Verordening op de commissies 2018

Geldend van 15-04-2019 t/m heden

Intitulé

Verordening op de commissies 2018

De raad van de gemeente Rijssen-Holten

Gelezen het voorstel van het presidium d.d. 5 februari 2018

Besluit:

Vast te stellen:

De verordening op de commissies 2018

Hoofdstuk 2. Instelling, taken en samenstelling

Artikel 1 . Begripsomschrijvingen

  • a.

    voorzitter: voorzitter van een raadscommissie of diens vervanger

  • b.

    griffier: griffier van de raad of diens vervanger;

  • c.

    vergadering: vergadering van een raadscommissie

Artikel 2. Instelling raadscommissies

  • 1. De raad stelt de volgende raadscommissies in:

    • commissie algemeen bestuurlijke zaken en middelen;

    • commissie grondgebied;

    • commissie maatschappelijke dienstverlening.

  • 2. De raadscommissie Algemeen Bestuurlijke Zaken en Middelen adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen:

    • a.

      algemeen bestuurlijke en juridische zaken en communicatie

    • b.

      openbare orde en veiligheid en brandweer

    • c.

      (regionale) samenwerkingszaken van algemene aard

    • d.

      financiën & belastingen

    • e.

      personeel en organisatie (incl. informatisering en automatisering, huisvesting en facilitaire zaken)

  • 3. De raadscommissie Grondgebied adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen, met inbegrip van de daaraan verbonden middelenaspecten:

    • a.

      ruimtelijke ontwikkeling & volkshuisvesting

    • b.

      openbare werken (zoals groenonderhoud, riolering, aanleg en onderhoud van wegen) en verkeerszaken

    • c.

      duurzaamheid, milieu, afval en reiniging

    • d.

      economische zaken, toerisme en recreatie.

  • 4. De raadscommissie Maatschappelijke Dienstverlening adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen, met inbegrip van de daaraan verbonden middelenaspecten:

    • a.

      sociaal domein (inclusief jeugd)

    • b.

      welzijn (sport, subsidies, zorg, ouderen- en minderhedenbeleid)

    • c.

      onderwijs

  • 5. Indien een onderwerp meerdere raadscommissies aangaat, wordt het onderwerp in de afzonderlijke raadscommissies besproken, tenzij de voorzitters van de betrokken raadscommissies in overleg beslissen dat een gezamenlijke vergadering van de raadscommissies wordt belegd of de raadscommissie die het onderwerp het meest aangaat, het onderwerp behandelt.

  • 6. Indien een gezamenlijke vergadering van raadscommissies wordt belegd, vervult de voorzitter van de raadscommissie die het onderwerp het meest aangaat, de taken van de voorzitter.

Artikel 3. Taken

Een raadscommissie heeft de volgende taken:

  • 1. het uitbrengen van een advies aan de raad over een voorstel of onderwerp dat betrekking heeft op de in artikel 2, tweede, derde of vierde lid, aangegeven onderwerpen;

  • 2. het uitbrengen van advies aan de raad uit eigener beweging;

  • 3. het voeren van overleg met het college of de burgemeester over in ieder geval door het college of de burgemeester verstrekte inlichtingen en het gevoerde bestuur ten aanzien van de in artikel 2, tweede, derde of vierde lid, genoemde onderwerpen.

Artikel 4 . Samenstelling

  • 1. Een raadscommissie bestaat uit leden van de raad en maximaal drie niet-raadsleden per fractie;

  • 2. De leden worden door de raad op voordracht van de fracties benoemd;

  • 3. Een lid van de commissie kan zowel raadslid als niet-raadslid zijn. De niet-raadsleden leggen de eed of de belofte af, gelijk aan die voor de raadsleden. De artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op een lid van een raadscommissie. Commissieleden die geen raadslid zijn dienen lid te zijn van de politieke partij welke zij in de commissie vertegenwoordigen.

Artikel 5. Voorzitter

  • 1. De voorzitter en zijn plaatsvervanger worden door de raad uit zijn midden benoemd.

  • 2. De voorzitter is geen lid van de raadscommissie. Dit verbod geldt niet voor de plaatsvervangend voorzitter.

  • 3. De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van deze verordening;

    • d.

      hetgeen deze verordening hem verder opdraagt.

  • 4. De raad kan de voorzitter of zijn plaatsvervanger ontslaan.

  • 5. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan de raad.

  • 6. Indien door overlijden of ontslag een vacature van de voorzitter of zijn plaatsvervanger ontslaat beslist de raad zo spoedig mogelijk over de vervulling daarvan met inachtneming van artikel 4 en dit artikel.

Artikel 6. Zittingsduur

De zittingsperiode is gelijk aan de zittingsperiode van de raad.

Artikel 6a. Ontslag van commissieleden, niet zijnde raadsleden

  • 1. De raad ontslaat een commissielid:

    • a.

      op eigen verzoek;

    • b.

      indien hij of zij niet meer voldoet aan de eisen die voor het raadslidmaatschap gelden, zoals vermeld in de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet;

    • c.

      op voorstel van de fractie op wiens voordracht het lid is benoemd;

    • d.

      indien hij of zij niet meer de fractie vertegenwoordigd op wiens voordracht het lid is benoemd.

  • 2. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als een opvolger is benoemd.

  • 3. Indien door overlijden of ontslag een vacature ontstaat, beslist de raad zo spoedig mogelijk over de vervulling daarvan met inachtneming van artikel 4.

  • 4. Indien een fractie blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet langer vertegenwoordigd is in de raad, vervalt het lidmaatschap van de commissieleden die op voordracht van die fractie zijn benoemd, van rechtswege.

Artikel 7. Griffier

  • 1. De griffier ondersteunt iedere raadscommissie en is in elke vergadering van een raadscommissie aanwezig.

  • 2. Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door zijn plaatsvervanger.

  • 3. Hij kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in deze verordening deelnemen.

Hoofdstuk 3. Aanwezigheid college, burgemeester en secretaris

Artikel 8. Aanwezigheid college, burgemeester en secretaris

De voorzitter kan de burgemeester, één of meer wethouders en de secretaris uitnodigen in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.

Hoofdstuk 4. Vergaderingen

Paragraaf 1. Tijdstip van vergaderen en voorbereiding

Artikel 9. Vergaderfrequentie

  • 1. Een raadscommissie vergadert zo dikwijls als dat de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste twee fracties schriftelijk met opgaaf van redenen daarom verzoeken. In dat laatste geval wordt de vergadering gehouden binnen acht dagen nadat een desbetreffende aanvraag door de voorzitter is ontvangen. De vergaderingen worden in de regel gehouden in het gemeentehuis in Rijssen.

  • 2. Tenzij de voorzitter, gehoord de commissie, anders beslist, worden vergaderingen gesloten om 22.30 uur.

  • 3. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag of aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover overleg met de griffier.

Artikel 10. Oproep

  • 1. De voorzitter zendt ten minste tien dagen voor een vergadering de leden een schriftelijke oproep onder vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering.

  • 2. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden verzonden, of digitaal beschikbaar gesteld.

  • 3. Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 11, tweede lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen of onderwerpen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden gezonden.

Artikel 11. De agenda

  • 1. Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt de voorzitter de agenda van de vergadering voorlopig vast.

  • 2. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 3. Bij aanvang van de vergadering stelt de raadscommissie de agenda vast. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 4. Wanneer de raadscommissie een onderwerp of voorstel onvoldoende voor de beraadslaging voorbereid acht, kan hij aan het college of de burgemeester nadere inlichtingen of advies vragen. De raadscommissie bepaalt in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 5. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 12. Ter inzage leggen van stukken

  • 1. Bijlagen bij de agenda worden gelijktijdig met het verzenden van de oproep digitaal raadpleegbaar gemaakt. De voorzitter maakt hiervan melding in de openbare kennisgeving, bedoeld in artikel 13. Indien na het verzenden van de oproep bijlagen aan de agenda worden toegevoegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid zijn stukken eveneens raadpleegbaar in het gemeentehuis.

  • 3. Stukken waarbij op grond van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd en die niet schriftelijk of digitaal worden verspreid zijn voor commissieleden te raadplegen in de leeskamer van de raad;

Artikel 13. Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep op de voor de gemeente gebruikelijke wijze en door plaatsing op de gemeentelijke website openbaar gemaakt.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

    • c.

      de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 16.

  • 3. Daarnaast worden de bij de voorlopige agenda behorende stukken, indien digitaal beschikbaar, op de website van de gemeente geplaatst.

Paragraaf 2. Orde der vergadering

Artikel 14. Presentielijst

  • 1. Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

  • 2. Een fractie kan zich in een commissievergadering door maximaal drie commissieleden laten vertegenwoordigen.

Artikel 15. Opening vergadering; quorum

  • 1. 1a. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien van meer dan de helft van de fracties tenminste 1 raadslid of commissielid, niet zijnde een raadslid, aanwezig is.

  • 2. 1b. Na het openen van de vergadering is het mogelijk dat andere leden zich bij de vergadering voegen of aanwezige leden de vergadering verlaten. Tijdens de vergadering dient het minimum zoals genoemd in lid 1a gehandhaafd te blijven.

  • 3. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel, dag en uur van de volgende vergadering, op een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de schriftelijke oproep is gelegen.

  • 4. Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is lid 1a niet van toepassing. De raadscommissie kan echter over andere aangelegenheden alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst, van meer dan de helft van de fracties tenminste 1 raadslid of commissielid, niet zijnde een raadslid, aanwezig is.

Artikel 16. Spreekrecht burgers

  • 1. De voorzitter stelt toehoorders bij een openbare vergadering van een commissie op hun verzoek in de gelegenheid het woord te voeren over geagendeerde of niet geagendeerde onderwerpen.

  • 2. Het woord kan niet gevoerd worden over:

    • a.

      een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar en beroep openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

    • d.

      opiniërende behandeling van principeverzoeken tot wijziging van bestemmingsplannen.

  • 3. Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit voor de aanvang van de vergadering aan de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp, waarover hij het woord wil voeren.

  • 4. Degene, die zich daartoe tijdig heeft gemeld, kan over het geagendeerde onderwerp dat aan de orde is, het woord voeren aan het begin van de eerste termijn. Bij niet-geagendeerde onderwerpen wordt het woord gevoerd aan het begin van de vergadering nadat geïnventariseerd is welke insprekers er zijn. De voorzitter stelt een inspreker in de gelegenheid om aan het begin van de tweede termijn desgewenst nogmaals het woord te voeren.

  • 5. De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter kan in het belang van een goede vergaderorde de spreektijd beperken. De voorzitter kan de deelnemers van de vergadering toestaan aan insprekers korte, verhelderende vragen te stellen. Er vindt geen discussie plaats tussen een inspreker en deelnemers van de vergadering.

Artikel 17. Verslag

  • 1. Het verslag -in de vorm van een lijst met adviezen en conclusies- van de voorgaande vergadering wordt, zo mogelijk, aan de leden toegezonden voorafgaand aan de eerstvolgende raadsvergadering. Het ontwerpverslag wordt op hetzelfde moment aan de overige personen die het woord gevoerd hebben, toegezonden.

  • 2. Bij het begin van de vergadering wordt, zo mogelijk, het verslag van de vorige vergadering vastgesteld.

  • 3. De leden, de voorzitter en de aanwezigen als bedoeld in artikel 8 die aan de beraadslagingen hebben deelgenomen, hebben het recht, een voorstel tot wijziging van het ontwerpverslag aan de raadscommissie te doen, indien het ontwerpverslag niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot wijziging dient voor de vaststelling van het verslag bij de griffier te worden ingediend. De voorzitter kan eigener beweging of desgevraagd een voorstel tot wijziging doen als het ontwerpverslag onjuistheden bevat.

  • 4. Het ontwerpverslag moet inhouden:

    • a.

      de namen van de ter vergadering aanwezige leden, de voorzitter, de griffier, de leden van het college van B&W en van de overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een zakelijke conclusie van het besprokene

    • d.

      een samenvatting van het advies aan de raad onder vermelding van de namen van de leden of raadsfracties die mededeling hebben gedaan van hun goed- of afkeuring, en met aantekening van de namen van de leden of raadsfracties die zich niet uitgelaten hebben;

    • e.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 25 door de raadscommissie is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 5. De lijst van adviezen en conclusies wordt opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 6. De vastgestelde lijst van adviezen en conclusies wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 19.Volgorde sprekers (vervallen)

Artikel 20. Aantal spreektermijnen

  • 1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raadscommissie anders beslist.

  • 2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3. Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 21. Spreektijd

Een lid kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden en van de overige aanwezigen.

Artikel 22. Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist de raadscommissie terstond.

Artikel 23. Handhaving orde; schorsing

  • 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van deze verordening te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2. Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en –

    indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

  • 4. De voorzitter kan een raadscommissie voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen.

    Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 24. Beraadslaging

  • 1. De raadscommissie kan op voorstel van de voorzitter of een lid beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 25. Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1. De raadscommissie kan bepalen dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een lid genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 26. Advies

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raadscommissie anders beslist.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten, beslist de raadscommissie of er een advies aan de raad wordt uitgebracht.

  • 3. Indien de raadscommissie een advies aan de raad uitbrengt beslissen de leden op voorstel van de voorzitter over de inhoud van het advies.

  • 4. In het advies worden de standpunten van alle fracties opgenomen.

Hoofdstuk 5. Besloten vergadering

Artikel 27. Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 28. Verslag

De lijst van adviezen en conclusies van een besloten vergadering wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raadscommissie een beslissing over het al dan niet openbaar maken van het vastgestelde verslag. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 29. Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raadscommissie overeenkomstig artikel 86, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raadscommissie kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 30. Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt daarover, indien de raadscommissie die geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, in een besloten vergadering met de raadscommissie overleg gevoerd.

Hoofdstuk 6. Toehoorders en pers

Artikel 31. Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

  • 3. De voorzitter is bevoegd, toehoorders die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, te doen vertrekken. Toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren kan hij voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering ontzeggen.

Artikel 32. Geluid- en beeldregistraties

  • 1. De openbare vergaderingen van de raadscommissies worden live in beeld en geluid uitgezonden en zijn nadien terug te kijken. De beeld- en geluidsregistraties worden gedurende 4 jaar bewaard. Van de besloten vergaderingen als bedoeld in hoofdstuk 5 van deze verordening worden geen beeldopnames gemaakt.

  • 2. Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering zelf geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 34. Uitleg verordening

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van de verordening, beslist de raadscommissie op voorstel van de voorzitter.

Artikel 35. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 29 maart 2018;

  • 2. Op dat tijdstip vervalt de verordening op de raadscommissies 2010, vastgesteld bij raadsbesluit van 13 februari 2014.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Rijssen-Holten op

15 februari 2018:

drs. G.H. Veerman, A.C. Hofland,

griffier, voorzitter

TOELICHTING

In de Gemeentewet wordt onderscheid gemaakt tussen raadscommissies, bestuurscommissies en andere commissies (resp. artikel 82, 83 en 84 Gemeentewet). Raadscommissies bereiden de besluitvorming in de raad voor en voeren overleg met het college en de burgemeester. Bestuurscommissies zijn commissies waaraan bevoegdheden van de raad, het college of de burgemeester worden overgedragen. Andere commissies kunnen alle mogelijke denkbare taken hebben. Er kan gedacht worden aan adviescommissies, ad hoc commissies en wijkraden.

Op grond van artikel 82, eerste lid, kan de raad zoveel raadscommissies instellen als hij wenselijk acht. De raad regelt de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de raadscommissies en de wijze waarop de leden van een raadscommissie inzage hebben in stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De Gemeentewet verplicht overigens niet tot het instellen van raadscommissies. Om te bevorderen dat de discussie in de raad plaatsvindt, zijn er gemeenten die ervoor kiezen om geen raadscommissie(s) in te stellen. De vaststelling van een verordening op de raadscommissies is uiteraard overbodig als er geen raadscommissie wordt ingesteld.

De instelling van raadscommissies geschiedt veelal bij verordening, waarin de taken bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de raadscommissies worden vastgelegd. Deze modelverordening voorziet hierin.

Over het voorzitterschap van een raadscommissie kan het volgende worden opgemerkt:

De vraag of een raadscommissie een externe voorzitter mag hebben heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ontkennend beantwoord. De VNG heeft in eerste instantie geadviseerd dergelijke commissies te baseren op artikel 84 Gemeentewet, omdat de raad op basis van dit artikel wel een commissie met een externe voorzitter kan instellen. Dit bleek in de praktijk echter lastig te realiseren, omdat leden van commissies die functioneren op basis van artikel 84 geen onschendbaarheid krachtens artikel 22 Gemeentewet genieten. Omdat de VNG hecht aan het principe dat raadsleden gedurende het politieke proces vrijuit moeten kunnen spreken is dat een ongewenste situatie.

Strikt juridisch gezien kan de VNG de minister volgen in haar zienswijze. De VNG is echter ook van mening dat de raad krachtens artikel 16 Gemeentewet een zeer ruime en zelfstandige bevoegdheid heeft om de eigen werkzaamheden te regelen. Gelet op de strikte interpretatie van de wet is in de verordening gekozen voor het handhaven van de bestaande situatie.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Om te voorkomen dat de omschrijving van terugkerende begrippen in de verordening moeten worden herhaald, is in deze bepaling een aantal begrippen eenmalig gedefinieerd.

Hoofdstuk 2. Instelling, taken en samenstelling

Artikel 2. Instelling raadscommissies

In Rijssen-Holten is gekozen voor een stelsel van meerdere raadscommissies. Uiteraard zijn allerlei andere modellen denkbaar. In dit artikel zijn de onderwerpen per commissie genoemd. Het vijfde en zesde lid zijn coördinatiebepalingen. Als een onderwerp meerdere commissies aangaat, zal moeten worden vastgesteld in welke raadscommissie(s) het onderwerp besproken zal worden. In geval van een gezamenlijke vergadering vervult de voorzitter van de commissie die het onderwerp het meest aangaat, de rol van voorzitter.

Artikel 3. Taken

De taken van de raadscommissies zijn vastgelegd in artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet. De raads-commissies bereiden de besluitvorming van de raad voor en overleggen met het college of de burgemeester. Voor wat betreft de invulling van de taken van de raadscommissies zijn ruwweg twee modellen te onder-scheiden. In het eerste model is een raadscommissie vooral gericht op voorbereiding en informatievoorziening en vindt het politieke debat plaats in de raad, in het tweede model vindt het politieke debat plaats in een raadscommissie en geschiedt de besluitvorming door de raad.

De taak om de besluitvorming van de raad voor te bereiden komt tot uitdrukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel of onderwerp. De raadscommissie kan ook uit eigener beweging advies aan de raad uitbrengen, ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in de raad. De taken van de raadscommissie zijn in essentie dezelfde als die van de raad, die van kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan. De raadscommissie bepaalt evenals de raad zijn eigen agenda. Dit betekent dat niet het college maar (de voorzitter van) de raadscommissie bepaalt of een voorstel aan de raadscommissie wordt voorgelegd alvorens het in de raad wordt besproken. Hierover kan uiteraard ook overleg plaatsvinden in het presidium. Veelal zal het echter zo zijn dat een onderwerp eerst in een raadscommissie wordt besproken.

Artikel 4. Samenstelling

De raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissies. Wel schrijft artikel 82, derde lid, van de Gemeentewet voor dat de raad moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen. De verhoudingen in de raadscommissies hoeven overigens blijkens jurisprudentie niet exact overeen te komen met de verhoudingen in de raad. In Rijssen-Holten is er voor gekozen om alle raadsleden en schaduwfractieleden te benoemen tot raadscommissielid, waarbij ook de afspraak geldt dat een fractie maximaal drie commissieleden tegelijkertijd aan de vergadertafel mag hebben.

De leden worden door de raad benoemd, op voordracht van de fractie. Dit houdt in dat het aan de fracties zelf is om te bepalen welke leden de betreffende fractie vertegenwoordigen in de verschillende commissies. Het is mogelijk dat de raad moet besluiten een voorgedragen lid niet te benoemen tot lid van een commissie. Dit kan het geval zijn wanneer een “burgerlid” niet voldoet aan de vereisten van de Gemeentewet (zie de toelichting op het derde lid). Andere redenen om een dergelijke benoeming achterwege te laten zijn niet aan de orde.

Zoals uit het derde lid blijkt, hoeven de leden van een raadscommissie geen raadslid te zijn. Wel wordt er vanuit gegaan dat de politieke groeperingen (fracties) de in het eerste lid bedoelde leden voordragen.

Op grond van het derde lid moeten leden voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet. Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties openbaar moeten maken, geen functie als bedoeld in artikel 13 mogen vervullen en niet in strijd mogen handelen met artikel 15. Om te beoordelen of de niet-raadsleden voldoen aan de eisen van de Gemeentewet, ligt het voor de hand om gebruik te maken van een geloofsbrievenonderzoek. Het verdient aanbeveling dit onderzoek uit te laten voeren door de commissie die voor raadsleden en wethouders het op basis van artikel V4 van de Kieswet verplichte geloofsbrievenonderzoek uitvoert. De vereisten die onderzocht moeten worden zijn immers gelijk. Dit onderzoek (alleen naar de niet-raadsleden) gaat vooraf aan het raadsbesluit waarmee de leden benoemd worden. In Rijssen-Holten is er voor gekozen de leden niet alleen te benoemen maar ook te beëdigen.

Artikel 5. Voorzitter

Artikel 82, vierde lid, van de Gemeentewet schrijft voor dat de voorzitter van een raadscommissie raadslid moet zijn. Daarom bepaalt artikel 5, eerste lid, dat de raad de voorzitters en hun plaatsvervangers "uit zijn midden" benoemt. In deze bepaling is er dus voor gekozen om de voorzitters door de raad te laten benoemen.

In Rijssen-Holten zijn alle raadsleden benoemd in alle commissies. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat een commissievoorzitter het standpunt van zijn eigen fractie inbrengt. Het gaat om een technisch en onafhankelijk voorzitterschap. Om hier duidelijk in te zijn is lid 2 opgenomen, waarin staat verwoord dat de voorzitter en zijn plaatsvervanger tijdens het voorzitterschap niet kunnen optreden als commissielid vanuit hun fractie. De voorzitter behoort dan ook niet bij de 3 leden per fractie die staan benoemd in artikel 14 lid 2.

Op deze wijze kan de voorzitter zich concentreren op zijn taak als technisch voorzitter en zijn tijd en energie aanwenden voor het bewaken van de positie van de raadscommissie. Hij hoeft zich niet te bekommeren om de inbreng van zijn fractie in de raadscommissie.

Het ligt voor de hand dat de (plaatsvervangend) voorzitters, evenals de leden, van de raadscommissies in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling worden benoemd, aangezien de zittingsperiode van de voorzitters en de leden aan het einde van de zittingsperiode van de raad eindigt (artikel 6, eerste lid). Aangezien het echter niet altijd mogelijk zal zijn om de voorzitters direct na de verkiezingen te benoemen, is er voor gekozen om geen termijn in artikel 5, eerste lid, op te nemen. Hetzelfde geldt overigens voor artikel 4, tweede lid.

Artikel 6. Zittingsduur en vacatures

De zittingsperiode van de leden, de eventuele buitengewone leden, de voorzitters en hun plaatsvervangers is even lang als de zittingsperiode van de raadsleden, in principe dus vier jaar. De benoeming eindigt van rechtswege, de raad hoeft hen niet te ontslaan.

Op grond van het tweede lid eindigt het lidmaatschap van een raadscommissie eveneens van rechtswege indien een lid niet meer voldoet aan de in artikel 4, vierde lid, gestelde eisen en indien een lid is benoemd op voordracht van een fractie die blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet meer vertegenwoordigd is in de raad (zevende lid).

De raad kan een lid van een raadscommissie op voorstel van de fractie die het lid heeft voorgedragen, ontslaan. Deze situatie kan zich voordoen in geval van een splitsing van een fractie. De ontstane nieuwe fractie heeft dan overigens op grond van artikel 4, eerste lid, recht op een eigen lid. Er is in deze bepaling niet voorzien in een ontslagregeling voor buitengewone leden, deze hebben in principe 4 jaar zitting, tenzij zij niet meer voldoen aan de in artikel 4, vierde lid, gestelde eisen, ontslag nemen of overlijden. Desgewenst kan de raad er voor kiezen om hiervoor een vergelijkbare ontslagregeling als voor de voorzitter op te nemen door aanvulling van het vierde lid. De raad kan ook zonder voorstel van een fractie de (plaatsvervangend) voorzitter van een raadscommissie ontslaan, bijvoorbeeld indien deze (plaatsvervangend) voorzitter niet meer het vertrouwen van de meerderheid van de raad bezit. Het vijfde en zesde lid voorzien in de situatie van een tussentijdse vacature, hetzij door ontslag hetzij door overlijden.

Artikel 7. Griffier

Iedere raadscommissie wordt ondersteund door de griffier of zijn vervanger.

Hoofdstuk 3. Aanwezigheid college, burgemeester en secretaris

Artikel 8. Aanwezigheid college, burgemeester en secretaris

Het is veelal gewenst dat de portefeuillehouder deelneemt aan de vergadering van de raadscommissie. In Rijssen-Holten krijgen de collegeleden de vergaderstukken toegezonden en zijn ze daarmee uitgenodigd.

Artikel 82, vijfde lid, dat artikel 21 tweede lid van overeenkomstige toepassing verklaart, is hiervoor de grondslag. Dit geldt zowel voor besloten als voor niet besloten vergaderingen. In openbare vergaderingen kunnen collegeleden, de burgemeester en de secretaris uiteraard altijd aanwezig zijn. In de regel is de portefeuillehouder aanwezig voor het voeren van overleg en om de uitoefening van controle door de raadscommissie mogelijk te maken.

De kern van de dualisering is weliswaar de ontvlechting van de raad en het college van burgemeester en wethouders, maar het is niet de bedoeling geweest de raad en het college in posities te brengen, waarmee ze elkaar kunnen uitsluiten. De raad en het college zijn immers samen verantwoordelijk voor een beter bestuur in de gemeente. Synergie tussen raad en college is daarbij van wezenlijk belang.

Door het toezenden van de vergaderstukken nodigt de commissievoorzitter de portefeuillehouder impliciet uit om aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.

Hoofdstuk 4. Vergaderingen

Paragraaf 1. Tijdstip van vergaderen en voorbereiding

Artikel 9. Vergaderfrequentie

Veelal zullen de vergaderingen van de raadscommissies plaatsvinden op een vaste dag en plaats voorafgaand aan de vergaderingen van de raad. Een raadscommissie vergadert vaker als de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste twee fracties hierom vragen.

Over de openbaarheid van de vergaderingen bevat de verordening geen bepaling, aangezien artikel 82, vijfde lid van de Gemeentewet, hierin voorziet. Daarin wordt artikel 23 van overeenkomstige toepassing verklaard op raadscommissies. Dit betekent dat de vergaderingen van de raadscommissies in de regel in het openbaar plaatsvinden. Op verzoek van een vijfde van het aantal leden van een raadscommissie of de voorzitter kan de raadscommissie beslissen om achter gesloten deuren te vergaderen. Van een besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar is tenzij de raadscommissie anders beslist.

Artikel 10.Oproep

De leden van een raadscommissie ontvangen een oproep inclusief de agenda voor een vergadering en de stukken tenminste 10 dagen, waarin twee weekeinden vallen, voor de vergadering. Indien in spoedeisende gevallen een aanvullende agenda wordt vastgesteld bedraagt deze termijn minimaal 48 uur voor een vergadering. Uiteraard kan ook voor andere termijnen worden gekozen. Wel zal de termijn uiteraard zodanig moeten zijn dat de leden van een raadscommissie in staat zijn om de stukken te lezen. De stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd en die niet worden toegezonden of digitaal worden ontsloten, kunnen worden ingezien in de leeskamer van de raad (artikel 12, derde lid).

Artikel 11. Agenda

Voor het verzenden van de oproep, stelt de commissievoorzitter de agenda voorlopig vast.

In dit artikel is allereerst een procedure voor spoedeisende zaken geregeld. Uiteindelijk bepaalt een raadscommissie zijn eigen agenda. De agenderende rol van een raadscommissie komt tot uitdrukking in het derde, vierde en vijfde lid. Dit betekent onder andere dat een raadscommissie kan bepalen dat een onderwerp of voorstel onvoldoende voorbereid is en voor inlichtingen of advies aan het college wordt gezonden. Een raadscommissie, niet het college, bepaalt vervolgens in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt. Uiteraard zal hierover wel overleg gevoerd moeten worden met het college of de secretaris.

Commissievoorzitter en griffier kunnen bij het opstellen van de agenda bepalen dat een voorstel kwalitatief niet voldoet om op de agenda te plaatsen en de secretaris hiervan in kennis stellen.

Artikel 12. Ter inzage leggen van stukken

Naast de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, worden stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen zoveel mogelijk digitaal beschikbaar gesteld. De vergaderstukken liggen ter inzage in de bibliotheken en zijn (al dan niet digitaal) raadpleegbaar in het gemeentehuis. In de openbare kennisgeving wordt vermeld waar de stukken zijn te raadplegen. Originele stukken moeten uiteraard bij de gemeente blijven berusten. Door de verdergaande digitalisering is de term ‘origineel stuk’ niet uitsluitend meer van toepassing op papieren stukken. Opgenomen is de hoofdlijn om de stukken op elektronische wijze ter beschikking te stellen. Stukken ten aanzien waarvan geheimhouding wordt opgelegd kunnen alleen leden van raadscommissies inzien.

Artikel 13. Openbare kennisgeving

Op grond van artikel 82, vijfde lid Gemeentewet moet de voorzitter van een raadscommissie tegelijkertijd met de schriftelijke oproep de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering ter openbare kennis brengen. Ook hier geldt dat de hoofdlijn is dat de stukken digitaal raadpleegbaar zijn.

Paragraaf 2. Orde der vergadering

Artikel 14. Presentielijst

De presentielijst en de ondertekening door de voorzitter en de griffier zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum aanwezig is. Daarnaast is de presentielijst van belang om de vergoedingen voor de leden van een raadscommissie te kunnen vaststellen.

In dit artikel is uitgewerkt dat fracties tijdens een vergadering met maximaal drie leden aan de vergadertafel aanschuiven. Incidenteel kan het zijn dat een commissielid tijdens de vergadering plaatsmaakt voor een ander commissielid, dit kan zolang er niet meer dan drie fractieleden tegelijkertijd aan de vergadering deelnemen.

Artikel 15. Opening der vergadering en quorum

Artikel 20 van de Gemeentewet regelt het vergaderquorum van de raad. Voor de raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet. Artikel 15 voorziet hierin. Indien van meer dan de helft van de fracties tenminste 1 commissielid aanwezig is en de presentielijst heeft getekend, kan worden vergaderd. Deze regeling wijkt af van de modelverordening, omdat in Rijssen-Holten geen vaste commissiebezetting kent.

Het tweede lid voorziet in een regeling voor een nieuwe vergadering indien het quorum niet aanwezig is, anders zou de afwezigheid van leden van een raadscommissie de voortgang van werkzaamheden kunnen belemmeren.

Uiteraard staat op het moment dat de voorzitter bepaalt op welke datum en tijdstip, nog niet vast op welk moment de schriftelijke oproep uitgaat. Indien er enkele dagen tussen de twee vergaderingen zitten, mag er vanuit worden gegaan dat het mogelijk is om 24 uur van tevoren een schriftelijke oproep te versturen. Overigens ligt het in de rede dat de voorzitter overlegt met de raadscommissie over de datum van een nieuwe vergadering.

Artikel 16. Spreekrecht burgers

De VNG heeft er voor gekozen om het spreekrecht uit het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad te halen en dit recht te versterken in de verordening op de raadscommissies. Uit de praktijk kwamen namelijk steeds meer signalen dat het inspreekrecht tijdens de raadsvergaderingen niet de goede manier was om burgers te betrekken bij de besluitvorming. In Rijssen-Holten heeft de raad besloten het spreekrecht in de raad te handhaven. Een verschil tussen het spreekrecht in de commissies en in de raad is dat in de commissies ook mag worden ingesproken over onderwerpen die niet op de agenda staan. In de raad is het spreekrecht beperkt tot de agendapunten.

Het spreekrecht van burgers kan bijdragen aan het vergroten van de betrokkenheid van de burgers bij het lokaal bestuur.

In het tweede lid zijn vier onderwerpen opgenomen, waar het spreekrecht niet voor geldt.

Als een besluit van de raad of het college vatbaar is voor bezwaar en de burger belanghebbende is, kan de burger een bezwaarschrift indienen. Ook kan een burger beroep instellen bij de rechtbank. Dit zijn formele procedures die zien op de rechtsbescherming van de burger.

Voordat het primaire besluit is genomen kan nog worden ingesproken. Nadat het besluit is genomen en bezwaar- en evt. beroepsprocedures (kunnen) gaan lopen kan niet meer worden ingesproken, omdat de inbreng van belanghebbenden op dat moment is gewaarborgd in de formele bezwaar- en beroepsprocedures.

Verder zijn de benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen uitgesloten van het spreekrecht van burgers. Omdat inspraak over de benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen - de belangen van - kandidaten al dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie kan schaden, kunnen burgers hierover geen uitlatingen doen. Vervolgens kunnen burgers zich ook niet uitlaten over onderwerpen, waar zij op grond van artikel 9:2 Algemene wet bestuursrecht een klacht over kunnen indienen. Deze procedure gaat vóór het spreekrecht van burgers.

In 2019 is aan dit artikel een nieuw lid toegevoegd. De behandeling van principeverzoeken heeft het karakter van overleg tussen college en commissie. De commissie neemt geen besluiten. Dat gebeurt pas als de plannen uitgewerkt zijn. Daartegen kan dan vervolgens bezwaar en beroep worden aangetekend. Door toevoeging van dit lid verschuift het inspreekrecht naar de fracties. Voor een uitvoerige toelichting wordt verwezen naar de procesnotitie behandeling principeverzoeken 2019.

De burgers die wensen in te spreken moeten zich voor de vergadering melden bij de griffier. De griffier kan, indien nodig, de persoon naar de juiste raadscommissie verwijzen. Door niet uitdrukkelijk een termijn op te nemen, kan hiermee flexibel worden omgegaan en de servicegerichtheid naar de burger worden vergroot.

In het vierde lid is ervoor gekozen om een burger het woord te geven. Eerder was bepaald dat de voorzitter kan bepalen dat ook een tweede ronde is toegestaan. Deze regeling wordt nu standaard vastgelegd. In de verordening is in dit artikel hierover een bepaling opgenomen dat de burgers aan het begin van de tweede termijn desgewenst nogmaals het woord kunnen voeren. Als richtlijn wordt een spreektijd van maximaal 5 minuten per burger aangehouden in de eerste termijn; in de tweede ronde kan volstaan worden met een spreektijd van twee minuten. Op voorstel van de voorzitter, die in eerste instantie voor een ordentelijk verloop van de vergadering moet zorgen en dus moet kunnen aanvoelen of een verkorting of verlenging van de spreektijd gewenst is, kan van deze richtlijn worden afgeweken.

Op basis van artikel 17, eerste lid, wordt het ontwerpverslag toegezonden aan de burgers die hebben ingesproken.

Artikel 17. verslag

Het conceptverslag wordt verstuurd aan de leden en aan de overige personen die het woord gevoerd hebben. De voorzitter, de leden en de collegeleden hebben het recht een voorstel tot wijziging te doen. Een voorstel tot wijziging wordt voorafgaand aan de vergadering schriftelijk bij de griffie ingediend. Het is aan de raadscommissie om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt, aangezien de raadscommissie het verslag vaststelt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State). Het verslag is een zakelijke samenvatting van hetgeen besproken is. Na vaststelling ondertekenen de voorzitter en de griffier het verslag.

Artikel 18. Spreekregels en artikel 19. Volgorde sprekers

In het kader van deregulering zijn deze artikelen geschrapt. Dat de voorzitter mensen het woord geeft en dat een spreker zich richt tot de voorzitter volgt uit artikel 5, derde lid, onder a. Het is niet nodig dit nog expliciet te regelen.

Artikel 20. Aantal spreektermijnen

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten. Dit hoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de raadsleden in de eerste en tweede termijn. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter in beginsel niet te honoreren. Indien de commissie van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten.

Artikel 21. Spreektijd

Dit artikel strekt ertoe te benadrukken dat een raadscommissie op eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. Hetzelfde geldt voor de spreektijd van overige sprekers. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak om de orde tijdens de vergadering te handhaven wel voorstellen de spreektijd te beperken.

Artikel 22. Voorstellen van orde

Ieder lid heeft te allen tijde het recht een voorstel van orde te doen. De beslissing of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde is aan de betreffende raadscommissie. Over een voorstel van orde wordt direct besloten door de raadscommissie. Bij het staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen (artikel 32, vierde lid Gemeentewet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een (overleg) pauze.

Artikel 23. Handhaving orde; schorsing

Het eerste lid verzekert dat leden van een raadscommissie vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties uiteraard toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt. Om te bevorderen dat leden van raadscommissies zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten bepaalt artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet bovendien dat artikel 22 van overeenkomstige toepassing is op leden van raadscommissies. Hierdoor zijn leden van raadscommissies niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dit geldt voor zowel raadsleden als niet-raadsleden. In dit kader kan worden verwezen naar de casus waarbij een raadslid in een commissievergadering openlijk citeerde uit documenten, waarop geheimhouding rustte. Het raadslid was zich bewust van de schending van de geheimhoudingsplicht, maar constateerde dat hij vrijelijk kon citeren uit de bewuste documenten omdat hij bescherming genoot conform het bepaalde in artikel 22 Gemeentewet. De VNG vindt dit een ongewenste situatie en heeft hierover vragen gesteld aan de minister van BZK. De geheimhoudingsplicht is formeel-wettelijk vastgelegd en het is daarom ongewenst dat commissieleden deze met een beroep op de onschendbaarheid omzeilen. Het appel van de VNG heeft vooralsnog niet geleid tot andere wetgeving op dit gebied. Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden. Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde, de vergadering sluiten. In het uiterste geval kan hij een lid het verdere verblijf ontzeggen en hem uit de vergadering doen verwijderen. Indien een lid blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot de vergadering voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd. Het vierde lid sluit aan bij artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet, die een dergelijke regeling geeft ten aanzien van raadsleden.

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 31 van deze verordening.

Artikel 24. Beraadslaging

Om de duur van vergaderingen niet onnodig te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Zowel de voorzitter als de leden hebben het recht om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Het eerste lid brengt daarmee tot uitdrukking dat een raadscommissie zijn eigen werkwijze bepaalt. Het recht wordt aan ieder individueel raadslid toegekend.

Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd.

Artikel 25. Deelname aan beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht, dat in artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op leden van raadscommissies en andere personen die aan de beraadslagingen deelnemen. Het is uiteraard ook mogelijk dat een raadscommissie bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen. Het gaat in deze bepaling om anderen dan de leden, de voorzitter, de burgemeester, de wethouders en de secretaris. Deze hebben op grond van artikel 8 van deze verordening reeds het recht om aan de beraadslagingen deel te nemen. Uiteraard hebben deze andere sprekers niet dezelfde rechten als de leden. Een andere spreker heeft onder meer geen recht om een voorstel te doen tot wijziging van het verslag, een voorstel over de spreektijd of over de orde van de vergadering.

Artikel 26. Advies

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij een raadscommissie anders beslist. Een raadscommissie neemt geen beslissingen, maar bereidt de besluitvorming in de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester. Wel kan een raadscommissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de raad. De leden beslissen over het advies. Ten behoeve van het debat in de raad en om recht te doen aan de mening van alle fracties, inclusief minderheidsstandpunten, worden de standpunten van alle fracties opgenomen. Het ligt voor de hand dat indien een lid het niet eens is met het fractiestandpunt, hier afzonderlijk melding van wordt gemaakt in het advies aan de raad.

Hoofdstuk 5. Besloten vergadering

Artikel 27. Algemeen

Bij bepalingen die van overeenkomstige toepassing zijn kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het vergaderquorum en voorstellen van orde. De bepalingen van deze verordening zijn echter niet van toepassing, voor zover de toepassing van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal een raadscommissie moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.

Artikel 28. Verslag

Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet is artikel 23 van overeenkomstige toepassing. Het vierde lid van artikel 23 van de Gemeentewet schrijft voor dat van een besloten vergadering een afzonderlijk verslag wordt opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad en in casu dus een raadscommissie anders beslist. De raadscommissie beslist over het openbaar maken van dit verslag.

Artikel 29. Geheimhouding

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 86 van de Gemeentewet nodig. Niet alleen een raadscommissie kan geheimhouding opleggen, ook de voorzitter van een raadscommissie, het college en de burgemeester kunnen geheimhouding aan een raadscommissie opleggen. Overigens kan een raadscommissie ook geheimhouding opleggen aan de raad of het college ten aanzien van stukken die zij aan de raad of het college overlegt (artikel 25, tweede lid, en artikel 55, tweede lid, van de Gemeentewet). De geheimhouding geldt ten aanzien van een ieder die aanwezig is bij een besloten vergadering of die kennis draagt van stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De geheimhouding geldt totdat het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd of de raad, haar opheft.

Artikel 30. Opheffing geheimhouding

Zoals uit de toelichting op artikel 29 blijkt kan de raad de geheimhouding die een raadscommissie aan de raad oplegt, opheffen. In deze modelbepaling is een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

Hoofdstuk 6. Toehoorders en pers

Artikel 31. Toehoorders en pers

Artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet regelen dat de voorzitter van de raad toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen. Voor raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet, het derde lid voorziet hierin.

Artikel 32. Geluid- en beeldregistraties

Aan dit artikel is bepaling opgenomen met betrekking tot het uitzenden van de vergaderingen het live meekijken en de termijn waarbinnen de opnames bewaard worden. Aangezien de vergaderingen van een raadscommissie in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluid- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft.

Artikel 33. Verbod gebruik mobiele telefoons

Het verbod op het gebruik van mobiele telefoons is vervallen. In zijn algemeenheid geldt uiteraard dat de orde van de vergadering niet mag worden verstoord door het gebruik van communicatie-apparatuur.