Verordening van het algemeen bestuur van het waterschap Rijn en IJssel houdende regels omtrent behandeling van bezwaren (Verordening behandeling bezwaren Waterschap Rijn en IJssel 2017)

Geldend van 21-05-2019 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 29-03-2019

Intitulé

Verordening van het algemeen bestuur van het waterschap Rijn en IJssel houdende regels omtrent behandeling van bezwaren (Verordening behandeling bezwaren Waterschap Rijn en IJssel 2017)

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Belanghebbende:

belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de wet;

  • b.

    Bestuursorgaan:

het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter van het Waterschap Rijn en IJssel, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

  • c.

    Bezwaar:

een bezwaarschrift als bedoeld in artikel 6:5 van de wet;

  • d.

    Commissie:

een adviescommissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht en hoofdstuk II van deze verordening;

  • e.

    Informele aanpak:

een vorm van bemiddeling in conflicten waarbij partijen proberen om vanuit hun werkelijke belangen tot een gezamenlijk gedragen en optimale oplossing te komen;

  • f.

    Secretaris:

de secretaris als bedoeld in artikel 7 van deze verordening.

  • g.

    Verwerend orgaan:

het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen;

  • h.

    Waterschap:

het Waterschap Rijn en IJssel;

  • i.

    Wet:

de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk II Commissie

Artikel 2 Instelling en taak commissie

  • 1. Er is een commissie die belast is met de voorbereiding van de beslissing op ingediende bezwaren.

  • 2. De commissie is niet ondergeschikt aan enig bestuursorgaan van het waterschap.

  • 3. De commissie is niet bevoegd ten aanzien van:

    • a.

      bezwaren op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

    • b.

      bezwaren als bedoeld in de Verordening behandeling bezwaren rechtspositionele aangelegenheden Rijn en IJssel.

    • c.

      bezwaren tegen (categorieën van) besluiten, welke door het dagelijks bestuur bij afzonderlijk besluit zijn aangewezen, waarbij het horen ambtelijk plaatsvindt.

Artikel 3 Samenstelling van de commissie

  • 1. De commissie bestaat uit ten minste vijf leden, waaronder de voorzitter, die worden benoemd, geschorst en ontslagen door het algemeen bestuur. De voorzitter van de commissie is een jurist.

  • 2. De voorzitter en leden maken geen deel uit van en zijn niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het waterschap.

  • 3. Bij verhindering van de voorzitter regelt de commissie diens vervanging door het aanwijzen van een van de andere leden. Het eerste lid, tweede volzin, is niet van toepassing op de vervanging van de voorzitter.

Artikel 4 Zittingsduur

  • 1. De voorzitter en leden worden voor een periode van vier jaar benoemd. Deze periode kan eenmaal worden verlengd met vier jaar.

  • 2. De voorzitter en de leden van de commissie kunnen op ieder moment ontslag nemen.

  • 3. Het algemeen bestuur voorziet zo spoedig mogelijk in ontstane vacatures.

  • 4. De voorzitter en de leden van de commissie kunnen op ieder moment bij een met redenen omkleed besluit en op een daarin te bepalen datum door het algemeen bestuur worden ontslagen indien de vereiste bekwaamheid of geschiktheid ontbreekt om de taak als voorzitter of lid van de commissie naar behoren uit te voeren.

  • 5. De aftredende voorzitter en de aftredende leden van de commissie blijven hun functie vervullen totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 6. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan het algemeen bestuur voor een of meer leden van de commissie afwijken van de eerste of tweede benoemingsperiode om zoveel mogelijk te voorkomen dat het lidmaatschap van de leden tegelijk eindigt.

Artikel 5 Vergoedingen

  • 1. De voorzitter en de leden van de commissie ontvangen per vergadering een vergoeding.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt de hoogte van de vergoeding vast.

Artikel 6 Niet deelneming aan behandeling

De voorzitter en leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift, indien zij daar op enigerlei wijze direct of indirect bij betrokken zijn en daarbij hun onafhankelijkheid en onpartijdigheid in het geding is.

Artikel 7 Secretaris

  • 1. De commissie heeft ter ondersteuning een ambtelijk secretaris, welke door het dagelijks bestuur wordt aangewezen.

  • 2. Het dagelijks bestuur wijst één of meer plaatsvervangers van de secretaris aan.

  • 3. Met betrekking tot de werkzaamheden als zodanig is de secretaris uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de commissie.

Hoofdstuk III Procedure behandeling bezwaarschriften

Artikel 8 Ingediend bezwaarschrift

  • 1. De datum van het ingediende bezwaarschrift wordt in het postregistratiesysteem geregistreerd.

  • 2. Het bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken wordt door het bestuursorgaan zo spoedig mogelijk in handen van de commissie gesteld.

  • 3. Bij het bericht van ontvangst als bedoeld in artikel 6:14, eerste lid van de wet wordt vermeld dat een commissie over het bezwaar zal adviseren.

Artikel 9 Informele aanpak

De commissie onderzoekt of de zaak via de informele aanpak kan worden opgelost alvorens deze in behandeling wordt genomen. De secretaris van de commissie verricht daartoe de nodige handelingen in overleg met de betrokken afdeling(en).

Artikel 10 Overdracht bevoegdheden

  • 1. De bevoegdheden ingevolge de artikelen

    • -

      2:1, tweede lid, inzake het verlangen van een machtiging;

    • -

      6:6, voor wat betreft het stellen van een termijn waarbinnen het verzuim in de zin van niet voldoen aan de vereisten als gesteld in artikel 6:5 van de wet of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar, kan worden hersteld;

    • -

      6:14, eerste lid, betreffende het bevestigen van ontvangst van het bezwaar;

    • -

      6:17, voor zover het betreft de verzending van stukken aan een gemachtigde tijdens de behandeling door de commissie; en

    • -

      7:4, tweede lid, inzake de terinzagelegging van stukken;

  • van de wet worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de secretaris van de commissie namens de voorzitter van de commissie.

  • 2. De bevoegdheden ingevolgde de artikelen:

    • -

      7:3, inzake het afzien van het horen van belanghebbenden;

    • -

      7:6, tweede en vierde lid inzake het afzonderlijk horen van belanghebbenden; en

    • -

      7:5, tweede lid, betreffende het horen in het openbaar;

    van de wet worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter van de commissie. De secretaris heeft ten aanzien van deze bevoegdheden een ondertekeningsmandaat namens de voorzitter.

Artikel 11 Inlichtingen en advies

  • 1. De voorzitter van de commissie kan ten behoeve van de voorbereiding van het advies rechtstreeks alle inlichtingen inwinnen of doen inwinnen.

  • 2. De voorzitter van de commissie kan uit eigen beweging of op verzoek van de commissie bij deskundigen advies inwinnen en dezen zo nodig uitnodigen daartoe in een zitting te verschijnen.

  • 3. Indien aan het inwinnen van advies kosten zijn verbonden, is daarvoor vooraf toestemming van het dagelijks bestuur vereist.

Artikel 12 Hoorzitting

  • 1. De secretaris van de commissie bepaalt plaats, datum en tijdstip van de zitting, waarin belanghebbenden en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te doen horen.

  • 2. Indien de voorzitter op grond van artikel 7:3 van de wet besluit van het horen af te zien doet de secretaris daarvan mededeling aan:

    • a.

      de belanghebbenden; en

    • b.

      het verwerend orgaan.

  • 3. De voorzitter van de commissie kan bepalen dat het horen telefonisch plaatsvindt.

Artikel 13 Uitnodiging hoorzitting

  • 1. De secretaris deelt de belanghebbenden en het verwerend orgaan ten minste drie weken voor de zitting mee, dat zij in de gelegenheid worden gesteld zich te doen horen tijdens de zitting.

  • 2. Indien belanghebbenden of het verwerend orgaan wijziging wenst van het tijdstip van de zitting, dient dit binnen drie werkdagen na de in het eerste lid bedoelde mededeling, onder opgaaf van redenen, te worden verzocht aan de secretaris van de commissie.

  • 3. De beslissing van de secretaris van de commissie op een verzoek als bedoeld in het tweede lid, wordt zo spoedig mogelijk aan belanghebbenden en het verwerend orgaan medegedeeld.

  • 4. De secretaris is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen als vermeld in de leden 1 tot en met 3.

Artikel 14 Quorum hoorzitting

Voor het houden van een hoorzitting is vereist dat ten minste twee leden van de commissie, waaronder de voorzitter van de commissie, aanwezig zijn.

Artikel 15 Openbaarheid zitting

  • 1. De zittingen van de commissie over de behandeling van bezwaren zijn openbaar.

  • 2. De voorzitter, een lid van de commissie of een belanghebbende kan een verzoek doen de deuren te sluiten. Beraadslaging over dit verzoek vindt plaats achter gesloten deuren.

  • 3. Indien de commissie vervolgens beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats achter gesloten deuren.

Artikel 16 Verslaglegging

  • 1. Het verslag van de hoorzitting als bedoeld in artikel 7:7 van de wet kan zowel schriftelijk als digitaal worden vastgelegd.

  • 2. Indien het verslag digitaal wordt vastgelegd, maakt de secretaris op basis van de geluidsopname alleen een schriftelijk verslag wanneer het bestuursorgaan dat nodig acht voor zijn besluitvorming of wanneer een belanghebbende daar om verzoekt dan wel dat een gerechtelijke instantie daar om verzoekt in geval van een (hoger) beroepsprocedure.

  • 3. Het schriftelijke verslag houdt een zakelijke vermelding in van wat over en weer is gezegd en wat ter zitting is voorgevallen.

  • 4. Het schriftelijke verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.

Artikel 17 Nader onderzoek

  • 1. Indien na afloop van de zitting maar voordat het advies wordt opgesteld, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verlangen van de commissie dit onderzoek houden.

  • 2. De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de commissie, het verwerend orgaan en belanghebbenden toegezonden.

  • 3. De leden van de commissie, het verwerend orgaan en belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de in het eerste lid bedoelde nadere informatie aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist over een dergelijk verzoek.

  • 4. Op een nieuwe hoorzitting, als bedoeld in het derde lid, zijn de bepalingen van deze verordening, die betrekking hebben op de hoorzitting van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18 Advies

  • 1. De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies.

  • 2. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies. Indien bij een stemming de stemmen staken dan beslist de stem van de voorzitter.

  • 3. Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt, indien die minderheid dat verlangt.

  • 4. Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift.

  • 5. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend.

Artikel 19 Uitbrengen advies

  • 1. Het advies wordt zo spoedig mogelijk uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.

  • 2. Indien naar het oordeel van de secretaris van de commissie de wettelijke termijn ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies door de commissie en het nemen van een beslissing op het bezwaar, verzoekt hij het bestuursorgaan tijdig de beslissing te verdagen.

  • 3. Van een besluit tot verdaging ontvangen de commissie en belanghebbenden een afschrift.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 20 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking daarvan.

Artikel 21 Intrekking

  • 1. Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening wordt de Verordening behandeling bezwaren Waterschap Rijn en IJssel 2010 ingetrokken.

  • 2. Een benoeming op basis van de Verordening behandeling bezwaren Waterschap Rijn en IJssel 2010 wordt geacht te zijn geschied op grond van deze verordening.

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de Verordening behandeling bezwaren Waterschap Rijn en IJssel 2017.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het algemeen bestuur van het Waterschap Rijn en IJssel in de openbare vergadering van 12 september 2017.

drs. C. Roos

secretaris-directeur

drs. H.Th.M. Pieper

dijkgraaf

Toelichting

Algemeen

Bij de behandeling van bezwaren is het bestuursorgaan verplicht belanghebbenden in de gelegenheid te stellen te worden gehoord (artikel 7:2 Awb). Het bestuursorgaan kan de wijze waarop wordt gehoord zelf bepalen.

Het waterschap Rijn en IJssel heeft gekozen voor het horen en adviseren door een onafhankelijke en onpartijdige adviescommissie als bedoeld in artikel 7:13 Awb. Hiervoor is gekozen omdat dit een goede waarborg biedt voor een objectieve afdoening van bezwaarschriften. Bovendien blijkt dit in de praktijk ook een belangrijke zeeffunctie te vervullen ten aanzien van het instellen van beroep bij de bestuursrechter.

Voor bepaalde, door het dagelijks bestuur bij besluit aan te wijzen (categorieën van) besluiten, vindt het horen ambtelijk plaats met het oog op een efficiënte en snelle besluitvorming. Deze vorm van horen zal worden toegepast bij besluiten die daarvoor op grond van hun aard en complexiteit in aanmerking komen. De procedure voor het ambtelijk horen wordt nader uitgewerkt bij besluit van het dagelijks bestuur.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

De commissie wordt niet geraadpleegd met betrekking tot bezwaren die zijn ingediend tegen opgelegde aanslagen waterschapsbelastingen. Wegens de grote hoeveelheid gelijksoortige bezwaarschriften en de specifieke aard van deze bezwaren is er minder aanleiding voor behandeling door de commissie. De bezwaren tegen belastingaanslagen worden behandeld door de ambtenaar belast met de heffing, die hierop ook de beslissing neemt (GBLT).

Voor de behandeling van bezwaren tegen rechtspositionele besluiten is vanwege de specifiek benodigde deskundigheid een afzonderlijke externe bezwarencommissie benoemd op grond van de Verordening behandeling bezwaren rechtspositionele aangelegenheden Rijn en IJssel. Van deze commissie maakt onder andere deel uit een lid, aangewezen door het Georganiseerd Overleg.

Voor bepaalde (categorieën van) besluiten die door het dagelijks bestuur bij afzonderlijk besluit worden aangewezen, vindt het horen ambtelijk plaats. In dit besluit wordt tevens de procedure voor het ambtelijk horen nader geregeld. Zo kan daarin bijvoorbeeld worden opgenomen dat het horen onder bepaalde voorwaarden ook telefonisch kan plaatsvinden. Voor zover het dagelijks bestuur nog geen (categorieën van) besluiten heeft aangewezen, vindt het horen en adviseren door de commissie plaats.

Artikel 3

Voor het geval dat voor instelling van een adviescommissie wordt gekozen, bevat artikel 7:13 Awb enkele dwingende bepalingen over de samenstelling van die commissie (minimum bezetting en onafhankelijke voorzitter). De Awb bepaalt dat de voorzitter geen deel mag uitmaken of niet werkzaam mag zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.

In dit artikel is er voor gekozen deze onafhankelijke en onpartijdige positie ook voor de leden van de commissie te waarborgen. De voorzitter en de leden van de commissie worden benoemd door het algemeen bestuur. Het inschakelen van een adviescommissie draagt bij aan een zorgvuldige voorbereiding van de te nemen beslissing en daarmee aan de legitimiteit daarvan voor de betrokken burgers.

Gelet hierop is ervoor gekozen uitdrukkelijk te bepalen dat het voorzitterschap – mede in verband met de aard van de materie – wordt opgedragen aan een jurist. De overige leden zullen doorgaans andere vaardigheden en deskundigheid inbrengen. Een uitzondering hierop geldt indien de voorzitter bij verhindering wordt vervangen door een van de andere leden.

Artikel 4

In deze bepaling is vastgelegd dat de zittingsduur van de voorzitter en de leden van de commissie vier jaar is, met de mogelijkheid tot een eenmalige verlenging van eveneens vier jaar. Dit om voldoende doorstroming en expertise te waarborgen.

Het vijfde lid is opgenomen om de continuïteit van de commissie te waarborgen. Deze bepaling is van orde. Een ontslagnemend lid kan niet gedwongen worden ook feitelijk de functie te blijven vervullen.

Het zesde lid is opgenomen om te voorkomen dat er te veel leden gelijktijdig aftreden.

Artikel 5

Het dagelijks bestuur bepaalt de hoogte van vergoedingen voor de voorzitter en leden van de commissie per vergadering. Tijdens één vergadering kunnen meerdere bezwaarschriften worden behandeld. Aan het dagelijks bestuur komt daarbij de bevoegdheid toe om onderscheid te maken in de hoogte van de vergoeding afhankelijk van de aard, het (maximum) aantal te behandelen bezwaarschriften per vergadering en de wijze van horen en adviseren door de commissie.

Artikel 6

Dit artikel is opgenomen om de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de commissie expliciet te benadrukken.

Artikel 7

Het dagelijks bestuur zal met een aanwijzingsbesluit een of meerdere ambtenaren aanwijzen als (plaatsvervangend) secretaris van de bezwarencommissie. Deze bevoegdheid kan desgewenst worden gemandateerd aan het afdelingshoofd. Het derde lid is opgenomen met het oog op de onafhankelijke en onpartijdige positie van de commissie. De secretaris heeft een belangrijke en centrale rol in het proces van bezwarenafhandeling. Insteek is een adequate communicatie tussen bezwaarmaker/klager, commissie, vakafdelingen en eventuele derdebelanghebbenden. Waar mogelijk, toegestaan en gewenst zal bij de voorbereidingen van de hoorzitting via elektronisch berichtenverkeer of telefonisch worden gecommuniceerd om bureaucratie zoveel mogelijk te voorkomen en de voortgang te bevorderen.

Artikel 8

Om te kunnen bepalen of het bezwaarschrift tijdig is ingediend, is het van belang dat de datum van ontvangst wordt vastgelegd. Een buiten de termijn ingediend bezwaarschrift kan niet-ontvankelijk worden verklaard mits de indiener in de gelegenheid is gesteld de redenen daarvoor kenbaar te maken. Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

Artikel 9

In dit artikel wordt als belangrijk uitgangspunt geformuleerd dat wordt onderzocht of een zaak minnelijk kan worden opgelost door toepassing van de informele aanpak. De secretaris van de commissie is degene die daarbij het voortouw neemt.

De secretaris belt bij ieder bezwaarschrift de (gemachtigde van) bezwaarmaker c.q. klager op om na te gaan of er mogelijkheden zijn voor bemiddeling of een minnelijke oplossing. Indien dat het geval is, brengt hij de vakinhoudelijke medewerker of leidinggevende van het waterschap en bezwaarmaker/klager bij elkaar voor een gesprek, maar is daarbij verder niet inhoudelijk betrokken. Op een informele manier wordt vervolgens nagedacht over eventuele inhoudelijke oplossingsrichtingen. Ook kan eventueel een onafhankelijke geregistreerde mediator of gespreksleider betrokken worden of worden er medewerkers ingeschakeld die niet eerder bij de besluitvorming betrokken zijn geweest. Uit ervaringen in den lande en uit onderzoek blijkt dat het toepassen van de informele aanpak in deze fase zowel erg klantgericht als tijdbesparend is. Vaak wordt een bezwaarschrift ingetrokken nadat de informele aanpak is toegepast. Deze werkwijze kost aan de voorkant dan weliswaar meer inspanning, maar die tijd verdient zich terug als blijkt dat een andere, voor beide partijen aanvaardbare (inhoudelijke) oplossing is gevonden en een formele procedure niet meer nodig is. Voor de wijze van bemiddeling kunnen desgewenst intern werkafspraken worden gemaakt.

Artikel 10

Deze bepaling kent aan de voorzitter en secretaris van de commissie ter uitvoering van de verordening een aantal bevoegdheden toe. In voorkomende gevallen is het procedureel gezien pragmatisch en efficiënt als deze personen deze bevoegdheden hebben.

Artikel 11

Vanuit de onafhankelijke en onpartijdige positie van de commissie is het van belang dat de voorzitter inlichtingen kan (doen) inwinnen en eventueel bij (externe) deskundigen advies kan inwinnen alvorens advies wordt uitgebracht. Hieraan is de beperking verbonden dat toestemming van het dagelijks bestuur nodig is als daar kosten aan verbonden zijn die uitgaan boven het budget dat reeds is toegekend voor het inwinnen van externe adviezen en waarover het afdelingshoofd in mandaat kan beslissen.

Artikel 12

Op basis van artikel 7:13 lid 3 en artikel 9:15 lid 2 van de Awb kan de commissie het horen opdragen aan de voorzitter of een lid. Het derde lid van artikel 12 bevat de bevoegdheid van de voorzitter om het horen eventueel telefonisch te laten plaatsvinden.

Artikel 13

De termijn tussen de uitnodiging en de hoorzitting dient zodanig te zijn, dat belanghebbenden en het bestuursorgaan voldoende tijd hebben om zich op de hoorzitting voor te bereiden. De secretaris heeft een inspanningsverplichting om de datum voor de hoorzitting zoveel mogelijk in samenspraak te plannen met alle belanghebbenden en het bestuursorgaan.

Artikel 14

In dit artikel wordt het quorum voor het horen tijdens een hoorzitting bepaald: minimaal twee leden waaronder de voorzitter moeten daarbij aanwezig zijn. Dit laat overigens onverlet dat na de hoorzitting steeds een derde lid van de commissie bij de schriftelijke advisering wordt betrokken.

Artikel 15

De hoorzitting over bezwaren vindt in beginsel in het openbaar plaatst. Gehele of gedeeltelijke uitzondering op deze regel blijft mogelijk, bijvoorbeeld in geval bijzonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard, dan wel andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen. Ook belanghebbenden kunnen om het houden van een niet-openbare zitting verzoeken. De hoorzitting dient overigens te worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissie, die altijd achter gesloten deuren plaats heeft (artikel 18, eerste lid).

Artikel 16

Artikel 7:7 van de Awb bepaalt dat van het horen een verslag wordt gemaakt, maar stelt geen nadere inhoudelijke eisen aan de verslaglegging. Het bestuursorgaan is bevoegd nadere eisen te stellen hetgeen in dit artikel wordt gedaan. Voor zover er een digitale geluidsopname wordt gemaakt, wordt deze op verzoek aan belanghebbenden ter beschikking gesteld. Schriftelijke uitwerking is uiteraard mogelijk indien daarom door belanghebbenden of een gerechtelijke instantie wordt verzocht.

Artikel 17

Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de hoorzitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het bestuursorgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe hoorzitting te houden. Artikel 7:9 Awb bepaalt dat, indien na het horen aan het bestuursorgaan feiten of omstandigheden betreft die voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, belanghebbenden opnieuw in de gelegenheid worden gesteld daarover te worden gehoord.

Artikel 18

Dit artikel maakt de wijze van beraadslaging door de commissie over het uit te brengen advies inzichtelijk.

Artikel 19

Op grond van artikel 7:10 Awb moet het bestuursorgaan beslissen binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Deze termijn kan op grond van artikel 7:10, lid 2 Awb voor ten hoogste zes weken worden verdaagd. Verder uitstel is mogelijk voor zover alle belanghebbenden daarmee instemmen of de indiener van het bezwaarschrift daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad. De secretaris kan op grond van dit artikel het bestuursorgaan verzoeken de beslissing op bezwaar tijdig te verdagen. Dit is van belang gelet op de Wet Dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen (paragraaf 4.1.3.2 Awb) op grond waarvan het bestuursorgaan een dwangsom verbeurt indien het te laat beslist.