Regeling vervallen per 15-11-2018

VERORDENING HONDENBELASTING 2018

Geldend van 01-01-2018 t/m 28-02-2018

Intitulé

VERORDENING HONDENBELASTING 2018

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GRONINGEN,

Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 3 oktober 2017;

Gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;

HEEFT BESLOTEN:

de Verordening op de heffing en invordering van hondenbelasting 2018 vast te stellen.

Artikel 1 Voorwerp der belasting

Onder de naam 'hondenbelasting' wordt een directe belasting geheven op honden die binnen de gemeente worden gehouden.

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is de houder van een hond.

  • 2. Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

  • 3. Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.

Artikel 3 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en tarief

  • 1. De belasting wordt geheven per hond, met dien verstande dat meer dan één hond in één aanslag kan worden begrepen.

  • 2. De belasting bedraagt per belastingjaar:

    a.

    voor de eerste hond

    121,80

    b.

    voor de tweede hond van dezelfde houder

    180,60

    c.

    en voor elke hond boven het aantal van twee van dezelfde houder

    243,60

    d.

    voor honden, gehouden in kennels, per kennel, per belastingjaar

    302,40

  • 3. Voor de toepassing van het tweede lid, onder d, wordt onder een kennel verstaan een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, bestemd en gebruikt voor het fokken van honden voor de verkoop of aflevering van nakomelingen.

Artikel 5 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 6

Ten aanzien van de belastingplichtige aan wie over het vorige belastingjaar een aanslag werd opgelegd, wordt de belasting geheven naar hetzelfde aantal honden als waarnaar hij voor het laatst aangifte heeft gedaan, tenzij blijkt dat het aantal honden waarvoor hij belastingplichtig is, vóór de aanvang van het belastingjaar wijziging heeft ondergaan of zijn belastingplicht is geëindigd.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of, indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting respectievelijk de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal honden verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht respectievelijk de toename van het aantal honden, nog kalendermaanden overblijven. Bij de aanvang van de belastingplicht of toename van het aantal honden vóór de zestiende van een kalendermaand is over die maand de volle belasting verschuldigd. Bij aanvang van de belastingplicht of toename van het aantal honden op een later tijdstip wordt over de lopende kalendermaand geen belasting geheven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog kalendermaanden overblijven. Bij beëindiging van de belastingplicht of vermindering van het aantal honden na de vijftiende van een kalendermaand is over die maand de volle belasting verschuldigd. Bij beëindiging van de belastingplicht of vermindering van het aantal honden op een eerder tijdstip wordt over de lopende kalendermaand geen belasting geheven.

Artikel 8 Vrijstellingen

  • 1. In dit artikel wordt onder hondenasiel en hondenpension verstaan: aan één locatie gebonden ruimte of ruimtes bestemd of gebruikt voor het in bewaring houden van honden, welke locatie als inrichting is aangemeld overeenkomstig artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren.

  • 2. De belasting wordt niet geheven voor honden:

    • a.

      waarvan de houder geen ingezetene van de gemeente is en de hond niet langer dan 30 dagen in het belastingjaar in de gemeente verblijft;

    • b.

      die jonger zijn dan twee maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden gehouden;

    • c.

      die zijn opgeleid tot en dienen als blindengeleidehond en in hoofdzaak als zodanig door een blind persoon worden gehouden;

    • d.

      die zijn opgeleid tot en dienen als gehandicaptenhond en in hoofdzaak als zodanig door een gehandicapt persoon worden gehouden;

    • e.

      die verblijven in een hondenasiel of hondenpension;

    • f.

      die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren.

Artikel 9 Termijn van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de derde maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat een aanslag moet worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. Belastingbedragen van € 10,-- of minder worden niet geheven. Hierbij wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De ‘Verordening hondenbelasting 2017’ van 9 november 2016, nr. 4b, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2018, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2018 welke datum tevens de datum van ingang van de heffing is.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening hondenbelasting 2018'.

Ondertekening

Gedaan te Groningen in de openbare raadsvergadering van 8 november 2017.

De griffier,

Toon Dashorst

De voorzitter,

Peter den Oudsten