Verordening ambtelijke bijstand aan raadsleden (8.20)

1. Een raadslid, dat in voorkomende gevallen informatie of advies wenst ten behoeve van lopende zaken, kan zich daarvoor rechtstreeks wenden tot de betreffende afdeling.

2. Wanneer een meer structurele vorm van informatie of advies gewenst wordt, of wanneer informatie of advies gewenst wordt wat naar verwachting een aanzienlijk tijdsbeslag voor ambtenaren betekent, wendt een raadslid zich tot de direkteur van de betreffende sektor, danwel tot het hoofd van het staforgaan, die er zorg voor draagt dat de informatie/ het advies verstrekt wordt. Hhij kan één of meer ambtena- ren aanwijzen, die de informatie/ het advies verstrekken.

3. Indien naar het oordeel van de ambtaneer tot wie het raadslid zich wendt, geen sprake is van informatie of advies, maar van bijstand, wordt dit aan het raadslid meegedeeld; in dat geval is artikel 3 van toepassing.

1. Wanneer een raadslid niet (geheel) tevreden is over de verschafte informatie, advies of bjistand, kan hij, indien het betreft door of namens de secretaris verleen- de informatie, advies of bijstand, de zaak voorleggen aan burgemeester en wethouders;

2. Indien het betreft informatie of advies verleend door een ander, kan het raadslid zich tot de secretaris wenden, die de zaak vervolgens met die ander bespreekt;

mocht dit overleg voor het raadslid geen bevredigend resultaat hebben, dan legt de secretaris de zaak voor aan burgemeester en wethouders.

1. Voorzover informatie, advies of bijstand aan raadsleden is verstrekt door direkteuren, hoofd staforgaan, dan wel secretaris, geven zij daarvan kennis aan de betreffende portefeuillehouder, indien zij moeten of kunnen vermoeden dat zulks in het belang is van een goede bestuursuitvoering.

2. Voorzover informatie, advies of bijstand aan raadsleden verstrekt is door de andere dan de in lid 1 genoemde ambtenaren, geven zij daarvan kennis aan hun direk- teur/hoofd staforgaan; deze dragen er zorg voor dat de betreffende portefeuille- houder daarvan in kennis wordt gesteld, indien zij moeten of kunnen vermoeden dat zulks in het belang is van een goede bestuursuitvoering.