Regeling vervallen per 09-07-2024

Handhavingsbeleid 2017-2021

Geldend van 01-01-2017 t/m 08-07-2024

Intitulé

Handhavingsbeleid 2017-2021

1. Inleiding

De gemeente heeft een beginselplicht tot handhaving van de wetgeving waarvoor zij bevoegd is. Op 1 oktober 2010 zijn de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Ministeriele regeling omgevingsrecht (Mor) in werking getreden. De Wabo verplicht gemeenten tot het vaststellen van handhavingsbeleid.

Daarnaast wil de gemeente Nuenen voor de samenleving (inwoners, bedrijven en instellingen) inzichtelijk maken welke handhavingsdoelstellingen het college stelt en wat een inwoner kan verwachten. Met de huidige capaciteit is het namelijk niet mogelijk om elk jaar op alle terreinen alles te handhaven. In deze beleidsnota staat het handhavingsbeleid van de gemeente Nuenen c.a. voor de periode 2017-2021.

1.1 Wetgeving

Het beleid stelt kaders voor toezicht en handhaving van regels voor de fysieke leefomgeving, voor zover uit de wet voortvloeit dat het college van burgemeester en wethouders, of de burgemeester, het bevoegd gezag is. Het betreft hierbij beleid over handhaving van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en aanverwante wetten (voor zover van toepassing: Flora- en faunawet, Kernenergiewet, Monumentenwet 1988, Natuurbeschermingswet, Ontgrondingenwet, Wet bescherming Antarctica, Wet bodembescherming, Wet geluidhinder, Wet inzake de luchtverontreiniging, Wet milieubeheer, Wet ruimtelijke ordening, Waterwet, en Woningwet), maar ook de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en bijzondere wetgeving.

 

1.2 Opbouw notitie

Bij het opstellen van deze notitie is rekening gehouden met de leesbaarheid. Daarom wordt in hoofdstuk twee ‘wat willen we bereiken en wat gaan we daarvoor doen’ geformuleerd. De doelen, activiteiten en de prioriteiten van dit beleid worden daarin uiteengezet. In hoofdstuk drie wordt uitgelegd hoe dit wordt bereikt en uiteindelijk kunt u in hoofdstuk vier lezen wat de onderbouwing is van dit beleid. Toezicht en handhaving op het gebied van milieu wordt uitgevoerd door de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB). Aan de beleidsoverwegingen voor wat betreft milieu ligt soms een andere motivatie ten grondslag. In dit beleid is ervoor gekozen om (in geval van afwijking) milieu per hoofdstuk aan te vullen of apart te benoemen.

2. Wat willen we bereiken en wat gaan we daarvoor doen? 

Voor de inwoners en bedrijven van Nuenen is het van belang dat zij kunnen rekenen op een goede werk- en leefomgeving. Dit is dan ook het doel van het handhavingsbeleid 2017 – 2021, namelijk het behouden en/of bevorderen van een duurzame, schone en veilige leefomgeving.

De begrippen zijn op meerdere manieren uitlegbaar. In deze beleidsnotitie wordt uitgegaan van een uitleg in de breedste zin, voor zover de gemeente bevoegd is. Zo is ‘schoon’ bijvoorbeeld niet alleen het voorkomen van verontreiniging, maar ook het waarborgen van uiterlijk aanzien van belangrijke gebieden. En ‘veilig’ is het voorkomen van gevaarzettingen, maar ook het beschermen van de openbare orde en veiligheid. Onder de leefomgeving verstaan we wonen, werken en de openbare ruimte in het algemeen.

De doelen die zijn gesteld in dit beleid, dragen bij aan het behouden en/of bevorderen van een duurzame, schone en veilige leefomgeving. Intensieve samenwerking met de ketenpartners staat daarbij centraal. Daarnaast is het belangrijk dat rechtszekerheid en –gelijkheid zijn geborgd voor een inwoner en bedrijven. Iedere bewoner wordt gelijk behandeld en heeft de mogelijkheid om beroep te doen op de rechten die zij hebben. In dit hoofdstuk worden de doelen, activiteiten, prioriteiten en relevante ontwikkelingen beschreven.  

2.1 Doelen

Om de doelstelling “het behouden en/of bevorderen van een duurzame, schone en veilige werk- en leefomgeving” te kunnen bereiken, zijn een aantal strategische doelstellingen opgesteld, namelijk het behouden en/of bevorderen van:

- een veilige leefomgeving

- de kwaliteit van de leefomgeving

- naleefgedrag.

 

Alle handhavingsactiviteiten dragen bij aan het bevorderen van het naleefgedrag. Herhaling wordt voorkomen wanneer wordt opgetreden. Daarnaast wordt een signaal naar de omgeving afgegeven dat naleving wordt afgedwongen. Dit heeft een afschrikkende werking op de individu en omgeving.

Aan de hand van de strategische doelstellingen, zijn concrete subdoelen geformuleerd die hieraan bijdragen. Aan het einde van deze beleidscyclus hebben we het volgende bereikt:  

  • 1.

     geen gevaarzettingen;

Toelichting: hieronder vallen alle gevaarzettingen, zoals onveilige constructie, asbest, brandonveiligheid of een gevaar voor de volksgezondheid. Dit draagt bij aan de bevordering van de veilige leefomgeving.

  • 2.

     de tijdens de beleidsperiode bestuursrechtelijke overtredingen bij vastgestelde handhavingsknelpunten (georganiseerde criminaliteit) zijn voor 50%opgelost;

Toelichting: het is belangrijk om samen met ketenpartners op te treden tegen georganiseerde criminaliteit. In december 2010 hebben we een convenant ondertekend met het samenwerkingsverband het Regionale Informatie en Expertise Centrum Oost-Brabant (Riec). Daarin is vastgelegd dat ketenpartners zich samen inzetten om georganiseerde criminaliteit terug te dringen. In het Regionaal Veiligheidsplan 2015-2018 Oost-Brabant is de aanpak van georganiseerde criminaliteit geprioriteerd. Dit is doorvertaald in het basisteamplan Dommelstroom en in lokale Kadernota Veiligheid 2015-2018. In deze beleidsperiode geven wij bestuursrechtelijk gevolg aan de gemaakte afspraken.  Dit draagt bij aan de bevordering van de veilige leefomgeving.

 

  • 3.

    75% aan geconstateerde geprioriteerde overtredingen binnen de door het college bepaalde gebieden zijn ongedaan gemaakt;

Toelichting: het college wijst in het jaarprogramma gebieden aan, waarvan zij vinden dat deze prioriteit hebben. Denk hierbij aan toeristische gebieden of nieuwbouwwijken, waarbij een hoogwaardige kwaliteit van de leefomgeving gewenst is. Daarnaast wijst zij categorieën overtredingen aan die dat jaar prioriteit krijgen. Dit draagt bij aan de bevordering van de veiligheid en/of kwaliteit van de leefomgeving.

 

  • 4.

    buitensporige overtredingen (per overtreding of categorie binnen een gebied) zijn 75% ongedaan gemaakt;

Toelichting: tegen kleine, op zichzelf staande overtredingen (die niet vallen binnen de door het college onder 3 aangewezen gebieden) wordt niet zonder meer opgetreden. Een overtreding moet buitensporig zijn, bijvoorbeeld een groot bouwwerk zonder benodigde omgevingsvergunning of een seksinrichting. Ook is het mogelijk dat in een gebied een bepaalde categorie wordt aangewezen als buitensporig. Door middel van projectmatig handhaven kan in dat gebied worden opgetreden. Het project moet bijdragen aan het bereiken van het uitgangspunt van dit beleid. Deze projecten worden bepaald in het jaarprogramma. Dit draagt bij aan de bevordering van de veiligheid en/of kwaliteit van de leefomgeving.

 

  • 5.

    95% van de verleende omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen, slopen en gebruik zijn conform;

Toelichting: dit wordt bereikt door het houden van toezicht, maar ook door handhavend optreden. Dit draagt bij aan de veiligheid en de kwaliteit van de leefomgeving.

 

  • 6.

    alle categorie b en c instellingen hebben een gebruiksvergunning en zijn brandveilig;

Toelichting: de Veiligheidsregio voert voor onze gemeente de controles uit. Dit doen zij aan de hand van een programma. Hierbij zal de nadruk op risicogerichte aanpak liggen. Daarbij zal balans gezocht worden in de BIO (bouwkundige, installatietechnische en organisatorische) aspecten. De belangrijkste thema’s hierbij zijn alarmering, veilig vluchten, rook- en brandbeheersing. B en c instellingen zijn instellingen waarbij sprake is van een hoog risico, zoals locaties waar ouderen of kinderen slapen. Deze doelstelling draagt bij aan de veiligheid en de kwaliteit van de leefomgeving.

 

  • 7.

    Milieu toezicht en –handhaving richt zich op het behalen van lokaal, regionaal en landelijk geprioriteerde maatschappelijke speerpunten

Het te voeren beleid is naast onze eigen lokale prioriteiten (oplossen van knelpunten/ inzet in bepaalde gebieden) geënt op regionale en landelijke ontwikkelingen en provinciaal beleid. Binnen het taakveld milieu hanteren we een risico- en maatschappelijk gerichte aanpak. Zo worden de thema’s gezondheid in relatie tot de intensieve veehouderij belangrijk evenals de landelijke regelgeving op het gebied van asbest. Verder wordt ook regionaal samengewerkt in het buitengebied (Samen Sterk in Brabant). Dit draagt bij aan de veiligheid en de kwaliteit van de leefomgeving.

 

APV en bijzondere wetten

Voor APV geldt dat het accent van toezicht en handhaving ligt op de onderwerpen die bijdragen aan het behalen van de doelen. Doelen die centraal staan bij toezicht en handhaving van de Drank- en horecawet en het Damoclesbeleid liggen vast in aparte beleidsdocumenten.

2.2 Activiteiten

Hieronder wordt per subdoel aangegeven welke activiteiten binnen de beleidscyclus worden uitgevoerd.

  • 1.

    geen gevaarzettingen:

    • -

      tegen alle geconstateerde  gevaarlijke en/of spoedeisende situaties wordt meteen opgetreden. Een activiteit die nog bezig is, zoals bouwen of het verwerken van afvalstoffen in de bodem, valt ook onder spoedeisende situatie.  

  • 2.

    Bestuurlijke overtredingen bij vastgestelde handhavingsknelpunten (georganiseerde criminaliteit) zijn voor 50% opgelost:

    • -

      in het jaarprogramma worden handhavingsknelpunten geprioriteerd

    • -

      aan de hand van prioritering wordt (projectmatig) opgetreden 

  • 3.

    tegen alle geconstateerde geprioriteerde overtredingen binnen de door het college bepaalde gebieden wordt opgetreden;

    • -

      in het jaarprogramma worden gebieden aangewezen die prioriteit krijgen

    • -

      in het jaarprogramma worden overtredingen geprioriteerd

    • -

      aan de hand van prioritering wordt (projectmatig) opgetreden

    • -

      omdat niet alle overtredingen daadwerkelijk zijn opgelost binnen de beleidsperiode, wijkt de activiteit (alle) af van de doelstelling (75%) 

  • 4.

    tegen buitensporige overtredingen (per overtreding of categorie binnen een gebied) wordt 100% opgetreden;

    • -

      in het jaarprogramma worden de kaders voor buitensporige overtredingen vastgesteld (zoals seksinrichting of omvang voor bouwen)

    • -

      tegen iedere individuele geconstateerde overtreding die in het jaarprogramma is gekenmerkt als buitensporig wordt opgetreden

    • -

      in het jaarprogramma kan een categorie binnen een gebied worden aangewezen als buitensporig, waartegen projectmatig wordt opgetreden  

  • 5.

    95% van de verleende omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen, slopen en gebruik zijn conform vergunning uitgevoerd;

    • -

      op verleende vergunningen wordt toezicht gehouden 

  • 6.

    alle categorie b en c instellingen zijn in het bezit van een gebruiksvergunning of hebben een melding ingediend en zijn brandveilig;

    • -

      er wordt frequent toezicht gehouden aan de hand van een werkprogramma en zo nodig handhavend opgetreden 

  • 7.

    De ODZOB voert de in het jaarprogramma opgenomen milieuactiviteiten uit

Het milieutoezicht en de handhaving wordt uitgevoerd door de ODZOB. Het uitgangspunt van ons beleid wordt telkens vertaald en uitgewerkt in specifieke jaarprogramma’s toezicht en handhaving. In het jaarprogramma staat een meetbare vertaling van de algemene doelstelling, dat wil zeggen in prioriteiten, activiteiten en gerichte acties die te monitoren en te evalueren zijn. Hierbij geldt de kanttekening dat de algemene doelen ten aanzien van leefbaarheid omwille van de meetbaarheid zijn vertaald in de indicator ‘naleefgedrag’.

De ODZOB werkt met bepaalde standaarden maar lokaal gewenst maatwerk is mogelijk.

 

Voor het reguliere toezicht bij bedrijven (de traditionele milieucontroles) geldt dat deze zich inmiddels in een vorm van beheersfase bevinden. Dat betekent dat bij het preventieve toezicht in de regel geen “grote” overtredingen worden aangetroffen. Indien het beperkte beschikbare financiële budget hiervoor ruimte geeft, worden in het jaarprogramma ook activiteiten opgenomen met een preventief/cyclisch karakter als impuls om de beheersfase in stand te houden.

 

APV en bijzondere wetten

De activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van de APV en bijzondere wetten, worden ieder jaar in het jaarprogramma vastgesteld. Zo kan worden ingespeeld op de vraag vanuit samenleving. Daarnaast liggen de activiteiten voor Drank- en horecawet en artikel 13b van de Opiumwet vast in aparte beleidsdocumenten.

 

Integraal werken

Binnen de beleidsperiode zal ook integraal gewerkt worden. Dit betekent dat we ook een aantal activiteiten samen met onze ketenpartners uitvoeren. Dit kunnen controles van bedrijven zonder vergunning zijn, waarbij we signalen ontvangen of onze aanwezigheid gewenst is. Andersom maken wij bij onze activiteiten ook gebruik van de inzet van de ketenpartners.

2.2.1 Evaluatie

Het college stelt ieder jaar in een jaarprogramma doelen en activiteiten vast, die bijdragen aan het behalen van de doelstellingen in dit beleid. Na afloop van het jaar wordt een jaarverslag opgesteld, waarin wordt geëvalueerd of de doelen uit het programma zijn behaald en eventueel waarom doelen niet zijn behaald. Als blijkt dat de doelstellingen uit dit beleid niet meer haalbaar zijn en niet meer bij kunnen dragen aan de visie van het college, wordt het beleid zo nodig aangepast.

 

Ten behoeve van de evaluatie op het taakveld milieu is het jaarprogramma milieu gestoeld op de kwaliteitscriteria die het Besluit omgevingsrecht (Bor) stelt aan het handhavingsbeleid. Monitoring en verantwoording hebben een prominente plaats in het jaarprogramma.

De uitvoering wordt tussentijds gemonitord door zowel de ODZOB als de de gemeente. Maandelijks wordt de voortgang (cijfermatig en budgettair) van de uitvoering gerapporteerd en besproken met de gemeente. De lijnen zijn zeer kort en eventuele bijsturing in de uitvoering is vrijwel per direct mogelijk.

 

Aan het begin van het nieuwe kalenderjaar wordt teruggeblikt en stelt de ODZOB een eindrapportage (jaarverantwoording) op waarbij niet zozeer de financiën centraal staan, maar wordt ingezoomd op de uitgevoerde controles, de aard en omvang van de overtredingen. Op deze manier kunnen we uitspraken doen over het naleefgedrag (als indicator voor het bereiken van de doelen). De resultaten hiervan, in samenhang met de bestuurlijke keuzes op lokaal, regionaal en provinciaal niveau, zijn input voor het volgend jaarprogramma.

2.2.3 Afstemming beleid

Bij het opstellen van dit beleid is rekening gehouden met ontwikkelingen die invloed hebben op de samenwerking met -en de speerpunten van- de ketenpartners. Het beleid is afgestemd met de politie, het Openbaar Ministerie, het RIEC, de Veiligheidsregio en de Omgevingsdienst Zuid-Oost Brabant (ODZOB). Zij hebben in december 2016 het beleid ontvangen en hebben de gelegenheid gehad om op het gehele conceptbeleid te reageren. De reacties zijn verwerkt

 

De ODZOB heeft inbreng geleverd op het gebied van milieu. Deze input is verwerkt in het beleid. De Veiligheidsregio heeft  de categorieën aangegeven die prioriteit dienen te hebben.  Aan de hand daarvan en de wens van het college is een concreet doel ontwikkeld.

2.3 Prioriteiten

Het is niet mogelijk om tegen alle overtredingen waarvoor de gemeente of de burgemeester bevoegd gezag is, op te treden. Daarom stellen we prioriteiten. Dit doen we aan de hand van de resultaten van de risicomatrix (de onderbouwing vindt u terug in hoofdstuk vier) en aan de hand van onze doelstellingen uit dit hoofdstuk. In volgorde van belangrijkheid worden hieronder de prioriteiten gesteld per taakveld.

 

Bouwen/slopen – Ruimtelijke ordening - Brandveiligheid

1. Tegen alle geconstateerde gevaarlijke, spoedeisende situaties wordt meteen opgetreden.

Activiteiten uit de Wabo die plaatsvinden zonder de benodigde vergunning worden beschouwd als mogelijk gevaarlijke spoedeisende situatie. In deze situaties wordt een stilleggingsprocedure gevolgd. De handhavingsprocedure die uit deze stillegging voortkomt, heeft prioriteit.

2. Handhavingsverzoeken

Als een handhavingsverzoek wordt ingediend, wordt binnen de wettelijke termijn gereageerd. Ofwel wordt het handhavingsverzoek afgewezen, ofwel wordt gestart met het begin van een handhavingsprocedure. Ook in geval van een gegrond handhavingsverzoek volgen wij de procedure waarschuwing – voornemen – besluit.

3. Handhavingsknelpunten

Als tussen de gemeente, het RIEC en de ketenpartners afspraken worden gemaakt over handhavingsknelpunten worden deze vastgesteld in de driehoek (politie – OM – burgemeester). Als het college in het jaarprogramma heeft bepaald dat handhavingsknelpunten prioriteit krijgen in dat jaar, wordt hier zo snel mogelijk tegen opgetreden.

4. Buitensporige overtredingen

Hierbij geldt: eerste prioriteit op individueel niveau zoals omschreven in het jaarprogramma (zoals een seksinrichting, groot bouwwerk etc), en vervolgens de buitensporige overtredingen die conform jaarprogramma projectmatig worden opgepakt.

5. Door het college bepaalde gebieden

Deze prioriteiten worden verder uitgewerkt in het jaarprogramma.

 

Afhankelijk van de ernst van de buitensporige overtreding, waarbij een snelle aanpak wordt vereist, en de aanpak van een handhavingsknelpunt, waarbij door bijvoorbeeld het inzetten van rechtsmiddelen een lange procedure is ontstaan, kan het voor komen dat de buitensporige overtreding meer prioriteit heeft dan een handhavingsknelpunt.

 

Milieu

Zoals eerder aangegeven vindt prioritering plaats naar het oplossen van lokale knelpunten / inzet in bepaalde gebieden, geprioriteerde activiteiten op regionaal, provinciaal en landelijk niveau conform bestuurlijke besluitvorming in de verschillende gremia en indien het budget ruimte heeft: preventief toezicht. Voor de komende jaren prioriteren we risico- en maatschappelijk gerichte activiteiten met betrekking tot agrarische bedrijven, energie en duurzaamheid, ongewenste ontwikkelingen op bedrijventerreinen, asbest en grondstromen (onderdeel van Samen Sterk in Brabant)

Een deel van het budget wordt gebruikt voor geluidmetingen bij klachten en evenementen

Jaarlijks wordt bepaald bij welke evenementen wordt gemeten, waar mogelijk gestoeld op een klachtenpatroon of ingediende meldingen van geluidoverlast. Bij meldingen in de avond/nacht wordt via de meldkamer van politie de consignatiedienst van de ODZOB ingezet.

 

Agrarische bedrijven

Onder de noemer van volksgezondheid (en leefbaarheid) zal de komende jaren bezien gaan worden in welke gebieden zich knelpunten voordoen, hoe het is gesteld met de vergunde situatie bij de agrarische bedrijven (o.a. actualiteit) en hoe het milieutoezicht hier effectief en gericht op kan worden ingezet. Concreet wordt ingezoomd op cluster van intensieve veehouderij in relatie tot de woonomgeving.

 

Energie en duurzaamheid

Ook zal meer dan voorheen ingezet gaan worden op duurzaamheid waarbij gerichte milieucontroles bij grootverbruikers van energie (overeenkomstig het Rijksbeleid) zullen gaan volgen en het aspect energieverbruik (en erkende maatregelen) meer dan voorheen onderdeel gaat uitmaken van de reguliere bedrijfsbezoeken. Er is rijksbudget vrijgemaakt om de energiehuishouding van alle grotere bedrijven tegen het licht te houden. Alle zogenaamde “erkende maatregelen” uit het convenant tussen bedrijfsleven en het Rijk moten worden geïmplementeerd

 

Ongewenste ontwikkelingen

In sommige gedeelten van de bedrijfsterreinen springt de verloedering in het oog, zijn er meer dan gemiddeld signalen van overlast en is er geen goed zicht meer op de bedrijfsactiviteiten die er plaatsvinden. De aanpak van deze problematiek begint met het verkrijgen van inzicht: welke (bedrijfsmatige) activiteiten vinden daar plaats? Hoe verhoudt zich dat tot de vergunde situatie en het toegestane gebruik (bestemmingsplan)? Hierbij kan gedacht worden aan gerichte gevelcontroles (projectmatige aanpak), integrale, gebiedsgerichte handhavingsacties (RO, Bouwen en Milieu).

 

Asbest

Er komt een landelijk verbod op asbestdaken aan. Voor een gemeente met agrarisch buitengebied heeft dat gevolgen. Vooruitlopend op een regionale aanpak (via de ODZOB), zal de gemeente voorafgaand de ‘nulsituatie’ moeten bepalen. Dit vraagt om de komende jaren om een aanzienlijke inspanning die o.a. binnen het werkprogramma milieutoezicht geleverd moet worden (inventarisatie, gebiedsgerichte rondgangen, bedrijfsbezoeken, enz.). Tegen het einde van de looptijd van dit beleid zal bekend moeten zijn welke in hoeveelheden en op welke locaties asbest aanwezig is. Dit geldt zowel voor het buitengebied als binnen de bebouwde kom.

 

Grondstromen

Er is op dit moment niet voldoende inzicht in de grondstromen (o.a. gronddepots, verwerking) die zich binnen de gemeentegrenzen voordoen.

Op basis van signalen vanuit de ketenpartners is er alle aanleiding om te beginnen met het verkrijgen van inzicht. Ook binnen het werkprogramma zal hierop ingezet gaan worden, in de vorm van bedrijfsbezoeken of gerichte toezichtacties. Met name de grondstromen rondom de bouwlocaties worden vanaf nu nauwlettend gevolgd.

 

Klachten

Alle (milieu) meldingen en klachten worden verzameld in het systeem Sim. Afhankelijk van de aard van de klacht vindt (voor milieuzaken) een eerste beoordeling plaats. Hierna kan inzet van de ODZOB of de gemeentelijke Boa’s plaatsvinden om meldingen en klachten af te handelen

 

Geluidmetingen

In (het centrum van) Nuenen vinden veel evenement plaats die vaak gepaard gaan met extra geluid. Om ook rekening te houden met de omwonenden worden er regels gesteld aan de maximale hoeveelheid geluid en de eindtijden van evenementen.

Jaarlijks vinden een beperkt aantal geluidmetingen plaats on na te gaan of wordt voldaan aan deze (ruimere) regels. Verder wordt buiten kantooruren in geval van directe klachten de Consignatiedienst van de ODZOB ingeschakeld om bij klachten ook direct een meting te kunnen uitvoeren

  

APV, afvalstoffenverordening

Voor wat betreft de inzet van de buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA) hebben de volgende thema’s prioriteit:

 

Algemeen:

  • 1.

    Parkeren – excessen

  • 2.

    Afval

  • 3.

    Honden

  • 4.

    Jeugd

  • 5.

    Grote evenementen

  • 6.

    Caravans

  • 7.

    Oog- en oorfunctie

 

Centrum:

  • 1.

    Fietsen op het trottoir

  • 2.

    Terrassen

 

Industrieterreinen:

  • 1.

    Bruikbaarheid weg

  • 1.

    Reclame-uitingen

 

Buitengebied:

  • 1.

    Afval (met name dumpingen)

  • 2.

    Wildcrossen

 

Bijzondere wetten

De gemeente heeft Damoclesbeleid op grond van de Opiumwet en een Preventie- en handhavingsplan voor de Drank en horecawet vastgesteld. Hierin is het beleid terug te vinden voor beide bijzondere wetten.

 

Damocles

Als een bestuurlijke rapportage van de politie wordt ontvangen voor een constatering van artikel 13b Opiumwet, geeft de burgemeester opvolging aan de ontvangen bestuurlijke rapportage en wordt onmiddellijk het vastgestelde integrale proces gevolgd. Alleen gevaarlijke situaties hebben voorrang op het Damoclesbeleid. De uitvoering van het Damoclesbeleid legt beslag op de beschikbare capaciteit voor overige handhaving.

 

Drank- en horecawet

In het jaarprogramma wordt vastgelegd wat in dat jaar prioriteit heeft met betrekking tot toezicht en handhaving op de Drank- en horecawet.

 

De volgende zaken hebben een lagere prioriteit:

1. Indien niet vanaf de weg zichtbaar: het zonder of in afwijking van de benodigde omgevingsvergunning bouwen van:

  • -

    dakkapellen;

  • -

    luifels;

  • -

    tuinhuisjes;

  • -

    veranderingen van kozijn(openingen);

  • -

    erfafscheidingen;

  • -

    antennes;

2. geringe welstandshalve afwijkingen (bijvoorbeeld kleur-/materiaalgebruik)

De zaken met lage prioriteit kunnen prioriteit krijgen als het door cumulatie leidt tot een buitensporige overtreding. Daarnaast kunnen zaken met lage prioriteit door het college aangewezen worden als prioriteit binnen een bepaald gebied.

2.4 Relevante ontwikkelingen

Gedurende de beleidsperiode kunnen zich ontwikkelingen voordoen die invloed hebben op de doelen en prioriteiten uit dit beleid. Met het opstellen van dit beleid is zover mogelijk rekening gehouden met deze ontwikkelingen.

 

Omgevingswet

De regeling van toezicht en handhaving zal met de komst van de Omgevingswet grotendeels gelijk zijn aan die uit de Wabo. Met de verschuiving naar algemene regels en vergunningvrij bouwen, komt er een zwaardere verantwoordelijkheid te liggen bij handhaving: voldoet alles wat vergunningvrij is gebouwd wel aan die algemene regels? Het accent verschuift sterk van ‘vergunningverlening vooraf’ naar ‘toezicht en handhaving achteraf’. In hoeverre daar sprake van zal zijn, is sterk afhankelijk van de mate waarin normen de komende jaren door onze gemeente losgelaten gaan worden. Veel is echter nog onduidelijk. De wetgeving is nog niet afgerond, en wij moeten nog beginnen om onze ambitie te bepalen. Er kan nog niet bepaald worden in welke mate het invloed zal hebben op dit beleidsplan.

 

Private kwaliteitswaarborging 

Op 21 februari 2017 heeft de Tweede Kamer ingestemd met het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen. De uitvoering van deze wet is nog niet helemaal duidelijk. Voorafgaand aan de bouw wordt een kwaliteitsborging afgegeven. Bij de oplevering van het bouwwerk moet de aannemer aantonen dat aan de regelgeving is voldaan. Wanneer bij oplevering blijkt dat een bouwwerk niet volgens de regelgeving en gemaakte afspraken is gebouwd krijgen opdrachtgevers betere mogelijkheden om de aannemer aan te sporen tot herstelwerkzaamheden. Deze procedure kan effect hebben op toezicht en handhaving.

 

Integraal veiligheidsbeleid

Tijdens de beleidsperiode zal het Integraal veiligheidsbeleid worden vernieuwd. Omdat de inzet vanuit de gemeente, en dan met name toezicht en handhaving, steeds meer gewenst is in verschillende veiligheidsvelden, kan de wijziging van het veiligheidsbeleid invloed hebben op de uitvoering van dit beleid.

3. Welke strategie hanteren we? 

Om doelen te kunnen behalen, maken we gebruik van meerdere instrumenten. In dit hoofdstuk wordt omschreven welke instrumenten kunnen worden ingezet om de doelen te bereiken.

3.1 Strategie 

Wanneer instrumenten moeten worden ingezet, is in procesbeschrijvingen vastgelegd. Door het inzetten van preventieve en repressieve maatregelen kunnen we de in deze notitie gestelde doelen bereiken.

 

Voorbeelden van preventieve maatregelen zijn voorlichting, toezicht en overleg. Repressieve maatregelen zijn onder andere bestuursrechtelijk en strafrechtelijk optreden. Met bestuursrechtelijke maatregelen willen we herstel van de legale situatie bereiken. Het doel van strafrechtelijk optreden is vergelding en generale preventie. Wij hanteren per situatie een mix van maatregelen die het meest effectief en efficiënt zijn.

3.1.1 Preventieve instrumenten

Voorkomen is beter dan genezen. Daarom willen wij zo veel mogelijk preventieve (handhavings)instrumenten inzetten om het gedrag van en de naleving door inwoners en bedrijven op een positieve manier te beïnvloeden. Hierdoor kunnen onveilige situaties worden voorkomen en hoeven minder tijdrovende en kostbare repressiemiddelen worden toegepast. Er zal dan ook worden ingezet op communicatie over (nieuw) beleid, regelgeving en de daaruit voortvloeiende handhaving. Als iemand de regels kent en begrijpt, zal deze persoon gemotiveerder zijn om deze ook na te leven en zijn omgeving er op te wijzen.

 

Inwoners en bedrijven worden waar mogelijk gestimuleerd om zelf mee te denken over situaties en betrokken worden bij het zoeken naar oplossingen. Ook het laten zien dat een ‘overtreder’ wordt aangepakt is een vorm van preventieve handhaving. De communicatie vindt zo gericht mogelijk plaats aan de hand van de volgende communicatievormen:

1. Massacommunicatie: via websites en/of (lokale) (social) media zo veel mogelijk mensen informeren over de regels.

2. Doelgroepgerichte/gebiedsgerichte communicatie: een doelgroep of gebied informeren over de specifieke regels en handhaving dit voor hun/dat gebied van toepassing zijn.

3. Individuele communicatie: persoonlijke voorlichting aan een burger of bedrijf over de regels en de handhaving ervan. 

Voor de communicatie wordt gebruik gemaakt van bestaande netwerken. De gemeentelijke toezichthouders spelen ook een rol bij de communicatie richting inwoner of bedrijf. Zij functioneren als een “front office in het veld”. Ook kunnen zij signalen uit de buurt opvangen zodat samenlevingsgericht kan worden gehandhaafd. Daarnaast is veel winst te halen door goede communicatie aan de voorkant bij regelgeving en het vergunningverleningsproces. Vooroverleg, intakeoverleg en tijdens het vergunningaanvraagproces informeren van de aanvrager voorkomt in grote mate het onbewust overtreden van de regels. Dit verdient dan ook de aandacht.

 

Binnen onze organisatie wordt ook (pre)mediation toegepast. Met deze keuze stellen wij de oplossing van een geschil voorop. Op 21 maart 2011 hebben wij uitgangspunten voor de taakuitvoering en –verdeling op het gebied van handhaving vastgesteld. Bij voortdurende overtredingen gaan toestemmingsverleners als de situatie dat toe laat eerst in overleg met de veroorzaker en proberen tot legalisering/overeenstemming te komen. (Buiten)medewerkers die overtredingen constateren proberen eerst afspraken met de veroorzaker te maken over het opheffen van de overtredingen. Als dit niet tot het gewenste resultaat leidt, wordt handhavend opgetreden. Tijdens de beleidsperiode wordt de haalbaarheid van deze aanpak geëvalueerd.

 

3.1.2 Toezicht

Handhaving vraagt om verschillende vormen van toezicht. Het controleren van een verleende vergunning voor een woning is bijvoorbeeld anders dan het toezicht houden op overlast van hondenpoep. Verschillende handhavingstaken vragen daarom om verschillende vormen van toezicht. In dit handhavingsbeleid wordt primair onderscheid gemaakt tussen vier toezichtvormen: ‘vergunningsgericht toezicht’, ‘objectgericht toezicht’, ‘integraal toezicht’ en ‘gebiedsgericht toezicht’. Daarnaast vindt er toezicht plaats op basis van signalen, ‘signaaltoezicht’. De verschillende vormen van toezicht zijn middelen om zoveel mogelijk gecoördineerd en integraal toezicht te houden. Hierdoor vermindert de toezichtdruk voor de klant en is het mogelijk om (waar nodig) daadkrachtiger op te treden.

 

Vergunningsgericht toezicht is toegespitst op het houden van toezicht op verleende vergunningen. Deze vindt dus plaats tijdens de uitvoering en na afronding van de vergunning. Objectgericht toezicht richt zich op het toezicht tijdens de gebruiksfase van objecten. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het periodiek controleren van verzorgingstehuizen op het gebied van brandveiligheid. Gebiedsgericht toezicht gaat over toezicht gerelateerd aan geografische gebieden. Hiermee is het mogelijk om gericht toezicht te houden op die aspecten die voor een bepaald gebied van belang zijn. Met integraal toezicht wordt het gezamenlijk houden van toezicht bedoeld. Tot slot is signaaltoezicht een overkoepelende vorm van toezicht waarbij een betreffende toezichthouder een signaal doorgeeft als de geconstateerde overtreding buiten zijn expertise valt. Ook kunnen inwoners, bedrijven, politiek, externe partijen zoals belangenorganisaties signalen doorgeven aan de overheid.

Vergunningsgericht toezicht

Vergunningsgericht toezicht gaat over toezicht op ‘kortlopende’ verleende omgevingsvergunningen tijdens de uitvoeringsfase. Het gaat hier om toezicht op:

  • 1.

    het naleven van de voorschriften van een verleende omgevingsvergunning voor bouw- en gebruiksactiviteiten waarbij wordt gecontroleerd op welstand, de bouwregelgeving en het bestemmingsplan voor zover deze regels betrekking hebben op die vergunning.

  • 2.

    het naleven van de voorschriften van een verleende omgevingsvergunning voor sloopactiviteiten.

  • 3.

    controle op de voorschriften die betrekking hebben op het verwijderen van asbest.

  • 4.

    het naleven van de voorschriften van een verleende omgevingsvergunning voor het wijzigen van een monument.

  • 5.

    het naleven van de voorschriften van een verleende omgevingsvergunning voor een aanlegactiviteit.

Objectgericht toezicht

Objectgericht toezicht is toezicht houden op grond van een vergunning of algemene voorschriften voor bestaande objecten tijdens de gebruiksfase. Het gaat hier om periodiek toezicht op:

  • 1.

    ‘langlopende’ omgevingsvergunningen en/of op algemene voorschriften. Het houden van periodiek toezicht op het gebied van (brand)veiligheid en milieu.

  • 2.

    evenementen op het gebied van (brand)veiligheid, milieu en leefbaarheid.

  • 3.

    de instandhoudingstermijn van tijdelijke bouwwerken en/of tijdelijke ontheffingen.

Gebiedsgericht toezicht

Het gebiedsgericht toezicht houden is gerelateerd aan geografische gebieden en gaat over toezicht op:

  • 1.

    de kwaliteit en het gebruik van de openbare ruimte.

  • 2.

    welstandstechnische en cultuurhistorische aspecten, monumenten en beschermde gebieden (zoals stads- dorpsgezicht).

  • 3.

    strijdig en/of onrechtmatig gebruik van bouwwerken en (openbare) gronden.

  • 4.

    de kwaliteit en veiligheid van bestaande bouwwerken op het gebied van technische voorschriften.

  • 5.

    het gebruik en de staat van bestaande erven, terreinen, lig- en standplaatsen.

  • 6.

    het bouwen en/of veranderen van bouwwerken zonder vergunning.

  • 7.

    milieuovertredingen buiten inrichtingen (bedrijven).

  • 8.

    het buitengebied (projectmatig).

Het gaat hier om toezicht op algemene wet- en regelgeving en niet op objectgebonden beschikkingen (vergunningen). Overtredingen kunnen naar aanleiding van actieve controle of naar aanleiding van signalen (klachten) worden geconstateerd. Dit wordt vertaald in enerzijds controles per gebied en anderzijds door projectmatige controles op een bepaalde te handhaven activiteit.

Integraal toezicht

Integraal toezicht betekent het houden van gezamenlijke controles met meerdere  interne –en externe ketenpartners. Dit kan op initiatief zijn van de gemeente, maar ook vanuit de ketenpartners.

Signaaltoezicht

Tijdens het houden van toezicht kan een inspecteur iets tegenkomen wat in principe niet binnen zijn beleidsveld valt. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een bouwinspecteur die tijdens een controle gebreken ziet op het gebied van brandveiligheid. In zo´n situatie geeft de bouwinspecteur een signaal aan de Veiligheidsregio. Dit noemen we signaaltoezicht. Signaaltoezicht kan worden toepast bij elk van de hierboven beschreven vormen van toezicht (vergunning-, object- en gebiedsgericht toezicht).

Rapportage

Wanneer uit toezicht blijkt dat sprake is van een overtreding, wordt een rapportage opgesteld. Als door overleg niet tot een oplossing kan worden gekomen met de overtreder, wordt aan de hand van de rapportage en de instrumenten hieronder, strategie bepaald over welke repressieve instrumenten worden ingezet.

3.1.3 Repressieve instrumenten

Als preventieve instrumenten geen of te weinig effect hebben, dan kunnen repressieve instrumenten een uitkomst bieden. De verschillende repressieve (of sanctionele) instrumenten worden hieronder beschreven. Wij hanteren bij de inzet van deze instrumenten de -op het moment van te nemen handhavingsbesluit- geldende (landelijke) handhavingsstrategie (het geldende ten tijde van vaststelling van dit beleid is toegevoegd als bijlage 1) en de Handreiking bestuurlijke sanctiemiddelen (het geldende ten tijde van vaststelling van dit beleid is toegevoegd als bijlage 2). In deze strategie is opgenomen dat wij overtredingen van onze eigen organisatie of een andere overheid op dezelfde wijze handhaven als overtredingen van inwoners en bedrijven. Wij hebben hierin een voorbeeldfunctie en onze geloofwaardigheid als normerende overheid is in het geding. Met toepassing van de strategie geven wij gevolg aan de rapportages die kunnen voortvloeien uit toezicht. Het uitgangspunt bij het bepalen van de strategie is oplossingsgericht werken.

Last onder bestuursdwang

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn wij bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang. In dit geval moet de overtreder binnen een bepaalde termijn aan een last voldoen (bijvoorbeeld het beëindigen en beëindigd houden van een illegale situatie). Als dit niet of niet op tijd gebeurd, dan brengen wij de last ten uitvoer. De kosten hiervan worden op de overtreder verhaald. Te denken valt bijvoorbeeld aan het afbreken van een illegaal bouwwerk, maar ook aan de sluiting van een café omdat de sluitingstijden voortdurend overtreden worden. Bestuursdwang is een herstelsanctie, dat wil zeggen dat de sanctie gericht is op het herstel en niet op het straffen van de overtreder. Het opleggen van bestuursdwang is een besluit in de zin van de Awb en is vatbaar voor bezwaar en beroep door belanghebbenden.

Last onder dwangsom

Een bestuursorgaan dat bevoegd is om bestuursdwang toe te passen, kan in plaats daarvan ook een last onder dwangsom opleggen. In dit geval moet de overtreder binnen een bepaalde termijn aan de last voldoen (bijvoorbeeld het beëindigen en beëindigd houden van een illegale situatie). Als dit niet of niet op tijd gebeurd, dan moet de overtreder een geldsom (dwangsom) betalen. De dwangsom kan worden vastgesteld op een bedrag ineens, per tijdseenheid of per overtreding. De last onder dwangsom is weliswaar een pressiemiddel, maar net als bestuursdwang een herstelsanctie. Om de geloofwaardigheid niet te ondermijnen wordt een verbeurde dwangsom ook daadwerkelijk geïnd. Een last onder dwangsom is een besluit in de zin van de Awb en is vatbaar voor bezwaar en beroep door belanghebbenden.

Strafbeschikking

Dit is een strafrechtelijk instrument om zelfstandig op te treden tegen overtredingen van bijvoorbeeld de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) die veel voorkomen en overlast veroorzaken. Hierbij kan gedacht worden aan overlast door hondenpoep, afvaldumpingen en uitstallingen.

Intrekken van de vergunning

Als een vergunninghouder de voorwaarden uit een vergunning niet naleeft, dan is het intrekken van deze vergunning in beginsel geoorloofd. Als er sprake is van een gebonden beschikking (het bestuur heeft geen beleids- of beoordelingsvrijheid om de vergunning te weigeren) dan moet de betreffende onderliggende wet wel de mogelijk bieden om de vergunning in te trekken. De omgevingsvergunning kan op grond van artikel 2.33 van de Wabo in een aantal gevallen worden ingetrokken. Bij zogenaamde vrije beschikkingen kan in het algemeen sneller tot intrekking worden overgegaan. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel.

Gedogen

In principe is het gedogen van een overtreding ongewenst. Gedogen mag geen alternatief zijn voor een goed handhavingsbeleid. Alleen in zeer uitzonderlijke situaties is het (tijdelijk) gedogen van een overtreding een alternatief voor handhavend optreden. Hierbij kan gedacht worden aan het overbruggen van een periode tot het moment waarop een vergunning kan worden verleend. Uitgangspunt blijft echter dat het afgeven van een gedoogbesluit met grote terughoudendheid moet worden betracht en als er toch wordt gedoogd, er in principe (op termijn) een concreet zicht op legalisatie bestaat.

 

In het gezamenlijk beleidskader over het terugdringen van het gedogen van milieu-overtredingen en in de nota ‘Grenzen aan gedogen’ staat aangegeven waar een gedoogbeleid aan moet voldoen. Deze beleidslijnen stellen wij vast als ons toetsingskader voor gedogen. De meest recente versie van deze nota’s zijn vindbaar via de zoekfunctie van officiële bekendmakingen door de overheid (https://www.officielebekendmakingen.nl/).

 

De volgende criteria zijn bij een gedoogbeschikking van toepassing:

  • 1.

    er moet sprake zijn van een uitzonderingssituatie (bijvoorbeeld overmacht- of overgangssituatie);

  • 2.

    er moet sprake zijn van een tijdelijke situatie;

  • 3.

    het gedogen dient gekoppeld te worden aan een van tevoren vastgestelde termijn. Een sluitende controle is wenselijk om te voorkomen dat een situatie na de gestelde termijn blijft voortbestaan, dan wel binnen de termijn zonder aanleiding blijft voortbestaan;

  • 4.

    het gedogen dient gebonden te worden aan een object of persoon (of een combinatie van een termijn en een object of persoon);

  • 5.

    het gedogen dient beperkt in omvang te zijn. De nadelige gevolgen voor derden van het niet handhaven moeten door voorschriften zoveel mogelijk worden beperkt;

  • 6.

    het gedogen moet zorgvuldig gebeuren:

  • a.

    het voornemen tot gedogen dient te worden bekend gemaakt (publicatie in Rond de Linde) zodat derden hun zienswijzen daarover kunnen indienen;

  • b.

    het college neemt een gedoogbeschikking waartegen bezwaar en beroep openstaat;

  • c.

    er moet sprake zijn van een duidelijk uitgewerkt voornemen om de illegale situatie te beëindigen en van de overtuiging bij het college dat de wil en de mogelijkheden daartoe aanwezig zijn. 

Zoals eerder beschreven is, wordt de uitvoering van het milieutoezicht voor een deel opgehangen aan regionaal, provinciaal en landelijk beleid en wordt een groot deel van het budget hieraan besteed. Indien het beschikbare budget daar ruimte voor geeft wordt voor het preventieve toezicht bij bedrijven de systematiek gehanteerd waarbij de zwaarste milieucategorie van bedrijven intensiever wordt gecontroleerd dan lichtere categorieën.

De zwaarste categorie wordt jaarlijks bezocht.

 

Door daarnaast consequent uitvoering te geven aan het risico- en maatschappelijk gerichte jaarprogramma moeten de gestelde doelen in principe bereikt worden. Daarbij wordt aangenomen dat milieutoezicht en handhaving in ieder geval leidt tot een beheersbaar en beter naleefgedrag dan wanneer er geen controle en toezicht plaatsvinden. Ook is het aannemelijk dat met een projectmatige aanpak (handhavingsactie, een gebiedsgerichte inventarisatie of een ronde met gevelcontroles) de gewenste projectresultaten worden bereikt, en daarmee de achterliggende doelen.

3.1.4 Milieu 

De uitvoering van milieutoezicht en -handhaving is volledig (onder mandaat) belegd bij de ODZOB. De medewerkers van de ODZOB worden via het jaarprogramma en afzonderlijke opdrachten ingezet voor o.a. de beoogde bedrijfsbezoeken en milieumetingen (bv. geluid). Met de ODZOB zijn afspraken gemaakt zodat de nalevings-, toezicht- en de sanctiestrategie een afgeleide is van onze lokale wensen gecombineerd met regionale en provinciale afspraken en de standaarden die de ODZOB hanteert. De ODZOB heeft maakt gebruik van de preventieve en repressieve instrumenten die eerder in dit hoofdstuk zijn omschreven, waaronder ook de Landelijke Handhavingsstrategie en Handreiking Bestuurlijke sanctiemiddelen. Over de realisatie en voortgang van het milieutoezicht wordt maandelijks gerapporteerd.

Afstemming werkzaamheden

De werkzaamheden die in het kader van het jaarprogramma worden uitgevoerd worden in eerste aanleg door de gemeentelijke milieuambtenaar samen met de Odzob voorbereid en ook afgestemd met andere gemeentelijke afdelingen, als ook de ketenpartners. Het gaat hierbij om de werkzaamheden en bevindingen in algemene zin.

4. Welke middelen zetten we in? 

Voor het bereiken van de doelen is het van belang dat de uitvoeringsorganisatie voldoende capaciteit biedt om de doelen daadwerkelijk te kunnen behalen. Deze inzet moet gemonitord worden.

4.1 Organisatie 4.1.1 Politiek-bestuurlijke verantwoordelijkheid

De politiek-bestuurlijke verantwoordelijkheid voor toezicht en handhaving ligt bij een collegelid dat niet verantwoordelijk is voor het beleidsveld Wabo. De functiescheiding wordt daarmee ook op politiek niveau doorgevoerd. De integraliteit wordt gewaarborgd door, indien nodig, onderling overleg in voorkomende situaties.

 

De afstemming met andere handhavingspartners vindt plaats in regionaal overleg, het ambtelijk handhavingsoverleg, en het lokaal driehoeksoverleg.

4.1.2 Ambtelijke organisatie

De ambtelijke organisatie bestaat uit drie afdelingen: Ontwikkeling & Handhaving, Openbare werken en Samenleving. Daarnaast zijn de ondersteunende diensten ondergebracht in Dienst Dommelvallei: een samenwerkingsverband tussen Geldrop-Mierlo, Son en Breugel en de gemeente Nuenen.

 

Het cluster Vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) is onderdeel van de afdeling Ontwikkeling en Handhaving. Dit cluster is, voor zover hier relevant, verantwoordelijk voor:

- vergunningverlening en legalisatietoetsen;

- het toezicht op en de handhaving van Wabo e.a.;

- de handhaving van brandveilig gebruik bouwwerken;

- het toezicht op en de handhaving van APV en bijzondere wetgeving.

Er is sprake van functiescheiding tussen beleid, wet- en regelgeving en vergunningen enerzijds en toezicht en handhaving anderzijds. Uitvoering vindt plaats op basis van de mandaatregeling en de daaruit voortvloeiende ondermandaatregisters

 

De afdeling Samenleving voert de handhaving uit op het gebied van welzijn. Sociale Zaken en toezicht en handhaving in dat domein is ondergebracht bij Dienst Dommelvallei. Privaatrechtelijke handhaving valt onder de verantwoordelijkheid van Openbare Werken en burgerzaken (Dienst Dommelvallei) is verantwoordelijk voor de handhaving van de wet- en regelgeving op het gebied van de burgerlijke stand. Deze onderwerpen vallen dan ook niet binnen het bereik van dit beleidsdocument.

4.1.3 Milieu

De milieutaken zijn uitbesteed aan de ODZOB. Aan de ODZOB is mandaat verleend om de toezicht- en handhavingtaken op het gebied van milieu uit te voeren. De adequate uitvoering van het jaarprogramma is gewaarborgd doordat alle bijkomende werkzaamheden voor zowel de basis- als de verzoektaken (milieucontroles, vergunningverlening, advisering, enz.) zijn belegd bij de ODZOB. Daarmee wordt gewaarborgd dat de benodigde personeelsformatie zowel kwantitatief als kwalitatief op peil is. Ook wordt via de ODZOB deelgenomen aan bijv. de consignatiedienst en het samenwerkingsproject Samen sterk in Brabant (SSiB) (toezicht groene wetten in buiengebied).

De volledige uitvoering is gebaseerd op de standaarden en werkprocessen van de ODZOB die voldoen aan de gestelde kwaliteitscriteria. Ook werkt de ODZOB op basis van een volledig mandaat van de gemeente waardoor een onafhankelijke en objectieve uitvoering van de werkzaamheden wordt gewaarborgd.

4.2 Beschikbare middelen

De beschikbare capaciteit die in de begroting is vastgesteld voor toezicht en handhaving is leidend.

 

Het onderdeel handhaving van het cluster Handhaving bestaat uit de volgende formatie:

 

  • Functie

    fte

    coördinator/senior beleidsmedewerker

    0,30

    beleidsmedewerker

    0,22

    senior-medewerker beleidsuitvoering

    2,00

    boa

    2,00

    bouwcontroleur

    1,00

    TOTAAL

    5,52

 

Voor materiaal en diensten van derden is jaarlijks € 15.000,-- beschikbaar. Daarnaast is voor toezicht en handhaving van de Drank- en horecawet € 12.000,-- beschikbaar. Voor het toezicht op brandveiligheid worden door de Veiligheidsregio op jaarbasis 70 controles uitgevoerd. De milieutaken zijn volledig uitbesteed aan de ODZOB. Voor toezicht en handhaving op milieutaken is € 57.500,-- beschikbaar. Buiten kantooruren zijn zowel bij de gemeente als bij de ketenpartners in geval van calamiteiten piketmedewerkers beschikbaar. Zij kunnen indien nodig schakelen met de interne organisatie.

4.3 Beleidscyclus

Het handhavingsbeleid wordt jaarlijks in de programma- en productenbegroting vertaald naar prestatie en effectindicatoren. Het gaat hierbij dan niet alleen over het aantal controles per handhavingtaak maar ook over het halen van targets op naleving en te behalen maatschappelijke effecten. De beleidsdoelen met de daarbij behorende kosten van de handhaving (personeelskosten en overige kosten) zijn vertaald in de programmabegroting. De kengetallen en indicatoren zijn opgenomen in de productbegroting. Hier ligt een directe relatie met de, op basis van in dit handhavingsbeleid bepaalde, prioriteiten welke vertaald zijn in de jaarprogramma’s.

 

Toezicht en handhaving moeten beleidsmatig aangepakt worden. In de afgelopen jaren zijn stappen gezet richting een cyclus van beleidsontwikkeling, programmering, evaluatie en bijsturing. Wij maken in de planperiode van dit beleid elk jaar een programma en een verslag. Deze stukken kunnen gezien worden als monitoring-, evaluatie- en bijsturingsinstrumenten. De stukken worden betrokken bij de bestuurlijke verantwoording voor het (gerealiseerde) handhavingsbeleid in de jaarrekening en bij de evaluatie en eventuele bijstelling daarvan in de begroting.

4.4 Werkprocessen

In de afgelopen beleidsperiode zijn (conform strategie) werkprocessen met betrekking tot toezicht en handhaving beschreven en door het college vastgesteld. In de komende beleidscyclus worden deze processen geëvalueerd en aangepast indien nodig. In de systemen waarin dossiers worden verwerkt, is deze werkwijze zichtbaar. Als het niet gaat om een spoedeisende zaak volgt na de inspectie een waarschuwing, voordat we overgaan tot het voornemen en het nemen van een besluit.

4.4.1 Milieu

De uitvoering van de werkzaamheden in het kader van het jaarprogramma, maar ook die van het (overkoepelende) werkprogramma milieu zijn gebaseerd op werkprocessen, procedures en productbeschrijvingen die zijn gestoeld op de kwaliteitscriteria en die een deugdelijke en toetsbare uitvoering waarborgen (opgeleide en vakbekwame medewerkers, collegiale toetsing, periodieke evaluatie, enz.).

4.5 Monitoring

4.5.1 Geautomatiseerd systeem

Sinds de invoering van de Wabo wordt voor vergunningverlening gebruik gemaakt van het zaakvolgsysteem Squit XO. Dit systeem heeft een handhavingsmodule. In de looptijd van dit beleid wordt de handhavingsmodule verder ingericht zodat deze voldoet aan de vastgestelde werkprocessen en gegevens kan leveren voor de beleidscyclus. Daarnaast beschikken de medewerkers over het tijdsregistratiesysteem TIM. In TIM wordt bijgehouden hoeveel tijd de medewerkers kwijt zijn per onderwerp. De planning wordt uitgewerkt in de jaarprogramma’s.

 

Klachten en meldingen en de afhandeling daarvan worden geregistreerd in het SIM-meldpunt.

4.5.2 Milieu

De voortgang van de uitvoering van het jaarprogramma wordt door de ODZOB bewaakt en gemonitord. De periodieke monitoring gebeurt met behulp van Squit XO. Ook vindt er een financiële monitoring plaats. Er wordt maandelijks gerapporteerd over de financiële stand van zaken. Ook wordt een paar keer per jaar een terugkoppeling gegeven over de uitvoering c.q. het aantal controles, de bevindingen, zaken die bijzondere aandacht vragen, enz. Bij de jaarverantwoording wordt met behulp van Squit XO een rapportage verzorgd en verslag gedaan van het aantal uitgevoerde controles, overtredingen, afhandeling klachten, etc. Er wordt zowel kwantitatief als kwalitatief verslag gedaan van de uitgevoerde werkzaamheden.

4.6 Probleemanalyse

Er is een beginselplicht tot handhaving. Zoals eerder in dit beleid is omschreven, geeft de landelijke nota Gedogen in Nederland aan dat het mogelijk is om prioriteiten te stellen in de handhaving. “Voor een evenwichtige rechtshandhaving is het nodig noch wenselijk dat alles op alles wordt gezet om iedere overtreding van iedere norm te achterhalen. Een evenwichtig handhavingsbeleid dwingt tot een zekere prioriteitstelling. Indien daardoor ten aanzien van bepaalde normovertredingen geen actief handhavingsbeleid wordt gevoerd, is er geen sprake van gedogen.”

4.6.1 Analyse

Beleid voeren op het terrein van handhaving is dus nodig omdat niet alle handhavingstaken volledig uitgevoerd kunnen worden. Beleid voeren betekent kiezen wat je wel en wat je niet doet. De mogelijkheid van prioritering in het handhavingsbeleid kan met zich meebrengen dat handhaving gefaseerd wordt uitgevoerd en in bepaalde gevallen gedurende enig tijd achterwege blijft. Om een keuze te kunnen maken, moet eerst geïnventariseerd worden welke handhavingstaken er zijn en welke objecten en concrete gedragingen om handhaving vragen.

 

Eerder in dit beleid zijn de uitkomsten van deze probleemanalyse, namelijk de doelstellingen en de prioriteiten, omschreven. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de achtergrond van deze doelstellingen en prioriteiten. Het werkgebied is voor de probleemanalyse ingedeeld in vier aandachtsvelden: milieu, bouwen en ruimtelijke ordening, brandveilig gebruik bouwwerken en Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en bijzondere wetgeving. In dit hoofdstuk is een beschrijving van de gemeente gegeven.

 

Landelijk is een instrument ontwikkeld om prioriteiten te stellen bij de uitvoering van de handhavingstaken, de risicomatrix. In deze matrix staan verschillende handhavingstaken die onder de Wabo en APV vallen opgesomd. De prioriteit is primair bepaald door twee factoren: het risico (wat is het risico bij een overtreding) en het naleeftekort (het naleefgedrag en de kans dat een overtreding daadwerkelijk voorkomt). Met de risicomatrix wordt per handhavingsthema het risico bepaald. Risico is het negatieve effect maal de kans dat het effect zich zal voordoen. Er worden zes soorten negatieve effecten gebruikt, te weten veiligheid, kwaliteit, financieel-economische schade, verlies van of schade aan natuurschoon, schade aan de (volks)gezondheid en schade aan het bestuurlijke imago/stemmenverlies/bestuurlijk belang.

4.6.2 Opzet matrix

Geprobeerd is alle te handhaven aspecten in de matrix te benoemen (zie bijlage 3). Hierbij zijn keuzes gemaakt. Er is bijvoorbeeld niet gekozen om ieder gebouwtype apart te benoemen. Ook is niet gekozen om de verschillende soorten inrichtingen in het kader van de Wet Milieubeheer op te splitsen. Zou dit gedaan zijn, dan had de matrix uit honderden verschillende taken bestaan. Omdat het belangrijk is dat de prioriteiten jaarlijks kunnen worden bijgesteld, is dit niet wenselijk.

4.6.3 Risico

Per handhavingstaak is bepaald wat het risico is als, de onder een handhavingstaak liggende regels, worden overtreden. Dit risico is bepaald aan de hand van zes negatieve effecten: veiligheid, volksgezondheid, natuur/milieu, financieel economisch, leefbaarheid en imago. Per handhavingstaak is er voor elk negatief effect een score van 1 tot 5 ingevuld.

Hierbij geeft een 1 aan dat er nauwelijks of geen negatief effect is en een 5 dat er een ernstig negatief effect is. De optelsom van de zes verschillende effecten bepalen samen het uiteindelijke risico.

4.6.4 Naleeftekort

Naast het risico speelt het naleeftekort een grote rol bij het bepalen van de uiteindelijke prioriteit. Het naleeftekort van een onder een handhavingstaak liggende regel wordt bepaald door het naleefgedrag (spontane en geforceerde naleving) en de overtredingskans. Het naleefgedrag is bepaald met behulp van de 'Tafel van Elf' (T11). De T11 is een door het Ministerie van Justitie aangedragen analysemodel waarmee aan de hand van elf dimensies wordt verklaard waarom regels al dan niet worden nageleefd. Door te weten waar de sterke en zwakke kanten zitten op het gebied van de naleving van regels, kan men gericht handhaven. Hierbij kan gedacht worden aan het geven van voorlichting als blijkt dat de kennis over een bepaalde regel laag is, of meer sanctioneel optreden als blijkt dat men de regels bewust overtreedt.

4.6.5 Conclusie

De conclusie die getrokken kan worden is, dat het niet alleen mogelijk is om vooraf prioriteiten te stellen (wat gaan we wel controleren en wat niet), maar dat het ook in de lijn van de nota past om na constatering van een overtreding op basis van prioriteitsoverwegingen niet op korte termijn over te gaan tot legalisering van of bestuursrechtelijk optreden tegen de overtreding.

 

Als geen prioriteiten gesteld kunnen worden bij geconstateerde overtredingen, komt de handhavende overheid in een onmogelijke spagaat. Enerzijds wil hij de handhaving toesnijden op risico- en beleidsprioriteiten en daarvoor is het noodzakelijk een goed beeld te hebben van overtredingen. Anderzijds leidt het signaleren van veel relatief onbelangrijke overtredingen tot het vastlopen van het toezicht omdat elke overtreding onmiddellijk aangepakt moet worden. Het stellen van prioriteiten, ook bij geconstateerde overtredingen, is daarom noodzakelijk voor het voeren van een evenwichtig handhavingsbeleid.

 

Het uitstel van bestuursrechtelijke stappen geeft geen rechten aan de overtreder: het bevoegd gezag kan op elk moment naleving van de regelgeving vorderen. Een en ander wordt vastgelegd in een “wrakingsbrief” waarin wordt vermeld dat er een overtreding is geconstateerd. De “wrakingsbrief” is dan de eerste stap in een handhavingstraject dat “langer duurt dan normaal”.

 

Essentieel bij het stellen van prioriteiten is dat de hoofddoelstelling, namelijk het realiseren van een adequaat nalevingsniveau niet ondermijnd mag worden.

 

Bij handhaven met prioriteiten moet wel rekening worden gehouden met de belangen van derden. Als een derde zijn belang actief kenbaar maakt, bijvoorbeeld in de vorm van een handhavingsverzoek, is het niet mogelijk om geruime tijd af te zien van handhaving op grond van prioriteitsoverwegingen. In dat geval beperken de mogelijkheden zich tot:

- het op korte termijn legaliseren van de overtreding;

- het op korte termijn beëindigen van de overtreding;

- het nemen van een formele gedoogbeschikking, voor zover dat past binnen de kaders van de nota “Gedogen in Nederland”.

 

Uit jurisprudentie blijkt dat de rechter sanctiebeschikkingen die genomen worden na een handhavingsverzoek, streng toetst. Een te lange begunstigingstermijn wordt al snel aangemerkt als gedogen en vindt meestal geen genade in de ogen van de rechter, omdat er geen reden is tot formeel gedogen.

 

Bij het werken met prioriteiten is van belang dat voor inwoners en bedrijven en toezichthouders en handhavers helder is welke bestuurlijke keuzes er gemaakt zijn, wat de motivering is voor deze keuzes, en hoe dit in de praktijk ten uitvoer wordt gebracht.

 

De hoofdlijnen van de bestuurlijke uitgangspunten worden vastgelegd. Als behoefte is aan een nadere uitwerking van deze hoofdlijnen, zal dat gebeuren in de vorm van meer specifieke beleidsregels. Conform de Algemene wet bestuursrecht worden deze beleidsregels gepubliceerd.

 

Voor de prioriteitenstelling worden de volgende algemene uitgangspunten gehanteerd:

  • 1.

    Veiligheidsovertredingen (zowel gevaarzettingen als ondermijnende criminaliteit) hebben prioriteit boven overtredingen van de overige regelgeving;

  • 2.

    Bij illegale activiteiten die niet meteen aangepakt kunnen worden, krijgen betrokkenen schriftelijk bericht dat de overtreding is geconstateerd met de opdracht die te beëindigen. Bij constatering van een activiteit die al is beëindigd, maar waarbij het wenselijk is om de schadelijke gevolgen ongedaan te maken, krijgt betrokkene bericht van de constatering met de mededeling dat de gemeente nog nadere actie zal ondernemen;

  • 3.

    Als gewenst, wordt in een plan van aanpak concreet vastgelegd hoe de gemeente (groepen van) geconstateerde overtredingen gaat aanpakken. 

De handhaving op woonwagenlocaties scoort hoog. De handhaving op deze locaties wordt in principe gekoppeld aan verschillende ontwikkelingen in onze gemeente, namelijk een discussie over overdracht van eigendom en beheer en renovatieplannen. Aanvang maken met ‘normalisatie’ en dus ook handhaving in de beleidsperiode is wenselijk, maar is afhankelijk van deze omstandigheden

 

Brandveiligheid in openbare gebouwen en overige gebouwen heeft in dit beleidsplan hoge prioriteit gekregen. Ook aan de handhaving van de APV en parkeren is hoge prioriteit toegekend. Gelet op het grote aantal bepalingen in de APV is met name hoge prioriteit gegeven aan de bepalingen die ook wel gekenschetst worden als de “kleine ergernissen”.

 

Bouwactiviteiten zijn in de integrale prioritering onderverdeeld in een aantal thema’s, te weten vergunningen en illegale bouw. In de prioritering in deze nota is hierop volgend een nuancering aangebracht, namelijk dat een hoge prioriteit wordt toegekend aan buitensporige bouwactiviteiten. Bestemmingsplanovertredingen scoren in de integrale prioritering laag. Echter zijn buitensporige overtredingen van het bestemmingsplan niet wenselijk, evenals overtredingen waarbij een gevaarlijke situatie is ontstaan. De concrete prioriteitenstelling vindt u terug in het eerste hoofdstuk.

4.6.6 Milieu

De prioriteiten voor milieu liggen vast in het jaarprogramma,. Het jaarprogramma is gebaseerd op een risico- en maatschappelijk gerichte aanpak waarbij jaarlijks wordt aangesloten op regionale en lokale knelpunten) en bestuurlijk vastgestelde maatschappelijke speerpunten op regionaal (ODZOB en ketenpartners), provinciaal en landelijk niveau. Indien mogelijk binnen de beschikbare budgetten worden activiteiten uitgevoerd om de huidige bereikte beheersfase te ondersteunen; voor het preventieve reguliere toezicht bij bedrijven wordt dan de bestaande systematiek gehanteerd waarbij de zwaarste milieucategorie van bedrijven intensiever wordt gecontroleerd dan lichtere categorieën.

 

Ter voorbereiding van de bestuurlijk vastgestelde regionale speerpunten vindt jaarlijks een bestuurlijk/ambtelijke conferentie plaats waarbij diverse risico- en maatschappelijk gerichte speerpunten, inclusief de Brabant brede speerpunten, onderbouwd worden gepresenteerd. Op basis hiervan stelt het Algemeen Bestuur van de ODZOB de speerpunten voor het volgende jaar vast.

4.7 Methodiek

Deze nota is opgesteld volgens het “big 8”-model (zie figuur volgende pagina). Volgens dit model zijn de beleid- en de uitvoeringscyclus onlosmakelijk met elkaar verbonden. Hierna is de “big 8”, met de artikelen uit het Bor en de termen die in het traject “professionalisering van de handhaving” worden gebruikt schematisch weergegeven. In het beleid staan doelen gesteld. In het jaarprogramma worden de doelen verder uitgewerkt. Aan de hand van de prioriteitenstelling wordt uitvoering gegeven aan de uitgewerkte doelen uit het jaarprogramma. In het jaarverslag van handhaving wordt getoetst of de uitwerking en uitvoering van de doelen zijn behaald, conform vastgestelde strategie en handreiking (zie bijlage 1 en 2). Deze evaluatie kan verbeterpunten leveren voor wat betreft de uitvoering en de werkwijze, maar biedt ook een mogelijkheid om doelen aan te passen wanneer blijkt dat deze niet meer haalbaar zijn. In het jaarprogramma daarna wordt rekening gehouden met de uitkomsten uit de evaluatie. Het beleid kan op basis van de evaluatie ook worden aangepast. Doordat de doelstellingen uit het beleid smart geformuleerd zijn, kunnen deze eenvoudig worden getoetst.