Algemene subsidieverordening gemeente Katwijk 2018

Geldend van 01-01-2018 t/m heden

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Katwijk 2018

De raad van de gemeente Katwijk;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 oktober 2017, kenmerk 1032346

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit

De Algemene subsidieverordening gemeente Katwijk 2018 vast te stellen.

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE KATWIJK 2018

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 127), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • b.

    de-minimisverordening: verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352), verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 352/9) en verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • c.

    eenmalige subsidie: subsidie voor een project of activiteit met een eenmalig karakter;

  • d.

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

  • e.

    jaarlijkse subsidie: subsidie die per kalenderjaar of per boekjaar of voor een bepaald aantal kalenderjaren of boekjaren ten behoeve van voortdurende activiteiten aan een subsidieontvanger worden verstrekt;

  • f.

    onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • g.

    subsidieontvanger: (een groep van) natuurlijke personen of een rechtspersoon waaraan subsidie wordt verstrekt;

  • h.

    Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders op de volgende beleidsterreinen, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen:

    • a.

      algemeen bestuur;

    • b.

      openbare orde en veiligheid;

    • c.

      verkeer, vervoer en waterstaat;

    • d.

      economische zaken;

    • e.

      onderwijs;

    • f.

      cultuur en recreatie;

    • g.

      sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening;

    • h.

      volksgezondheid;

    • i.

      welzijn en milieu;

    • j.

      ruimtelijke ordening en volkshuisvesting.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen bij nadere regeling (hierna te noemen: subsidieregeling) vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 3. Bevoegdheid burgemeester en wethouders

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met in achtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen dan wel het subsidieplafond. Indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd, verstrekt het college alleen subsidies onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen aan de beschikking tot subsidieverstrekking voorwaarden en verplichtingen verbinden.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepalen zij bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd;

    • b.

      het een verlaging betreft die voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de begroting; en

    • c.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 5. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1. Een aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij burgemeester en wethouders. Als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld geschiedt dit met gebruikmaking daarvan.

  • 2. Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      bij een jaarlijkse subsidie, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

    • e.

      als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

    • f.

      daarnaast overlegt de aanvrager als hij een onderneming is:

      1° een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

      2° een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening (de-minimisverklaring).

  • 3. Een aanvrager die voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt voegt, voor zover van toepassing, een exemplaar van de oprichtingsakte, of de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening of de balans van het voorgaande jaar toe aan de aanvraag.

  • 4. Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 6. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag om een jaarlijkse subsidie, wordt ingediend uiterlijk 1 mei voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Andere aanvragen om subsidie worden ingediend uiterlijk 6 maanden voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 7. Beslistermijn

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, uiterlijk op 30 november van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 6, tweede lid, uiterlijk 6 maanden nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 4. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 8. Weigerings-, intrekkings-, en terugvorderingsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.

    • b.

      als het een aanvrager betreft tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke interne markt is verklaard.

  • 2. Onverminderd het vorige lid weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3. Onverminderd de vorige leden kunnen burgemeester en wethouders de subsidie verder in ieder geval weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • c.

      als de instelling een algemene reserve heeft van meer dan 10% van de exploitatie-uitgaven;

    • d.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • e.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • f.

      als de aanvrager doelen nastreeft of activiteiten ontplooit dan wel zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • g.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • h.

      als de aanvrager niet voldoende samenwerkt met andere partijen die dezelfde activiteiten verzorgen;

    • i.

      als de subsidieverstrekking niet past binnen de gemeentelijke beleidsdoelen of in dat kader onvoldoende prioriteit heeft;

    • j.

      als er sprake is van activiteiten die partijpolitiek en/of religieus/ levensbeschouwelijk van aard zijn dan wel activiteiten die voortvloeien uit partijpolitieke, godsdienstige en/of religieus/levensbeschouwelijke motieven dan wel activiteiten die een vorming en/of verspreiding op deze terreinen tot doel hebben;

    • k.

      als er geen redelijk verband bestaat tussen de hoogte van de gevraagde subsidie en de activiteiten en prestaties waarvoor de subsidie wordt aangevraagd dan wel de resultaten die hiermee behaald worden;

    • l.

      als het project een winstoogmerk heeft;

    • m.

      als het project geen toegevoegde waarde heeft ten opzichte van het reeds beschikbare aanbod;

    • n.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

  • 4. De aanvrager dient desgewenst aan te tonen over voldoende kwaliteit en organisatiekracht te beschikken om de geplande activiteit te kunnen realiseren.

  • 5. Burgemeester en wethouders vorderen een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

Artikel 9. Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidie-ontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 10. Algemene verplichtingen van subsidie-ontvangers

  • 1. De subsidieontvanger verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidie-ontvanger dat onverwijld schriftelijk aan burgemeester en wethouders.

  • 3. Een subsidie-ontvanger informeert burgemeester en wethouders onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

  • 4. Een subsidieontvanger die een rechtspersoon is, dient tevens burgemeester en wethouders zo spoedig mogelijk te berichten omtrent:

    • a.

      Een wijziging van het huishoudelijk reglement en van de statuten onder toezending van een afschrift van de notariële akte waarin de wijziging is opgenomen;

    • b.

      Een wijziging in zijn bestuurssamenstelling;

    • c.

      Besluiten en/of procedures die kunnen leiden tot beëindiging van de activiteiten dan wel ontbinding van de rechtspersoon.

  • 5. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van burgemeester en wethouders voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 11. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Bij subsidies hoger dan € 50.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.

  • 2. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidie-ontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. In de toelichting wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

  • 4. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidie-ontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan burgemeester en wethouders een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht voordoet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

Artikel 12. Wijze van verstrekken en eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000

  • 1. Subsidies tot en met € 5.000 worden door burgemeester en wethouders:

    • a.

      direct vastgesteld of

    • b.

      ambtshalve vastgesteld uiterlijk vóór 1 mei in het tweede jaar na afloop van het kalenderjaar.

  • 2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, verplicht burgemeester en wethouders de aanvrager om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 3. In geval van verlening van een subsidie van ten hoogste € 5.000 wordt een voorschot verstrekt ter hoogte van de verleende subsidie.

Artikel 13. Eindverantwoording subsidies tussen € 5.001 tot en met € 50.000

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 5.000, maar minder dan € 50.000, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij burgemeester en wethouders:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

    • b.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in de jaren na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      de doelstellingen, effecten en resultaten en op welke wijze de activiteiten aan dat doel hebben bijgedragen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen andere termijnen vastleggen.

Artikel 14. Eindverantwoording subsidies vanaf € 50.000

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 50.000, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij burgemeester en wethouders:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

    • b.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      de doelstellingen en resultaten en op welke wijze de activiteiten aan dat doel hebben bijgedragen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat ook andere zoals een accountantsverklaring, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen andere termijnen vastleggen.

Artikel 15. Subsidievaststelling subsidies van meer dan € 5.000

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen in het hetzelfde jaar van de ontvangst van de volledige aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

  • 3. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 13, eerste lid en 14, eerste lid is ingediend, kunnen burgemeester en wethouders de subsidie-ontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 16. Reserves en voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen bij subsidieregeling nadere eisen stellen met betrekking tot het eigen vermogen, reserves, voorzieningen en het exploitatietekort, dan wel overschot.

Artikel 17. Europees steunkader

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kunnen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen voor subsidieverstrekking in aanmerking voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 18. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

  • 1. Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, worden deze door de subsidieaanvrager berekend met gebruikmaking van een bij subsidieregeling voorgeschreven berekeningswijze.

  • 2. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van de bij subsidieregeling voorgeschreven definities.

  • 3. Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 19. Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen, in bijzondere gevallen afwijken van deze verordening met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 8, voor zover een strikte toepassing ervan, gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 20. Intrekking

De Algemene subsidieverordening gemeente Katwijk 2014 wordt ingetrokken.

Artikel 21. Overgangsbepalingen

Aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor 1 januari 2018 worden afgedaan volgens de bepalingen van de Algemene subsidieverordening gemeente Katwijk 2014

Artikel 22. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2018

Artikel 23. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Algemene subsidieverordening gemeente Katwijk 2018“ of "ASV 2018”

Ondertekening

Toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In afwijking van de ASV 2014 is het VNG-model hier grotendeels gevolgd. Dit betekent dat de subsidierechtelijke begrippen die reeds in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn gedefinieerd, niet in de ASV 2018 terug komen. In de toelichting wordt hiervoor nu naar de Awb verwezen. Dit geldt voor de begrippen: subsidie, subsidieregeling, beschikking, besluit, subsidieplafond, subsidieverlening en subsidievaststelling. Daarnaast is de verwijzing naar de algemene groepsvrijstellingsverordening en de de-minimisverordening geactualiseerd.

Enkele financiële begrippen die betrekking hebben op het vermogen van een instelling zijn geschrapt, aangezien deze onderwerpen in de Subsidieregeling reserves en eigen vermogen gemeente Katwijk 2014 worden geregeld.

Als subsidieontvanger is “een groep van natuurlijke personen” gewijzigd in “(een groep van) natuurlijke personen”. Hiermee kunnen natuurlijke personen ook subsidie ontvangen zonder een onderdeel uit te maken van een groep. In afwijking van het VNG-model zijn enkele begrippen ter verduidelijking toegevoegd, te weten: eenmalige subsidie en jaarlijkse subsidie.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

De nieuwe redactie is meer conform het VNG-model, maar de formulering uit de ASV 2014 op grond waarvan de ASV ook van toepassing is op subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is (artikel 4:23, lid 3 Awb), is behouden, zodat lid 2 uit de VNG-modelverordening achterwege kon worden gelaten. Het toepassingsbereik qua beleidsterreinen is geactualiseerd en uitgebreid. Naar aanleiding van recente jurisprudentie is ten aanzien daarvan in de toelichting uitdrukkelijk opgemerkt dat dit artikel geen wettelijke grondslag voor subsidieverstrekking vormt, om te voorkomen dat op grond van de enkele vermelding van een beleidsterrein in dit artikel subsidieverstrekking zou kunnen worden afgedwongen. Lid 2 is conform de ASV 2014 aangehouden met enkele redactionele aanpassingen.

Artikel 3. Bevoegdheid burgemeester en wethouders; begrotingsvoorbehoud

Dit artikel dat reeds in de ASV 2014 was opgenomen, komt als zodanig niet in het VNG-model voor; het begrotingsvoorbehoud maakt in het VNG-model deel uit van het artikel inzake het subsidieplafond. Door het begrotingsvoorbehoud in een apart artikel te regelen, wordt benadrukt dat het de raad is die de financiële kaders vaststelt.

In het tweede lid is de term ‘voorschriften’ uit ASV 2014 is vervangen door ‘ voorwaarden en verplichtingen’, aangezien op grond van Aanwijzing 128, Aanwijzingen van de regelgeving, de term ‘voorschriften’ wordt gebruikt voor voorwaarden waarvan de niet-naleving d.m.v. straffen wordt gehandhaafd. Dat verhoudt zich niet tot het instrument van subsidieverstrekking.

Artikel 4. Subsidieplafond

Het tweede lid uit ASV 2014 is weggelaten omdat dit een dubbeling is met het eerste lid.

In het derde lid van het VNG-model worden de voorwaarden genoemd om een subsidieplafond te kunnen verlagen, maar daarbij wordt voorwaarde die o.g.v. artikel 4: 28 sub b Awb geldt, t.w. dat de verlaging uit de vaststelling of goedkeuring dient voort te vloeien, niet expliciet genoemd. Om zeker te stellen dat een subsidieplafond rechtsgeldig wordt verlaagd, is in het derde lid van dit artikel deze voorwaarde onder b. wel opgenomen.

Artikel 5. Bij aanvraag in te dienen gegevens

Artikel 5 van de ASV 2014 is, conform het VNG-model, in de ASV 2018 opgesplitst in Artikel 5. Aanvraag en Artikel 6. Aanvraagtermijn. Dit betekent dat de nummering van de artikelen t.o.v. de ASV 2014 vanaf dit punt is gewijzigd.

Met betrekking tot de mogelijkheid om ten aanzien van aanvragen voor bepaalde subsidies meer, minder of andere gegevens en bescheiden te verlangen, gelden op grond van het vierde lid met het oog op de rechtszekerheid, de rechtsgelijkheid en de belangen van de gemeente (voorkomen van risico’s als gevolg van ongeoorloofde staatsteun; t.w. plicht tot terugvordering of boete/ dwangsom) strengere eisen dan op grond van de ASV 2014. Op grond van de ASV 2014 kon dit van geval tot geval worden bepaald. Nu dient dit op grond van het vierde lid in de betreffende subsidieregeling te worden geregeld.

Artikel 6. Aanvraagtermijn

De bepalingen m.b.t. de aanvraagtermijn zijn, in afwijking van de ASV 2014, in een apart artikel opgenomen waarbij aangesloten is bij het VNG-model. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen jaarlijkse subsidies en overige subsidies. Voor jaarlijkse subsidies blijft, conform de ASV 2014, als uiterste aanvraagdatum 1 mei gelden. Andere aanvragen kunnen 6 maanden voor de start van de activiteiten worden ingediend. Hiermee komt men tegemoet aan de wens om incidentele subsidies gedurende het gehele jaar in te kunnen dienen en te verlenen. In lid 3 is aangegeven dat bij subsidieregeling andere termijnen kunnen worden gesteld, dit is overeenkomstig met Artikel 5 lid 2 van de ASV 2014.

Artikel 7. Beslistermijn

In artikel 7 zijn de beslistermijnen aangepast aan het gewijzigde artikel 6. Ook hierbij is een onderscheid gemaakt tussen jaarlijkse subsidies en overige subsidies. Voor jaarlijkse subsidies geldt als uiterlijke beslisdatum 30 november. Dit is 6 maanden na de uiterlijke aanvraagdatum van 1 mei. Hiernaast is in lid 3 opgenomen dat bij subsidieregeling andere termijnen kunnen worden gesteld, in de ASV 2014 was deze periode vastgesteld op 13 weken. Ten slotte is in lid 4 opgenomen dat, in het geval de subsidieverlening bij de Europese Commissie dient te worden aangemeld, deze beslistermijnen worden verdaagd.

Artikel 8. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

In dit artikel zijn de bepalingen m.b.t. de Europese wetgeving vernieuwd en zijn enkele weigeringsgronden toegevoegd. Lid 1, 2 en 5 hebben betrekking op Europese wetgeving. De nieuwe aanvullende weigeringsronden zijn opgenomen in lid 3, sub c, d, e, i, j, k en l. Dit zijn:

  • Als de instelling een algemene reserve heeft van meer dan 10% van de exploitatie-uitgaven;

  • Als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

  • Als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

  • Als de aanvrager doelen nastreeft of activiteiten ontplooit dan wel zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • Als er sprake is van activiteiten die partijpolitiek en/of religieus/ levensbeschouwelijk van aard zijn dan wel activiteiten die voortvloeien uit partijpolitieke, godsdienstige en/of religieus/levensbeschouwelijke motieven dan wel activiteiten die een vorming en/of verspreiding op deze terreinen tot doel hebben;

  • Als er geen redelijk verband bestaat tussen de hoogte van de gevraagde subsidie en de activiteiten en prestaties waarvoor de subsidie wordt aangevraagd dan wel de resultaten die hiermee behaald worden;

  • Als het project een winstoogmerk heeft;

  • Als het project geen toegevoegde waarde heeft ten opzichte van het reeds beschikbare aanbod.

Daarnaast is in lid 4 opgenomen dat de aanvrager desgewenst aan moet kunnen tonen dat de aanvrager over voldoende organisatiekracht en kwaliteit beschikt om de geplande activiteiten uit te voeren. Met het toevoegen van de nieuwe aanvullende weigeringsgronden ontstaan meer mogelijkheden om een aanvraag te weigeren. Uit de praktijk blijkt dat dit wenselijk is.

Artikel 9. Verantwoording

Artikel 8 van de ASV 2014 aangaande het weigeren of intrekken van de subsidie op grond van de Wet Bibob is komen te vervallen. Met de inwerkintreding van de gewijzigde Wet Bibob in 2013 is het thans niet meer nodig om de toepassing van de Wet Bibob in de betreffende subsidieregeling op te nemen (artikel 6 van de Wet Bibob biedt een algemeen geldende weigerings- en intrekkingsgrondslag).

De artikelen 9 t/m 17 van de ASV 2014 zijn op een nieuwe manier gerangschikt zodat een logischere volgorde is ontstaan die aansluit bij het VNG-model. Dit heeft er toe geleid dat sommige artikelen zijn samengevoegd, en anderen zijn opgesplitst.

In artikel 9 van ASV 2018 is opgenomen dat de wijze van verantwoording bij de verleningsbeschikking wordt vermeld, tenzij anders is bepaald bij subsidieregeling. Dit komt overeen met hetgeen was opgenomen in ASV 2014.

Artikel 10. Algemene verplichtingen van subsidie-ontvangers

In de ASV 2014 waren de verplichtingen in artikel 11 en 12 bepaald. In de ASV 2018 is dit onderverdeeld in algemene verplichtingen en bijzondere verplichtingen. Artikel 11 lid 2 sub d van de ASV 2014, welke betrekking heeft op een rechtspersoon als zijnde subsidie-ontvanger, is vervallen omdat dit dubbelop was met het daarop volgende lid.

Artikel 11. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

Lid 1 is overeenkomstig met de ASV 2014. Daarnaast zijn lid 2, 3 en 4 toegevoegd om meer grip te kunnen hebben bij de subsidieverlening. Hiermee kunnen bij de subsidieverlening ook andere verplichtingen worden opgelegd dan opgenomen in artikel 4:37 Awb. Lid 2 heeft betrekking tot aanvullende verplichtingen die strekken tot de verwezenlijking van het doel. Lid 3 heeft betrekking tot aanvullende verplichtingen omtrent de wijze waarop de activiteiten worden verricht en de middelen worden ingezet.

Artikel 12. Wijze van verstrekken en eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000

In ASV 2014 geldt dat de wijze van verantwoording en vaststelling van een subsidie verschillend is voor subsidies tot en met € 20.000, vanaf € 20.000 tot € 200.000 en vanaf € 200.000. Voor subsidies tot en met € 20.000 kon de subsidie bijvoorbeeld worden verleend en direct worden vastgesteld. Dit bracht risico’s met zich mee omdat subsidies van € 20.000 zonder enige tussentijdse verantwoording werden vastgesteld. Daarom zijn deze grenzen aangepast in die zin dat de subsidies zijn gecategoriseerd in subsidies tot en met € 5.000, vanaf € 5.000 tot en met € 50.000 en vanaf € 50.000. Hiermee dienen de subsidies vanaf € 5.000 tot en met € 20.000 aan andere eisen te voldoen dan voorheen.

Hiernaast is in dit artikel in de ASV 2018 opgenomen dat bij subsidies tot en met € 5.000 een voorschot wordt verleend van de verleende subsidie. Dit was in de ASV 2014 in een apart artikel vastgelegd.

Artikel 13. Eindverantwoording subsidies vanaf € 5.001 tot en met € 50.000

In dit artikel zijn de voorwaarden opgenomen voor subsidies vanaf € 5.001 tot en met € 50.000. Deze voorwaarden gelden voorheen voor subsidies vanaf € 20.000 tot en met € 200.000, de voorwaarden zijn gelijk gebleven. In lid 4 is toegevoegd dat andere termijnen kunnen worden vastgelegd.

Artikel 14. Eindverantwoording subsidies vanaf € 50.000

In de lijn van artikel 12 en 13 is ook hier het subsidiebedrag waarvoor de voorwaarden gelden verlaagd. Waar in de ASV 2014 deze grens € 200.000 is, is deze grens in de ASV 2018 € 50.000. De voorwaarden zijn gelijk gebleven en ook hier is in lid 4 toegevoegd dat andere termijnen kunnen worden vastgelegd.

Artikel 15. Subsidievaststelling subsidies van meer dan € 5.000

Omdat dit artikel alleen betrekking heeft op subsidies van meer dan € 5.000, is dit verduidelijkt. In lid 3 is toegevoegd dat, indien een aanvraag tot subsidievaststelling niet tijdig is ingediend, een nieuwe termijn gesteld kan worden. Dit geeft de subsidie-ontvanger nogmaals de mogelijkheid om een aanvraag tot vaststelling in te dienen voordat de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld. Dit geeft zowel de subsidie-ontvanger als de subsidieverlener meer ruimte.

Artikel 16. Reserves en voorzieningen

Dit artikel is ongewijzigd gebleven.

Artikel 17. Europees steunkader

De regeling m.b.t. dit onderwerp was in de ASV 2014 verspreid over de artikelen 7, lid 6 en artikel 19, lid 4 en 5. Dit is nu conform het VNG-model in dit artikel samengebracht en geactualiseerd.

Artikel 18. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

Artikel 18 is, conform het VNG-model, als nieuw artikel toegevoegd en heeft betrekking tot de situatie waarbij uren subsidiabele kosten zijn. De wijze waarop de uurtarieven berekend worden dient bij subsidieregeling te worden vastgesteld. Een uitzondering hierop is als het Europees steunkader tot andere conclusies leidt.

Artikel 19. Hardheidsclausule

Waar in het nieuwe VNG-model de hardheidsclausule nader is ingeperkt, is er voor gekozen om dit bij de ASV 2018 niet te doen. Er zijn slechts enkele tekstuele aanpassingen doorgevoerd.