Regeling vervallen per 01-07-2019

Regeling wachtdienst provincie Utrecht 2002

Geldend van 01-05-2002 t/m 22-02-2018 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2002

Intitulé

Regeling wachtdienst provincie Utrecht 2002

Tekstplaatsing

Status: Van kracht, gewijzigd 1 augustus 2010

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    CAP: de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies 1;

  • b.

    verplichting: de verplichting, bedoeld in artikel D.2, vijfde lid, onder b, van de CAP;

  • c.

    ambtenaar: de ambtenaar in dienst van de provincie Utrecht, aan wie de verplichting is opgelegd;

  • d.

    wachtdienst: de periode dat de ambtenaar zich in het kader van de verplichting buiten de voor zijn functie vastgestelde werktijden daadwerkelijk voor arbeid beschikbaar moet houden;

  • e.

    winterperiode: de periode van november, week 46, tot en met maart, week 13, van enig jaar.

Artikel 2

  • 1. De verplichting wordt niet opgelegd aan een ambtenaar, die de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt.

  • 2. De verplichting vervalt op de dag dat de ambtenaar, aan wie deze is opgelegd, de leeftijd van 60 jaar bereikt.

  • 3. De verplichting wordt ingetrokken:

    • a.

      indien het dienstbelang haar niet meer vereist;

    • b.

      indien uit een arbeidsgezondheidskundig onderzoek blijkt dat de ambtenaar om gezondheidsredenen geen wachtdiensten meer kan verrichten.

  • 4. De verplichting kan, mits dit niet in strijd is met het dienstbelang en alleen op basis van een arbeidsgezondheidskundig onderzoek, met ingang van een in overleg met de ambtenaar te bepalen tijdstip worden ingetrokken nadat de ambtenaar de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt.

Artikel 3

  • 1. Behoudens, indien de verplichting voor incidentele gevallen wordt opgelegd, beslaat elke wachtdienst een periode van 7 achtereenvolgende dagen en vangt aan op vrijdag om 15.30 uur en eindigt de volgende vrijdag om 15.30 uur.

  • 2. Indien door een ambtenaar regelmatig wachtdienst moet worden verricht, wordt daartoe een rooster vastgesteld.

  • 3. Mits daardoor niet in strijd wordt gehandeld met de arbeidstijdenwetgeving kan de ambtenaar in de winterperiode, naast de voor hem verplichte wachtdiensten, op vrijwillige basis worden ingeroosterd voor extra achterwacht met het oog op sneeuwruimen.

Artikel 4

  • 1. Valt in de periode van wachtdienst één van de feestdagen als bedoeld in artikel D 1, derde lid, van de CAP dan wordt deze dag gecompenseerd met verlof op een andere dag waarop de ambtenaar normaliter zijn werkzaamheden verricht.

  • 2. Valt in de periode van wachtdienst een roostervrije dag als bedoeld in artikel D 3 van de CAP, en er wordt op die dag daadwerkelijk meer dan vier uur arbeid verricht, dan wordt deze dag gecompenseerd met verlof op een andere dag waarop de ambtenaar normaliter zijn werkzaamheden verricht.

  • 3. Op dagen waarop de ambtenaar ingevolge deelname aan de Seniorenregeling provincie Utrecht dan wel deeltijd-FPU geen werkzaamheden verricht, behoeft hij geen wachtdienst te verrichten.

  • 4. De ambtenaar is niet gehouden wachtdienst te verrichten op de voor hem op grond van zijn godsdienst of levensovertuiging geldende feest- en rustdagen. Desgevraagd meldt hij die dagen.

Artikel 5

  • 1. De ambtenaar ontvangt, tenzij de verplichting ingevolge artikel 1, onder b, onderdeel uitmaakt van de functiebeschrijving van de ambtenaar, per uur een vergoeding voor elke volledige door hem verrichte wachtdienst die overeenkomt met 7% van het uurloon dat behoort bij het maximum van salarisschaal 7.

  • 2. Indien de wachtdienst een kortere periode beslaat dan aangegeven in artikel 3, dan wordt de vergoeding naar rato berekend.

  • 3. De ambtenaar kan op zijn verzoek in plaats van de vergoeding, verlof worden toegekend gedurende acht uren tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten.

Artikel 6

  • 1. Indien door de ambtenaar de werkzaamheden, waarvoor hij verplicht is zich beschikbaar te houden dan wel waarvoor hij vrijwillig is ingeroosterd, ook daadwerkelijk worden verricht:

    • a.

      wordt eventuele reistijd beschouwd als werktijd;

    • b.

      wordt woon/werkverkeer beschouwd als dienstreis.

  • 2. De vergoeding voor overwerk bestaat uit:

    • a.

      verlof gedurende een periode gelijk aan het aantal uren van het overwerk: en

    • b.

      een bedrag in geld dat voor elk uur een percentage is van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur.

  • 3. Indien naar het oordeel van de leidinggevende het dienstbelang zich verzet tegen het toekennen van verlof wordt in plaats van verlof voor ieder uur een bedrag in geld toegekend, gelijk aan het voor de ambtenaar geldende salaris per uur.

  • 4. Het in het tweede lid, onderdeel b, genoemde percentage bedraagt voor de uren vallende op

    • a.

      zondag, de feestdagen, genoemd in artikel D.1. derde lid, en andere daarmee door gedeputeerde staten gelijkgestelde dagen, alsmede op de dag volgende op een van voorgaande da­gen, tussen 0 en 6 uur: 100%;

    • b.

      zaterdag tussen 0 en 6 uur en tussen 18 en 24 uur: 75%;

    • c.

      zaterdag tussen 6 en 18 uur: 50%;

    • d.

      maandag tot en met vrijdag tussen 20 en 24 uur: 50%;

    • e.

      dinsdag tot en met vrijdag tussen 0 en 6 uur: 50%;

    • f.

      maandag tot en met vrijdag tussen 6 uur en het tijdstip, gelegen 2 uur voor het begin van de voor de ambtenaar geldende werktijd: 50%;

    • g.

      maandag tot en met vrijdag tussen het tijdstip, gelegen tussen 2 uur na het einde van de voor de ambtenaar geldende werktijd en 20 uur: 50%;

    • h.

      maandag tot en met vrijdag tussen 6 en 20 uur, behoudens de uren, bedoeld in de onderdelen f en g: 25%.

  • 5. Voor het overige blijven alle andere vergoedingsregelingen dan deze onverminderd van toepassing.

Artikel 7

  • 1. Het recht op de vergoeding, bedoeld in artikel 5, vervalt met ingang van het tijdstip, waarop op grond van artikel 2 de verplichting vervalt dan wel wordt ingetrokken.

  • 2. Indien de vergoeding tot dat tijdstip gedurende ten minste twee jaren ten minste drie procent van de bezoldiging van de ambtenaar heeft bedragen, wordt in het eerste jaar daarna 75% van het bedrag dat in de laatste twaalf maanden is toegekend, in het tweede jaar daarna 50% van dat bedrag en in het derde jaar daarna 25% van het bedrag toegekend.

  • 3. Heeft de ambtenaar ten minste 10 jaar aaneen gesloten wachtdienst verricht en wordt hij op een moment vanaf 55 jaar hiervoor niet meer ingezet, houdt hij het recht op het vergoedingsbedrag dat in de laatste twaalf maanden is toegekend tot het moment van pensionering.

  • 4. Indien de vergoeding niet vervalt maar wordt verminderd, is het tweede lid van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Indien de ambtenaar 60 jaar wordt gedurende de in het tweede lid bedoelde overgangsperiode van drie jaren, blijft de vergoedingsregeling in stand zoals zij gold voor dat moment.

Artikel 8

Na de inwerkingtreding van deze regeling is zij verder van toepassing op besluiten tot het opleggen van de verplichting, genomen tussen 1 januari 2002 en die datum van inwerkingtreding.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 mei 2002 en werkt terug tot en met 1 januari 2002 onder gelijktijdige intrekking van de Regeling wachtdienst Provincie Utrecht 1999.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Regeling wachtdienst provincie Utrecht 2002.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

Dit artikel bevat enkele definities, die voor zichzelf spreken.

Artikel 2

De verplichting tot het verrichten van wachtdiensten kan alleen in de volgende drie gevallen vervallen:

om reden van dienstbelang;

bij het bereiken van de 60-jarige leeftijd en

om gezondheidsredenen.

In het laatste geval is, voorafgaand aan het stoppen met de wachtdienst, een arbeidsgezondheidskundig onderzoek noodzakelijk. Vanaf de leeftijd van 55 jaar is zo'n onderzoek ook mogelijk. In onderling overleg met het sectorhoofd kan dan op basis van dat onderzoek een nader te bepalen tijdstip worden afgesproken waarop de verplichting om wachtdienst te draaien vervalt.

Artikel 3

Een periode van wachtdienst duurt telkens 7 achtereenvolgende dagen en begint op vrijdagmiddag om 15.30 uur.

In het kader van de Arbeidstijdenwet is bepaald dat in een periode van 4 weken er twee periodes van 7 keer 24 uur moeten zitten waarin geen wachtdienst wordt gedraaid.

Een andere bepaling in die wet is dat in een periode van 13 weken de gemiddelde arbeidstijd per week niet meer dan 40 uur mag zijn als de wachtdienst geheel of gedeeltelijk de tijd bestrijkt tussen 00.00 uur en 06.00 uur.

De achterwacht in verband met eventueel sneeuwruimen gebeurt op vrijwillige basis. Betrokkene ontvangt voor de achterwacht zelf geen vergoeding, alleen bij een daadwerkelijke oproep om sneeuw te ruimen de gebruikelijke vergoeding. Deze bepaling staat los van de gladheidsbestrijding. Dit wordt qua vergoeding geregeld in artikel 5.

Artikel 4

Moet wachtdienst worden verricht op één van de officiële feestdagen (Hemelvaartsdag, Tweede Paasdag, Tweede Pinksterdag, de beide Kerstdagen, Nieuwjaarsdag, Koninginnedag en 5 mei één keer in de vijf jaar) dan kan deze dag worden gecompenseerd met verlof op een gewone werkdag. Dit geldt ook voor wachtdienst op een roostervrije dag, zij het dat dan wel vier uur of meer daadwerkelijk werkzaamheden moeten zijn verricht.

Het derde en vierde lid geeft aan op welke dagen een ambtenaar geen wachtdienst hoeft te draaien, namelijk de dag waarop betrokkene vrij zou zijn in verband met zijn deelname aan de oude of de nieuwe Seniorenregeling (de FPU+). Heeft betrokkene bezwaar tegen het draaien van wachtdienst op een voor hem op grond van zijn godsdienst of levensovertuiging geldende feest- of rustdag, dan wordt dit bezwaar ook gehonoreerd.

De vrijstelling vloeit voort uit artikel 125b van de Ambtenarenwet. Om te voorkomen dat er onverwacht een beroep op wordt gedaan op het moment waarop de verplichting daadwerkelijk wordt opgelegd, kan het sectorhoofd de medewerkers van tevoren vragen welke dagen voor hen religieuze feest- of rustdagen zijn. Zonodig kan hij de opgaven nader met hen bespreken. Wanneer eenmaal duidelijk is welke medewerkers op welke dagen niet voor wachtdienst beschikbaar zijn, kan een rooster worden opgesteld waarin daarmee rekening wordt gehouden .

Dat kan dus in voorkomend geval betekenen dat binnen een werkeenheid waar regelmatig wachtdienst wordt gedraaid niet iedereen zijn seniorendag tegelijkertijd opneemt op bijvoorbeeld de vrijdag maar dat deze dag gespreid over de week moet worden opgenomen.

Artikel 5

Artikel 5 bepaalt de vergoeding en de hoogte daarvan. Duidelijk is dat er geen vergoeding wordt gegeven als in de functiewaardering van de betrokken ambtenaar al rekening met wachtdienst is gehouden.

Het bedrag van de vergoeding is per 1 mei 2002 € 105. Bij een kortere wachtdienstperiode wordt dit bedrag uiteraard naar rato uitbetaald. Dat bedrag is uitgangspunt voor de berekening van de aanpassing aan de algemene salarismaatregelen. Voor de uitbetaling van de vergoeding wordt het aldus berekende bedrag van de vergoeding naar boven afgerond op hele euro's. Dit is in de plaats gekomen van de oude bepaling afronding op het eerstvolgende veelvoud van € 2,50 (ƒ 5,--)

Op verzoek van de ambtenaar kan in plaats van de vergoeding ook acht uren verlof worden verleend. Dit aantal uren is gebaseerd op het gemiddeld uurloon in taakgroep7 van € 13

Ingeval van ziekte tijdens de wachtdienstweek vervalt de vergoeding. De vervanger krijgt in dat geval de vaste vergoeding naar rato van de duur van de vervanging.

In de winterperiode, die loopt van november tot en met maart, is de vergoeding voor het draaien van wachtdienst, indien dit is gericht op de gladheidsbestrijding, gesteld op € 130 in plaats van de in artikel 5 genoemde € 105

Artikel 6

Als ook daadwerkelijk werkzaamheden moeten worden verricht dan geldt voor die uren het bepaalde in het derde lid. Deze bepaling komt overeen met de overwerkregeling uit de CAP, artikel C.20. Belangrijk verschil is dat voor werkzaamheden buiten de normale kantooruren in het kader van de wachtdienstregeling iedereen die wachtdienst draait voor een vergoeding in aanmerking komt. Ander verschil is dat niet gekozen kan worden voor een hele of gedeeltelijke vergoeding in vrije tijd.

In het tweede lid is bepaald dat eventuele reistijd ook als werktijd kan worden gerekend.

Het woon-werkverkeer wordt in dit geval als dienstreis beschouwd. De Regeling reis- en verblijfkosten bij dienstreizen is voor wat betreft de vergoeding van reiskosten dan ook van toepassing.

In verband met de noodzakelijke bereikbaarheid is ook de Regeling vergoeding telefoonkosten van toepassing met dien verstande dat tegenwoordig eigenlijk alle betrokkenen van een mobiele telefoon van de provincie zijn voorzien

Artikel 7

In dit artikel is de afbouwregeling weergegeven. Het afbouwen van de toelage is aan de orde wanneer de toelage komt te vervallen als gevolg van reorganisatie, opheffing van de functie, verplichte overplaatsing of medische noodzaak.

Eventueel kan ook het bereiken van een leeftijd tussen de 55 en 60 jaar aanleiding zijn voor een gesprek met de leidinggevende. Let wel: er bestaat geen recht op stopzetten van de wachtdienst. Het blijft een kwestie van overleggen.

In de algemene afbouwregeling zijn twee nuanceringen aangebracht. De eerste nuancering bestaat hieruit dat wanneer een medewerker tijdens de periode waarin de wachtdiensttoelage wordt afgebouwd 60 jaar wordt, het afbouwbedrag voor de rest van de afbouwperiode wordt bevroren.

De tweede nuancering betreft de afbouwperiode voor diegene die 55 jaar is en minimaal 10 jaar een wachtdiensttoelage heeft ontvangen. Voor deze medewerker geldt dat, wanneer de toelage wordt ingetrokken, de toelage gegarandeerd 100% door blijft lopen tot aan de pensionering toe.

Artikel 8

De regeling treedt in werking per 1 mei 2002 met terugwerkende kracht tot 1-1-2002. De in de tussenliggende tijd opgelegde verplichtingen tot het verrichten van wachtdienst worden geacht te zijn opgelegd op grond van deze regeling.

De terugwerkende kracht is opgenomen in verband met inmiddels gewekte verwachtingen en is bovendien in het GO afgesproken.