Nota Dierenwelzijn Bergeijk 2018 versie 05-12-2017

Geldend van 01-01-2018 t/m heden

Intitulé

Nota Dierenwelzijn Bergeijk 2018 versie 05-12-2017

De raad der gemeente Bergeijk;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 14 november 2017;

gezien het advies van de commissie MZ d.d. 28 november 2017.

Overwegende :

Kennis te hebben genomen van de evaluatie nota Dierenwelzijn 2014-2017

Besluit :

De nota Dierenwelzijn Bergeijk 2018 versie 05-12-2017 vast te stellen

1 Inleiding

Met het in november 2013 vaststellen van de eerste nota Dierenwelzijn 2014-2017 werd een begin gemaakt met de uitvoering van het dierenwelzijnsbeleid in de gemeente Bergeijk. Het doel van deze nota was om inzichtelijk te maken welke kaders er gelden met betrekking tot dierenwelzijn in Bergeijk, mogelijke knelpunten aan te geven en hier actiepunten toe op te stellen. De nieuwe nota dierenwelzijn 2018 vervangt de nota Dierenwelzijn 2014-2017. De nieuwe nota bevat geen beleidsinhoudelijke wijzigingen. In hoofdstuk 2 worden de wettelijke kaders weergegeven. In hoofdstuk 3 worden diverse thema’s met betrekking tot dierenwelzijn in de gemeente besproken. In hoofdstuk 4 is er aandacht voor de specifieke rol van de gemeente. In de bijlagen is de rapportage Dierennoodhulp Bergeijk, een overzicht van de toegepaste TNR (Trap, Neuter, Return) methode van zwerfkatten in de gemeente Bergeijk en de huisdierenlijst zoogdieren te vinden. Vanaf 1 februari 2015 geldt er een positief huisdierenlijst voor zoogdieren (ook wel positief lijst genoemd). In hoofdstuk 2.3 wordt deze nader beschreven.

2 Wettelijk kader

2.1 Europees wettelijk kader

Er bestaan op dit moment geen mondiale afspraken met betrekking tot dierenwelzijn. Het hoogste schaalniveau waarop afspraken gemaakt zijn, die betrekking hebben op dieren op Nederlands grondgebied, betreft het Europese schaalniveau. De Europese Commissie heeft op 6 mei 2013 het voorstel met betrekking tot de “Animal Health Law” aangenomen. Deze wet is een Kaderwet, die ongeveer 60 verordeningen en richtlijnen op gebied van diergezondheid zal vervangen en betrekking heeft op alle diersoorten, houders en houderijtypen.

De gevolgen van de Europese regelgeving voor het welzijn van dieren in Bergeijk is indirect merkbaar door de doorvertaling ervan in de Nederlandse wetgeving.

2.2 Nederlands wettelijk kader

2.2.1 Wet Dieren

Op 1 januari 2013 is de Wet Dieren in werking getreden. De Wet dieren is een raamwet. Dat betekent dat de wet zelf een beperkt aantal regels stelt en daarnaast de mogelijkheid biedt om allerlei zaken over en voor dieren te regelen in Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB's) en ministeriële regelingen. De wet introduceert een integraal wettelijk kader voor de regels met betrekking tot het gedrag van mensen tegenover dieren en regels ter beheersing van de risico’s die (producten van) dieren met zich mee kunnen brengen voor de mens en voor andere dieren.

In Artikel 1.3 Intrinsieke waarde van de Wet dieren wordt het volgende gesteld:

  • 1.

    De intrinsieke waarde van het dier wordt erkend.

  • 2.

    Onder erkenning van de intrinsieke waarde als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan erkenning van de eigenwaarde van dieren, zijnde wezens met gevoel. Bij het stellen van regels bij of krachtens deze wet, en het nemen van, op die regels gebaseerde besluiten, wordt ten volle rekening gehouden met de gevolgen die deze regels of besluiten hebben voor deze intrinsieke waarde van het dier, onverminderd andere gerechtvaardigde belangen. Daarbij wordt er in elk geval in voorzien dat de inbreuk op de integriteit of het welzijn van dieren, verder dan redelijkerwijs noodzakelijk, wordt voorkomen en dat de zorg die de dieren redelijkerwijs behoeven is verzekerd.

  • 3.

    Voor de toepassing van het tweede lid wordt tot de zorg die dieren redelijkerwijs behoeven in elk geval gerekend dat dieren zijn gevrijwaard van:

    • a.

      dorst, honger en onjuiste voeding;

    • b.

      fysiek en fysiologisch ongerief;

    • c.

      pijn, verwonding en ziektes;

    • d.

      angst en chronische stress;

    • e.

      beperking van hun natuurlijk gedrag;

      voor zover zulks redelijkerwijs kan worden verlangd.

De Wet geeft regels die in hoofdzaak gehouden dieren betreffen. Ook worden dieren beschermd die niet worden gehouden (in het wild levende dieren), in het bijzonder door het verbod op dierenmishandeling en door de plicht om hulpbehoevende dieren zorg te verlenen.

De Wet Dieren bestaat uit de volgende regelingen en besluiten: Besluit en Regeling diergeneesmiddelen, Besluit en Regeling diervoeders, Besluit en Regeling dierlijke producten, Besluit en Regeling overige zaken Wet dieren, Besluit en Regeling houders van dieren, Besluit en Regeling diergeneeskundigen.

De Wet Dieren heeft ook de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd) en een aantal andere wetten met regels voor het houden van dieren vervangen. Het Varkensbesluit, het Vleeskuikenbesluit, het Kalverenbesluit en het Honden- en kattenbesluit zijn ook ondervangen in de nieuwe wet Dieren.

2.2.2 Landbouwkwaliteitswet

Op grond van de Landbouwkwaliteitswet gelden diverse voorschriften met betrekking tot landbouwproducten, waaronder ook dierlijke producten. Daarbij gaat het om regels over onder meer de oorsprong, de hoedanigheid, de benaming, de vorm, de maat en het gewicht van producten, alsmede om kwaliteitscontroles bij het binnen of buiten Nederland brengen van producten door aangewezen controle-instellingen.

2.2.3 Landbouwwet

De regels inzake de productie van vlees en de keuring van vlees zijn gebaseerd op de artikelen 13 en 19 van de Landbouwwet. Deze regels hebben betrekking op het hygiënisch werken bij de productie van vlees. Daarnaast voorziet de regelgeving in een systeem van keuring door de overheid van het levende dier vóór het slachten en van het karkas ná het slachten. Eveneens gebaseerd op de voornoemde artikelen van de Landbouwwet is het verbod op het houden en verhandelen van landbouwhuisdieren waaraan verboden groeibevorderende stoffen zijn toegediend.

2.2.4 Wet Natuurbescherming

De Flora- en faunawet is in januari 2017 vervangen door de Wet Natuurbescherming. Deze wet regelt de bescherming van dier- en plantensoorten in het wild. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is ‘nee, tenzij’. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn.

2.2.5 Burgerlijk wetboek

In boek 5, artikel 5, lid 1-4 van het Burgerlijk wetboek wordt gesteld dat iedereen een dier in nood hulp hulp moet bieden. In boek 5, artikel 8, lid 3 staat een verplichting omschreven voor gemeenten om een gevonden dier, waarvan aangifte is gedaan bij de gemeente, minimaal twee weken te bewaren en te verzorgen. Voor wilde dieren geldt geen bewaarplicht, omdat de Natuurwet met name is gericht op behoud van populaties van in het wild levende soorten.

2.2.6 Algemene wet bestuursrecht

Op basis van de Algemene wet bestuursrecht artikel 5:29 en 5:30 is de gemeente verplicht bij huisontruimingen een ‘opslagtermijn’ van aanwezige goederen van maximaal 13 weken te verzorgen. Ook dieren worden in het kader van deze wet als “goed” beschouwd. Gedurende 13 weken dient de gemeente zorg te dragen voor opvang van de dieren op een daartoe geschikte locatie. De kosten voor opvang komen voor rekening van de opdrachtgever van de ontruiming.

2.2.7 Gemeentewet

In hoofdstuk XI Artikel 172, lid 3 van de gemeentewet wordt gesteld dat de burgemeester bevoegd is bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de bevelen te geven die noodzakelijk te achten zijn voor de handhaving van de openbare orde. Hierbij kan sprake zijn van verstoring van de openbare orde als gevolg van bijvoorbeeld bijtincidenten.

2.2.8 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en Activiteitenbesluit

Inrichtingen moeten voor hun activiteiten, waaronder het houden van dieren, een melding doen in het kader van het Activiteitenbesluit of een omgevingsvergunning aanvragen.

Alle agrarische bedrijven vallen onder het Activiteitenbesluit en zijn daarmee meldingsplichtig. Bepaalde bedrijven, zoals IPPC-bedrijven (bedrijven die moeten voldoen aan de “Integrated Pollution Prevention and Control”-richtlijn), hebben naast een meldingsplicht een omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht nodig. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) biedt de kaders voor een omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning is één geïntegreerde vergunning voor bouwen, wonen, monumenten, ruimte, natuur en milieu.

Veehouderijen moeten voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voldoen aan eisen zoals gesteld in de Wet ammoniak en veehouderij en de Regeling ammoniak en veehouderij (Wav/Rav), alsook voldoen aan de eisen van het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij (“besluit huisvesting”). De Wav/Rav vormt een onderdeel van de ammoniakregelgeving voor dierenverblijven van veehouderijen. Deze regelgeving kent een emissiegerichte benadering voor heel Nederland met daarnaast aanvullend beleid ter bescherming van zeer kwetsbare gebieden. In de Rav staan concreet stalsystemen benoemd met emissie-eisen, die ook gekoppeld zijn aan beschikbare oppervlakte per dier in de stal. Het Besluit huisvesting bepaalt dat dierenverblijven, waar emissiearme huisvestingssystemen voor beschikbaar zijn, op den duur ook daadwerkelijk emissiearm moeten zijn. Dat heeft positieve gevolgen voor het interne stalklimaat.

Uit bovenstaande kan geconcludeerd worden dat dierenwelzijn in de melding of omgevingsvergunning geen directe plaats kent, maar dat het indirect via de wetgeving wel een rol speelt.

2.3 Nieuwe wetgeving

2.3.1 Huisdierenlijst zoogdieren

Vanaf 1 februari 2015 geldt er een positief huisdierenlijst voor zoogdieren. In het besluit Houders van dieren staan de criteria ten behoeve van de aanwijzing beschreven (artikel 1.4. Criteria voor aanwijzing diersoorten of diercategorieën op positieflijst).

In Nederland mag je niet alle dieren als huisdier houden of ermee fokken. In de Wet Dieren (artikel 2.2. Houden van dieren) is vastgelegd dat hiervoor een huisdierenlijst, ook wel Positieflijst genoemd geldt. De dieren die daarop staan mogen worden gehouden, alle overige dieren niet of alleen met een speciale vergunning (zoals bijvoorbeeld mogelijk is voor dierentuinen). Niet alle dieren zijn immers geschikt om als huisdier te houden. Dat komt bijvoorbeeld omdat ze beschermd zijn, ziektes kunnen overdragen of gevaarlijk zijn, of omdat hun welzijn in gevangenschap niet of moeilijk te waarborgen is.

2.3.2 Wetswijziging voor sneller ingrijpen bij dierenmishandeling

Er is een wetsaanpassing in voorbereiding om sneller en effectiever te kunnen ingrijpen bij dierenmishandeling en verwaarlozing.

Er komt een houdverbod voor een periode van maximaal 5 jaar. Daarbij hoort ook een locatieverbod, voor het geval de veroordeelde geen eigen dieren heeft mishandeld, maar bijvoorbeeld dieren op kinderboerderijen of in stallen.

Ook wil de minister steviger kunnen optreden, in geval van bijtincidenten met agressieve honden. Niet alleen het ophitsen van een dier tegen een ander dier wordt als misdrijf strafbaar gesteld, maar ook het onvoldoende terughouden van een dier dat aanvalt. Het betreft een uitbreiding van de huidige wet waarin staat dat het ophitsen van een dier tegen een mens strafbaar is. Dat laatste is nu nog een overtreding, maar wordt straks een misdrijf, gelet op de aard en de ernst van de schade die bijtincidenten kunnen veroorzaken. Er komt een maximumstraf van een jaar op te staan. Bij een verdenking van een misdrijf wordt het makkelijker om het dier in beslag te nemen. De politie mag straks daarvoor een woning betreden.

2.4 Gemeentelijke regelgeving met betrekking tot dierenwelzijn

2.4.1 Algemene Plaatselijke Verordening Bergeijk

In de gemeente Bergeijk is een Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van kracht. In de APV zijn onder diverse artikelen zaken met betrekking tot dieren geregeld, welke met name gericht zijn op het voorkomen van overlast. Zo bevat de APV regels ten aanzien van loslopende honden, uitwerpselen van honden, gevaarlijke honden, houden van hinderlijke of schadelijke dieren, loslopen van (pluim)vee, houden van duiven, houden van bijen, verwijderen van rupsennesten en geluidsoverlast.

De medewerkers handhaving (opsporingsambtenaar en toezichthouders) van de gemeente zien toe op een juiste naleving van de in de APV gestelde regels.

2.4.2 Toezicht en handhaving Omgevingsvergunningen/Activiteitenbesluit

Onder paragraaf 2.2.8 is toegelicht dat veehouderijen te maken hebben met meldings- en/of vergunningplicht en moeten voldoen aan wetgeving op gebied van ammoniak, geur, fijnstof, etc. Hierbij is sprake van een indirecte link met dierenwelzijn. Op deze bedrijven vindt geregeld toezicht plaats, waarbij gecontroleerd wordt of de veehouderijen voldoen aan de eisen uit het Activiteitenbesluit en/of voldoen aan de voorschriften die in hun omgevingsvergunning gesteld zijn. Dit toezicht is een gemeentelijke verantwoordelijkheid, waarvan de uitvoering is overgedragen aan de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant.

3 Thema’s met betrekking tot dierenwelzijn in Bergeijk

3.1 Inleiding

In het vorige hoofdstuk is het wettelijk kader van het onderwerp dierenwelzijn aan bod gekomen.

In dit hoofdstuk wordt specifiek gekeken naar de gemeentelijke invulling van de in hoofdstuk 2 genoemde regelgeving. Daarbij gaat allereerst de aandacht uit naar huis- en hobbydieren. Huisdieren worden in zeer kleine aantallen veelal binnenshuis gehouden. Hobbydieren zijn landbouwhuisdieren die in kleine aantallen en zonder winstoogmerk worden gehouden, zoals schapen, geiten, paarden, runderen, varkens en kippen. Ook dieren die benut worden ten behoeve van recreatie en sport komen aan bod. In deze nota wordt geen specifieke aandacht besteed aan het welzijn van in het wild levende dieren en landbouwhuisdieren (dieren gehouden voor productiedoeleinden). In het wild levende dieren worden via wettelijke kaders zoals omschreven in de Natuurwet beschermd. Voor landbouwhuisdieren is in bestaande wet- en regelgeving zoals het “Besluit emissiearme huisvesting” al zeer veel vastgelegd. Het is niet mogelijk om hier op gemeentelijk schaalniveau nadere eisen aan te stellen. In paragraaf 3.2 komt wel verwaarlozing en mishandeling van landbouwhuisdieren aan bod.

3.2 De opvang en verzorging van levend gevonden dieren

3.2.1 Achterhalen eigenaar

Indien een in nood verkerend levend dier, waarvan men de eigenaar niet kent, gevonden wordt, dient men dit dier op basis van het Burgerlijk Wetboek hulp te verlenen. Niet iedereen zal bekend zijn met de hiertoe te ondernemen stappen: het is wenselijk hier een protocol voor op te stellen (zie overeenkomst Basisvoorziening dierennoodhulp 2017 met de Nederlandse Vereniging te bescherming van Dieren) en burgers hierop te attenderen. Eén van de eerste stappen in de handelwijze bij een levend gevonden dier in nood is het achterhalen van de eigenaar. Hierbij speelt de registratie van de Stichting Amivedi, een landelijke vrijwilligersorganisatie die zorgt voor een kosteloze registratie van vermiste en gevonden huisdieren in Nederland, een belangrijke rol. In veel gevallen is de eigenaar van een gevonden dier echter niet meteen bekend.

3.2.2 Gechipte dieren

Sinds 1 april 2013 geldt er een chip- en registratieverplichting voor honden. Iedere hond die er in Nederland bij komt, moet een chip hebben en geregistreerd worden bij één van de daarvoor aangewezen databanken. Reden voor de plicht tot het chippen van honden is de aanpak van malafide en illegale hondenhandel. Het chippen van katten is in Nederland niet verplicht, omdat het probleem van malafide handel en misstanden bij het fokken van katten veel minder speelt en omdat het registreren van katten niet of in onvoldoende mate bijdraagt aan het verminderen van het stijgend aantal zwerfkatten.

Indien men vermoedt dat het huisdier gechipt is zullen veel mensen, na het vinden van een dier, bij een dierenartsenpraktijk vragen de chip te lezen. In Bergeijk is één dierenkliniek mede gericht op gezelschapsdieren, te weten de “Dierenkliniek De Kempen”. Deze dierenkliniek ontvangt enkele malen per maand particulieren met een gevonden dier, waarbij door hen doorverwezen wordt naar het Dierenopvangcentrum De Doornakker of waarvan door hen de chip uitgelezen wordt. De artsen in de dierenkliniek werken vanuit hun beroepsethiek mee aan het uitlezen van chips en het verlenen van eerste hulp aan gevonden dieren, maar krijgen hier geen vergoeding voor.

3.2.3 Samenwerkingsovereenkomst basisvoorziening dierennoodhulp 2017-2018

Indien een dier wordt gevonden dat wel een vermoedelijke eigenaar heeft, die echter niet getraceerd kan worden, heeft de gemeente op grond van het Burgerlijk Wetboek de verplichting om gedurende 14 dagen voor de opvang van het dier te zorgen. Hiertoe heeft de gemeente, tezamen met 14 andere gemeenten in het SRE-gebied, de “Samenwerkingsovereenkomst basisvoorziening dierennoodhulp 2017-2018” afgesloten met de “Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren afdeling Brabant Zuid-Oost” (Dierenbescherming). Door het aangaan van deze samenwerkingsovereenkomst worden de werkzaamheden die uit de verplichting voortvloeien uitbesteed aan het Dierenopvangcentrum De Doornakker te Eindhoven, dat door de Dierenbescherming wordt geëxploiteerd. De opvang richt zich op de opvang van gezelschapsdieren met een vermoedelijke eigenaar (kleine tot middelgrote zoogdieren, vogels en reptielen), gedurende de eerste twee weken na vondst daarvan, in het dierenopvangcentrum De Doornakker te Eindhoven. De opvang betreft geen bedrijfsmatig gehouden dieren. Na 14 dagen wordt het gevonden dier, waarvan de eigenaar (nog) niet gevonden is, in eigendom overgedragen aan de dierenbescherming. De dierenbescherming neemt op dat moment ook de verantwoording met betrekking tot de zorg voor het dier over en probeert het dier te herplaatsen. Naast opvang van dieren omvat de samenwerkingsovereenkomst ook het operationeel houden van een meldpunt dat altijd bereikbaar is voor burgers en instanties om zwerfdieren aan te melden. Ook het ter beschikking houden van een dierenambulance die permanent inzetbaar is voor het vervoer van dieren behoort tot de taken die de dierenbescherming voor de gemeente waarneemt. De gemeente betaalt in 2017 € 24.836 (€1,23 per inwoner/jaar) voor deze dienstverlening. In 2018 kan genoemd bedrag aangepast worden met maximaal de jaarmutatie oktober van de CPI totale besteding (laatst vastgesteld basisjaar) zoals gepubliceerd door het CBS.

In 2015 zijn 52 dieren, in 2016: 68 dieren en in 2017 t/m 3e kwartaal) 35 dieren uit Bergeijk in het dierenopvangcentrum de Doornakker opgevangen (zie bijlage rapportage dierennoodhulp gemeente Bergeijk).

3.3 Procedure bij dood gevonden dieren

Indien binnen de gemeente dode dieren gevonden worden, kan contact opgenomen worden met de gemeente. Medewerkers van de afdeling Beheer Ruimte halen het dier op en brengen het naar de Milieustraat (Bokkerijder 14 te Bergeijk). Het dier wordt hier gemiddeld 2 á 3 weken bewaard in een kadaverkoeling. De gemeente heeft de beschikking over een chipreader, zodat met de eigenaar van gechipte dieren contact opgenomen kan worden. Niet gechipte dieren worden aangemeld bij de stichting Amivedi. Deze probeert de eigenaar van het dier te achterhalen. Indien het dier niet wordt opgehaald door de eigenaar, wordt het opgehaald door het bedrijf Rendac. Dit bedrijf is gespecialiseerd in het ophalen en verwerken van dierlijk restmateriaal en kadavers.

3.4 Verwaarlozing, mishandeling en overlast van dieren

3.4.1 Constateren van dierenmishandeling of -verwaarlozing

Het verbod op dierenmishandeling en dierenverwaarlozing is momenteel nog geregeld in artikel 36 en 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd). In geval van dierenmishandeling dient hiervan melding te worden gedaan. Het landelijke telefoonnummer “144” dient voor melding van diermishandeling en –verwaarlozing. Het meldnummer is ondergebracht bij het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD). Speciaal hiertoe opgeleide politiemensen beantwoorden de telefoon en schakelen de juiste hulpverlener in. Afhankelijk van de melding wordt de politie, de Dierenbescherming, de Landelijke Inspectiedienst of de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit ingeschakeld.

In artikel 1.4 van de Wet Dieren is de zorgplicht voor dieren ook vastgelegd. Dit artikel treedt op een nader te bepalen tijdstip (inwerkingtreding onbekend) in werking:

  • 1.

    Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor dieren.

  • 2.

    De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor dieren worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.

3.4.2 Verwaarlozing of mishandeling van landbouwhuisdieren

Landbouwhuisdieren zijn dieren die hobbymatig of voor productiedoeleinden worden gehouden, bijvoorbeeld pluimvee, koeien, varkens of schapen. Voor verwaarlozing en mishandeling van deze dieren bestaat specifieke regelgeving. Het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) heeft hierbij een taak, die uitgeoefend wordt via de Landelijke Inspectiedienst (LID), de politie en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Laatstgenoemde partij houdt toezicht op het dierwelzijn als het gaat om transport van levende dieren, aanvoer van dieren op slachthuizen, ritueel slachten, verboden ingrepen, dierproeven, verboden hormoongebruik en huisvesting.

De LID, politie en de NVWA nemen indien nodig verwaarloosde landbouwhuisdieren in beslag. De Dienst Regelingen regelt namens het ministerie van EL&I vervolgens de opvang van in beslag genomen landbouwhuisdieren.

Daarnaast bestaat er een Vertrouwensloket Welzijn Landbouwhuisdieren. Dit loket is opgericht door een samenwerking van de Rijksoverheid, LTO Nederland, productschappen Vee, Vlees en Eieren en de Gezondheidsdienst voor Dieren en Productschap Zuivel. Het loket biedt iedereen de mogelijkheid vragen te stellen met betrekking tot verwaarlozing van landbouwhuisdieren en hier ook melding van te doen. Het loket is een initiatief uit de veehouderijsector en bedoeld om het aantal gevallen van verwaarlozing tot een minimum te beperken.

Actiepunt

Via de gemeentelijke internetsite en door een halfjaarlijkse publicatie in de Eyckelbergh de handelwijze bij geconstateerde diermishandeling of –verwaarlozing bekend maken.

3.4.3 Overlast van dieren: zwerfkatten

Aan loslopende dieren is in paragraaf 3.2 aandacht besteed.

Met de Dierenbescherming is de samenwerking ten behoeve van het vangen en steriliseren/castreren van zwerfkatten voor 2017 en 2018 voortgezet. Bij klachten over zwerfkatten kan in dat geval de Dierenbescherming ingeschakeld worden. Zij beoordeelt de omvang van het probleem door een veldinspectie en zet vangacties op. Per sterilisatie of castratie wordt €100 in rekening gebracht, er wordt dan kostendekkend gewerkt. In 2014 zijn 20 katten geneutraliseerd, in 2015:56 en in 2016: 22 katten. Voor 2017 zijn er tot en met juli 2 katten geneutraliseerd, dus de TNR methode lijkt te werken.

3.4.4 Overlast van dieren: huis- en hobbydieren

Overlast van dieren komt veelal voor in de vorm van geluidsoverlast, stank of hinder van agressieve dieren of loslopende dieren. Overlast van dieren heeft indirect een verband met dierenwelzijn, omdat er sprake kan zijn van overlast doordat het dier niet op juiste wijze behandeld wordt.

De Algemene Plaatselijke Verordening is het instrument op basis waarvan opgetreden kan worden in geval van geluidsoverlast en agressie.

Met betrekking tot geluidsoverlast wordt hierin het volgende gesteld:

“degene die de zorg heeft voor een dier, moet voorkomen dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving gevaar voor de verkeersveiligheid, hinder of overlast veroorzaakt.

Daarnaast zijn in de APV meer specifieke zaken vastgelegd ten aanzien van:

  • -

    het houden van honden (aanlijnen, verwijderen uitwerpselen, gevaarlijke honden)

  • -

    het houden van schadelijke of hinderlijke dieren

  • -

    een verbod tot loslopend (pluim)vee

Ook zijn in de algemene plaatselijke verordening diverse specifieke regels ten aanzien van het houden van honden opgenomen:

  • -

    het verplicht aanlijnen van honden

  • -

    het verplicht verwijderen van uitwerpselen van honden en paarden

  • -

    het niet toestaan van gevaarlijke honden op de openbare weg of op het terrein van een ander, anders dan aangelijnd of gemuilkorfd

  • -

    de mogelijkheid tot verplicht muilkorven van honden

De gemeente Bergeijk zal bij dierplagen (ongedierte) dit op een zo diervriendelijke manier aanpakken.

3.5 Dieren bij een huisuitzetting

In Bergeijk is het vertrouwensteam van de Dierenbescherming actief. De leden van het vertrouwensteam werken er samen met de Dierenpolitie en assisteren bijvoorbeeld bij huisuitzettingen waarbij dieren betrokken zijn.

Dieren die bij een huisuitzetting aangetroffen worden, dienen op grond van de Algemene wet bestuursrecht door de opdrachtgever van de huisuitzetting (in de meeste gevallen de woningcorporatie) voor een periode van 13 weken ondergebracht te worden.

3.6 Dieren in het Rampenplan

Het Regionaal Crisisplan van de 21 samenwerkende regiogemeenten kent binnen de taakorganisatie “Publieke taak” het deelproces “Verplaatsen mens en dier”. Hierin is beschreven hoe gehandeld moet worden bij calamiteiten waarbij ook dieren betrokken zijn. Het gaat daarbij over het in veiligheid brengen van dieren en (tijdelijk) onderbrengen van dieren.

3.7 Schuilgelegenheid

Met betrekking tot het welzijn van hobbydieren, zoals paarden en schapen, vormen schuilstallen vaak een onderwerp van discussie. Binnen de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Bergeijk 2011 is het bouwen van schuilstallen buiten daartoe bestemde bestemmings- of bouwvlakken niet mogelijk. Reden hiertoe is dat in zowel het provinciaal als het gemeentelijk beleid “verstening” van het buitengebied onwenselijk wordt geacht. Ten behoeve van het welbevinden van hobbydieren is het binnen de regels van het genoemde bestemmingsplan wel mogelijk een afdakje te plaatsen. Dit bouwwerk mag een maximale oppervlakte van 10m² hebben.

3.8 Dieren voor recreatie en sport

3.8.1 Circussen

Vanaf 15 september 2015 mogen geen wilde zoogdieren meer gebruikt worden in het circus of bij een ander optreden. Ook mogen deze dieren niet vervoerd worden voor dit doel.

3.8.2 Levende kerststallen

Het plaatsen van een kerststal in openbaar toegankelijk gebied is momenteel vergunningsplichtig op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Regelmatig staan in deze stallen ook levende dieren. De vraag kan gesteld worden of dit vanuit het oogpunt van dierenwelzijn wenselijk is. Dieren ondervinden mogelijk stress door verplaatsing naar aan andere omgeving en de plotselinge aandacht van veel mensen. De dieren die tentoongesteld worden moeten gezond zijn en in goede conditie. Hoogdrachtige en zogende dieren mogen niet worden tentoongesteld.

3.8.3 Dieren ten behoeve van sport

Dieren kunnen ingezet worden voor sportdoeleinden. Voorbeelden zijn duivenwedstrijden, vogeltentoonstellingen, behendigheidswedstrijden voor honden en paardensport. Bij folkloristische evenementen is te denken aan tentoonstellen van dieren of het inzetten van dieren bij wedstrijden of spelletjes.

Sport waarbij dieren betrokken zijn vormen een probleem als de dieren hierbij in hun gezondheid en welzijn worden aangetast, zoals bijvoorbeeld door dieronvriendelijke trainingsmethoden, door overbelasting en door het doden van dieren bij het teruglopen van prestaties. Met het oog op dierenwelzijn gelden de wettelijke kaders (zie hoofdstuk 2), waarbij met name de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren van belang is. In paragraaf 3.4 is omschreven welke kaders er gelden in geval van dierenmishandeling. Deze gelden ook voor dieren die bij sporten betrokken zijn.

Visserij

Nederland telt ruim 1,2 miljoen sportvissers en hengelaars. Visserij is ook menigmaal onderwerp van discussie vanwege het vermeende dierenleed. De gemeente Bergeijk verhuurt de visvijvers die zij in eigendom heeft aan diverse hengelsportverenigingen. De hengelsport is door de Rijksoverheid in de Visserijwet geregeld. Dit heeft tot gevolg dat de gemeente geen nadere regels ten aanzien van de hengelsport kan stellen.

3.8.4 Folkloristische evenementen

Bij een folkloristisch evenement kan gedacht worden aan braderieën, tentoonstellingen, of bijvoorbeeld de jaarlijkse paardenzegening in de Weebosch.

Ook voor het welzijn van dieren die betrokken worden bij folkloristische evenementen gelden de kaders zoals deze in hoofdstuk 2 “wettelijk kader” en paragraaf 3.4 “verwaarlozing, mishandeling en overlast van dieren” omschreven zijn.

Zoals eerder omschreven biedt de Algemene Plaatselijke Verordening de gemeente niet de mogelijkheid om een vergunning voor een evenement te weigeren op basis van dierenwelzijn. Alleen als er duidelijk sprake is van dierenmishandeling of respectloos bejegenen van dieren kan vergunning voor een evenement waar dieren bij betrokken zijn geweigerd worden.

3.8.5 Dieren als prijs

In artikel 2.13 van de Wet dieren is een verbod vastgelegd tot het uitloven of uitreiken van dieren als prijs, beloning of gift naar aanleiding van wedstrijden, verlotingen, weddenschappen of andere dergelijke evenementen.

3.8.6 Kinderboerderijen

Een kinderboerderij is een locatie die, net zoals andere bedrijven, aan wettelijke voorschriften moet voldoen. De Kinderboerderij Bergeijk is aangesloten bij de “vereniging Samenwerkende Kinderboerderijen Nederland” (vSKBN) en draagt het keurmerk hiervan. Dit Keurmerk Kinderboerderijen zet een stap in de richting van professionalisering van kinderboerderijen, waardoor hygiëne en veiligheid beter geborgd worden. Ook dient in het kader van het keurmerk aan een aantal eisen met betrekking tot dierenwelzijn voldaan te worden. Zo moeten bijvoorbeeld zieke dieren in quarantaine geplaatst worden en moeten dieren de mogelijkheid hebben om zich af te zonderen.

3.9 Jacht, beheer en schadebestrijding

Op grond van de Flora-en Faunawet moet overlast door bepaalde dieren en schade aan bijvoorbeeld gewassen, vee, bossen en wateren door bepaalde dieren voorkomen worden.

Het aantal wilde zwijnen buiten de leefgebieden is de afgelopen jaren toegenomen, waaronder in zuidoost Brabant. Dit komt door het ruime aanbod aan beschikbaar en bereikbaar voedsel buiten de leefgebieden en niet overal effectief populatiebeheer. De verwachting is dat de populatie toeneemt met als gevolg meer schade en risico’s op dierziekten.

De provincie is beleidsmatig en uitvoerend verantwoordelijk voor het handhaven van de nulstand. De Faunabeheereenheid heeft hierin een coördinerende rol. Jachtaktehouders voeren het beheer uit, veelal georganiseerd in een Wildbeheereenheid. Uitgifte, controle en handhaving van aanwijzingen en ontheffingen voor jacht is ondergebracht bij de Omgevingsdienst Brabant Noord.

Nulstandbeleid betekent in de praktijk dat de jachthouder redelijkerwijs alles in het werk moet stellen om het aantal tot nul terug te brengen. Drukjacht (= drijfjacht) is in beginsel niet toegestaan.

De provincie NB is inmiddels voorstander van een zoneringsbeleid. Een leefgebied, zoals in Heeze-Leende, en daarbuiten een nulstandbeleid. In een leefgebied maken betrokkenen afspraken om te komen tot een bepaalde mate van acceptatie. Daarbuiten is nog steeds een nulstand het uitgangspunt, dus ook in de gemeente Bergeijk. De gemeente Bergeijk heeft bij de provincie aandacht gevraagd voor de wilde zwijnen problematiek.

De gemeente Bergeijk heeft de Wildbeheereenheid Zuid-Oost Kempen tot 2021 toestemming gegeven om op haar grondgebied te jagen in het kader van beheer en schadebestrijding. In dit kader verzamelen de jagers ook informatie uit het veld, bijvoorbeeld inventarisatiegegevens van wild- en faunasoorten en gegevens over beheermaatregelen. Deze informatie vormt na verwerking in de landelijke WBE Databank een belangrijke gegevensbron voor provinciale faunabeheerplannen, advisering over faunabeheer, onderzoek/wetenschap en publiciteit.

Er is bekend dat de Dierenbescherming jacht in het kader van beheer en schadebestrijding afkeurt en alternatieven benoemt om schade door te grote aantallen in het wild levende dieren te voorkomen. Deze discussie wordt gevolgd.

4 Rol van de gemeente en samenvatting actiepunten

4.1 Inleiding

Zoals reeds op te maken valt uit het wettelijk kader heeft dierenwelzijn (hoofdstuk 2) maatschappelijke belangstelling gekregen. In dit hoofdstuk staan de praktische taken met betrekking tot dierenwelzijn aangegeven.

4.2 Communicatie

Specifieke aandacht met betrekking tot de rol van de gemeente in het kader van dierenwelzijn ligt bij communicatie en voorlichting op dit gebied. Meer aandacht voor dierenwelzijn zal onnodig dierenleed helpen voorkomen. Enerzijds omdat noodsituaties sneller opgelost worden als bekend is welke hulp ingeschakeld kan worden, anderzijds omdat te verwachten is dat maatschappelijke bewustwording van dierenwelzijn een gedragsverandering ten opzichte van dieren teweeg kan brengen.

Actiepunt

Op de gemeentelijke internetsite de webpagina over dierenwelzijn actueel houden.

4.3 Contactpersoon

Deze nota dierenwelzijn is nieuw voor de gemeente Bergeijk. Gedurende het opstellen van de nota is gebleken dat verschillende onderdelen van de gemeente betrokken zijn bij uitvoeringsaspecten die direct of indirect te maken hebben met dierenwelzijn. De onderwerpen met betrekking tot beleid en rampenbestrijding behoren tot het werkterrein van de afdeling Beleid en Ontwikkeling, de (APV)vergunningverlening is onderdeel van de cluster Vergunningen en de uitvoerende taken liggen gedeeltelijk bij de cluster Buitendienst. Het aanwijzen van een gemeentelijk contactpersoon met betrekking tot vragen met een relatie tot dierenwelzijn is aan te raden.

Actiepunt

Aanwijzen van een gemeentelijk contactpersoon als aanspreekpunt voor vragen met betrekking tot dierenwelzijn.

4.4 Evaluatie dierenwelzijnsbeleid en benoemde actiepunten

In deze nota dierenwelzijn zijn actiepunten benoemd. Voorgesteld wordt om een 2-jaarlijks verslag van acties en ontwikkelingen te maken en aan te geven wat de eventuele plannen en het budget zijn voor de komende jaren. Bij grote wijzigingen kan er een aangepaste nota worden voorbereid.

In onderstaand overzicht zijn de in deze nota benoemde actiepunten benoemd en waar nodig samengevoegd:

Actiepunten

  • 1.

    Op de gemeentelijke internetsite de webpagina over dierenwelzijn actueel houden en indien nodig via diverse media (waaronder de Eyckelbergh) daarover communiceren.

    Hierbij dienen (onder meer) de volgende onderwerpen aan de orde te komen:

    • -

      de handelwijze bij geconstateerde diermishandeling of –verwaarlozing;

    • -

      het protocol met betrekking tot de handelwijze bij een in nood verkerend gevonden (huis)dier;

    • -

      de samenwerking op gebied van sterilisatie/castratie van zwerfkatten.

  • 2.

    De raad middels een raadsinformatiebrief informeren zodra de huidige regelgeving met betrekking tot dierenwelzijn structureel wijzigt.

  • 3.

    Aanwijzen van een gemeentelijk contactpersoon als aanspreekpunt voor vragen met betrekking tot dierenwelzijn.

  • 4.

    Geen eindtermijn dierenwelzijnsnota. Vanaf 2020 een 2-jaarlijks verslag van acties en ontwikkelingen maken en aangeven wat de eventuele plannen en het budget voor de komende jaren is. Bij grote wijzigingen kan er een aangepaste nota worden voorbereid.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Bergeijk van 21 december 2017.

J.M. van Dongen-Hermans

Griffier

A. Callewaert-de Groot

Voorzitter

Ondertekening

Bijlage Rapportage Dierennoodhulp Contractgemeente 2015

afbeelding binnen de regeling

Bijlage Rapportage Dierennoodhulp Contractgemeente 2016

afbeelding binnen de regeling

Bijlage Rapportage Dierennoodhulp Contractgemeente 2017

afbeelding binnen de regeling

Bijlage Overzicht 2014 tot 2017 TNR methode

afbeelding binnen de regeling

Bijlage Positief huisdierenlijst

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling