbaar Ministerie een schikking is aangegaan, strafrechtelijk, bestuurlijk of fiscaalrechtelijk is beboet, dan wel in het kader van een bestuursrechtelijk handhavingstraject een last onder dwangsom of bestuursdwang opgelegd heeft gekregen, wegens het overtreden van bij of krachtens natuur- en milieuregelgeving vastgestelde voorschriften, waaronder die op grond van de Waterwet, de Wet milieubeheer, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Meststoffenwet, de Wet bodembescherming en de Wet natuurbescherming, indien aard, ernst of duur van de overtreding en het tijdsverloop sinds die overtreding daartoe aanleiding geven.

  • 3. Onder aanvrager wordt in dit artikel mede verstaan: een deelnemer aan het samenwerkingsverband dat de subsidie aanvraagt.

Artikel 1.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de validatiemetingen worden uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

    het project heeft betrekking op een of meer van de volgende diercategorieën:

    • 1°.

      melkrundvee;

    • 2°.

      vleesrunderen;

    • 3°.

      varkens;

    • 4°.

      geiten; of

    • 5°.

      pluimvee;

  • c.

    het project heeft betrekking op een stalsysteem:

    • 1°.

      waaraan een voorlopige emissiefactor of bijzondere emissiefactor is toegekend; of

    • 2°.

      waaraan een definitieve emissiefactor voor ammoniak is toegekend;

  • d.

    het project omvat de volgende metingen:

    • 1°.

      voor projecten als bedoeld in onderdeel c, onder 1°: validatiemetingen van fijnstof, geur en ammoniak die resulteren in een meetrapport dat geschikt is om een aanvraag voor een definitieve emissiefactor mee in te dienen, waarbij in de diercategorie melkrundvee volstaan kan worden met metingen van ammoniak;

    • 2°.

      voor projecten als bedoeld in onderdeel c, onder 2°: validatiemetingen van fijnstof en geur;

  • e.

    de voorlopige of bijzondere emissiefactor voldoet de maximale emissiefactoren uit bijlage 2 bij de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

  • f.

    de beoogde emissiereductie wordt naar verwachting voor minimaal 75 % gerealiseerd aan de bron;

  • g.

    het innovatieve stalsysteem brengt ten opzichte van de huidige stalsystemen een kwaliteitsverbetering met zich mee op minimaal twee van de volgende aspecten:

    • 1°.

      in geval van projecten waar zowel metingen van ammoniak als metingen van geur en fijnstof zullen plaatsvinden: gezondheid mens en dier, dierenwelzijn, geluid, emissies methaan en endotoxines, energieverbruik, anticipatie op mestbewerking, hergebruik materialen, efficiënte bedrijfsvoering;

    • 2°.

      in geval van projecten waar uitsluitend ammoniakmetingen zullen plaatsvinden: naast de aspecten genoemd onder 1°, de emissie van geur en fijnstof;

  • h.

    het project wordt uitgevoerd conform het meetprotocol of een gelijkwaardige meetmethode die voldoet aan het vera-protocol;

  • i.

    het meetplan wordt ter goedkeuring voorgelegd aan RVO voordat de metingen starten;

  • j.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      meetgegevens of andere onderzoeksgegevens op basis waarvan de verwachting gerechtvaardigd is dat aan de vereisten onder f en g zal worden voldaan;

    • 3°.

      een sluitende en realistische begroting.

Artikel 1.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen uitsluitend kosten derden voor het uitvoeren van en rapporteren over validatiemetingen, voor subsidie in aanmerking.

Artikel 1.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten gemaakt voor het indienen van de aanvraag;

  • b.

    kosten voor projectleiding van de subsidieaanvrager;

  • c.

    legeskosten.

Artikel 1.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 februari 2019 tot en met 31 januari 2020.

Artikel 1.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode genoemd in artikel 1.9, voor subsidies als bedoeld in:

  • a.

    artikel 1.4, onder a, vast op € 150.000;

  • b.

    artikel 1.4, onder b, vast op € 150.000;

  • c.

    artikel 1.4, onder c, vast op € 150.000;

  • d.

    artikel 1.4, onder d, vast op € 150.000;

  • e.

    artikel 1.4, onder e, vast op € 150.000.

Artikel 1.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, bedraagt:

  • a.

    maximaal 50% van de subsidiabele kosten, voor grote ondernemingen tot en met een maximum van €124.999;

  • b.

    maximaal 60% van de subsidiabele kosten, voor middelgrote ondernemingen tot en met een maximum van €124.999;

  • c.

    maximaal 70% van de subsidiabele kosten, voor kleine ondernemingen tot en met een maximum van €124.999.

Artikel 1.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. In geval loting plaatsvindt, wordt de beschikbare subsidie verdeeld in de volgorde van trekking zoals door loting is bepaald.

  • 6. Subsidie wordt verdeeld over aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 1.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project start binnen 6 maanden na verlening van de subsidie;

    • b.

      het project wordt binnen twee jaar na verlening van de subsidie afgerond door middel van de oplevering van een meetrapport, met een eenmalige verlengingsmogelijkheid van maximaal zes maanden;

    • c.

      de subsidieontvanger verstrekt binnen drie maanden na afronding van het project een digitale versie van het meetrapport aan Gedeputeerde Staten, die dit kunnen publiceren op hun website;

    • d.

      de subsidieontvanger maakt de bevindingen en resultaten van het project binnen zes maanden na afronding van het project toegankelijk voor derden;

    • e.

      de veehouderijlocaties waar de metingen verricht zullen worden, beschikken bij aanvang van de werkzaamheden over de uit hoofde van de Meststoffenwet benodigde dierrechten en fosfaatrechten en de benodigde omgevings- en natuurbeschermingsvergunningen en zijn conform deze rechten en vergunningen in bedrijf;

    • f.

      de subsidieontvanger zal zich, teneinde open innovatie mogelijk te maken, niet beroepen op intellectuele eigendomsrechten die rusten op het innovatieve stalsysteem dan wel zal tegen redelijke condities aan derden licenties ter beschikking stellen.

  • 2. Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten uiterlijk voor de datum van het verstrijken van de termijn.

Artikel 1.14 Prestatieverantwoording

  • 1. Overeenkomstig artikel 21, achtste lid, van de Asv, overlegt de subsidieontvanger een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten als bedoeld in artikel 21, zevende lid, van de Asv, met gebruikmaking van de daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde modelverklaring.

  • 2. De subsidieontvanger toont aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 1˚, van de Asv.

Artikel 1.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid van de Algemene subsidieverordening.

  • 2. Bij subsidies van € 25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 80 % van het verleende subsidiebedrag.

  • 3. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in de voorgaande leden, in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde en vierde lid van de Algemene subsidieverordening.

Artikel 1.18 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2020 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze regeling in de praktijk.

§ 2 Stalsystemen first movers en jonge veehouders

Artikel 2.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    aanpak aan de bron: techniek waarbij voorkomen wordt dat emissies ontstaan dan wel in de stallucht terecht komen;

  • b.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • c.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    daadwerkelijke en voortdurende zeggenschap: blokkerende zeggenschap voor ondernemersbeslissingen met een financieel belang van meer dan € 25.000, blijkend uit de statuten of een schriftelijke overeenkomst;

  • e.

    emissiereductie: vermindering van uitstoot van ammoniak, geur en fijnstof, berekend ten opzichte van de uitstoot bij de traditionele huisvesting;

  • f.

    jonge veehouder: veehouder waarvan het bedrijfshoofd op de datum van indiening van de aanvraag niet ouder is dan 40 jaar, beschikt over adequate vakbekwaamheid en deskundigheid, blijkend uit een landbouwkundige of gelijkwaardige opleiding dan wel uit drie jaar werkervaring op een veehouderij en daadwerkelijke en voortdurende zeggenschap heeft ten aanzien van beheer, winst en financiële risico’s;

  • g.

    landbouwgroepsvrijstellingsverordening: Verordening 702/2014 van de Europese Commissie van 25 juni 2014 (PBEU 2014 L193/1);

  • h.

    MKB-bedrijf: kleine, middelgrote of micro-onderneming zoals bedoeld in bijlage I bij de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

  • i.

    toekomstbestendig stalsysteem: stalsysteem dat de emissie van ammoniak, geur en fijnstof integraal en aan de bron reduceert en voldoet aan de normen van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

  • j.

    veehouder: agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van landbouwhuisdieren.

Artikel 2.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    een veehouder;

  • b.

    een jonge veehouder.

Artikel 2.3 Subsidievorm

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2.

    Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor investeringen in een toekomstbestendig stalsysteem, voor de volgende diercategorieën:

  • a.

    varkens;

  • b.

    melkrundvee inclusief jongvee;

  • c.

    pluimvee;

  • d.

    vleesrunderen, geiten en overige diercategorieën, uitgezonderd pelsdieren.

Artikel 2.5 Weigeringsgronden

  • 1.

    Subsidie wordt geweigerd indien:

    • a.

      de totale projectkosten minder bedragen dan € 5.000;

    • b.

      reeds eerder een provinciale subsidie is verleend voor hetzelfde stalsysteem;

    • c.

      aanvrager geen MKB-bedrijf is;

    • d.

      reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

    • e.

      ten aanzien van aanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat, als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

    • f.

      aanvrager een onderneming in moeilijkheden is, als bedoeld in artikel 2, onder 14, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, wordt subsidie, aangevraagd door veehouders als bedoeld in artikel 2.2, onder a, geweigerd indien:

    • a.

      het project betrekking heeft op een stalsysteem waarvoor op grond van deze paragraaf voor dezelfde diercategorie reeds vijf subsidieverleningen hebben plaatsgevonden;

    • b.

      het project betrekking heeft op een stalsysteem waarvoor reeds vijf omgevingsvergunningen zijn verstrekt.

  • 3.

    Subsidie kan worden geweigerd indien de aanvrager in de afgelopen vijf jaar strafrechtelijk is veroordeeld, een strafbeschikking heeft gekregen, met het Openbaar Ministerie een schikking is aangegaan, strafrechtelijk, bestuurlijk of fiscaalrechtelijk is beboet, dan wel in het kader van een bestuursrechtelijk handhavingstraject een last onder dwangsom of bestuursdwang opgelegd heeft gekregen, wegens het overtreden van bij of krachtens natuur- en milieuregelgeving vastgestelde voorschriften, waaronder die op grond van de Waterwet, de Wet milieubeheer, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Meststoffenwet, de Wet bodembescherming en de Wet natuurbescherming, indien aard, ernst of duur van de overtreding en het tijdsverloop sinds die overtreding daartoe aanleiding geven.

  • 4.

    Onder aanvrager wordt in dit artikel mede verstaan: een deelnemer aan het samenwerkingsverband dat de subsidie aanvraagt.

Artikel 2.6 Subsidievereisten

  • 1.

    Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      het project heeft betrekking op een van de volgende diercategorieën:

      • 1°.

        varkens;

      • 2°.

        melkrundvee, inclusief jongvee;

      • 3°.

        pluimvee;

      • 4°.

        vleesrunderen, geiten en overige diercategorieën, uitgezonderd pelsdieren;

    • c.

      het project heeft betrekking op een stalsysteem waaraan een voorlopige of definitieve emissiefactor is toegekend, blijkend uit bijlage 1 bij de Regeling Ammoniak veehouderij;

    • d.

      de voorlopige of definitieve emissiefactor voldoet aan de maximale emissiefactoren uit bijlage 2, bij de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

    • e.

      het stalsysteem zorgt voor een emissiereductie,

      • 1°.

        voor de diercategorie melkrundvee: in elk geval voor ammoniak en

      • 2°.

        voor de overige diercategorieën: voor zowel ammoniak, fijnstof als geur;

    • f.

      de emissiereductie als bedoeld onder e, wordt voor minimaal 75 % gerealiseerd aan de bron;

    • g.

      het stalsysteem brengt ten opzichte van de huidige stalsystemen een kwaliteitsverbetering met zich mee op minimaal twee van de volgende aspecten: gezondheid mens en dier, dierenwelzijn, geluid, emissies methaan en endotoxines, energieverbruik, anticipatie op mestbewerking, hergebruik materialen, efficiënte bedrijfsvoering;

    • h.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een sluitende en realistische begroting.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, wordt aangenomen dat stalsystemen die zijn opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling, voldoen aan de subsidievereisten als bedoeld in het eerste lid, onder c tot en met g.

Artikel 2.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten derden;

  • b.

    materiaalkosten voor aanleg van het stalsysteem;

  • c.

    materiaalkosten voor aanpassing van het stalsysteem;

  • d.

    materiaalkosten voor aanpassing van stallen voor zover noodzakelijk om het stalsysteem te laten functioneren.

Artikel 2.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 2.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten gemaakt voor het indienen van de aanvraag;

  • b.

    legeskosten;

  • c.

    kosten voor afschrijving en onderhoud van stallen en stalsystemen;

  • d.

    vervangingsinvesteringen;

Artikel 2.9 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen worden ingediend van:

  • a.

    1 februari 2019 tot en met 31 januari 2020;

  • b.

    13 december 2021 tot en met 28 januari 2022;

Artikel 2.10 Subsidieplafond

  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor veehouders als bedoeld in artikel 2.2, onder a:

    • a.

      voor de periode bedoeld in artikel 2.9, onder a, vast op:

      • 1°.

        € 500.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder a;

      • 2°.

        € 350.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder b;

      • 3°.

        € 200.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder c;

      • 4°.

        € 200.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder d;

    • b.

      voor de periode bedoeld in artikel 2.9, onder b, vast op:

      • 1°.

        € 0,- voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder a;

      • 2°.

        € 250.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder b;

      • 3°.

        € 0,- voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder c;

      • 4°.

        € 0,- voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder d;

  • 2.

    Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond, voor jonge veehouders als bedoeld in artikel 2.2, onder b:

    • a.

      voor de periode genoemd in artikel 2.9, onder a, vast op:

      • 1°.

        € 300.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder a;

      • 2°.

        € 210.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder b;

      • 3°.

        € 120.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder c;

      • 4°.

        € 120.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder d;

    • b.

      voor de periode genoemd in artikel 2.9, onder b, vast op:

      • 1°.

        € 0,- voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder a;

      • 2°.

        € 210.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder b;

      • 3°.

        € 0,- voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder c;

      • 4°.

        € 0,- voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder d;

Artikel 2.11 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, bedraagt:

    • a.

      voor veehouders als bedoeld in artikel 2.2, onder a: 40% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 25.000.

    • b.

      voor jonge veehouders als bedoeld in artikel 2.2, onder b: 40% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 30.000.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat de in de landbouwgroepsvrijstelling toegestane maximale steunintenstiteit niet wordt overschreden.

Artikel 2.12 Verdeelcriteria

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking als bedoeld in het eerste lid, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4.

    De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5.

    De subsidie wordt verdeeld in de volgorde van trekking zoals door loting is bepaald.

  • 6.

    Subsidie wordt verdeeld over aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 2.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project wordt binnen twee jaar na verlening van de subsidie afgerond door middel van de oplevering van het project met een eenmalige verlengingsmogelijkheid van maximaal zes maanden;

    • b.

      de subsidieontvanger beschikt bij aanvang van de werkzaamheden over de op grond van de Meststoffenwet benodigde dierrechten en fosfaatrechten en over de benodigde omgevings- en natuurbeschermingsvergunningen en is conform deze rechten en vergunningen in bedrijf;

    • c.

      onverminderd artikel 16, eerste lid, onder c, van de Asv houdt subsidieontvanger het innovatieve stalsysteem gedurende vijf jaar na realisering in werking conform de subsidieaanvraag, tenzij hij gebruik maakt van een ander stalsysteem dat een grotere emissiereductie teweeg brengt.

  • 2.

    Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten uiterlijk voor de datum van het verstrijken van de termijn.

Artikel 2.14 Verantwoording

  • 1. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de subsidieontvanger aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

  • a.

    een activiteitenverslag;

  • b.

    bewijsstukken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening waaruit de gerealiseerde kosten blijken.

  • 2. Gedeputeerde Staten stellen de subsidie ingevolge artikel 7, eerste lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening, vast op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

  • 3. De vaststelling, bedoeld in het tweede lid, vindt plaats overeenkomstig artikel 21, eerste tot en met vijfde en negende lid, van de Asv.

Artikel 2.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede en vierde lid van de Asv.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het voorgaande lid, in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde en vierde lid van de Asv.

Artikel 2.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2020 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze regeling in de praktijk.

§ 3 Omschakeling naar natuurinclusieve landbouw

Artikel 3.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • b.

    businessplan: plan dat voldoet aan de eisen van bijlage 3;

  • c.

    de-minimis landbouwsteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening 1408/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 (PBEU 2013 L352/9);

  • d.

    functionele agrobiodiversiteit: benutting van de natuurlijke soortenrijkdom voor de onderdrukking van ziekten en plagen;

  • e.

    Groenblauwe mantel: gebieden zoals opgenomen op de kaart in bijlage 10 die een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water hebben en overwegend grenzen aan het Natuurnetwerk Brabant en ecologische verbindingszones;

  • f.

    grond in agrarisch gebruik: onbebouwde grond met een agrarische gebruiksfunctie, niet zijnde gerealiseerde natuur die binnen het Natuurnetwerk Brabant met een natuurbeheertype-aanduiding is opgenomen in het natuurbeheerplan van de provincie Noord-Brabant;

  • g.

    natuurinclusieve landbouw: economisch rendabel en grondgebonden landbouwsysteem dat voedsel en gewassen produceert, in balans is met de natuurlijke omgeving, natuurlijke hulpbronnen integreert in de bedrijfsvoering en zorg draagt voor de biodiversiteit op en rond het bedrijf;

  • h.

    Natuurnetwerk Brabant: samenhangend netwerk van natuurgebieden, dat van nationaal en internationaal belang is en het veiligstellen van ecosystemen als doel heeft, en is opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

  • i.

    veehouder: ondernemer met een agrarisch bedrijf dat gericht is op het fokken, mesten en houden van landbouwhuisdieren.

Artikel 3.2 Doelgroep

  • 1. Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      een veehouder; of

    • b.

      een samenwerkingsverband van agrarische bedrijven waarvan minimaal één veehouder is.

  • 2. Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, onder b geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid; en

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

  • 3. Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, onder b, geen rechtspersoonlijkheid bezit en uitsluitend bestaat uit natuurlijke personen:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband; en

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 3.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor het opstellen van een businessplan met betrekking tot omschakeling naar natuurinclusieve landbouw, dat voldoet aan de vereisten van bijlage 3.

Artikel 3.5 Weigeringsgronden

  • 1. Subsidie wordt geweigerd indien:

    • a.

      reeds eerder subsidie is verleend op grond van deze of een andere provinciale subsidieregeling voor dezelfde activiteit;

    • b.

      reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

    • c.

      de totaal in de provincie Noord-Brabant gelegen, in agrarisch gebruik zijnde oppervlakte van het bedrijf minder dan 10 ha bedraagt;

    • d.

      het in agrarisch gebruik zijnde grondoppervlak van het bedrijf van de veehouder of de bedrijven van het samenwerkingsverband voor meer dan 50% gelegen is binnen het Natuurnetwerk Brabant.

  • 2. Subsidie kan worden geweigerd indien de aanvrager in de afgelopen vijf jaar strafrechtelijk is veroordeeld, een strafbeschikking heeft gekregen, met het Openbaar Ministerie een schikking is aangegaan, strafrechtelijk, bestuurlijk of fiscaalrechtelijk is beboet, dan wel in het kader van een bestuursrechtelijk handhavingstraject een last onder dwangsom of bestuursdwang opgelegd heeft gekregen, wegens het overtreden van bij of krachtens natuur- en milieuregelgeving vastgestelde voorschriften, waaronder die op grond van de Waterwet, de Wet milieubeheer, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Meststoffenwet, de Wet bodembescherming en de Wet natuurbescherming, indien aard, ernst of duur van de overtreding en het tijdsverloop sinds die overtreding daartoe aanleiding geven.

  • 3. Onder aanvrager wordt in dit artikel mede verstaan: een deelnemer aan het samenwerkingsverband dat de subsidie aanvraagt.

Artikel 3.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant

  • b.

    de veehouder is nog niet volledig omgeschakeld naar natuurinclusieve landbouw;

  • c.

    bij de uitvoering wordt gebruik gemaakt van professionele bedrijfsadviseurs die ervaring hebben met het opstellen van businessplannen aangaande natuurinclusieve landbouw;

  • d.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      een omschakelplan dat voldoet aan de vereisten uit bijlage 2;

    • 2°.

      een sluitende en realistische projectbegroting voor het maken van een businessplan.

Artikel 3.7 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend:

  • a.

    van 15 november 2018 tot en met 31 december 2022;

  • b.

    van 27 februari 2023 tot en met 20 december 2023;

  • c.

    van 22 januari 2024 tot en met 30 juni 2024.

Artikel 3.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond vast op:

  • a.

    € 1.000.000 voor de periode, genoemd in artikel 3.7, onder a;

  • b.

    € 650.000 voor de periode, genoemd in artikel 3.7, onder b;

  • c.

    € 350.000 voor de periode, genoemd in artikel 3.7, onder c.

Artikel 3.9 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 3.4, bedraagt € 10.000.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, wordt maximaal slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt, dat over een periode van drie belastingjaren het plafond voor de-minimis landbouwsteun niet wordt overschreden.

Artikel 3.10 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking als bedoeld in het eerste lid, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. De subsidie wordt verdeeld in de volgorde van trekking zoals door loting is bepaald.

Artikel 3.11 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger rondt het project binnen 8 maanden na verlening van de subsidie af.

  • 2. Indien het project wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, onder a, en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan hij uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij Gedeputeerde Staten tot verlenging met maximaal 4 maanden.

Artikel 3.12 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont desgevraagd aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een exemplaar van het businessplan dat voldoet aan de vereisten van bijlage 3.

Artikel 3.13 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid van de Asv.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het voorgaande lid, in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde lid van de Asv.

Artikel 3.14 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2020 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze regeling in de praktijk.

§ 4 Investeren in dierenwelzijn vleeskuikens

Artikel 4.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Awb: Algemene wet bestuursrecht;

Beter Leven Keurmerk: gecertificeerd kwaliteitsoordeel van de Stichting Beter Leven keurmerk;

certificaat: schriftelijke verklaring afgegeven door een geaccrediteerde certificerende instelling, dat een product volgens bepaalde normen is geproduceerd;

de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening 1408/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 (PBEU 2013 L352/9); 

dierenverblijf: gebouw voor het houden van vleeskuikens, inclusief de daartoe behorende voorzieningen;

extra staloppervlak: extra vierkante meters binnenruimte en overdekte uitloop die nodig zijn om te kunnen voldoen aan het vereiste staloppervlak per aanwezig dier van een Beter Leven Keurmerk 1*;

staloppervlak: gedeelte van een dierenverblijf ten behoeve van de ligruimte, de eetruimte en de mestruimte van de dieren;

vleeskuikenhouderij: bedrijf of onderdeel van een agrarisch bedrijf dat is ingericht voor het houden van vleeskuikens ten behoeve van de productie van kippenvlees.

Artikel 4.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door vleeskuikenhouderijen.

Artikel 4.3 Subsidievorm

Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies in de vorm van een geldbedrag

Artikel 4.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het realiseren van extra staloppervlak van een dierenverblijf ten behoeve van een Beter Leven Keurmerk, zonder uitbreiding van het aantal vleeskuikens.

Artikel 4.5 Weigeringsgronden

  • 1. Subsidie wordt geweigerd indien:

    • a.

      de subsidieaanvrager reeds voor indiening van de aanvraag is begonnen met de uitvoering van het project;

    • b.

      het extra staloppervlak gerealiseerd kan worden op grond van een omgevingsvergunning die is verleend in overeenstemming met de Verordening Ruimte Noord-Brabant 2014 dan wel een eerder vastgestelde Verordening ruimte;

    • c.

      de realisatie van extra staloppervlak gepaard gaat met uitbreiding van het aantal vergunde en aanwezige dieren.

  • 2. Subsidie kan worden geweigerd indien de aanvrager in de afgelopen vijf jaar strafrechtelijk is veroordeeld, een strafbeschikking heeft gekregen, met het Openbaar Ministerie een schikking is aangegaan, strafrechtelijk, bestuurlijk of fiscaalrechtelijk is beboet, dan wel in het kader van een bestuursrechtelijk handhavingstraject een last onder dwangsom of bestuursdwang opgelegd heeft gekregen, wegens het overtreden van bij of krachtens natuur- en milieuregelgeving vastgestelde voorschriften, waaronder die op grond van de Waterwet, de Wet milieubeheer, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Meststoffenwet, de Wet bodembescherming en de Wet natuurbescherming, indien aard, ernst of duur van de overtreding en het tijdsverloop sinds die overtreding daartoe aanleiding geven.

Artikel 4.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de bedrijfslocatie waarop de aanvraag betrekking heeft, is gelegen in Noord-Brabant;

  • b.

    het project is gericht op het realiseren van extra staloppervlak dat noodzakelijk is om over te schakelen van gangbare productie naar productie conform Beter Leven Keurmerk 1*;

  • c.

    het extra staloppervlak wordt aangewend voor productie conform het Beter Leven Keurmerk 1* of hoger;

  • d.

    het Beter Leven Keurmerk 1* of hoger is verstrekt of aangevraagd voor de locatie waar het project wordt uitgevoerd;

  • e.

    een omgevingsvergunning is verstrekt of een volledige en ontvankelijke vergunningsaanvraag is ingediend teneinde productie conform Beter Leven Keurmerk 1* of hoger mogelijk te maken;

  • f.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een kopie van de bestaande omgevingsvergunning;

    • 3°.

      een sluitende en realistische begroting.

Artikel 4.7 Subsidiabele kosten

Voor subsidie gelden lumpsum bedragen.

Artikel 4.8 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van:

  • a.

    2 mei 2022 tot en met 28 december 2023;

  • b.

    22 januari 2024 tot en met 12 december 2024.

Artikel 4.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond vast op:

  • a.

    € 250.000 voor de periode, genoemd in artikel 4.8 onder a;

  • b.

    € 50.000 voor de periode, genoemd in artikel 4.8 onder b.

Artikel 4.10 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie bedraagt € 7,50 per vierkante meter extra staloppervlak, tot een maximum van in totaal € 15.000;

  • 2. Indien toepassing van het eerste lid tot gevolg heeft dat meer dan € 20.000 aan de-minimissteun zou worden verstrekt in het huidige belastingjaar en de twee daaraan voorafgaande jaren tezamen, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 4.11 Verdelingswijze

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is, als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen van hoog naar laag worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. De subsidie wordt overeenkomstig de rangschikking verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 4.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project wordt binnen twee jaar na verlening van de subsidie afgerond;

    • b.

      onverminderd artikel 16, eerste lid, onder c, van de Asv:

      • 1°.

        vindt gedurende tenminste drie jaar na het uitvoeren van het project, geen uitbreiding plaats van het aantal vergunde en aanwezig dieren op de bedrijfslocatie waar het project wordt uitgevoerd;

      • 2°.

        voldoet de bedrijfslocatie waar het project wordt uitgevoerd, gedurende tenminste tien jaar na uitvoering van het project, minimaal aan de eisen van het Beter Leven Keurmerk 1*;

    • c.

      in geval van gehele of gedeeltelijke vervreemding respectievelijk verhuur, pacht, pachtkoop of ingebruikgeving onder welke titel dan ook van het dierenverblijf waar de subsidie betrekking op heeft, draagt subsidieontvanger er zorg voor dat de verplichting als bedoeld onder b, wordt nagekomen door de nieuwe eigenaar en daaropvolgende eigenaren respectievelijk door de nieuwe gebruiker.

  • 2. Indien het project wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, onder a, en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan hij uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij Gedeputeerde Staten tot verlenging met maximaal een jaar.

Artikel 4.13 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken, overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. Het voorschot wordt, overeenkomstig artikel 23, derde lid, van de Asv, in een keer uitbetaald.

Artikel 4.14 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont desgevraagd aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

  • a.

    een activiteitenverslag;

  • b.

    fotomateriaal of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

  • c.

    een proces verbaal van oplevering;

  • d.

    een kopie van het certificaat van het Beter Leven Keurmerk.

Artikel 4.15 Subsidievaststelling

De subsidie wordt op grond van artikel 20, eerste lid, onder b, van de Asv ambtshalve vastgesteld.

Artikel 4.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2024 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 5 Brabantse biodiversiteitsmonitor melkveehouderij

Artikel 5.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

agrarisch collectief: coöperatieve vereniging met volledige rechtsbevoegdheid van natuurlijke personen of rechtspersonen, die een agrarisch bedrijf uitoefenen, agrarisch grondbezitter zijn of agrarisch natuurbeheer en landschapsbeheer uitoefenen en die beschikt over een geldig certificaat collectief agrarisch natuurbeheer, verleend door Gedeputeerde Staten van de provincie op wier grondgebied haar werkgebied is gelegen;

Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Brabantse Biodiversiteitsmonitor Melkveehouderij: monitor met samenhangende set van dertien kwaliteitsindicatoren die de biodiversiteit versterken, gebaseerd op de landelijke biodiversiteitsmonitor melkveehouderij, doorontwikkeld in het project Brabants Bodem en gericht op een integrale ontwikkeling van een nieuw perspectief voor melkveehouders die bijdragen aan een toekomstbestendig landschap in de provincie Noord-Brabant;

Centrale Database KringloopWijzer: database met bedrijfseigen kringloopwijzer gegevens van een melkveehouder, die jaarlijks ingevuld en gevalideerd worden via www.mijnkringloopwijzer.nl ;

de-minimis verordening landbouwsector: Verordening 1408/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 (PBEU 2013 L352/9);

de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in de de-minimis verordening landbouwsector;

extra beloning: eenmalige vergoeding die wordt uitgekeerd wegens het realiseren van groei in de score op de Brabantse Biodiversiteitsmonitor Melkveehouderij in het vijfde jaar van deelname aan deelnemers die voldoen aan de vereisten opgenomen in artikel 5.6, derde lid;

gecombineerde opgave: opgave als bedoeld in de Regeling landbouwtelling en gecombineerde opgave 2023;

jonge melkveehouder: melkveehouder die niet ouder is dan 40 jaar, beschikt over adequate vakbekwaamheid en bedrijfshoofd is met blokkerende zeggenschap, zoals bepaald in het Nationaal Strategisch Plan GLB 2023-2027;

landbouwgroepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 193);

LEADER: ’Europees subsidieprogramma gericht op plattelandsontwikkeling, dat is uitgewerkt in het Plattelandsontwikkelingsprogramma POP3 en het Nationaal Strategisch Plan;

melkveehouder: eigenaar van melk- en kalfkoeien, waarvan de melkkoeien minimaal éénmaal hebben gekalfd en die voor de melkproductie worden gehouden;

praktijkscan: toets van de bedrijfsgegevens aan de Brabantse Biodiversiteitsmonitor Melkveehouderij;

Regeling uurtarieven: Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant;

SCAN-office van BoerenNatuur: database met bedrijfsgegevens over agrarisch natuurbeheer, landschapsbeheer, waterbeheer en bodembeheer van natuurlijke personen of rechtspersonen die een agrarisch bedrijf uitoefenen, agrarisch grondbezitter zijn of agrarisch natuurbeheer en landschapsbeheer uitoefenen, die gevuld is door een agrarisch collectief;

stimuleringsgebied: werkingsgebied Groen Blauwe Waarden, Attentiezone waterhuishouding of Zone behoud en herstel watersystemen, als opgenomen en begrensd in de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

Artikel 5.2 Doelgroep

  • 1. Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      een agrarisch collectief; of

    • b.

      een samenwerkingsverband van twee of meer agrarische collectieven.

  • 2. Indien een samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid, onder b, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een agrarisch collectief; en

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband, blijkend uit een samenwerkingsverklaring.

Artikel 5.3 Subsidievorm

Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 5.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het versterken van de biodiversiteit door:

  • a.

    deelname van melkveehouders aan de Brabantse Biodiversiteitsmonitor Melkveehouderij voor drie achtereenvolgende jaren;

  • b.

    verlenging van de deelname, bedoeld onder a, met twee achtereenvolgende jaren.

Artikel 5.5 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 125.000;

  • b.

    reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • c.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

  • d.

    de subsidieaanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2, onder 59, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening.

Artikel 5.6 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4, onder a, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      het project is gericht op het versterken van de biodiversiteit door deelname van melkveehouders aan de Brabantse Biodiversiteitsmonitor Melkveehouderij;

    • c.

      de subsidieaanvrager overlegt een lijst met deelnemende melkveehouders;

    • d.

      het project leidt tot een geringer grondstoffengebruik en een meer gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van fosfaat, nitraat, ammonium, ammoniak of lachgas vanuit of vanaf landbouwgrond naar lucht, grond- of oppervlaktewater, blijkend uit een praktijkscan van de nulsituatie per deelnemende melkveehouder, overeenkomstig het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde format praktijkscan nulsituatie;

    • e.

      de praktijkscan, bedoeld onder d:

      • 1°.

        beschrijft de nulsituatie van de melkveehouder met betrekking tot de dertien indicatoren van de Brabantse Biodiversiteitsmonitor Melkveehouderij in het jaar voorafgaand aan de uitvoering van het project;

      • 2°.

        beschrijft tenminste drie maatregelen die de melkveehouder wil uitvoeren om een hogere totaal score te halen met betrekking tot de dertien indicatoren, opgenomen in bijlage 6 bij deze regeling, dan de behaalde score bij de praktijkscan nulsituatie, bedoeld onder d; en

      • 3°.

        geeft een realistische inschatting welke score de melkveehouder verwacht te behalen gedurende de looptijd van het project, uitgesplitst per jaar;

    • f.

      de subsidieaanvrager overlegt een verklaring waaruit blijkt dat een deelnemersovereenkomst per deelnemende melkveehouder is gesloten tussen hem en de deelnemende melkveehouder:

      • 1°.

        waaruit blijkt dat aan de melkveehouder slechts een zodanig bedrag wordt verstrekt dat het plafond voor de-minimissteun van € 20.000 niet wordt overschreden, berekend over het lopende belastingjaar en de twee belastingjaren daaraan voorafgaand;

      • 2°.

        waaruit de bereidheid van de melkveehouder tot deelname aan het project blijkt gedurende drie jaar; en

      • 3°.

        waarin de melkveehouder de subsidieaanvrager machtigt de gegevens uit de databases Centrale Database KringloopWijzer en SCAN-office van BoerenNatuur in te zien en op te vragen, die ten minste nodig zijn om de dertien indicatoren, opgenomen in bijlage 6 bij deze regeling, te kunnen monitoren;

    • g.

      elke deelnemende melkveehouder scoort ten minste 300 punten in de praktijkscan van de nulsituatie, bedoeld onder d;

    • h.

      de subsidieaanvrager overlegt curricula vitae waaruit blijkt dat hij:

      • 1°.

        beschikt over ervaring op het gebied van adviesverstrekking;

      • 2°.

        beschikt over hiertoe gekwalificeerd en opgeleid personeel;

      • 3°.

        betrouwbaar is gebleken op de gebieden waarover hij advies verstrekt.

    • i.

      de subsidieaanvrager heeft interne procedures vastgesteld ten behoeve van de bescherming van concurrentiegevoelige en persoonsgegevens van de deelnemende melkveehouders;

    • j.

      de subsidieaanvrager maakt de bevindingen en de resultaten van het project toegankelijk voor derden;

    • k.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een sluitende en realistische begroting.

  • 2. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4, onder b, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de subsidieaanvrager overlegt een lijst met deelnemende melkveehouders;

    • b.

      de deelnemende melkveehouder heeft gedurende een periode van drie jaar deelgenomen aan de Brabantse Biodiversiteitsmonitor Melkveehouderij;

    • c.

      de deelnemende melkveehouder heeft gedurende twee jaar de minimale jaarlijkse score van 300 punten behaald;

    • d.

      per deelnemende melkveehouder wordt een praktijkscan overlegd, als bedoeld in het eerste lid, onder d, die een realistische inschatting geeft van de score die de melkveehouder verwacht te behalen gedurende de looptijd van het project, uitgesplitst per jaar;

    • e.

      de subsidieaanvrager overlegt een verklaring waaruit blijkt dat een deelnemersovereenkomst per deelnemende melkveehouder is gesloten tussen hem en de melkveehouder:

      • 1°.

        waaruit blijkt dat aan de melkveehouder slechts een zodanig bedrag wordt verstrekt dat het plafond voor de-minimissteun van € 20.000 niet wordt overschreden, berekend over het lopende belastingjaar en de twee belastingjaren daaraan voorafgaand;

      • 2°.

        waaruit de bereidheid van de melkveehouder blijkt tot deelname aan het project gedurende twee jaar; en

      • 3°.

        waarin de melkveehouder de subsidieaanvrager machtigt de gegevens uit de databases Centrale Database KringloopWijzer en SCAN-office van BoerenNatuur in te zien en op te vragen, die ten minste nodig zijn om de dertien indicatoren, opgenomen in bijlage 6 bij deze regeling, te kunnen monitoren;

    • f.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een sluitende en realistische begroting.

  • 3. Onverminderd het tweede lid, wordt om voor een extra beloning bij de uitvoering van de activiteiten, bedoeld in artikel 5.4, onder b, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de deelnemende melkveehouder heeft achteraf toetsbaar, gedurende een periode van vijf jaar deelgenomen aan de Brabantse Biodiversiteitsmonitor Melkveehouderij;

    • b.

      het bedrijf van de deelnemende melkveehouder:

      • 1°.

        op het moment van de eerste aanvraag op grond van artikel 5.4, onder a, geleid wordt door een jonge veehouder; of

      • 2°.

        met bouwblok en stallen op het moment van openstelling in een stimuleringsgebied ligt of met zijn percelen minimaal 50% in een stimuleringsgebied ligt, dit laatste blijkend uit de gecombineerde opgave van de deelnemer.

Artikel 5.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor subsidie komen de lumpsumbedragen en kosten, opgenomen in bijlage 7, onderdeel 3, bij deze regeling, in aanmerking.

  • 2. Voor de berekening van subsidiabele uurtarieven van personeels- en arbeidsuren van de subsidieaanvrager past de subsidieaanvrager de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de regeling uurtarieven toe en hanteert daarbij op grond van artikel 6, tweede lid, van die regeling, een uurtarief van € 80.

  • 3. Kosten derden van de subsidieaanvrager, als bedoeld in artikel 2, onder l, van de regeling uurtarieven, zijn subsidiabel tot een maximum van € 80 per uur, te vermeerderen met niet-verrekenbare en niet-compensabele btw.

Artikel 5.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 5.7 zijn de volgende kosten niet subsidiabel:

  • a.

    kosten voor deelnemende melkveehouders waarvoor de subsidieaanvrager reeds een subsidie op grond van deze paragraaf of in het kader van LEADER heeft verkregen;

  • b.

    kosten gericht op de reguliere bedrijfsvoering van bestaande reguliere samenwerkingsactiviteiten.

Artikel 5.9 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen worden ingediend:

  • a.

    van 1 juni 2021 tot en met 13 augustus 2021;

  • b.

    van 1 juni 2022 tot en met 1 september 2022;

  • c.

    van 1 juni 2023 tot en met 1 september 2023;

  • d.

    van 2 april 2024 tot en met 3 september 2024;

  • e.

    van 1 april 2025 tot en met 2 september 2025;

  • f.

    van 1 april 2026 tot en met 1 september 2026;

  • g.

    van 1 april 2027 tot en met 1 september 2027.

Artikel 5.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond vast op:

  • a.

    € 1.760.000 voor de periode, genoemd in artikel 5.9, onder a;

  • b.

    € 1.550.000 voor de periode, genoemd in artikel 5.9, onder b;

  • c.

    € 2.300.000 voor de periode, genoemd in artikel 5.9, onder c;

  • d.

    voor de periode, genoemd in artikel 5.9, onder d:

    • 1°.

      € 2.225.000 voor de activiteiten, bedoeld in artikel 5.4, onder a;

    • 2°.

      € 2.350.000 voor de activiteiten, bedoeld in artikel 5.4, onder b;.

  • e.

    € 0 voor de periode, genoemd in artikel 5.9, onder e;

  • f.

    € 0 voor de periode, genoemd in artikel 5.9, onder f;

  • g.

    € 0 voor de periode, genoemd in artikel 5.9, onder g.

Artikel 5.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt de lumpsumbedragen en vergoedingen, berekend conform bijlage 7 bij deze regeling.

Artikel 5.12 Verdelingswijze

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen van hoog naar laag worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. De subsidie wordt overeenkomstig de rangschikking verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 5.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger:

  • a.

    start het project binnen drie maanden na verlening van de subsidie;

  • b.

    rondt het project met een eindverslag af binnen zes jaar na het uitvoeren van de praktijkscan van de nulsituatie;

  • c.

    betaalt elke deelnemende melkveehouder conform de berekening, opgenomen in bijlage 7 bij deze regeling:

    • 1°.

      een beloning voor deelname aan het project, tot een maximum van € 5.000 per jaar; en

    • 2°.

      een eenmalige extra beloning tot een maximum van € 10.000;

  • d.

    betaalt de beloning, bedoeld onder c, jaarlijks vóór 1 oktober van het jaar volgend op het jaar waar de beloning op betrekking heeft;

  • e.

    maakt de bevindingen en de resultaten van het project toegankelijk voor derden;

  • f.

    overlegt jaarlijks in november een voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt, overeenkomstig het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde format voortgangsverslag; en

  • g.

    houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 5.14 Verantwoording

  • 1. Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      het overleggen van een praktijkscan van de eindsituatie per deelnemende melkveehouder, overeenkomstig het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde format praktijkscan eindsituatie:

      • 1°.

        waaruit blijkt in welke mate de doelstellingen uit de praktijkscan van de nulsituatie zijn behaald;

      • 2°.

        die wordt uitgevoerd na afloop van het project;

      • 3°.

        die de scores bevat van de nulsituatie en de daaropvolgende jaren;

    • b.

      bewijsstukken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening, waaruit de gerealiseerde kosten blijken.

  • 2. Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      het overleggen van een praktijkscan van de eindsituatie per deelnemende melkveehouder, overeenkomstig het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde format praktijkscan eindsituatie:

      • 1°.

        waaruit blijkt in welke mate de doelstellingen uit de praktijkscan van de nulsituatie zijn behaald;

      • 2°.

        die wordt uitgevoerd na afloop van het project;

      • 3°.

        die de scores bevat van de nulsituatie en de daaropvolgende drie jaren;

    • b.

      een financieel verslag als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 1°, van de Asv;

    • c.

      een controleverklaring als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 2°, van de Asv.

Artikel 5.15 Vaststelling subsidies tot € 125.000

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen de subsidie ingevolge artikel 7, eerste lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening, vast op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

  • 2. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats overeenkomstig artikel 21, eerste tot en met vijfde en negende lid, van de Asv.

Artikel 5.16 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks in gelijke delen betaald, vóór 31 december.

Artikel 5.17 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2024 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de effecten en de doeltreffendheid van deze paragraaf in de praktijk.

§ 6 Inspiratiebedrijven natuurinclusieve landbouw

Artikel 6.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

akkerbouwbedrijf: agrarisch bedrijf hoofdzakelijk gericht op verbouw van akkerbouwgewassen in de volle grond;

Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

deelnemers: agrarische ondernemers die betrokken worden bij het project;

landbouwgroepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 193);

maatregelentabel: tabel met maatregelen die bijdragen aan natuurinclusieve landbouw, bedoeld in bijlage 9 bij deze regeling;

melkveehouderij: agrarisch bedrijf hoofdzakelijk gericht op het houden van vee voor het verkrijgen van melk;

mkb-onderneming: kleine, middelgrote of micro-onderneming die voldoet aan de criteria, bedoeld in bijlage I van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

natuurinclusieve landbouw: economisch rendabel en grondgebonden landbouwsysteem dat voedsel en gewassen produceert, in balans is met de natuurlijke omgeving, natuurlijke hulpbronnen integreert in de bedrijfsvoering en zorg draagt voor de biodiversiteit op en rond het bedrijf;

Natuur Netwerk Brabant: samenhangend netwerk van natuurgebieden, dat van nationaal en internationaal belang is en het veiligstellen van ecosystemen als doel heeft, en is opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

omschakelplan: plan als bedoeld in bijlage 2 bij deze regeling;

regio: regio die samenvalt met het grondgebied van een van de Brabantse waterschappen.

Skal-certificaat: door Stichting Skal afgegeven certificaat voor biologische productiemethoden;

Skal-toelatingsonderzoek: door Stichting Skal uitgevoerd onderzoek naar productiemethodes van een agrarisch bedrijf om te beoordelen of een bedrijf kan omschakelen naar een biologisch bedrijf;

Stichting Skal: zelfstandig bestuursorgaan belast met toezicht op en certificering van biologische productiemethoden;

vleesveehouderij: agrarisch bedrijf hoofdzakelijk gericht op het houden van vee voor het produceren van vlees;

Artikel 6.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    een melkveehouderij;

  • b.

    een vleesveehouderij;

  • c.

    een akkerbouwbedrijf.

Artikel 6.3 Subsidievorm

Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 6.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het inspireren van andere veehouderijen door middel van het aanbieden van voorlichting, kennisoverdracht of demonstatieprojecten op het gebied van zowel de financieel-economische als de technische aspecten van natuurinclusieve landbouw.

Artikel 6.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    reeds voor indiening van de aanvraag is begonnen met de uitvoering van het project;

  • b.

    aan de subsidieaanvrager reeds eerder subsidie is verstrekt op grond van deze of een andere provinciale subsidieregeling voor dezelfde activiteit; 

  • c.

    de subsidieaanvrager grond bezit die gelegen is binnen het Natuur Netwerk Brabant en deze grond niet wordt ingezet voor het realiseren van de doelstellingen van Natuur Netwerk Brabant;

  • d.

    voor zes andere projecten in dezelfde regio waar de subsidieaanvrager gevestigd is, reeds subsidie is verstrekt op grond van deze paragraaf;

  • e.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat als bedoeld in artikel 1, vijfde lid, onder a, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

  • f.

    de subsidieaanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2, onder 14, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

  • g.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 10.000.

Artikel 6.6 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de bedrijfsvoering van de subsidieaanvrager is gericht op natuurinclusieve landbouw, waarbij jaarlijks maatregelen als bedoeld in de maatregelentabel genomen worden, gericht op:

      • 1°.

        bodemherstel;

      • 2°.

        watersysteem herstel

      • 3°.

        vergroten biodiversiteit en landschappelijke kwaliteit; en

      • 4°.

        sluiten mineralenkringlopen;

    • b.

      het bedrijf van subsidieaanvrager heeft een toekomstbestendig economisch perspectief, blijkend uit in ieder geval het verdienmodel, de kostprijsreducties of de samenwerking met derden, onderbouwd met bedrijfsgegevens;

    • c.

      de subsidieaanvrager beschikt over voldoende kennis en ervaring om het project uit te kunnen voeren, blijkend uit een curriculum vitae;

    • d.

      de subsidieaanvrager is gemotiveerd voor het zijn van inspiratiebedrijf, onder meer blijkend uit het vervullen van een actieve rol binnen een landbouworganisatie of landbouwnetwerk;

    • e.

      het project heeft een looptijd van drie jaar en start uiterlijk op 25 april 2022;

    • f.

      het project bevat minimaal twee bijeenkomsten per jaar waarbij trainingen, workshops, voorlichting of demonstraties worden gegeven aan deelnemers;

    • g.

      het project heeft een bereik van minimaal 120 deelnemers;

    • h.

      het project richt zich op deelnemers die mkb-ondernemingen zijn;

    • i.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • j.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan het vereiste, bedoeld onder a, blijkend uit de ingevulde maatregelentabel;

      • 2°.

        op welke aspecten van natuurinclusieve landbouw de bijeenkomsten, bedoeld onder e, betrekking hebben en op welke wijze de deelnemers daarover geïnformeerd worden;

      • 3°.

        welke communicatiemiddelen zullen worden ingezet;

      • 4°.

        een planning voor drie jaar, waarin aandacht is besteed aan het aantal bijeenkomsten dat wordt georganiseerd en het aantal deelnemers die worden betrokken bij de activiteiten;

      • 5°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de overige vereisten in deze paragraaf;

      • 6°.

        een sluitende en realistische begroting.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, beschikt een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 6.2, onder a of b over:

    • 1°.

      een omschakelplan dat voldoet aan de vereisten uit bijlage 2 bij deze regeling, waaruit een visie op de omschakeling van het eigen bedrijf naar natuurinclusieve landbouw blijkt; of

    • 2°.

      een Skal-certificaat dan wel een bewijs dat hij het Skal-toelatingsonderzoek met positief resultaat heeft doorlopen.

  • 3. Onverminderd het eerste lid, beschikt een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 6.2, onder c over een Skal-certificaat dan wel heeft het Skal-toelatingsonderzoek met positief resultaat doorlopen.

Artikel 6.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      arbeids- en personeelsuren;

    • b.

      vrijwilligersvergoedingen tot maximaal € 5 per uur;

    • c.

      materiaalkosten;

    • d.

      overige kosten;

  • 2. Voor de berekening van subsidiabele uurtarieven van arbeids- en personeelsuren, past de subsidieaanvrager de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant toe en hanteert daarbij op grond van artikel 6, eerste lid, van die regeling, een uurtarief van € 50.

Artikel 6.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 6.7 komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten gemaakt vóór het indienen van de subsidieaanvraag;

  • b.

    kosten waarvoor de subsidieaanvrager uit anderen hoofde reeds een subsidie of een bijdrage heeft ontvangen;

  • c.

    investeringen in onroerend goed;

  • d.

    kosten van de koop of huurkoop van machines.

Artikel 6.9 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen worden ingediend van 23 november 2021 tot en met 10 januari 2022.

Artikel 6.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode, genoemd in artikel 6.9 vast op:

  • a.

    € 50.000 voor activiteiten verricht door de doelgroep, bedoeld in artikel 6.2, onder a;

  • b.

    € 50.000 voor activiteiten verricht door de doelgroep, bedoeld in artikel 6.2, onder b;

  • c.

    € 50.000 voor activiteiten verricht door de doelgroep, bedoeld in artikel 6.2, onder c.

Artikel 6.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 24.999.

Artikel 6.12 Verdelingswijze

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is, als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen van hoog naar laag worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. De subsidie wordt overeenkomstig de rangschikking verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 6.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger:

    • a.

      start het project uiterlijk op 25 april 2022;

    • b.

      rondt het project uiterlijk af op 24 april 2025;

    • c.

      houdt ingevolge artikel 7, eerste lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

    • d.

      maakt de bevindingen en resultaten van het project toegankelijk voor derden.

  • 2. Indien het project wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, onder b, en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan hij uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij Gedeputeerde Staten tot verlenging met maximaal een jaar.

Artikel 6.14 Prestatieverantwoording

Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de subsidieontvanger aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

  • a.

    een activiteitenverslag;

  • b.

    bewijsstukken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening, waaruit de gerealiseerde kosten blijken.

Artikel 6.15 Bevoorschotting en betaling

Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag en betalen het voorschot in één keer uit.

Artikel 6.16 Subsidievaststelling

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen de subsidie ingevolge artikel 7, eerste lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening, vast op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

  • 2. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats overeenkomstig artikel 21, eerste tot en met vijfde en negende lid, van de Asv.

Artikel 6.17 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2023 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 7 Kavelruil en inrichting landbouwgronden

Artikel 7.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

agrarische onderneming: MKB-onderneming die actief is in de primaire landbouwproductie;

algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187);

Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

bevel tot terugvordering: bevel als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening of artikel 1, vijfde lid, onder a, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

Basisregistratie Gewaspercelen: Basisregistratie Gewaspercelen opgenomen in de Basisregistratie Percelen van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland;

EVZ: ecologische verbindingszone zijnde een langgerekt gebied waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden als opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

kavelaanvaardingswerken: werkzaamheden die bij kavelruil noodzakelijk zijn om percelen toegankelijk te maken dan wel nieuwe perceelsgrenzen te markeren, als omschreven in bijlage 12;

kavelruil: ruilverkaveling bij overeenkomst als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van de Wet inrichting landelijk gebied;

kavelruilplan: op kavelruil gericht plan dat voldoet aan de eisen van artikel 7.6;

landbouwgroepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 193);

MKB-onderneming: kleine, middelgrote of micro-onderneming die voldoet aan de criteria, bedoeld in bijlage I van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

natte natuurparel: hydrologisch gevoelig gebied, dat vanwege specifieke omstandigheden van bodem en water hoge natuurwaarden vertegenwoordigt als opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

NNB: Natuur Netwerk Brabant, zijnde een samenhangend netwerk van natuurgebieden, dat van nationaal en internationaal belang is, het veiligstellen van ecosystemen als doel heeft en is opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

onderneming in moeilijkheden: onderneming als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening of artikel 2, onder 14, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

Artikel 7.2 Doelgroep

  • 1. Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      rechtspersonen;

    • b.

      natuurlijke personen; of

    • c.

      een samenwerkingsverband van rechtspersonen of natuurlijke personen.

  • 2. Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 7.3 Subsidievorm

Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 7.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op kavelruil, door middel van:

  • a.

    het opstellen van een kavelruilplan; of

  • b.

    de uitvoering van een kavelruilplan als bedoeld onder a.

Artikel 7.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • b.

    het project betrekking heeft op minder dan 15 hectare grond;

  • c.

    bij het project gronden zijn betrokken ten aanzien waarvan Gedeputeerde Staten hebben besloten tot herverkaveling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet inrichting landelijk gebied;

  • d.

    voor dezelfde subsidiabele activiteiten reeds een financiële bijdrage of subsidie door het Groen Ontwikkelfonds Brabant BV, de provincie of het Rijk is verstrekt;

  • e.

    de subsidieaanvrager een agrarische onderneming is die geen MKB-onderneming is;

  • f.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat;

  • g.

    de subsidieaanvrager een onderneming in moeilijkheden is.

Artikel 7.6 Subsidievereisten opstellen kavelruilplan

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 7.4, onder a, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project is gericht op kavelruil;

  • b.

    de aanvrager voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de kavelruil bijdraagt aan twee of meer van de volgende doelstellingen, zoals nader beschreven in bijlage 11:

    • 1°.

      transitie in de landbouw;

    • 2.

      realisatie van het NNB;

    • 3°.

      versterken van ecologische en landschappelijke kwaliteit van het landelijk gebied;

    • 4°.

      realisatie van de juiste hydrologische omstandigheden in natte natuurparels;

  • c.

    de kavelruil wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • d.

    de kavelruil is niet strijdig met een van de doelstellingen, genoemd onder b;

  • e.

    de kavelruil omvat overwegend gronden die ten minste 5 jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag landbouwkundig in gebruik zijn, blijkend uit:

    • 1°.

      de Basisregistratie Gewaspercelen; of

    • 2°.

      andere door de subsidieaanvrager te overleggen bewijsmiddelen;

  • f.

    de subsidieaanvrager heeft:

    • 1°.

      zeggenschap op basis van eigendom of erfpacht over de gronden waarop het project betrekking heeft; of

    • 2°.

      aantoonbaar voldoende draagvlak onder de eigenaren of erfpachters van de gronden waarop het project betrekking heeft;

  • g.

    het project kan worden afgerond binnen een jaar na subsidieverlening, blijkend uit een realistische planning;

  • h.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende begroting.

Artikel 7.7 Subsidievereisten uitvoeren kavelruilplan

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 7.4, onder b, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de subsidieaanvrager is met minimaal twee andere partijen een kavelruilplan overeengekomen;

  • b.

    in het kavelruilplan is concreet onderbouwd op welke wijze het project bijdraagt aan twee of meer van de doelstellingen, genoemd in artikel 7.6, onder b;

  • c.

    het kavelruilplan voldoet aan de vereisten genoemd in artikel 7.6, onder c tot en met f;

  • d.

    het project omvat:

    • 1°.

      de overdracht van percelen overeenkomstig het kavelruilplan;

    • 2°.

      de uitvoering van de eventuele kavelaanvaardingswerken als bedoeld in bijlage 12

  • e.

    het kavelruilplan is door alle eigenaren en erfpachters van de betrokken gronden geaccordeerd en bevat in ieder geval:

    • 1°.

      de gegevens van de eigenaren en erfpachters van de betrokken gronden;

    • 2°.

      de wijze waarop de percelen worden ingebracht, verkaveld en verdeeld onder de eigenaren of erfpachters, inclusief kadastrale aanduiding;

    • 3°.

      de functie per perceel na overdracht;

    • 4°.

      een overzicht van de kavelaanvaardingswerken per perceel;

  • f.

    bij het kavelruilplan is een overzichtskaart van de projectlocatie gevoegd, met aanduiding van:

    • 1°.

      de te ruilen percelen,

    • 2°.

      de op de projectlocatie te realiseren doelstellingen, bedoeld in artikel 7.6, onder b; en

    • 3°.

      de oppervlakte van de op de projectlocatie te realiseren doelstellingen, bedoeld in artikel 7.6, onder b;

  • g.

    de subsidieaanvrager en de andere beoogde partijen bij de kavelruil hebben:

    • 1°.

      zeggenschap op basis van eigendom of erfpacht over de gronden waarop het project betrekking heeft; of

    • 2°.

      toestemming van de eigenaren of erfpachters van de gronden waarop het project betrekking heeft;

  • h.

    het project kan worden afgerond binnen een jaar na subsidieverlening, blijkend uit een realistische planning;

  • i.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende begroting;

    • 3°.

      het kavelruilplan.

Artikel 7.8 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten in aanmerking voor subsidie:

  • a.

    juridische en administratieve kosten, zijnde:

    • 1°.

      kosten derden ten behoeve van de planvorming;

    • 2°.

      taxatiekosten;

    • 3°.

      kadasterkosten;

    • 4°.

      notariskosten;

  • b.

    kosten derden voor de minimaal noodzakelijke aanpassing van de hoofdontsluiting en de markering van de begrenzing van de toegedeelde percelen.  

Artikel 7.9 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    voorbereidingskosten gemaakt vóór 1 juli 2021;

  • b.

    uitvoeringskosten gemaakt vóór indiening van de aanvraag;

  • c.

    arbeids- en personeelsuren van deelnemers aan het kavelruilplan;

  • d.

    kosten van het saneren van de bodem;

  • e.

    kosten voor het doorhalen of inschrijven van hypotheken;

  • f.

    kosten voor aankoop of afwaardering van gronden;

  • g.

    kosten voor investeringen om aan geldende EU-normen te voldoen.

Artikel 7.10 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 3 januari 2022 tot en met 31 december 2026.

Artikel 7.11 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode, genoemd in artikel 7.10, vast op:

  • a.

    € 1.200.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 7.4 onder a;

  • b.

    € 300.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 7.4, onder b.

Artikel 7.12 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt:

  • a.

    voor de activiteiten bedoeld in artikel 7.4, onder a, 80% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 7.8, onder a, tot een maximum van € 800 per te ruilen hectare;

  • b.

    voor de activiteiten bedoeld in artikel 7.4, onder b:

    • 1°.

      20% van de kosten, bedoeld in artikel 7.8, onder a, tot een maximum van € 200 per geruilde hectare;

    • 2°.

      100% van de kosten, bedoeld in artikel 7.8, onder b, tot een maximum van € 250 per geruilde hectare.

Artikel 7.13 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is geldt, voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen van hoog naar laag worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. De subsidie wordt overeenkomstig de rangschikking verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 7.14 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger:

    • a.

      rondt het project af:

      • 1°.

        binnen twee jaar na verlening van een subsidie als bedoeld onder artikel 7.4, onder a;

      • 2°.

        binnen één jaar na verlening van een subsidie als bedoeld onder artikel 7.4, onder b;

    • b.

      draagt zorg voor de eigendomsoverdracht conform het kavelruilplan, in geval van een subsidie als bedoeld onder artikel 7.4, onder b.

  • 2. Indien het project wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, onder a, kan de subsidieontvanger uiterlijk de dag vóór het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij Gedeputeerde Staten tot een redelijke, éénmalige verlenging van die termijn met ten hoogste één jaar.

Artikel 7.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van:

    • a.

      100% van het verleende subsidiebedrag voor projecten als bedoeld in artikel 7.4, onder a;

    • b.

      80% van het verleende subsidiebedrag voor projecten als bedoeld in artikel 7.4, onder b.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het eerste lid, in één keer uit.

Artikel 7.16 Verantwoording

  • 1. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de subsidieontvanger bij subsidies tot € 125.000 aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van bewijsstukken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening en artikel 7, eerste lid van de algemene groepsvrijstellingsverordening waaruit de gerealiseerde kosten blijken.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, toont de subsidieontvanger bij subsidies tot € 125.000 bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      in geval van subsidies als bedoeld onder artikel 7.4, onder a:

      • 1°.

        een activiteitenverslag waaruit blijkt op hoeveel hectare de kavelruil betrekking heeft en welke grond het betreft;

      • 2°.

        een kavelruilplan dat voldoet aan de vereisten van artikel 7.6, onder a tot en met g;

    • b.

      in geval van subsidies als bedoeld onder artikel 7.4, onder b, een afschrift van de notariële kavelruilakte.

  • 3. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de subsidieontvanger bij subsidies van € 125.000 en hoger aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      de bewijsstukken genoemd in het tweede lid;

    • b.

      een financieel verslag als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 1º van de Asv;

    • c.

      een controleverklaring als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 2º, van de Asv.

Artikel 7.17 Vaststelling subsidies tot € 125.000

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen subsidies tot € 125.000 ingevolge artikel 7, eerste lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening, vast op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

  • 2. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats overeenkomstig artikel 21, eerste tot en met vijfde en negende lid, van de Asv.

§ 8 Slotbepalingen

Artikel 8.1 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 8.2 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling transitie landbouw Noord-Brabant.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 20 maart 2018

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter de

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

secretaris

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Bijlage 1, behorende bij artikel 2.6, tweede lid, van de Subsidieregeling transitie landbouw Noord-Brabant

Rav-code

Huisvestingsysteem

Emissie

Diercategorie

Voldoet t/m

A 1.37

Ligboxenstal met een indrukbare drainerende loopvloer voorzien van een mestschuif, de urine en mest worden direct gescheiden en apart opgeslagen.

6,4

melkvee

Tot na 1-1-28*

31-12-23**

A 1.39

Natuurlijk geventileerde ligboxenstal met een roostervloer voorzien van inlays met urineafvoergaatjes in de roosterspleten, frequent bevochtigen en schoonzuigen van de vloer door een mestverzamelrobot en een mechanische kelderluchtafzuiging met een chemisch luchtwassysteem (95% emissiereductie)

3,9

melkvee

Tot na 1–1–28 */ **

* Beweiden

** Permanent opstallen in open stal

Bijlage 2, behorende bij de artikelen 3.6, onder e, onderdeel 1°, en 6.6, derde lid, onder a, van de Subsidieregeling transitie landbouw Noord-Brabant

Inhoudelijke vereisten Omschakelplan

In het omschakelplan geeft de ondernemer in grote lijnen aan wie hij/zij is, hoe zijn/haar bedrijf er uitziet en wat zijn/haar plannen zijn als het gaat om de omschakeling naar natuurinclusieve landbouw. Omdat het omschakelplan de basis is voor zijn/haar verzoek om subsidie voor het opstellen van een professioneel businessplan, is het ook belangrijk dat de ondernemer in dit omschakelplan duidelijk aangeeft wat hij/zij in dat businessplan wil laten onderzoeken/doorrekenen.

Onderstaande eisen zijn indicatief en te beschouwen als aandachtspunten. Voor het businessplan (zie bijlage 3) is het verplicht aandacht te besteden aan alle genoemde vereisten.

De ondernemer(s)

  • Een kort CV (persoonlijke gegevens, opleiding, werkervaring)

  • De motivatie voor het indienen van het plan (wat is in het kort het idee, de bedoeling/ambitie?)

  • De mate van kennis van, ervaring met en visie op ondernemerschap en natuurontwikkeling (opleiding / ervaring et cetera)

  • De wijze waarop die kennis/ervaring wordt vergroot bijv. via aansluiting bij een lerend netwerk en samenwerking met andere partijen op het gebied van natuurinclusief ondernemen

Het huidige bedrijf

  • Een korte kenschets van het huidige bedrijf (grondsituatie (kaart met ligging percelen), veebezetting, teelten, huisvesting, bemesting e.d.)

  • De mate van natuurinclusiviteit van de huidige bedrijfsvoering, onderverdeeld in de thema’s Bodem & Water, Landschap en Biodiversiteit

Het toekomstige bedrijf

  • Een korte kenschets van het toekomstige bedrijf (grondsituatie, veebezetting, teelten, huisvesting, bemesting e.d.)

  • De toe te passen natuurinclusieve maatregelen bij de toekomstige bedrijfsvoering, onderverdeeld in de thema’s Bodem & Water, Landschap en Biodiversiteit. Zie hiervoor ook bijlage 9; maatregelentabel natuurinclusieve landbouw

  • De verwachte belemmeringen en behoefte aan ondersteuning (bv. de beschikbaarheid van aanvullend areaal aan landbouwgrond)

Bedrijfseconomische kwaliteit

Het omschakelplan moet op hoofdlijnen duidelijk maken hoe het plan bedrijfseconomisch in elkaar zit. Daarbij komen onder andere de volgende onderdelen aan bod:

  • Globale toelichting op de bedrijfseconomische aspecten van de huidige bedrijfsvoering (aan- en verkoop, afzet producten, overzicht huidige kosten en opbrengsten e.d.)

  • De benodigde investeringen voor de omschakeling richting toekomstige bedrijfsvoering

  • Globale begroting van kosten en opbrengsten toekomstige bedrijfsvoering

  • Globale toelichting van het (nieuwe/verbeterde) verdienmodel (producten / diensten, markten, doelgroepen, promotie, ketenpartners)

  • Juridische haalbaarheid van het initiatief (bv. bestemmingsplan)

  • De verwachte kansen en belemmeringen en behoefte aan ondersteuning.

Maatschappelijke meerwaarde

Aanvullend is er aandacht voor de maatschappelijke meerwaarde van de betreffende onderneming, bijvoorbeeld op het gebied van zorg, educatie et cetera. Dit is geen primair doel van natuurinclusieve landbouw, maar wordt wel als een ‘plus’ beschouwd bij een eventuele latere beoordeling van businessplannen.

Bijlage 3, behorende bij de artikelen 3.4 en 3.11, onder b, van de Subsidieregeling transitie landbouw Noord-Brabant

Vereisten businessplan

Het op te stellen businessplan is een professioneel en praktisch plan waarin de ondernemer de verschillende stappen en maatregelen, die nodig zijn om van zijn huidige bedrijfsvoering om te schakelen naar een meer natuurinclusieve bedrijfsvoering, uitwerkt. In het plan geeft de aanvrager duidelijk aan welke veranderingen in de bedrijfsvoering worden genomen (nieuw te nemen maatregelen/activiteiten, achterwege laten van huidige maatregelen/activiteiten) en wat hiervan de te verwachten effecten zijn voor bodem, water, biodiversiteit en landschap. Deze maatregelen worden zoveel mogelijk op kaart aangeduid en toegelicht. Bijlage 9, maatregelentabel natuurinclusieve landbouw, is hierbij behulpzaam.

Ten behoeve van een goed overzicht wordt voorgesteld een tabel op te nemen waarin de huidige en beoogde bedrijfssituatie (geconcretiseerd met maatregelen en hun effecten) naast elkaar worden gezet.

  • 1.

    Algemeen

    • 1.1.

      Motivatie en deskundigheid met betrekking tot natuurinclusieve bedrijfsvoering

    • 1.2.

      Karakteristiek huidig bedrijf

    • 1.3.

      Karakteristiek natuurinclusief bedrijf

  • 2.

    Praktische uitwerking van het natuurinclusief bedrijfsmodel voor de volgende onderdelen:

    • 2.1.

      Verbetering van het bodem- en watersysteem

    • 2.2.

      Kwaliteit gebiedskarakteristieke landschap

    • 2.3.

      Versterking van de biodiversiteit op het bedrijf en in aansluiting op de omgeving

    • 2.4.

      Doorontwikkeling en deskundigheid

  • 3.

    Bedrijfseconomische aspecten

    • 3.1.

      Beschrijving van de aanpassingen in de bedrijfsvoering

    • 3.2.

      Rentabiliteit:

      • Kostenbesparing

      • Gederfde opbrengsten

      • Nieuwe kostenfactoren

      • Nieuwe inkomstenbronnen

      • Verandering in kosten en inkomsten per jaar

    • 3.3.

      Financiering:

      • Huidige kapitaallasten

      • Benodigde investeringen

      • Financiële risico’s of ondernemersrisico

      • Tijdspad

    • 3.4.

      Productenafzet:

      • Aard van de producten

      • Klantengroepen en klantenrelaties

  • 4.

    Maatschappelijke bijdrage

  • 5.

    Uitvoeringsgerichte aspecten

    • Risico- en succesfactoren

    • Te nemen stappen voor de doorontwikkeling

    • Te verwachten belemmeringen en hoe deze aan te pakken

    • Aard van eventuele ondersteuning in de uitvoering

    • Samenwerking met partners (bij inkoop en afzet en met andere agrarische ondernemers)

Bijlage 4, behorende bij de artikelen 4.2 en 4.6, onder a van de Subsidieregeling transitie veehouderij Noord-Brabant

[vervallen]

Bijlage 5 behorende bij artikel 4.6, onder c, d en e van de Subsidieregeling transitie veehouderij Noord-Brabant

[vervallen]

Bijlage 6 behorende bij artikel 5.6 van de Subsidieregeling transitie landbouw Noord-Brabant

Brabantse biodiversiteitsmonitor melkveehouderij

Dertien indicatoren van de Brabantse biodiversiteitsmonitor melkveehouderij

1

% Blijvend grasland

Aandeel blijvend grasland zoals berekend in de KringloopWijzer als percentage blijvend grasland van de totale bedrijfsoppervlakte - zichtbaar in Dashboard Milieu & Klimaat

2

% Eiwit van eigen land

Aandeel eigen geteeld eiwit zoals berekend in de KringloopWijzer als percentage eiwit in geteeld veevoer tov eiwit in verbruikt veevoer - zichtbaar in Dashboard Milieu & Klimaat

3

N-bodemoverschot (kg N/ha)

Het totale stikstofbodemoverschot zoals berekend in de KringloopWijzer als aanvoer van kunstmest, organische mest, weidemest, mineralisatie, depositie en vlinderbloemigen minus de afvoer van geoogste producten - zichtbaar in Dashboard Milieu & Klimaat

4

Broeikasgasemissie (g CO2eq/kg meetmelk)

Broeikasgasemissie zoals berekend in de KringloopWijzer als emissie van CO2equivalenten uit pensfermentatie, opgeslagen mest, produceren voer, energiebronnen en aanvoerbronnen uitgedrukt per kilogram meetmelk (Fat and Protein Corrected Milk FPCM) - zichtbaar in Dashboard Milieu & Klimaat

5

Ammoniakuitstoot (kg NH3/ha)

Ammoniakemissie zoals berekend in de KringloopWijzer als totale emissie van ammoniak (NH3) van graasdieren per hectare - zichtbaar in Dashboard Milieu & Klimaat

6

% (Agrarisch) natuurbeheerland

Percentage agrarisch natuurbeheer zoals vastgelegd in contracten en BBM pakketten bij Agrarische Collectieven - geregistreerd in de database van BoerenNatuur

7

% Kruidenrijk grasland

Percentage kruidenrijk grasland zoals vastgelegd in contracten of BBM pakketten bij Agrarische Collectieven - geregistreerd in de database van BoerenNatuur

8

% Groenblauwe dooradering

Percentage groen-blauwe dooradering zoals vastgelegd in contracten of BBM paketten bij Agrarische Collectieven - geregistreerd in de database van BoerenNatuur

9

Gebruik van gewasbeschermingsmiddelen

Aantoonbaar bewijs dat geen chemische gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast op het bedrijf (via SKAL certificaat), geen glyfosaat wordt toegepast op het bedrijf (via zuivelorganisatie of deelname PlanetProof) of deelname van de ingehuurde loonwerker(s) aan het project ‘Schoon Water’.

10

Gebruik van stikstof-kunstmest (kg N/ha)

Aanvoer stikstof uit kunstmest, zoals berekend in de KringloopWijzer als kilogrammen stikstof (N) uit kunstmest per hectare

11

P-bodemoverschot (kg P2O5/ha)

Het totale fosfaatbodemoverschot zoals berekend in de KringloopWijzer als het mineralenoverschot fosfaat (P2O5) per hectare

12

Weidegang (uur/jaar)

Het aantal uren weidegang per jaar zoals opgegeven in de KringloopWijzer ingedeeld in categorieën voor koeien van >1440 uur, >720 uur, 1 tot 720 uur of alleen jongvee weidegang

13

Eiwit in het totale rantsoen (g RE/kg ds)

Het gemiddelde ruw eiwit (RE) in het totaalrantsoen zoals berekend in de KringloopWijzer uitgedrukt in gram/kg drogestof

* Indicator 1 tot en met 7 zijn ook de indicatoren van de landelijke Biodiversiteitsmonitor Melkvee.

Bijlage 7 behorende bij de artikelen 5.7, 5.11 en 5.13 van de Subsidieregeling transitie landbouw Noord-Brabant

1. Berekening puntenscore per jaar per deelnemende melkveehouder

Indicatoren Brabantse Biodiversiteitsmonitor Melkveehouderij

Indicatoren en doel

Score melkveehouder

Punten

% Blijvend grasland verhogen

>80%

200

 

>70%

150

 

>60%

100

 

>50%

50

% Eiwit van eigen land verhogen

>70%

200

 

>65%

150

 

>60%

100

 

>55%

50

N-bodemoverschot verlagen

<60 kg N/ha

200

 

<90 kg N/ha

150

 

<120 kg N/ha

100

 

<160 kg N/ha

50

Broeikasgasemissie (g CO2eq/kg melk) verlagen

<1000 g/kg meetmelk

200

 

<1100 g/kg meetmelk

150

 

<1200 g/kg meetmelk

100

 

<1300 g/kg meetmelk

50

Ammoniakuitstoot (kg NH3/ha) verlagen

<45 kg NH3/ha

200

 

<55 kg NH3/ha

150

 

<65 kg NH3/ha

100

 

<75 kg NH3/ha

50

% (Agrarisch) natuurbeheerland verhogen

>25%

200

 

>15%

150

 

>5%

100

 

>1%

50

% Kruidenrijk grasland verhogen

>50%

200

 

>30%

150

 

>15%

100

 

>5%

50

% Groen-blauwe dooradering verhogen

>10%

200

 

>7,5%

150

 

>5%

100

 

>2,5%

50

Gebruik gewasbeschermings-middelen verlagen

Geen gebruik chemische gewasbeschermingsmiddelen

200

 

Geen gebruik glyfosaat

100

 

Deelname loonwerker aan project ‘Schoon Water’

50

Gebruik stikstof-kunstmest verlagen

Geen gebruik stikstof-kunstmest

200

 

<50 kg N/ha

150

 

<100 kg N/ha

100

 

<150 kg N/ha

50

P-bodemoverschot (kg P/ha) verlagen

<-10 kg P/ha

150

 

<-5 kg P/ha

100

 

<0 kg P/ha

50

Weidegang (uur/jaar) verhogen

>1440 uur/jaar

200

 

>720 uur/jaar

150

 

deelweidegang

100

 

jongvee weidegang

50

Eiwit in het melkvee rantsoen (g RE/kg voer) verlagen

<150 g RE/kg voer

150

 

<155 g RE/kg voer

100

 

<160 g RE/kg voer

50

 
 

Maximale TOTALE SCORE

 

2500

2. Berekening totale beloning deelname innovatieproject per deelnemende melkveehouder

Brabantse Biodiversiteitsmonitor Melkveehouderij

Score melkveehouder

Beloning deelname innovatieproject per melkveehouder

Categorie 1

300 -999

€1 per punt

Categorie 2

1000 -1499

€1 per punt

Categorie 3

1500 -1999

€1 per punt + € 2.000 bonus

Categorie 4

2000 - 2500

€1 per punt + € 2.500 bonus

 
 

Jaar 1

…. punten

€ ….

Jaar 2

…. punten

€ ….

Jaar 3

…. punten

€ ….

Jaar 4 (verlenging)

…. punten

€ ….

Jaar 5 (verlenging)

…. punten

€ ….

Totale score en beloning per deelnemende melkveehouder

… punten

€ ….

Vergoeding samenwerkingskosten per deelnemende melkveehouder,

3 uur á € 70 voor de eerste periode van drie jaar en 2 uur á € 70 voor de verlenging met twee jaar.

€ 210 / € 140*

* gebaseerd op 10% van de daadwerkelijke gemiddelde kosten per melkveehouder

 
 

Totale beloning en vergoeding samenwerkingskosten m.b.t. deelname innovatieproject per deelnemende melkveehouder:

 

€ ………*

* maximaal € 5.000 per jaar per melkveehouder.

3. Berekening eenmalige extra beloning voor jonge agrariërs en agrariërs in stimuleringsgebieden.

Deelnemers aan de BBM die gebruik maken van de mogelijkheid om de deelnameperiode met twee jaar te verlengen en gedurende de gehele looptijd van vijf jaar aan de BBM vereisten hebben voldaan, kunnen eenmalig een extra beloning ontvangen indien zij voldoen aan de vereisten in artikel 5.6, derde lid.

De extra beloning hangt af van de mate waarin de deelnemer zijn of haar score weet te verbeteren. Het vertrekpunt is de nulsituatie bij aanvang van deelname (minimaal 300 punten). Dit wordt afgezet tegen de maximale score (2.500 punten). Het verschil tussen deze twee waarden is het groeipotentieel.

De extra beloning wordt bepaald aan de hand van de mate waarin het groeipotentieel is gerealiseerd. De score van de deelnemer in het vijfde jaar wordt gedeeld door het groeipotentieel van desbetreffende deelnemer.

Mate waarin het groeipotentieel is benut

Extra beloning

> 70%

€ 10.000

> 60%

€ 7.500

> 50%

€ 6.000

> 40%

€ 4.500

> 30%

€ 3.500

> 20%

€ 2.500

> 10%

-

> 0%

-

4. Berekening totale subsidiehoogte op basis van subsidiabele kosten

  • a)

    Voor de eerste drie jaar van deelname als bedoeld in artikel 5.4 onder a

    Totale beloning van alle deelnemende melkveehouders samen, inclusief bonus

     

    € ………….

    Totale samenwerkingskosten alle deelnemende melkveehouders

    € 210 x … (aantal deelnemende melkveehouders)

    € ………….

    Advieskosten* subsidieaanvrager in de vorm van:

    • Voorbereidingskosten

    • Samenwerkingskosten

    • Administratie en automatiseringskosten

    *daadwerkelijke uren

    … uur à € 82 per uur voor arbeids- en personeelsuren,

    … uur à max € 82 per uur voor kosten derden (te vermeerderen met niet-verrekenbare en niet-compensabele btw)

    € …………….

    Totale hoogte subsidie

     

    € …………………

  • b)

    Voor verlenging van de deelname met twee jaar als bedoeld in artikel 5.4 onder b

    Totale beloning van alle deelnemende melkveehouders samen, inclusief bonus

     

    € ………….

    Totale extra beloning voor jonge melkveehouders en melkveehouders in stimuleringsgebieden

     

    € ………….

    Totale samenwerkingskosten alle deelnemende melkveehouders

    € 140 x … (aantal deelnemende melkveehouders)

    € ………….

    Advieskosten* subsidieaanvrager in de vorm van:

    • Voorbereidingskosten

    • Samenwerkingskosten

    • Administratie en automatiseringskosten

    *daadwerkelijke uren

    … uur à € 82 per uur voor arbeids- en personeelsuren,

    … uur à max € 82 per uur voor kosten derden (te vermeerderen met niet-verrekenbare en niet-compensabele btw)

    € …………….

    Totale hoogte subsidie

     

    € …………………

Bijlage 8 behorende bij artikel 5.1 van de Subsidieregeling transitie landbouw Noord-Brabant.

[vervallen]

Bijlage 9, behorende bij artikel 6.1 van de Subsidieregeling transitie landbouw Noord-Brabant

Maatregelentabel natuurinclusieve landbouw

 
 
 

Maatregel draagt bij aan

Nr.

Maatregel

Maatregel onderdeel bedrijfsvoering

Bodemherstel

Watersysteem herstel

Vergroten biodiversiteit en landschappelijke kwaliteit

Sluiten mineralen-kringlopen

1

Vaste rijpaden op de percelen

 

1

0

0

0

2

Gebruik brede banden/lage bandenspanning

 

1

0

0

0

3

Sleepslangbemesting met toevoegen van extra water

 

1

1

0

1

4

Blijvend grasland behouden of uitbreiden

 

1

1

1

1

5

Niet of minder kerende grondbewerking

 

1

0

0

0

6

Een ruimer bouwplan met meer rustgewassen

 

1

1

1

1

7

Bovengronds mest uitrijden (vrijstelling)

 

1

0

1

1

8

Mais telen in bestaande grasmat zonder gebruik te maken van chemische gewasbeschermingsmiddelen

 

1

1

0

1

9

Compost opbrengen

 

1

1

1

1

10

Langzaam afbreekbare koolstof toevoegen aan de bodem (bijvoorbeeld houtsnippers)

 

1

1

1

1

11

Groenbemesters toepassen (op basis van eigenschappen grond)

 

1

1

0

1

12

Gebruik ruige mest (strorijke dierlijke mest)

 

1

1

1

1

13

Teelt langjarige maaigewassen (bijvoorbeeld olifantsgras/hennepvezel

/luzerne)

 

1

1

1

0

14

Beperken gebruik ontwormingsmiddel bij beweiden (bijvoorbeeld via kruiden voeren)

 

0

0

1

0

15

Minimaal 3m brede bemestings- en spuitvrije rand langs sloten

 

0

1

1

1

16

Infiltratiegreppel(s) aanleggen

 

0

1

0

1

17

Stro onderin de kuil voor perssappen

 

0

1

0

1

18

Drainage in percelen

 

1

1

0

1

19

Rietveld op overhoek (helophyten filter)

 

0

1

1

0

20

Precisiebemesting toepassen

 

1

1

0

1

21

Rijenbemesting toepassen

 

1

1

0

1

22

Mest scheiden (dunne en dikke fractie) en gebruiken

 

1

1

0

1

23

Mechanische onkruidbestrijding toepassen

 

1

1

1

0

24

Driftreducerende spuittechnieken toepassen

 

0

1

1

0

25

Verlaging dosering gewasbeschermingsmiddelen (bijvoorbeeld plekgewijs spuiten, aanzuren)

Of geen chemische gewasbeschermingsmiddelen toepassen

 

0

1

1

0

26

Tijdelijke waterberging

 

0

1

1

0

27

Wateropslag ondergronds

 

0

1

0

0

28

Gefaseerd sloot beheer maaien/schonen/baggeren

 

0

1

1

0

29

Maaien van sloot met maaikorf (en afvoeren maaisel)

 

0

1

1

0

30

Schuin talud of terras oever onderhouden/aanleggen

 

1

1

1

0

31

Waterpeil verhogen of hoog houden

 

0

1

1

0

32

Verschillende bomen, struiken en bloeiende planten op het erf

 

0

0

1

0

33

In stand houden van greppels en ander microreliëf

 

0

1

1

0

34

Inzaaien kruidenrijk grasland/grasklaver mengsels

 

1

0

1

1

35

Verschralen grasland

 

1

1

1

1

36

Inzaaien van akkerranden

 

1

1

1

1

37

Strokenteelt met houtige gewassen

 

1

0

1

0

38

Voedselbos/agroforestry

 

1

1

1

1

39

Benutten van overhoeken en geren voor extra biodiversiteit

 

0

0

1

0

40

Aanleg of onderhoud houtwal, struweel en haag

 

0

0

1

0

41

Aanleg/onderhoud van poel

 

0

1

1

0

42

Aanleg/onderhoud plas-dras

 

0

1

1

0

43

Beweiden van natuurpercelen

 

0

0

1

1

44

Fokken met robuuste veerassen

 

0

0

1

0

45

Gebruik van resistente gewassen

 

1

0

1

0

46

Verlaging van eiwitgehalte in rantsoen naar 15% (of lager)

 

0

0

0

1

47

Beperken antibioticum gebruik (<0,75 dddj)

 

1

1

1

0

48

Telen van eiwitrijke gewassen

 

0

0

1

1

49

Plaatsen/onderhouden van nestkasten/vleermuiskasten/bijenhotel op het erf

 

0

0

1

0

50

Uitgesteld maaibeheer, minimaal tot 15 mei

 

1

1

1

1

51

Mozaiekbeheer

 

1

0

1

1

52

Nestbescherming weidevogels

 

0

0

1

0

53

Weren van predatoren (zover mogelijk) op percelen met weidevogels

 

0

0

1

0

54

Overige maatregel

*tevens aangeven waaraan de maatregel bijdraagt

 

*

*

*

*

55

Overige maatregel

**tevens aangeven waaraan de maatregel bijdraagt

 

**

**

**

**

 

Bijlage 10 behorende bij artikel 3.1, onder e, van de Subsidieregeling transitie landbouw Noord-Brabant

Kaart Groenblauwe mantel

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 11, behorende bij artikel 7.6, onder b, van de Subsidieregeling transitie landbouw Noord-Brabant

Doelstellingen

Een kavelruilproject voldoet aan de vereisten van artikel 7.6, onder b, of artikel 7.7, onder b, indien het bijdraagt aan twee of meer van onderstaande beschrijvingen van de doelstellingen.

  • 1.

    Transitie landbouw 

    Een kavelruilproject draagt in ieder geval bij aan de transitie in de landbouw als het bijdraagt aan één of beide van de volgende hoofddoelstellingen uit het Beleidskader Landbouw en Voedsel, zoals in ontwerp vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 5 oktober 2021:

    • a.

      hoofddoelstelling 1 “Meest duurzaam en circulair in Europa”, bestaande uit:

      • het verminderen van emissies naar bodem, water en lucht;

      • een substantiële bijdrage van de landbouw aan herstel van natuur, water, bodem, een gezonde leefomgeving en de productie van duurzame energie;

      • het behouden en versterken van die diversiteit in ketens van zowel de grootschalige landbouw als de natuur inclusieve landbouw.

    • b.

      hoofddoelstelling 3 “Natuur en landschap inclusief”, bestaande uit:

      • en bijdrage van de landbouw aan de afgesproken taakstellingen van natuur (Natura 2000), biodiversiteit en van bodem en water en daarmee een bijdrage aan het herstel van die waarden.

      • 500 natuurinclusieve boeren in Brabant in 2030;

      • 10% landbouwareaal is biologisch.

  • 2.

    Realisatie van het NNB 

    Van een bijdrage aan de doelstelling realisatie NNB is in ieder geval sprake als 10% of meer van de uitgeruilde grond wordt toegevoegd aan het NNB door functiewijziging of door het realiseren van Ondernemend Natuurnetwerk Brabant.

  • 3.

    Versterken van ecologische en landschappelijke kwaliteit van het landelijk gebied 

    Van bijdrage aan de doelstelling landschappelijke kwaliteit is in ieder geval sprake als 5% of meer van de uitgeruilde grond wordt ingezet ten behoeve maatregelen zoals opgenomen:

    • a.

      op de maatregelenkaarten voor Biodiversiteit en Leefgebieden, opgenomen in bijlage 7 van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant; of

    • b.

      op de landschaps- en themagebiedskaarten, opgenomen in de bijlagen 1 en 2 van de Subsidieregeling stimuleringsregeling landschap Noord-Brabant.

  • 4.

    Realisatie van de juiste hydrologische omstandigheden in natte natuurparels 

    Van een bijdrage aan de doelstelling juiste hydrologische omstandigheden in natte natuurparels is in ieder geval sprake indien het project ertoe zal leiden dat er voor natte natuurtypen in een natte natuurparel (bestaande of nieuwe natuur), voor een oppervlakte van minimaal 10% van de uitgeruilde grond, blijvend de optimale hydrologische omstandigheden gerealiseerd worden.

Bijlage 12 behorende bij artikel 7.7, onderdeel d, onder 2°, van de Subsidieregeling transitie landbouw Noord-Brabant

De volgende activiteiten komen in aanmerking voor subsidie:

Nieuwe grenzen

  • Het graven van een nieuwe kavelgrenssloot is subsidiabel als het landschappelijk gezien te verkiezen is boven een afrastering of hek en als dit, op basis van een oordeel van het waterschap, niet schadelijk is voor het watersysteem. De afmetingen worden bepaald in overleg met het waterschap.

  • In de gevallen dat er geen kavelgrenssloot nodig is en de eigenaren aan weerszijden een afrastering of hek willen om contact met vee te vermijden, dient dit in onderling overleg te worden geregeld en bij overeenstemming schriftelijk te worden vastgelegd. Dan is het plaatsen van een eenvoudig raster subsidiabel.

  • Nieuwe afrasteringen komen daarnaast alleen in aanmerking voor subsidie indien deze geplaatst worden langs nieuwe beplantingen.

Ontsluiting van percelen

Per kavel wordt één dam of brug naar de openbare weg aangelegd. Indien een dam of brug als gevolg van de gewijzigde kavelindeling niet meer op de gewenste plaats ligt, zijn de kosten voor het verleggen subsidiabel.

Greppels/ kopakkerbuizen

Het aanpassen van kopakkers aan de nieuwe verkaveling is subsidiabel.

Kavelpaden

Het aanleggen van een kavelpad is alleen subsidiabel als er bij de inbreng sprake is van een kavelpad en de aanleg ervan noodzakelijk is in relatie tot de nieuwe verkavelingssituatie.