Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen gemeente Emmen 2006

Geldend van 01-06-2006 t/m heden

Intitulé

Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen gemeente Emmen 2006

De raad van de gemeente Emmen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 14 maart’06, nummer: 06/311;

gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet ;

overwegende dat het wenselijk is regels te stellen ten aanzien van de kwaliteit van peuterspeelzalen;

b e s l u i t :

1. de Verordening Kinderopvang Emmen 1996 in te trekken en

2. gelijktijdig vast te stellen de:

VERORDENING KWALITEITSREGELS PEUTERSPEELZALEN GEMEENTE EMMEN 2006

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    peuterspeelzaalwerk: het bieden van speelgelegenheid aan kinderen in de leeftijd tussen twee en vier jaar gedurende een of meer dagdelen per week van maximaal 3,5 uur met als doel de ontwikkeling van deze kinderen te bevorderen en hen samen te laten spelen;

  • b.

    peuterspeelzaal: een voorziening waar peuterspeelzaalwerk plaatsvindt;

  • c.

    houder: degene die een peuterspeelzaal exploiteert of gaat exploiteren;

  • d.

    beroepskracht: degene die op basis van een arbeidsovereenkomst in een peuterspeelzaal werkzaamheden verricht en betaald wordt volgens de voor het peuterspeelzaalwerk geldende CAO en die beschikt over een voor deze werkzaamheden passende beroepskwalificatie;

  • e.

    begeleider: degene die anders dan als beroepskracht is belast met de begeleiding van kinderen bij een peuterspeelzaal;

  • f.

    het college: het College van burgemeester en wethouders van Emmen

HOOFDSTUK 2. MELDINGSPLICHT

Artikel 2. Melding in exploitatie nemen van een peuterspeelzaal

  • 1.

    Degene die voornemens is een peuterspeelzaal in exploitatie te nemen binnen de gemeente doet daarvan melding aan het college.

  • 2.

    De melding vindt plaats met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld formulier.

Artikel 3.

vervallen

Artikel 4. Termijn van in exploitatie nemen van een peuterspeelzaal

  • 1.

    Een peuterspeelzaal wordt niet in exploitatie genomen binnen acht weken na het tijdstip van de melding. Het college kan deze termijn met acht weken verlengen. Indien het college de termijn met acht weken verlengt, ontvangt de houder hiervan gemotiveerd bericht;

  • 2.

    Het college kan de termijn van acht weken verkorten, indien uit het onderzoek van de toezichthouder, bedoeld in artikel 17, eerder is gebleken dat de exploitatie in overeenstemming met de bepalingen in hoofdstuk 3 van deze verordening, zal plaatsvinden.

  • 3.

    Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

Artikel 5. Verbod op het in exploitatie nemen of houden van een peuterspeelzaal

Het is verboden een peuterspeelzaal in exploitatie te nemen of te houden indien uit het onderzoek van de toezichthouder, bedoeld in artikel 17, eerste lid, blijkt dat niet aan de eisen van de verordening wordt voldaan.

Artikel 6. Register

  • 1.

    Het college houdt een register bij van gemelde peuterspeelzalen. In dit register worden de gegevens opgenomen die ingevolge artikel 2 tweede lid zijn verstrekt.

  • 2.

    Het college deelt de houder schriftelijk mee dat opneming van de peuterspeelzaal in het register heeft plaatsgevonden met in achtneming van de termijnen van artikel 4.

  • 3.

    Het register ligt op het gemeentehuis kosteloos voor een ieder ter inzage.

Artikel 7. Wijzigingen van gegevens

  • 1.

    De houder doet van wijzigingen in de gegevens die bij de melding zijn verstrekt, onmiddellijk mededeling aan het college.

  • 2.

    Het college deelt de houder schriftelijk mee dat de wijzigingen in het register zijn aangetekend.

HOOFDSTUK 3. DE KWALITEITSEISEN

Artikel 8. Algemene kwaliteitseisen

  • 1.

    De houder van een peuterspeelzaal biedt peuterspeelzaalwerk aan dat bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving.

  • 2.

    De houder organiseert het peuterspeelzaalwerk op zodanige wijze, voorziet de peuterspeelzaal zowel kwalitatief als kwantitatief zodanig van personeel en materieel, draagt zorg voor een zodanige verantwoordelijkheidstoedeling en voert een zodanig pedagogisch beleid, dat een en ander leidt of moet leiden tot verantwoord peuterspeelzaalwerk.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de kwaliteit van peuterspeelzalen, in het bijzonder de veiligheid en gezondheid, als bedoeld in de leden 1 en 2 van dit artikel..

Artikel 9

vervallen

Artikel 10

vervallen.

Artikel 11

vervallen

Artikel 12

vervallen

Artikel 13

vervallen

Artikel 14

vervallen

Artikel 15

vervallen

HOOFDSTUK 4. HET GEMEENTELIJK TOEZICHT

Artikel 16. Aanwijzing van toezichthouders

Het college wijst toezichthouders aan op grond van artikel 5.11 Algemene Wet Bestuursrecht.

Artikel 17. Onderzoek door de toezichthouder

  • 1.

    De toezichthouder onderzoekt na een melding als bedoeld in artikel 2, eerste lid, binnen binnen de termijn als bepaald in artikel 4 van deze verordening of de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de voorschriften in hoofdstuk 3 van deze verordening.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid onderzoekt de toezichthouder jaarlijks of de exploitatie van elke peuterspeelzaal plaatsvindt in overeenstemming met de voorschriften in hoofdstuk 3 van deze verordening.

  • 3.

    Naast het onderzoek bedoeld in het eerste en tweede lid kan de toezichthouder incidenteel onderzoek verrichten naar de naleving door een houder van de voorschriften in hoofdstuk 3 van deze verordening.

Artikel 18. Het inspectierapport

  • 1.

    De toezichthouder legt zijn oordeel naar aanleiding van een onderzoek bij een peuterspeelzaal vast in een inspectierapport.

  • 2.

    Indien de toezichthouder oordeelt dat door de houder de voorschriften van deze verordening niet zijn of zullen worden nageleefd, vermeldt hij dat in het rapport.

  • 3.

    Alvorens het rapport vast te stellen, stelt het college de houder in de gelegenheid van het ontwerprapport kennis te nemen en daarover zijn zienswijze kenbaar te maken. De toezichthouder vermeldt de zienswijze van de houder in een bijlage bij het rapport.

  • 4.

    De toezichthouder zendt het inspectierapport onverwijld aan de houder, die een afschrift daarvan zo spoedig mogelijk ter inzage legt op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats.

  • 5.

    De toezichthouder maakt het inspectierapport uiterlijk drie weken na de vaststelling daarvan openbaar.

Artikel 19. Aanwijzing en bevel

  • 1.

    Het college kan de houder een schriftelijke aanwijzing geven indien op basis van het inspectierapport blijkt dat deze de voorschriften in deze verordening niet of in onvoldoende mate naleeft.

  • 2.

    In de aanwijzing geeft het college met redenen omkleed aan op welke punten de voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd, alsmede de in verband daarmee te nemen maatregelen.

  • 3.

    Indien de toezichthouder oordeelt dat de kwaliteit van de opvang bij een peuterspeelzaal zodanig tekortschiet dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden, kan de toezichthouder een schriftelijk bevel geven. Het bevel heeft een geldigheidsduur van zeven dagen, die door het college kan worden verlengd.

  • 4.

    De houder neemt de maatregelen binnen de bij de aanwijzing onderscheidenlijk het bevel gestelde termijn.

Artikel 20. Strafbepaling

Overtreding van de artikelen 2, eerste lid, en de artikelen in hoofdstuk 3 van deze verordeningen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

HOOFDSTUK 5. SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 21. Overgangsbepaling

  • 1.

    Het college neemt in het register de peuterspeelzalen op die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening over een vergunning op grond van de Verordening kinderopvang Emmen 1996 beschikken.

  • 2.

    Een houder van een peuterspeelzaal als bedoeld in het eerste lid verstrekt desgevraagd aan het college alle gegevens die nodig zijn voor het register.

  • 3.

    Beroepskrachten en begeleiders die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening werkzaam zijn bij een peuterspeelzaal, leggen aan de houder binnen twee maanden na de inwerkingtreding een verklaring omtrent het gedrag over.

Artikel 22. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juni 2006

Artikel 23. Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen

gemeente Emmen 2006.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 27 april 2006.

de griffier,

de voorzitter,

J.A. Hekman

C. Bijl