Erfgoedverordening Haaksbergen (6.2b)

Geldend van 01-03-2018 t/m heden

Intitulé

Erfgoedverordening Haaksbergen (6.2b)

Samenvatting

Deze verordening regelt de aanwijzing van beschermde gemeentelijke cultuurgoederen en verzamelingen, aanwijzing en bescherming van gemeentelijke monumenten en vergunningen voor gemeentelijke en rijksmonumenten. Daarnaast wordt aangegeven hoe er in Haaksbergen wordt omgegaan met het in stand houden van het erfgoed.

De gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders van Haaksbergen, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft;

Voorstel van het college van: 23 januari 2018

Wettelijke basis:

Bepalingen van de Erfgoedwet (artikelen 3.16 en 9.1), de Monumentenwet 1988 (artikelen 12, 15 en 38), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (artikelen 2.1 en 2.2), de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht (artikel 4:23).

Besluit:

Vast te stellen de Erfgoedverordening.

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening en de daarop berustende voorschriften wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:

  • a.

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • b.

    erfgoedbeleid: alle zaken over erfgoed met uitzondering van de zaken die vallen onder de monumentenzorg;

  • c.

    Erfgoedraad: de door het college ingestelde adviesraad met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over het erfgoedbeleid;

  • d.

    gemeentelijk monument: monument of archeologisch monument dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

  • e.

    minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • f.

    Monumentencommissie: de commissie op het gebied van de monumentenzorg die in elk geval tot taak heeft te adviseren over aanvragen om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel f, en artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • g.

    monumentenzorg: aanvragen om een omgevingsvergunning en aanvragen om een subsidie voor een gemeentelijk monument;

  • h.

    omgevingsvergunning: omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel f, en artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

Artikel 2 Gemeentelijk erfgoedregister

  • 1.

    Het college houdt een door eenieder te raadplegen gemeentelijk register bij van krachtens deze verordening onherroepelijk aangewezen cultureel erfgoed (gemeentelijk erfgoedregister).

  • 2.

    Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:

    • a.

      gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed;

    • b.

      gegevens over door het college van de minister ontvangen afschriften van de inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de Erfgoedwet.

Hoofdstuk 2 Erfgoedraad

Artikel 3 Erfgoedraad

De Erfgoedraad is een adviesorgaan van het college, dat gevraagd en ongevraagd advies uitbrengt over erfgoedbeleid.

Artikel 4 Samenstelling Erfgoedraad

  • 1.

    De Erfgoedraad is zodanig samengesteld dat elk lid affiniteit heeft met erfgoedbeleid.

  • 2.

    De Erfgoedraad bestaat uit ten minste 5 leden en ten hoogste 7 leden.

  • 3.

    Het college benoemt de voorzitter en leden van de Erfgoedraad.

  • 4.

    Het lidmaatschap van de Erfgoedraad is onverenigbaar met:

    • a.

      het lidmaatschap van de raad, het college en/of commissie als bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet;

    • b.

      het werknemerschap van de gemeente Haaksbergen.

  • 5.

    De zittingsduur van de Erfgoedraad bedraagt 6 jaar. Het college kan leden voor maximaal 4 jaar herbenoemen.

  • 6.

    De leden van de Erfgoedraad kunnen op elk moment aftreden.

  • 7.

    De aftredende leden van de Erfgoedraad blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien, tenzij de Erfgoedraad nog bestaat uit 5 leden.

Artikel 5 Werkwijze Erfgoedraad

  • 1.

    De Erfgoedraad beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies. Indien bij een stemming de stemmen staken , beslist de stem van de voorzitter.

  • 2.

    De Erfgoedraad komt tenminste 3 maal per kalenderjaar in vergadering bij elkaar.

  • 3.

    Met in achtneming van deze verordening kan de Erfgoedraad een huishoudelijk regelement vaststellen over zijn werkwijze.

  • 4.

    De Erfgoedraad brengt schriftelijk advies uit. Deze adviezen zijn openbaar.

Hoofdstuk 3 Monumentencommissie

Artikel 6 Monumentencommissie

De Monumentencommissie is een adviescommissie van het college, die gevraagd advies uitbrengt over monumentenzorg.

Artikel 7 Samenstelling Monumentencommissie

  • 1.

    De Monumentencommissie is zodanig samengesteld dat elk lid affiniteit heeft met monumentenzorg.

  • 2.

    De Monumentencommissie bestaat uit de 2 plaatselijke leden vanuit de Erfgoedraad en 7 leden vanuit de overkoepelende monumentencommissie van Het Oversticht.

  • 3.

    De Erfgoedraad benoemt uit zijn midden de 2 leden van de Monumentencommissie.

Artikel 8 Werkwijze Monumentencommissie

  • 1.

    De Monumentencommissie komt tenminste 1 maal per kalenderjaar in vergadering bij elkaar. Bij de vergadering zijn minimaal vijf leden aanwezig.

  • 2.

    De Monumentencommissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies. Indien bij een stemming de stemmen staken , beslist de stem van de voorzitter.

  • 3.

    Met in achtneming van deze verordening kan de Monumentencommissie een huishoudelijk regelement vaststellen over haar werkwijze.

  • 4.

    De Monumentencommissie brengt schriftelijk advies uit. Deze adviezen zijn openbaar.

Artikel 9 Vergoeding leden Erfgoedraad die tevens lid zijn van de Monumentencommissie

  • 1.

    De vergoeding voor de leden van de Erfgoedraad die tevens lid zijn van de Monumentencommissie bedraagt:

    • a.

      per vergadering €80,00 per lid;

    • b.

      reiskostenvergoeding van €0,19 per kilometer.

  • 2.

    Voor deze vergoeding geldt dat de geldsom wordt betaald zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.

  • 3.

    De betaaltermijn voor deze vergoeding is twee keer per jaar, uitbetaald in juli en januari.

Hoofdstuk 4 Aanwijzing van beschermde gemeentelijke cultuurgoederen en verzamelingen

Artikel 10 Aanwijzing als beschermd gemeentelijke cultuurgoederen of beschermde gemeentelijke verzameling

  • 1.

    Het college kan ambtshalve besluiten een cultuurgoed dat van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of uitzonderlijke schoonheid is en dat als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en dat in eigendom is van de gemeente of dat aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als beschermd gemeentelijk cultuurgoed.

  • 2.

    Het college kan ambtshalve besluiten een verzameling van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis, die als geheel of door een of meer van de cultuurgoederen die een wezenlijk onderdeel van de verzameling zijn, als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en die in eigendom van de gemeente is of die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als beschermde gemeentelijke verzameling.

  • 3.

    Voor de aanwijzing van een cultuurgoed dat of een verzameling die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd is toestemming van de eigenaar vereist.

  • 4.

    Over het voornemen van een aanwijzing, bedoeld in het eerste of tweede lid, alsmede over de vervreemding van een beschermd gemeentelijk cultuurgoed of een beschermde gemeentelijke verzameling of over het afstand doen van de zorg daarvoor vraagt het college advies aan een commissie als bedoeld in artikel 4.18 van de Erfgoedwet.

  • 5.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      beschermde cultuurgoederen en beschermde verzamelingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, en

    • b.

      cultureel erfgoed dat is aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

Artikel 11 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijk cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling

  • 1.

    Het college kan een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 10, eerste of tweede lid, ambtshalve wijzigen of intrekken. Artikel 10, vierde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het cultuurgoed of de verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 2.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het cultuurgoed of de verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als:

    • a.

      beschermd cultuurgoed of beschermde verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, of

    • b.

      beschermd cultureel erfgoed op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

  • 3.

    Zodra de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing onherroepelijk is geworden houdt het college dat onverwijld bij in het gemeentelijk erfgoedregister.

Hoofdstuk 5 Aanwijzing gemeentelijk monument

Artikel 12 Aanwijzing als gemeentelijk monument

  • 1.

    Het college kan besluiten een monument of archeologisch monument dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde aan te wijzen als gemeentelijk monument.

  • 2.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      rijksmonumenten, en

    • b.

      monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

Artikel 13 Voornemen tot aanwijzing

  • 1.

    Het college maakt een voornemen om toepassing te geven aan artikel 12 van deze verordening schriftelijk bekend aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2.

    Voordat een kerkelijk monument wordt aangewezen, voert het college overleg over het voornemen met de eigenaar.

Artikel 14 Voorbescherming

  • 1.

    De bescherming van hoofdstuk 5 van deze verordening is van overeenkomstige toepassing op het monument of archeologisch monument ten aanzien waarvan een voornemen als bedoeld in artikel 13 is bekendgemaakt.

  • 2.

    De voorbescherming, bedoeld in het eerste lid, vervalt op het moment van inschrijving van de aanwijzing in het gemeentelijk erfgoedregister of op het moment waarop het aanwijzingsbesluit wordt herroepen of door de bestuursrechter wordt vernietigd.

Artikel 15 Advies Erfgoedraad

  • 1.

    Het college vraagt over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 12 van deze verordening advies aan de Erfgoedraad.

  • 2.

    De Erfgoedraad brengt binnen tien weken na ontvangst van de adviesaanvraag schriftelijk en deugdelijk gemotiveerd advies uit.

Artikel 16 Beslistermijn en inhoud aanwijzingsbesluit

  • 1.

    Op een aanvraag om aanwijzing dient te worden besloten binnen 26 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    De aanwijzing bevat in ieder geval de plaatselijke aanduiding van het gemeentelijke monument, de datum van aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 17 Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbenden en inschrijving

  • 1.

    Het college maakt de aanwijzing schriftelijk bekend aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2.

    Zodra een aanwijzing onherroepelijk is geworden neemt het college deze onverwijld op in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 18 Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument

  • 1.

    In een spoedeisend geval kan het college een monument of archeologisch monument aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. In afwijking van artikel 15 van deze verordening vraagt het college in dat geval aan de Erfgoedraad advies over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument.

  • 2.

    Een aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument vervalt na 26 weken of zoveel eerder als het college een besluit heeft genomen over de aanwijzing, als bedoeld in artikel 12 van deze verordening.

  • 3.

    Hoofdstuk 5 van deze verordening is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat belanghebbenden schriftelijk in kennis worden gesteld van het college tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 17 van deze verordening is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.

Artikel 19 Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument

  • 1.

    Het college kan ten aanzien van gemeentelijke monumenten en voorlopige gemeentelijke monumenten ambtshalve wijzigingen aanbrengen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 2.

    Als de wijziging ziet op het schrappen uit het register is Hoofdstuk 4 van deze verordening van overeenkomstige toepassing, tenzij het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 3.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft, is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet. Het vervallen van de aanwijzing houdt het college onverwijld bij in het gemeentelijk erfgoedregister.

Hoofdstuk 6 Bescherming gemeentelijk monument

Artikel 20 Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument

Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.

Artikel 21 Omgevingsvergunning gemeentelijk monument

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het college een gemeentelijk monument:

    • a.

      te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen, of

    • b.

      te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de uitvoering van normaal onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur van het monument niet wijzigen, en voor zover de aanleg van een tuin, park of andere aanleg, niet wijzigt, of

    • b.

      inpandige veranderingen van het monument, voor zover het een onderdeel daarvan betreft dat vanuit het oogpunt van monumentenzorg zonder betekenis is.

  • 3.

    Het college kan in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen over de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument.

Artikel 22 Advies Monumentencommissie

  • 1.

    Het college vraagt advies aan de Monumentencommissie over de aanvraag om een omgevingsvergunning.

  • 2.

    Het college zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om een omgevingsvergunning aan de monumentencommissie.

  • 3.

    Binnen 4 weken na ontvangst van het verzoek om een advies, brengt de Monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het college.

Artikel 23 Intrekken van de omgevingsvergunning

Het college kan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van deze verordening intrekken:

  • a.

    als de verlening berust op onjuiste of onvolledige gegevens en de juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid;

  • b.

    voor zover veranderde omstandigheden of feiten met betrekking tot de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning is verleend, zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van die activiteit verzetten.

Artikel 24 Weigeringsgronden

  • 1.

    Het college kan de vergunning slechts verlenen als het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.

  • 2.

    Het college verleent een omgevingsvergunning voor een kerkelijk monument na overeenstemming met de eigenaar.

Hoofdstuk 7 Rijksmonumenten

Artikel 25 Advies omgevingsvergunning rijksmonument

Het college zendt onverwijld een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om omgevingsvergunning voor een rijksmonument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor advies aan de Monumentencommissie, als bedoeld in Hoofdstuk 3 van deze verordening, Artikel 22, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 8 Handhaving en toezicht

Artikel 26 Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met artikel 20 of het bepaalde krachtens artikel 21, derde lid, van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 27 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college aangewezen medewerkers.

Hoofdstuk 9 Vangnet archeologie

Artikel 28 Vangnet archeologie

  • 1.

    Het is verboden de bodem te verstoren in een archeologisch monument of een gebied waar archeologische vondsten worden verwacht als in het daar vigerende bestemmingsplan niet is voldaan aan artikel 3.1.6, vijfde lid, van het Besluit ruimtelijke ordening, tenzij:

    • a.

      voor de activiteit een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste of tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend;

    • b.

      het de verstoring betreft van een archeologisch monument of verwachtingsgebied dat is aangegeven op de provinciale archeologische monumentenkaart of de landelijke indicatieve kaart van archeologische waarden en het verrichten van de activiteiten geen strijd oplevert met door burgemeester en wethouders vastgestelde regels over de toegestane mate van verstoring;

    • c.

      de activiteit plaatsvindt op basis van een deugdelijke beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening wordt gehouden en onevenredige schade voor archeologische waarden wordt voorkomen, of

    • d.

      met een vooronderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen over het verrichten van archeologisch onderzoek.

Hoofdstuk 10 Subsidie gemeentelijke monumenten

Artikel 29 Subsidieverstrekking gemeentelijke monumenten

  • 1.

    Het college stelt nadere regels vast over verstrekking van subsidie voor renovatie, onderhoud en instandhouding van gemeentelijke monumenten.

  • 2.

    In de nadere regels wordt een subsidieplafond ingesteld.

Hoofdstuk 11 Slotbepalingen

Artikel 30 Overgangsrecht

  • 1.

    Een krachtens de op 18 december 2013 vastgestelde Erfgoedverordening aangewezen en geregistreerd gemeentelijke monument, wordt geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    Aanvragen om vergunningen die zijn ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de Erfgoedverordening.

Artikel 31 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2018.

  • 2.

    Op het moment dat deze verordening in werking treedt, worden de op 18 december 2013 vastgestelde Erfgoedverordening, het op 14 december 2005 vastgestelde Reglement van orde gemeentelijke monumentencommissie 2005 en de op het 26 september 2001 vastgestelde en op 14 december 2005 gewijzigde Subsidieverordening gemeentelijke monumenten, ingetrokken.

Artikel 32 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Erfgoedverordening.

Ondertekening

Haaksbergen, 23 januari 2018

M.E. Kragting

secretaris

G.J. Kok MDR

burgemeester

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 21 februari 2018

mr. G. Raaben

griffier

G.J. Kok MDR

burgemeester