Welstandsnota Alphen aan den Rijn

Geldend van 30-06-2020 t/m heden

Intitulé

Welstandsnota Alphen aan den Rijn

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

INHOUDSOPGAVE

Hoofdstuk 1 Inleiding

Hoofdtsuk 2 Welstand op hoofdlijnen

Hoofdstuk 3 Welstand in kaart

Hoofdstuk 4 Welstandscriteria objecten

Hoofdstuk 5 Welstandscriteria gebieden

Hoofdstuk 6 Afwijkende plannen

Addendum bij de welstandsnota Beeldkwaliteitsplan Torenpad-West Boskoop

Begrippenlijst (Bijlage 1)

Hoofdstuk I Inleiding

Op 1 januari 2014 zijn de gemeenten Alphen aan den Rijn, Boskoop en Rijnwoude samengevoegd tot de nieuwe gemeente Alphen aan den Rijn. Het welstandsbeleid van de voormalige gemeenten wordt daarom geïntegreerd en waar nodig geactualiseerd. Alphen, Boskoop en Rijnwoude hebben in het verleden een welstandsnota vastgesteld zoals aangegeven in de Woningwet.

Hierin zijn beoordelingskaders opgenomen voor objecten en deels ook voor gebieden. Met de herziening van 2015 wil de gemeente daarnaast het welstandsbeleid waar mogelijk vereenvoudigen en meer afstemmen op de beleving van de burger. De wens is een praktische, goed leesbare en uitnodigende nota.

Uitgangspunten

Doel van de welstandstoets is het behartigen van het publieke belang door de lokale overheid, waarbij de individuele vrijheid van de burger of ondernemer wordt afgewogen tegen het aanzien van hun omgeving als algemene waarde. Met de verschijningsvorm van een bouwwerk wordt iedere voorbijganger geconfronteerd. Het beleid is opgesteld vanuit de gedachte, dat welstand een bijdrage levert aan de totstandkoming en het beheer van een aantrekkelijke bebouwde omgeving.

Doel van het welstandsbeleid is het welstandstoezicht helder onder woorden te brengen en op een effectieve en controleerbare wijze in te richten. Daarbij is het van belang aanvragers door middel van de welstandsnota van tevoren op de hoogte te stellen van de aspecten die een rol spelen bij de welstandsbeoordeling. Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden een rol te geven bij de ontwikkeling en beoordeling van bouwplannen.

Evenwicht

Alphen aan den Rijn zoekt naar een evenwicht tussen de bouwmogelijkheden voor burgers enerzijds en het aanzien van de gemeente anderzijds. De redelijkheid van welstand is beredeneerd aan de hand van een kwaliteitskaart. Hierop zijn waardevolle plekken en de ruimtelijke samenhang tussen de verschillende gebieden in beeld gebracht. Aan de hand van deze kaart is bepaald waar welstand bij moet dragen aan de ruimtelijke kwaliteit en waar een meer terughoudende inzet gepast is.

Welstand kan bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van bijvoorbeeld druk bezochte gebieden of langs beeldbepalende routes. Daarnaast wordt in de gebieden waar een kwaliteitskader voor geldt, ingezet op kwaliteitsverbetering. Voor veel woongebieden en bedrijventerreinen wil de gemeente zich wat betreft welstand echter meer terughoudend opstellen en waar mogelijk ruimte laten voor particulier initiatief. Wat betreft vergunningvrij bouwen wordt aangesloten op de mogelijkheden die het Rijk biedt.

Gebruik van de nota

De welstandsnota is niet bedoeld als leesboek, maar opgesteld als een naslagwerk om op te zoeken wat van toepassing is. De nota bevat verschillende beoordelingskaders. De verschillende hoofdstukken bevatten de criteria, die de gemeente hanteert bij de beoordeling van bouwplannen. Wie wil weten welke criteria op een aanvraag van toepassing zijn, doorloopt het hiernaast afgebeelde stroomschema. Indien gewenst kunnen bij de gemeente inlichtingen worden ingewonnen over de interpretatie van de welstandsnota in het licht van het beoogde plan.

Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat de hoofdlijnen van welstand met daarin een algemene toelichting op welstand. Hierop volgen enkele algemene uitgangspunten voor de behandeling van bouwplannen binnen de invloedssfeer van monumenten en beeldbepalende objecten.

Hoofdstuk 3 begint met een toelichting op de ruimtelijke kwaliteit van de gemeente. De bijbehorende kwaliteitskaart vormt de basis voor de daarna

opgenomen beleidskaarten. De niveaukaart geeft allereerst aan op welke plekken de nadrukken komen te liggen in de beoordeling. De gebiedenkaart is een weergave van de verschillende gebiedstypen, aan de hand waarvan de beschrijvingen in hoofdstuk 5 zijn gemaakt.

Hoofdstuk 4 bevat criteria voor veel voorkomende objecten als dakkapellen en bijgebouwen. Aan de hand van het betreffende welstandsniveau (zoals ingetekend op de kaart in hoofdstuk 3) is te bepalen welke criteria van toepassing zijn.

In hoofdstuk 5 wordt voor de gebieden in de gemeente aangegeven op welke wijze het architectonisch vakmanschap zou moeten worden ingevuld. De beschrijvingen en criteria geven per gebiedstype aan welke eigenschappen wenselijk zijn en dienen als agenda voor de beoordeling.

In hoofdstuk 6 is een toelichting op de procedure voor afwijkende plannen gegeven. De nota is in hoofdzaak geschreven voor het beheer van bestaande gebieden. Plannen die de bestaande structuur of architectuur doorbreken en plannen voor bijzondere objecten zoals bijvoorbeeld een brug zullen op een andere wijze moeten worden beoordeeld. Dit kan vooraf op basis van bijvoorbeeld een stedenbouwkundig plan of beeldkwaliteitsplan danwel op basis van de algemene criteria. De algemene criteria zijn de regels van het architectonische vakmanschap en gelden als uitgangspunt voor iedere welstandsbeoordeling.

Achteraf kan een plan beoordeeld worden aan de hand van de excessenregeling, waarin criteria staan voor bouwwerken en andere vergunningplichtige activiteiten die zonder vergunning of in afwijking van een vergunning zijn gerealiseerd, maar zo onder de maat zijn dat zij als exces moeten worden gezien. Met behulp van deze criteria kan de gemeente excessen voorkomen en achteraf optreden tegen misstanden.

In de bijlage is een begrippenlijst opgenomen. De in de nota opgenomen foto’s zijn te zien als illustratie bij de gebiedsbeschrijving (dus niet als afbeelding van de gewenste eigenschappen).

Hoofdstuk 2 Welstand op hoofdlijnen

Dit hoofdstuk beschrijft de grondslag voor de welstandsnota. Deze is onderdeel van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid van de gemeente, waarvan ook bestemmingsplannen en cultuurhistorie deel uitmaken. Dit hoofdstuk begint met de basisbeginselen van welstand en een toelichting op de omgang met erfgoed in de welstandstoets.

Redelijke eisen van welstand

Volgens de wet moet een plan voldoen aan redelijke eisen van welstand. Deze eisen betreffen het bouwwerk op zichzelf en in zijn omgeving. In deze nota is dit vertaald in een nadruk op de beleving van de bebouwing vanuit de openbare ruimte en het landschap. Bouwdelen in het zicht zijn belangrijker voor het algemeen belang dan bouwdelen die aan het oog onttrokken zijn. De gemeente heeft in het welstandsbeleid met name het algemeen belang op het oog.

De gemeente hanteert beoordelingskaders, waarin deze aspecten zijn verwerkt in beschrijvingen en criteria. Daarbij wordt onder meer de invloed van een plan op het straatbeeld en het aanzien van de gemeente als geheel gewogen. Voor een zijstraat in een woongebied gelden andere criteria dan voor een ingrijpende verbouwing van een monumentale kerk of een nieuw pand aan een beeldbepalende route. Ook eventueel aanwezige ensemblewaarden zijn van invloed op welke criteria van toepassing zijn. Naarmate een plan meer invloed heeft op de identiteit van de gemeente zullen er meer aspecten worden betrokken bij de beoordeling en zal er zorgvuldiger worden gewogen. Daarnaast moet worden bekeken of het een omgeving betreft, die vooral moet worden beheerd of een omgeving die aan verandering onderhevig is.

Gebieden en objecten

De nota maakt onderscheid in gebieden en objecten. Allereerst zijn er relatief eenvoudige objecten te onderscheiden, die zich lenen voor vereenvoudigde toetsing. Voorbeelden daarvan zijn bijgebouwen bij en dakkapellen op een woning. Voor dit soort plannen zijn zo eenduidig en meetbaar mogelijke criteria opgenomen, die de planindiener vooraf een grote mate van duidelijkheid geven over de uitkomst van de toetsing.

Daarnaast zijn er de gebieden, die de kern van het welstandsbeleid vormen. De gemeente is verdeeld in gebieden met een eigen identiteit zoals het stadshart, dorpslinten, woonwijken en bedrijventerreinen. Van deze gebieden is het ruimtelijk en architectonisch beeld beschreven, dat wordt gevolgd door een waardering. Deze ingrediënten bepalen de uitgangspunten voor de welstandstoets. De bijbehorende gebiedscriteria zijn te zien als een uitwerking van de algemene criteria, die de voor een bouwplan in het betreffende gebied gewenste eigenschappen beschrijven.

Ruimtelijk kwaliteitsbeleid

In Alphen aan den Rijn zijn diverse visies op de kwaliteit van enkele gebieden binnen de gemeente. Hierin staan veelal ook handvatten voor de invulling van het welstandsbeleid.

Structuurvisie Stad van morgen

In de Stad van morgen wordt een beeld geschetst van Alphen in 2031. Alphen zet met deze nota onder andere in op een ‘bio-based economy’ en hanteert voor de uitwerking van de plannen een driedeling in Intense stad, Vitale dorpen en Waardevol landschap.

Visiedocument openbare ruimte De Alphense Lijn

De Alphense Lijn gaat in op het bereiken van onder andere een veilige en doelmatige openbare ruimte, die niet alleen bekeken kan worden maar nadrukkelijk ook gebruikt. Water is een beeldbepalend element, net als de bruggen, hoofdroutes en entrees. Een hoge inrichtingskwaliteit van de openbare ruimte is het streven in het Stadshart, de omgeving van het station, winkelcentra, dorpskernen en enkele intensief gebruikte of hoogwaardige parken. In de overige gebieden volstaat een basiskwaliteit.

Welstand en erfgoed

Alphen aan den Rijn kent een rijke cultuurhistorie en heeft een aanzienlijke hoeveelheid cultureel erfgoed. Dit erfgoed is divers en bestaat naast kerken en burgerhuizen onder meer uit agrarisch en industrieel erfgoed. De erfgoedwaarde van een object of gebied is van invloed op de aanvaardbaarheid van plannen en wordt daarom meegewogen bij de beoordeling.

Waarde en beleid

Van belang voor cultureel erfgoed is allereerst de waarde van het object op zich. Elk pand of bouwwerk heeft een eigen architectuur en daarmee wat betreft de vormgeving een eigen logica. Daarnaast is er veelal sprake van ensemblewaarde, die voor boerderijen een andere logica heeft dan voor een kerk met pastorie. Om recht te doen aan de bijzondere waarde stelt de gemeente aanvullende eisen aan plannen voor en binnen de invloedssfeer van cultureel erfgoed.

Bij de beoordeling van kleinere wijzigingen zal de commissie onder meer de inpassing daarvan in de ordening op het erf en het karakter van het pand bezien waarbij onder meer aandacht zal worden geschonken aan de architectonische uitwerking met inbegrip van materiaal- en kleurgebruik. Bij de beoordeling van eventuele grotere wijzigingen zal de commissie met name aandacht schenken aan een grote mate van terughoudendheid met een nadruk op de plaatsing ten opzichte van enerzijds de openbare ruime met inbegrip van het landschap en anderzijds het object of ensemble op zich, een terughoudende vormgeving met inbegrip van materiaal- en kleurgebruik. Zonder wijzigingen en nieuwbouw onmogelijk te maken, heeft herstel van historisch wenselijke eigenschappen prioriteit.

Omdat cultureel erfgoed vraagt om een specifieke benadering zal bij de beoordeling eveneens kunnen worden teruggegrepen op het vakmanschap van de ontwerper zoals bedoeld en beschreven in de algemene criteria.

Uitgangspunten

Bij aanpassingen aan cultureel erfgoed gelden de volgende algemene uitgangspunten:

• wijzigingen spelen in beginsel een ondergeschikte rol in het aanzien van het object en zijn in stijl, maat, schaal en detaillering zorgvuldig afgestemd op (cultuurhistorische delen van) het object;

• bij aanpassingen blijft de hoofdvorm van het gebouw duidelijk herkenbaar;

• het zicht op het monument of ander erfgoed vrij laten.

afbeelding binnen de regeling

Hoofdstuk 3 Welstand in kaart

Ter ondersteuning van het beleid zijn er drie kaarten gemaakt. Allereerst is de ruimtelijke kwaliteit van de gemeente in beeld gebracht. Deze kaart is vervolgens vertaald in een niveaukaart en een gebiedenkaart.

Ruimtelijke kwaliteit

De ruimtelijke kwaliteit van Alphen aan den Rijn is te beschrijven aan de hand van de ruimtelijke structuur en de ambities van de gemeente. De ruimtelijke structuur is het landschap, de stedenbouw en de openbare ruimte. Dit is de context, waarin de bebouwing op zijn plaats moet zijn. De ambities geven aan met welke inzet en op welke manier de gemeente de ruimtelijke structuur beheert en ontwikkelt. Deze ambities zijn onder meer vastgelegd in de structuurvisie, de visie op de openbare ruimte en ontwikkelingskaders waaronder beeldkwaliteitsplannen.

De hoofdpunten van de ruimtelijke structuur en ambities zijn in de kwaliteitskaart vertaald. Daarbij is om de complexe en gelaagde opbouw recht te doen een onderscheid gemaakt in ondergrond, lijnen en aanduidingen

Ondergrond

De ondergrond van de kaart geeft met een aantal kleuren de hoofdsferen weer van de gebiedstypen waaruit Alphen aan den Rijn bestaat.

Het landschap is weergegeven met lichtgroen voor de uitgestrekte veenweides en een iets donkerder tint groen voor het boomteeltgebied. Het vele water is aangeduid met blauw. De dorpen zijn kleinschalig. De linten en dorpskernen zijn aangeduid met bruin. De in omvang bescheiden woongebieden zijn geel en de bedrijventerreinen lichtgrijs getekend. Terreinen voor sport en recreatie zijn groen.

In de stad is sprake van een grotere schaal. In het centrum zijn in de twee tinten roze het Stadshart en het Stationsgebied te herkennen, waar stedelijke functies zijn geconcentreerd. Daaromheen zijn met geel de woongebieden, met lichtgrijs de bedrijventerreinen en met groen parken weergegeven.

Lijnen

Over de ondergrond zijn verbindende lijnen ingetekend. Het zijn de wegen en het groen, die samen met het water de doorgaande lijnen vormen en daarmee mede bepalend zijn voor de structuur van de gemeente.

Het gaat daarbij allereerst om de oude doorgaande wegen zoals langs de Rijn en Gouwe en om nieuwe hoofdroutes zoals de N11, N209 en N231. Samen met het spoor zijn dit hoofdverbindingen door de gemeente. Deze wegen verbinden en doorsnijden de landschappen, de dorpen en de stad.

In aanvulling daarop zijn de lokale routes ingetekend. Een voorbeeld is de opeenvolging van Zijde, Hoogeveenseweg en Reijerskoop door Boskoop. Vergelijkbaar zijn de Dorpsweg, Westeinde en Voorweg door Hazerswoude door Hazerswoude en de Dorpsstraat, Zuideinde en Noordeinde door Aarlanderveen.

In de stad zijn de invalsroutes zoals de Leidse Schouw en de wijkontsluitingswegen zoals de Eisenhouwerlaan en Oranje Nassausingel getekend vanwege hun belang voor de beleving.

Behalve de wegen zijn ook de bebouwingslinten langs de Oude Rijn en de lange groene lijn van bomen en bermen langs bijvoorbeeld de President Kennedylaan en de Prins Bernhardlaan.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Aanduidingen

De aanduidingen zijn de derde laag in de kwaliteitskaart. Het zijn deels pictogrammen die staan voor het karakter van een gebied, zoals een koe in het veenweidegebied en wandelaars in het recreatiegebied. Ook is in de kaart een nader onderscheid gemaakt in de woongebieden, waarmee de samenhang van buurten en wijken af te lezen is.

Daarnaast zijn er aanduidingen, die plekken of gebieden markeren. De markeringen voor bijzondere plekken geven aan waar de belangrijkste openbare verblijfsruimtes te vinden zijn, zoals pleinen en winkelcentra. Ook gemarkeerd zijn de belangrijkste entrees van de stad en de dorpen. Het zijn de plekken op de overgang naar het landschap, waar iedereen langs komt en die daarmee de eerste indruk geven van de bebouwde kom. Van een vergelijkbaar belang zijn de dynamische gebieden in Alphen aan den Rijn en Boskoop, die aan verandering onderhevig zijn. Ze vormen samen visitekaartjes van de gemeente.

Met de arcering voor de ontwikkelingskaders, is aangegeven welke gebieden aan een verandering onderhevig zijn in een richting waarvoor de gemeente een specifiek beeld voor ogen heeft.

Welstandsniveaus

Voor elk gebied is het minimale welstandsniveau aangegeven om de gewenste kwaliteit van de omgeving te regelen.

Bijzonder

Enkele gebieden hebben een bijzonder welstandsniveau, waaronder de dorpslinten en het Stadshart. Hier is inspanning ten behoeve van het behoud en de eventuele versterking van de ruimtelijke kwaliteit gewenst.

De welstandsnota bevat voor gebieden met een bijzonder welstandsniveau veelal een uitgebreide set criteria, die in woordkeuze en bandbreedte aanstuurt op een zorgvuldige inpassing van bouwplannen in het gebied. Een plan moet een bijdrage zijn aan de kwaliteit van het straatbeeld.

Regulier

Gebieden als weide en akker, boomteelt en kleinere woongebieden hebben veelal een regulier welstandsniveau. Als gevolg van de analyse van de ruimtelijke kwaliteit van Alphen aan den Rijn zijn binnen het soepele niveau van welstand enkele hoofdroutes ingetekend, die ook een regulier niveau van welstand hebben. Bouwplannen in gebieden met een regulier niveau zullen ten opzichte van het soepele gebied met meer aandacht bekeken worden. De lat ligt hoger, gezien de beeldbepalende ligging en bijbehorende uitstraling op bezoekers en passanten. Uitgangspunt in gebieden met een regulier niveau is het handhaven van de aanwezige ruimtelijke kwaliteit. Bouwplannen aan achterkanten kunnen hier veelal eenvoudiger beoordeeld kunnen worden dan bouwplannen aan voorkanten.

Hoofdroutes met een regulier welstandsniveau zijn op de kaart aangeduid. Dit betreft in ieder geval (delen van):

• Antonie van Leeuwenhoekweg • Burgemeester Bruins Slotsingel

• Eikenlaan • Eisenhouwerlaan

• Europalaan • Goudse Schouw

• Gouwsluisseweg • Laan der Continenten

• Leidse Schouw • Moerbeilaan

• Noorderkeerkring • Oranje Nassausingel

• N11 • Paltrokmolen

• President Kennedylaan • Prins Bernhardlaan

• Prins Hendrikstraat • Prinses Beatrixlaan

• Prinses Irenelaan • Prinses Margrietlaan

• Raoul Wallenbergplein • Willem de Zwijgerlaan

• Zegerbaan • Aanrijroute Maximabrug

De welstandsnota bevat voor gebieden met een regulier welstandsniveau veelal een overzichtelijke set criteria, die aanstuurt op een inpassing van bouwplannen zonder de kwaliteit van het gebied uit het oog te verliezen. De woordkeuze en bandbreedte van de criteria bieden meer mogelijkheden om tot een eigen invulling te komen.

Soepel

De meeste bebouwing ligt in gebied met een soepel welstandsniveau. Dit betreft de meeste woongebieden en de bedrijventerreinen.

In woongebieden met een soepel welstandsniveau mogen bouwplannen in principe geen afbreuk doen aan de basiskwaliteit van de openbare ruimte en de buurt. Dit betekent dat plannen aan achterkanten vanwege hun beperkte invloed op het straatbeeld alleen op excessen getoetst worden. Plannen die duidelijk zichtbaar zijn vanaf de hoofdroutes en gebiedsranden worden vanwege de zichtbaarheid op een regulier niveau getoetst (zie voor deze hoofdroutes het het overzicht bij de toelichting op het reguliere niveau). Voor een deel vande ontwikkelingslocatie Nieuwe Sloot is in 2007 besloten geen specifieke criteria op te stellen en welstand alleen aan de algemene criteria te laten toetsen. Op deze manier is er een grote mate van vrijheid.

Op bedrijventerreinen met een soepel welstandsniveau mogen bouwplannen geen afbreuk doen aan het stadsbeeld en dus aan de omgeving van het terrein. Dit betekent dat alleen plannen gelegen aan doorgaande routes en plannen die duidelijk zichtbaar zijn vanuit aangrenzende gebieden getoetst worden aan redelijke eisen van welstand. Plannen die vanuit de omgeving of hoofdroutes niet te zien zijn, worden niet getoetst (uitgezonderd reclame).

De welstandsnota bevat voor gebieden met een soepel welstandsniveau veelal een overzichtelijke set criteria, waarbij de woordkeus en bandbreedte zich alleen richten op het bewaken van kwaliteit op hoofdlijnen.

Vrij

In een aantal gebieden wordt een deel van de bouwplannen niet getoetst aan redelijke eisen van welstand. Onderstaande voorbeelden zijn waar nodig verder toegelicht bij de betreffende objecten en gebieden.

Welstandsvrije objecten zijn glazen kassen en daarnaast kleine objecten op volkstuincomplexen zoals tuinhuisjes en hobbykassen. Verder gelden in soepele woongebieden voor dakkapellen aan de voorzijde geen redelijke eisen van welstand, waarmee ze onder de voorwaarden van het vergunningvrije bouwen zonder welstandstoets kunnen worden gerealiseerd.

Op bedrijventerreinen is de bebouwing welstandsvrij, die niet vanaf doorgaande routes of vanuit de omgeving te zien is (uitgezonderd reclame). Eventuele uitzonderingen zijn bijvoorbeeld gebouwen die overal bovenuit torenen en daarmee toch van invloed zijn op het aanzien van de gemeente.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Welstandsgebieden

Ter ondersteuning van de verschillende niveaus van welstand zijn er gebieden te onderscheiden met samenhangende bebouwingstypologieën. Per gebied is een beschrijving, waardering en enkele uitgangspunten opgenomen. Afhankelijk van het gevraagde niveau van welstand zijn de onderscheidende karakteristieken meer of minder uitgebreid beschreven. De per gebiedstype opgestelde criteria moeten in samenhang met beschrijving, waardering en uitgangspunten geïnterpreteerd worden.

Naast de gebieden zijn op deze kaart de geldende ontwikkelingskaders opgenomen. Dit zijn de plekken waar een beeldkwaliteitsplan geldt. Tijdens de (her) ontwikkeling van het betreffende gebied zijn de uitgangspunten van het beeldkwaliteitsplan aanvullend van toepassing op de gebiedsbeschrijving en criteria. Een toelichting op de te volgen procedure is opgenomen in hoofdstuk 6.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Hoofdstuk 4 Welstandscriteria objecten

De gemeente streeft ernaar veel voorkomende bescheiden objecten snel te beoordelen om zo de burger tegemoet te komen. Het gaat daarbij om relatief eenvoudige en meetbare criteria, die de planindiener vooraf zo veel mogelijk duidelijkheid geven. Objectcriteria zijn opgesteld voor aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen, gevelwijzigingen, dakkapellen, dakopbouwen, erfafscheidingen, installaties, rolluiken en reclame.

Vergunning

De bovengenoemde bouwwerken zijn deels vergunningvrij binnen bepaalde randvoorwaarden. Dat betekent dat een deel van deze plannen niet vooraf wordt getoetst aan redelijke eisen van welstand. Indien een bouwwerk niet vergunningvrij is, is een welstandstoets nodig. In dit geval treedt het bestemmingsplan in eerste instantie regelend op voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen. Als het bestemmingsplan geen bezwaar oplevert, wordt het bouwplan getoetst aan de objectcriteria. Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt bij de beoordeling van het bouwplan tevens gebruik maakt van de gebiedscriteria en algemene criteria.

Standaardplan

Een standaardplan is een plan, dat in vergelijkbare situaties als uitgangspunt gehanteerd kan worden. Ook als het enigszins afwijkt van de criteria op de volgende bladzijden. Het zijn plannen die navolging verdienen, waarbij met name een gelijke uitvoering van belang is met overeenkomstige architectonische verhoudingen, materialen en kleuren. Niet ieder bouwwerk is automatisch een standaardplan. Een eerder op dezelfde woning of hetzelfde bouwblok goedgekeurd plan is dit in de regel wel. Ook een als zodanig vastgestelde trendsetter of oorspronkelijke optie voldoet aan redelijke eisen van welstand. Een standaardplan is van toepassing op een bouwblok, cluster of een groter gebied.

Basis- en aanvullende criteria

Bij diverse objecten is in de criteria onderscheid aangebracht. In deze gevallen zijn de basiscriteria in alle gebieden van toepassing, de aanvullende criteria gelden alleen voor gebieden met een bijzonder welstandsniveau.

Voor- en achterkant

Bij de criteria is er onderscheid in de voor- en de achterkant van bouwwerken.

Onder achterkant wordt verstaan het erf achter de lijn op 1,00 m achter de voorgevellijn die evenwijdig loopt aan het openbaar toegankelijk gebied, inclusief de grond onder het hoofdgebouw en het gehele achtererf, alsmede de gevels en dakvlakken ter plaatse van dit deel van het erf.

Onder voorkant wordt verstaan het erf en de daarboven gelegen gevels en dakvlakken die geen onderdeel van een achterkant zijn.

Welstandsvrije objecten

Daarnaast kent de gemeente enkele welstandsvrije objecten, waarvoor geen criteria gelden. Voorwaarde is dat deze niet in de directe nabijheid van cultureel erfgoed, zoals monumenten worden gebouwd. Het betreft glazen kassen en kleine objecten op volkstuincomplexen zoals tuinhuisjes en hobbykassen.

Aanbouw(Object 1)

Een aanbouw is een grondgebonden toevoeging van één bouwlaag aan een gebouw zoals een erker, serre of garage. Het bestemmingsplan treedt in eerste instantie regelend op voor wat betreft de rooilijnen en maximale afmetingen en hoogten.

Beoordeling

Een aanbouw voldoet aan redelijke eisen van welstand als deze gelijk is aan een standaardplan of als aan de onderstaande criteria wordt voldaan. Aansluiten op bouwplannen van buren heeft de voorkeur bij gelijke woningen in rijen of clusters. Kleine afwijkingen van de criteria zijn denkbaar om herhalingen mogelijk te maken. Voldoet het plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid daarvan zoals bij monumenten en ander erfgoed, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van gebieds- en eventuele andere criteria.

Basiscriteria

Aanbouwen worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:

• aanbouwen zijn ondergeschikte toevoegingen aan het hoofdgebouw

• ten minste 1,00 m achter de voorgevelrooilijn plaatsen met uitzondering van erkers aan de voorgevel

• vormgeven in één bouwlaag, aansluitend op eerste bouwlaag hoofdgebouw

• plattegrond is rechthoekig of vierkant, eventueel met afgeschuinde hoeken

• plat afdekken danwel voorzien van eenvoudige kap of flauw hellend serredak

• materialen en kleuren van zichtbare delen gelijk aan hoofdgebouw danwel bescheiden uitvoeren hetzij als serre of overkapping (glas is transparant)

• bij tussenwoningen een overgang toepassen door bijvoorbeeld een gemetselde muur op de erfgrens

Aanvullende criteria

Voor gebied met bijzonder welstandsniveau gelden de volgende aanvullingen:

Plaatsing en aantal

• aanbouw direct tegen de hoofdmassa plaatsen of een bestaande aanbouw vergroten in identieke vormgeving (geen secundaire aanbouw)

• aan voorkanten plaatsen op minstens 1,00 m van het openbaar toegankelijk gebied

• aan voorkanten hoogstens één aanbouw per gevel en de hoeken afleesbaar houden

Vorm en maat

• vormgeving afstemmen op oorspronkelijk pand met een bescheiden detaillering zonder nadrukkelijke ornamenten, boeiborden en overstekken

• aan voorkanten dakvlak aanbouw niet doortrekken van dakvlak hoofdgebouw

• aanbouwen op een hoek tonen als een tweede voorgevel

• gevels voorzien van ramen

• hoogte aanbouw met kap maximaal tot de borstwering van de ramen op de eerste verdieping

• breedte aan voorgevel tot 70% van de gevel

• diepte aan de voorgevel hoogstens 1,00 m.

afbeelding binnen de regeling

Bijgebouw en overkapping(Object 2)

Een bijgebouw of overkapping is een grondgebonden bouwwerk van in beginsel één bouwlaag aan of los van het hoofdgebouw, zoals een garage, schuur of carport. Het bestemmingsplan treedt in eerste instantie regelend op voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen en hoogten.

Beoordeling

Een bijgebouw of overkapping voldoet aan redelijke eisen van welstand als deze gelijk is aan een standaardplan of als aan de onderstaande criteria wordt voldaan. Aansluiten op bouwplannen van buren heeft de voorkeur bij gelijke woningen in rijen of clusters. Kleine afwijkingen van de criteria zijn denkbaar om herhalingen mogelijk te maken. Voldoet het plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid daarvan zoals bij monumenten en ander erfgoed, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van gebieds- en eventuele andere criteria.

Basiscriteria

Bijgebouwen en overkappingen worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:

• ondergeschikt aan hoofdgebouw (laat contour en silhouet hoofdgebouw intact)

• overkapping in gebieden met een soepel niveau van welstand kunnen voor de voorgevel worden geplaatst

• vormgeven in één bouwlaag met een rechthoekige of vierkante plattegrond

• plat afdekken of aan achterkanten voorzien van een eenvoudige kap of een flauw hellend glazen kassendak

• een overkapping is minimaal aan twee zijden open

• bescheiden detaillering zonder nadrukkelijke ornamenten, boeiboorden en overstekken

• materialen en kleuren gelijk aan hoofdgebouw of uitvoeren in traditionele materialen en kleuren zoals hout en baksteen in gedekte tinten

Aanvullende criteria

Voor gebied met bijzonder welstandsniveau gelden de volgende aanvullingen:

• op minstens 1,00 m achter de voorgevel

• per erf één of twee bijgebouwen (eventueel te vergroten in identieke vormgeving)

• dakvorm en helling afstemmen op hoofdgebouw

• goothoogte maximaal 3,00 m en nokhoogte maximaal 5,00 m

afbeelding binnen de regeling

Object 2

Gevelwijziging(Object 3)

Van een gevelwijziging is sprake bij het veranderen of verplaatsen van een kozijn, kozijninvulling, luik of gevelpaneel. Daarnaast is het aanbrengen van gevelisolatie aan de buitenzijde van de woning een gevelwijziging. De opbouw en indeling van de gevel is een belangrijk onderdeel van de architectonische vormgeving van het gebouw en het aanzicht van de straat.

Beoordeling

Een gevelwijziging voldoet aan redelijke eisen van welstand als deze gelijk is aan een standaardplan of als aan de onderstaande criteria wordt voldaan. Aansluiten op bouwplannen van buren heeft de voorkeur bij gelijke woningen in rijen of clusters. Kleine afwijkingen van de criteria zijn denkbaar om herhalingen mogelijk te maken. Voldoet het plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid daarvan zoals bij monumenten en ander erfgoed, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van gebieds- en eventuele andere criteria.

Basiscriteria

Gevelwijzigingen worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:

• samenhang straatwand op hoofdlijnen behouden

• hoofdindeling gelijk aan huidig of oorspronkelijk kozijn

• dimensionering nieuwe invulling afstemmen op de gevel

• gevelopeningen niet blinderen

• materialen en kleuren afstemmen op de gevel

Aanvullende criteria

Voor gebied met bijzonder welstandsniveau gelden de volgende aanvullingen:

• als binnen één bouwblok en/of bij een identieke woning in een vergelijkbare situatie aan de voorgevel al een welstandhalve goedgekeurde gevelwijziging is vergund, dan is de vormgeving en maatvoering hiervan bepalend voor de te realiseren gevelwijziging aan de voorgevel van de overige woningen in het bouwblok of van dit woningtype

• vormgeving monumenten en ander erfgoed gelijk aan de architectuur en het tijdsbeeld van de oorspronkelijke gevel, indeling en detaillering

• profilering kozijnen monumenten en ander erfgoed blijft gelijk

• bestaande details als lateien, dorpels, raamlijsten en speklagen behouden.

afbeelding binnen de regeling

Dakkapel en dakraam(Object 4)

Een dakkapel is een uitbouw in de kap. Dakkapellen kunnen bepalend zijn voor het straatbeeld. Dakkapellen moeten een ondergeschikte toevoeging zijn aan een dakvlak. Dakramen zijn toevoegingen aan een dakvlak, die in veel gevallen vergunningvrij zijn.

Beoordeling

Een dakkapel of dakraam voldoet aan redelijke eisen van welstand als deze gelijk is aan een standaardplan of als aan de onderstaande criteria wordt voldaan. Aansluiten op bouwplannen van buren heeft de voorkeur bij gelijke woningen in rijen of clusters. Kleine afwijkingen van de criteria zijn denkbaar om herhalingen mogelijk te maken. Voldoet het plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid daarvan zoals bij monumenten en ander erfgoed, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van gebieds- en eventuele andere criteria.

Voor dakkapellen in soepele gebieden gelden geen redelijke eisen van welstand, waarmee ze ook aan voorkanten wat betreft de activiteit bouwen vergunningvrij kunnen worden gerealiseerd. Bij de beoordeling van eventuele vergunningplichtige dakkapellen wordt gebruik gemaakt van gebieds- en eventuele andere criteria.

Criteria

Dakkapellen en dakramen in gebied met een regulier of bijzonder welstandsniveau worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:

Plaatsing en aantal

• een dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan een gebouw

• meerdere dakkapellen in hetzelfde bouwblok regelmatig rangschikken op horizontale lijn (bovenlijn aanhouden)

• in een mansardekap aansluiten op de knik en in beginsel in gootlijn plaatsen

• 0,50 tot 1,00 m onder dakkapel en minstens 0,50 m boven en naast dakkapel

• dakkapellen raken de gootlijn als dit bijdraagt aan de architectuur van de gevel als onderdeel van de straatwand

• dakramen op schuine daken vlak aanbrengen

• dakkapellen aan voorkanten:

- hoogstens één dakkapel per woning per dakvlak (geen dakkapellen op aanbouwen en bijgebouwen)

- minstens 1,00 m dakvlak naast de dakkapel

- kozijnen direct op het dakvlak aansluiten

- dakkapellen zijn in beginsel verticaal in aanzicht (smaller dan hoog)

- breedte tot 50% van de gevelbreedte met een maximum van 3,50 m

Vorm en maat

• de dakkapel is gelijkvormig aan aanwezige dakkapellen op het betreffende dakvlak van het bouwblok

• hoogte van dakkapellen aan voorkanten maximaal 1,50 m

• dakkapel plat afdekken of aankappen op daken van minstens 45 graden

• detaillering, materialen en kleuren van dakkapel afstemmen op hoofdgebouw

• zijwangen donker, wit, zinkgrijs of in de kleur van de rest van de dakkapel

• de kap van een aangekapte dakkapel gelijk uitvoeren als kap hoofdgebouw

• voorvlak grotendeels invullen met glas (dichte panelen zijn ondergeschikt).

Object 4

afbeelding binnen de regeling

Dakkapel is een ondergeschikt element,

dus niet op een wolfseind plaatsen

afbeelding binnen de regeling

Bij schilddaken de kleinste afstand han-

teren voor de plaatsing in het dakvlak

afbeelding binnen de regeling

Dakkapel in mansardekap in onderste

dakvlak plaatsen en aansluiten op knik

Dakopbouw(Object 5)

Een dakopbouw wordt op een gebouw geplaatst, waarbij een nieuwe ruimte ontstaat of een bestaande ruimte wordt vergroot. Hetzelfde geldt voor het verhogen van de gevel. Hier wordt de ruimte vergroot door het gedeeltelijk of geheel vervangen van het dakvlak door een doorgetrokken gevel. Bij meerdere dakopbouwen op één doorgaand dakvlak streeft de gemeente naar een herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn. Het bestemmingsplan treedt in eerste instantie regelend op voor wat betreft de rooilijnen en maximale afmetingen en hoogten.

Beoordeling

Een dakopbouw voldoet aan redelijke eisen van welstand als deze gelijk is aan een standaardplan of als aan de onderstaande criteria wordt voldaan. Kleine afwijkingen zijn denkbaar om herhalingen mogelijk te maken. Voldoet het plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid daarvan zoals bij monumenten en ander erfgoed, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van gebieds- en eventuele andere criteria.

Criteria

Dakopbouwen worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:

Algemeen

• de opbouw is gelijk in plaatsing, oriëntatie, vorm en uitwerking aan eerder geplaatste dakopbouwen op het betreffende dakvlak van het bouwblok, mits deze een positieve welstandsbeoordeling hebben gehad

• het hoofdgebouw heeft minstens twee bouwlagen en een plat dak, een symmetrisch of a-symmetrisch zadeldak met een helling van hoogstens 35 graden

• direct op hoofdmassa plaatsen en regelmatig rangschikken op horizontale lijn

• één dakopbouw per woning.

Dakopbouw op een plat dak

• op samenhangende rijwoningen of vrijstaande woningen

• minstens 1,00 m terugliggend vanaf de voorgevel

• de opbouw plat afdekken met een totale hoogte van maximaal 3,00 m

• eventuele terrashekwerken minstens 0,30 m terugleggen van de gevel

• dakopbouw in stijl, afwerking en kleur afstemmen op het hoofdgebouw

• doorgaande elementen als dakgoten en daklijsten behouden.

Langskapverhoging (nokverhoging)

• op hellende daken van tussenwoningen over de gehele breedte van de woning aanbrengen en bij kopwoningen op minstens 1,50 m afstand van de kopgevel

• onderkant kozijn bij nokverhoging direct aansluiten op het dakvlak

• uitgangspunt zijn enkelzijdige nokverhogingen aan achterkanten van samenhangende rijwoningen en tweezijdige nokverhogingen (opbouw over de nok)

• de nok is evenwijdig aan de voorgevel

• de stahoogte in de bestaande ruimte is tussen de 2,00 m en de 2,50 m

• de goot van de nokverhoging is gelijk aan de daknok of lager

• hellingshoek nokverhoging is gelijk aan het bestaande dak

• kozijn tussen 0,90 en 1,20 m hoog

• enkelzijdige nokverhoging in stijl en afwerking gelijk aan het hoofdgebouw, tweezijdige nokverhoging in stijl en afwerking afstemmen op hoofdgebouw

• kozijn grotendeels invullen met glas, zijwanden zijn dicht

• gemetselde schoorstenen respecteren.

Dakopbouw uit de eerste bouwlaag (gevelverhoging)

• in beginsel alleen aan achterkanten en op kopgevels van woningen met een a-symmetrische kap of symmetrische langskap en een goothoogte van maximaal 3,00 m

• meerdere exemplaren regelmatig rangschikken op horizontale lijn

• minstens 2,00 m dakvlak naast de gevelverhoging vrijhouden

• hoogte maximaal één volledige verdiepingshoogte

• gevelverhoging uitvoeren met plat dak en dichte zijwanden

• detaillering, materiaal en kleur van de verhoging gelijk aan de onderliggende gevel (kozijnen zo transparant mogelijk invullen).

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Object 5

Erfafscheiding(Object 6)

Een erfafscheiding is bedoeld om het erf af te bakenen van een buurerf of van de openbare weg. Erfafscheidingen aan de openbare ruimte zijn van invloed op de ruimtelijke kwaliteit. De gemeente streeft ernaar een rommelige indruk door een te grote verscheidenheid aan erfafscheidingen te voorkomen. Het bestemmingsplan treedt in eerste instantie regelend op wat betreft de hoogte.

Beoordeling

Een erfafscheiding voldoet aan redelijke eisen van welstand als deze gelijk is aan een standaardplan of als aan de onderstaande criteria wordt voldaan. Aansluiten op bouwplannen van buren heeft de voorkeur bij gelijke woningen in rijen of clusters. Kleine afwijkingen van de criteria zijn denkbaar om herhalingen mogelijk te maken. Voldoet het plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid daarvan zoals bij monumenten en ander erfgoed, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van gebieds- en eventuele andere criteria.

Basiscriteria

Erfafscheidingen worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:

• voor de voorgevellijn en op minder dan 1,00 m afstand van openbaar toegankelijk water maximaal 1,00 m hoog

• in overige gevallen maximaal 2,00 m hoog

• eenduidige vormgeving (geen combinatie van diverse vormen en materialen)

• materialen als te begroeien draadstaal, gaas of spijlen, danwel metselwerk of hout gebruiken

• terughoudend in kleur, zoals groen, bruin of naturel.

Aanvullende criteria

Voor gebied met bijzonder welstandsniveau gelden de volgende aanvullingen:

• vorm en maat afstemmen op afscheiding naastgelegen perceel mits deze voldoet aan de objectcriteria voor erfafscheidingen.

Installaties (Object 7)

Installaties voor bijvoorbeeld airconditioning, afvoerkanalen en antennes kunnen vrijstaand worden geplaatst of op of aan een bouwwerk worden aangebracht. Kleine windmolens worden veelal op een gebouw geplaatst. Een zorgvuldige plaatsbepaling kan een goed middel zijn om deze voorzieningen in te passen in de omgeving.

Beoordeling

Een installatie voldoet aan redelijke eisen van welstand als deze gelijk is aan een standaardplan of als aan de onderstaande criteria wordt voldaan. Aansluiten op bouwplannen van buren heeft de voorkeur bij gelijke woningen in rijen of clusters. Kleine afwijkingen van de criteria zijn denkbaar om herhalingen mogelijk te maken. Voldoet het plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid daarvan zoals bij monumenten en ander erfgoed, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van gebieds- en eventuele andere criteria.

Basiscriteria

Installaties worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:

• meerdere installaties per pand clusteren (eventueel afschermen)

• achter de voorgevellijn plaatsen en bij voorkeur aan de achtergevel bevestigen

• hoogte relateren aan nabijgelegen bebouwing

• indien zichtbaar vanaf het openbaar toegankelijk gebied slank vormgeven

• materialen en kleuren onopvallend (zoals gegalvaniseerd, antraciet of grijs)

Aanvullende criteria

Voor gebied met bijzonder welstandsniveau gelden de volgende aanvullingen:

Vorm en maat

• installatie en bijbehorende voorzieningen, zoals afvoerpijpen en bevestigingsconstructie, als één geheel vormgeven

• doorsnede schotelantenne maximaal 2,00 m

• installatie aan het gebouw is maximaal 0,50 m hoog en 1,00 m breed

• afvoerkanalen steken hoogstens 0,50 m boven het naastgelegen dakvlak.

afbeelding binnen de regeling

Plaatsing van installaties aan de achter-

kant van woningen heeft de voorkeur

Object 7

Reclame(Object 8)

Reclame is een publieke aanprijzing van een bedrijf, een product of een dienst. Reclames op borden, lichtreclames, spandoeken en vlaggen bepalen in hoge mate de beleving van de openbare ruimte. Reclames in gebieden met commerciële functies kunnen op zijn plaats zijn en de visuele aantrekkingskracht van de omgeving verhogen, maar kunnen daar qua vormgeving, omvang en hoeveelheid ook afbreuk aan doen. In andere gebieden zijn (bepaalde) reclames ongewenst. Voor constructies waar reclame op wordt aangebracht, is in veel gevallen een vergunning nodig. Een welstandsbeoordeling maakt deel uit van deze vergunningprocedure.

Beoordeling

Een reclame voldoet aan redelijke eisen van welstand als deze gelijk is aan een standaardplan of als aan de onderstaande criteria wordt voldaan. Aansluiten op welstandshalve goedgekeurde bouwplannen van buren heeft de voorkeur bij gelijke panden in rijen of clusters. Kleine afwijkingen van de criteria zijn denkbaar om herhalingen mogelijk te maken. Voldoet het plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid daarvan zoals bij monumenten en ander erfgoed, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van gebieds- en eventuele andere criteria.

Criteria

Reclames worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:

Algemeen

• reclame dient een rechtstreeks verband te hebben met de activiteiten, die in het pand of op het perceel plaatsvinden

• reclame plaatsen met behoud van uitzicht op of vanaf de openbare ruimte (voorkom hinder voor voetgangers en ander verkeer)

• ondergeschikt aan gebouw

• gevelreclame:

- als zelfstandig element vormgeven in aansluiting op de architectuur van het pand (plaatsen in de structuur van gevel of pui, waar mogelijk integreren in de architectuur)

- loodrecht op of vlak tegen de gevel aanbrengen

- maatvoering en detaillering afstemmen op de oorspronkelijke gevel

- alleen op bouwlagen met winkel- of bedrijfsbestemming (voorkom hinder voor woningen in de mgeving)

- bij voorkeur uitvoeren als naamsvermelding in losse letters

- kleuren zijn ingetogen

- geen bewegende elementen

- gevel niet blinderen door ramen te beplakken

- lichtreclame ingetogen uitvoeren (geen reflecterend materiaal)

• vrijstaande reclame:

- hoogstens één losse reclame

- hoogstens drie geclusterde vlaggenmasten per erf

Aanvulling Stadshart, dorpskernen en winkelcentra

• hoogstens twee reclames per gevel of gebruiker

• plaatsen op minstens 0,50 m uit de hoeken van de hoofdmassa

• vlakke reclame aan de gevel heeft een breedte tot 50% van pand of luifel met een maximum van 4,00 m en een hoogte van 0,30 m hoog

• aanvullend per winkelcentrum één reclame van maximaal 10 m2 vlak tegen een blind geveldeel, eventueel uit te voeren als doek in een vast frame

• reclame loodrecht op de gevel is maximaal 0,80 m bij 0,80 m

• maximaal één vlag per 4,00 m gevelbreedte

Aanvulling woongebieden

• aan woningen met beroep of bedrijf aan huis één naam- en beroepsaanduiding vlak tegen de gevel van maximaal 0,40 m bij 0,50 m

• in de voortuin of bij de entree één reclamebord van maximaal 1,00 m breed en 0,30 m hoog, waarbij de hoogte inclusief onderconstructie maximaal 1,20 m is

Aanvulling weide en boomteelt

• hoogstens twee reclames in de vorm van product- of naamsvermelding

• aanbrengen aan de voorgevel van een bedrijfsgebouw en/of bij de erftoegang

• reclame vlak tegen de gevel heeft een oppervlak van hoogstens 5% van de betreffende gevel

• reclame los van de gevel is maximaal 2,00 m hoog en 1,00 m breed

• onverlicht en terughoudend van kleur.

Aanvulling bedrijventerreinen en grootschalige detailhandel

• gevelreclame:

- hoogstens twee reclames per gevel of gebruiker (bij bedrijfsverzamelgebouwen hoogstens vier reclames)

- vlakke reclame aan de gevel is maximaal 2,00 m hoog en 4,00 m breed

- reclame loodrecht op de gevel is maximaal 0,80 m bij 0,80 m

- boven de vloer van de eerste verdieping uitvoeren in losse letters

- daarnaast eventueel ook uit te voeren als losse letters bovendaks

• vrijstaande reclame:

- per winkelgebied of bedrijventerrein als gezamenlijke presentatie bij hoofdentree of langs toegangsweg of snelweg:

. maximaal vijf vlaggenmasten met een hoogte van maximaal 6,00 m

. maximaal één reclamezuil met een hoogte tussen de 10,00 tot 15,00 m

- op bedrijventerrein

. één reclamezuil op erf maximaal 2,00 m breed en 3,50 m hoog (bij bedrijfsverzamelgebouwen gezamenlijk gebruiken)

. gezamenlijke verwijzingsborden aan invalswegen

• afhankelijk van de ligging en omvang van het pand is meer reclame denkbaar

Aanvulling groen en parken

• gevelreclame:

- hoogstens twee reclames per gevel of gebruiker

- plaatsen op minstens 0,50 m uit de hoeken van de hoofdmassa

- vlakke reclame aan de gevel is maximaal 0,60 m hoog en 2,00 m breed

- reclame loodrecht op de gevel is maximaal 0,80 m bij 0,80 m

• vrijstaande reclame op sportvelden:

- plaatsen op borden rondom (en gericht op) hoofdspeelveld met een hoogte van maximaal 1,20 m, met uitzondering van scoreborden

- reclame is onverlicht en onbeweeglijk

• per sportcomplex als gezamenlijke presentatie bij hoofdentree of langs toegangsweg maximaal vijf vlaggenmasten met een hoogte van maximaal 6,00 m

Aanvulling reclame in de openbare ruimte

• op rotondes plaatsen op het eiland en:

- per aanrijrichting één bord met een maximum van vier per rotonde

- naamsvermelding bedrijven en vergelijkbare commerciële reclame

- uitvoeren als bord:

. hoogte maximaal 1,00 m inclusief onderconstructie

. bord maximaal 0,70 m breed en 0,50 m hoog.

Object 8

Rolluik(Object 9)

Rolluiken zijn voorzieningen om glazen puien van gebouwen te beschermen. Deze voorzieningen kunnen de omgeving een rommelig of opgesloten aanzien geven. Het plaatsen van rolluiken aan de binnenzijde van een pui is in veel gevallen vergunningvrij.

Beoordeling

Een rolluik voldoet aan redelijke eisen van welstand als deze gelijk is aan een standaardplan of als aan de onderstaande criteria wordt voldaan. Aansluiten op bouwplannen van buren heeft de voorkeur bij gelijke panden in rijen of clusters.

Kleine afwijkingen van de criteria zijn denkbaar om herhalingen mogelijk te maken. Voldoet het plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid daarvan zoals bij monumenten en ander erfgoed, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van gebieds- en eventuele andere criteria.

Basiscriteria

Rolluiken worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:

• aan de naar het openbaar toegankelijk gebied gerichte gevel mits voor minstens 70% bestaand uit glasheldere doorkijkopeningen

• rolkasten, geleidingen en rolhekken in de gevel inpassen

• kleuren zijn terughoudend of afgestemd op de gevel

Aanvullende criteria

Voor gebied met bijzonder welstandsniveau gelden de volgende aanvullingen:

• bij voorkeur aan de binnenzijde van de pui plaatsen.

Object 9

afbeelding binnen de regeling

Voor minstens 70% bestaand uit glas-

heldere openingen

Hoofdstuk 5 Welstandscriteria gebieden

Een belangrijke pijler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor de kleine en middelgrote bouwplannen. Een toelichting op de te volgen procedure voor grotere plannen is te vinden in hoofdstuk 6.

De gebiedsbeschrijvingen ondersteunen de verschillende welstandsniveaus. Afhankelijk van het gevraagde niveau van welstand zijn de onderscheidende karakteristieken meer of minder uitgebreid beschreven.

Per gebied is naast een beschrijving een aantal criteria opgenomen. Deze gebiedsgerichte welstandscriteria moeten worden gezien als de gewenste eigenschappen van het bouwplan. De welstandscriteria zijn onderverdeeld in criteria betreffende de relatie met de omgeving van het bouwwerk, de bouwmassa, de architectonische uitwerking, materiaal en kleur.

Op basis van de welstandscriteria kan binnen de grenzen van het bestemmingsplan een gewogen oordeel gevormd worden over bouwplannen. In aanvulling op de tekst zijn foto’s opgenomen, die een impressie van het gebied geven.

afbeelding binnen de regeling

Stadshart (Gebied 1A)

Beschrijving

Het Stadshart is het oudste deel van de stad Alphen aan den Rijn en heeft gevarieerde bebouwing uit diverse periodes in een gegroeide en compacte structuur met als basis het individuele historische pand en het eigentijdse bouwblok. Beide met een stedelijk karakter. Het gebied bestaat onder andere uit bebouwing aan de Castellumstraat, Paradijslaan, Julianastraat, Van Mandersloostraat en winkelcentrum Aarhof.

De straten hebben een stenig karakter en overwegend gesloten straatwanden waarlangs aaneengesloten individuele panden afgewisseld worden met grotere blokken. Daarnaast zijn er diverse grotere gebouwen die enigszins vrij staan op een plein. De rooilijn van de bebouwing volgt de weg en heeft kleine verspringingen. Bij rijen en blokken is de rooilijn in samenhang. De openbare ruimte bestaat vooral uit wegen en pleinen.

Het groen beperkt zich tot bomen, voortuinen komen niet voor. De Oude Rijn is vooral ter hoogte van de brug, het Rijnplein en de Rijnkade onderdeel van het straatbeeld.

De bebouwing is georiënteerd op weg of plein en heeft een gevarieerd en individueel karakter, hoewel bij rijen en blokken herhaling voorkomt. Het winkelgebied bestaat voor een deel uit individuele blokken met een grotere schaal dan de historische (woon)bebouwing. De begane grondlaag van deze blokken is op diverse plekken in gebruik als winkel of horecagelegenheid.

De opbouw is eenvoudig tot gedifferentieerd. De historische, kleinschalige bebouwing bestaat veelal uit twee lagen met een kap, de nokrichting loopt evenwijdig aan of staat haaks op de weg. De grotere blokken zijn in de regel middelhoog en plat afgedekt.

Gevels hebben in het algemeen een traditionele opbouw. Er komen veel verschillende op- en aanbouwen voor. De invulling van de gevels varieert per pand. De geleding is bij de oudere panden veelal verticaal met staande ramen.

De grotere, op zichzelf staande, blokken hebben in de regel een horizontale hoofdgeleding en zijn soms voorzien van uitkragende balkons. De diversiteit aan architectuurstijlen is groot en de detaillering is verzorgd tot zorgvuldig, variërend van sober tot rijk. Oude gevels hebben veel accenten terwijl bij nieuwere panden de detaillering in de regel sober is. De meest recente panden zijn daarentegen voorzien van nadrukkelijke architectonische accenten.

Materialen en kleuren zijn divers, terughoudend en overwegend traditioneel. Per blok is er samenhang. Gevels zijn van baksteen, soms geverfd of gepleisterd in een lichte tint en de kap is veelal gedekt met keramische pannen. Kozijnen zijn bij historische panden gewoonlijk uitgevoerd in geschilderd houtwerk. Bij recente panden zijn ook wel materialen als plaatmateriaal, natuur- en betonsteen gebruikt. De begane grondlaag van winkels en horecagelegenheden heeft in de regel een afwijkende invulling.

Bijzondere elementen zijn gebouwen en objecten met maatschappelijke functies zoals enkele kerken en het stadhuis. Deze gebouwen vormen accenten door de afwijkende massa’s en/of bijzondere uitwerking. Winkelcentrum Aarhof is een uitzondering vanwege het overwegend in zichzelf gekeerde karakter van het complex.

Waarde

Het Stadshart heeft een regionale voorzieningenfunctie en is daarmee een van de visitekaartjes van Alphen aan den Rijn. De waarde is vooral gelegen in het afwisselende en levendige beeld van de gegroeide structuur met gevarieerde bebouwing aan een overwegend verzorgd openbare stenige straten en pleinen.

Diverse panden en objecten zijn cultuurhistorisch waardevol. Een deel hiervan is aangewezen als monument.

Uitgangspunten

Het Stadshart heeft een bijzonder welstandsniveau. Het beleid is terughoudend en gericht op behoud van variatie zonder verrommeling. Bij de advisering zal onder meer aandacht geschonken worden aan het behoud van het gegroeide stedelijke karakter, waarin oud Hollandse panden en stedelijke vernieuwing een eigentijds geheel vormen. Een van de aandachtspunten is het verbeteren van de samenhang tussen de Hoge en Lage Zijde van de Oude Rijn.

Criteria

Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:

Ligging

• het stedelijke karakter van het gebied behouden

• gebouw maakt deel uit van een stedenbouwkundig patroon met straten en pleinen

• de hoofdgebouwen oriënteren op de belangrijkste openbare ruimte(n)

• bijgebouwen staan achter de voorgevelrooilijn.

Massa

• gebouwen zijn individueel en afwisselend en hebben een eenvoudige tot gedifferentieerde opbouw

• de individuele woning binnen een rij of blok is deel van het geheel

• aansluiting op maaiveld en gevelbeëindiging zorgvuldig vormgeven

• horizontale en verticale elementen en belijning zijn per pand of ensemble herkenbaar

• uitbreidingen zoals aanbouwen en dakkapellen opnemen in de hoofdmassa of:

- bij kleinschalige objecten vormgeven als toegevoegd ondergeschikt element

- grotere bouwblokken vormgeven als zelfstandig element

• bijgebouwen zijn ondergeschikt

• gebouwen met bijzondere functies mogen afhankelijk van hun ligging afwijken van de gebruikelijke massa, opbouw en vorm.

Architectonische uitwerking

• de architectonische uitwerking en detaillering passen in een straatbeeld met representatieve en evenwichtige bebouwing

• uitwerking is gevarieerd met respect voor belendingen

• gevels zijn voorzien van ornamenten of accenten

• begane grondlaag afstemmen op geleding, ritmiek en stijl van de hele gevel

• wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op hoofdvolume

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Materiaal en kleur

• materialen zijn duurzaam en bestand tegen veroudering, zoals baksteen, glas en geschilderd hout

• kleuren zijn terughoudend en afgestemd op belendingen.

Station en omgeving (Gebied 1B)

afbeelding binnen de regeling

Beschrijving

Het station en omgeving ligt centraal in de stad en bevat diverse individuele gebouwen van verschillende formaten. Aan de stadszijde is het karakter vrij stenig met onder meer het station en busplatform, terwijl aan de landzijde meer ruimte is voor groen.

Het gebied is ruim opgezet met vrijstaande gebouwen en gebouwclusters, die in de regel op de weg zijn georiënteerd. De combinatie van bedrijven, scholen, woningen, een kazerne en het knooppunt voor openbaar vervoer, zorgt voor een levendig en gemengd geheel. De inrichting van de openbare ruimte is zorgvuldig, doelmatig en deels representatief. Parkeren vindt plaats op eigen terrein en als gevolg van het OV knooppunt ook op enkele openbare terreinen.

Gebouwen zijn vrijstaand, individueel en met de voorgevel gericht op de weg. Representatieve ruimten en kantoren liggen in het algemeen aan de voorzijde. Er is veel variatie in maat en schaal, per cluster is er echter samenhang. De gebouwen hebben samengestelde, blokvormige (bij uitzondering ook afgeronde) volumes. Ze zijn in de regel middelhoog en plat afgedekt. Recente bouwmassa’s zijn verlevendigd met accenten als uitstekende balkons. Enkele objecten zijn relatief hoog, zoals het flinke kantoorgebouw aan de Laan der Continenten. Woningen zijn geclusterd in kleine torentjes en enkele rijen, zoals aan de Aziëlaan.

De gevelindeling verschilt per gebouw en is in principe helder. De meeste gevels zijn horizontaal geleed met raamstroken en banden. De detaillering is overwegend sober en zorgvuldig met weinig accenten. Gevels van de meest recente bebouwing zijn representatief en verfijnd met elementen als sierbalkons en bijzondere gevelbekleding.

Het materiaalgebruik varieert van traditioneel tot modern. Naast baksteen komen glas, plaatmateriaal en gevouwen staalplaat voor. Kleuren zijn terughoudend en per gebouw of cluster in samenhang.

Bijzonder element is de fietsappel, een transparante, stalen toren nabij het station die in gebruik is als fietsenstalling.

Waarde

De stationsomgeving is onderdeel van het kerngebied van Alphen aan den Rijn, gelegen aan de rand van het Stadshart. Met de ontwikkeling van de uitleglocatie Kerk en Zanen heeft het stationsgebied een meer centrale positie gekregen in het stedelijk gebied van Alphen aan den Rijn, en het vormt hierin een verbindende schakel. Tevens legt het gebied de verbinding met de rest van Nederland, als entree tot de stad.

De stationsomgeving vormt daarmee een ‘poort’ die belangrijk is als drager van de identiteit van de stad. Een en ander stelt hoge eisen aan de opzet en uitstraling van het gebied. Dit betekent dat er met zorg en aandacht naar de aansluiting op de omgeving moet worden gekeken, en er een logische relatie met het Stadshart moet worden gelegd.

Uitgangspunten

Het station en omgeving is een gebied met een bijzonder welstandsniveau. Het beleid is in de regel gericht op het behoud en versterking van de samenhang in de massa’s en het straatbeeld met behoud van de verscheidenheid per gebouw. Het aanzien vanaf hoofdroutes waaronder het spoor en de omringende gebieden staat centraal. Bij de advisering zal onder meer aandacht geschonken worden aan de samenhang in zowel de architectonische uitwerking als het gebruik van materiaal en kleur, waarbij de nadruk ligt op de belangrijkste openbare ruimten.

Het gebied is in ontwikkeling waarbij de ambitie, gezien de verbindende functie, hoog is. Voor de stadszijde van het spoor geldt het principe van een stedelijke warme binnenstadsfeer met een gesloten opzet van straten en pleinen, waar gerefereerd wordt aan het vooroorlogse gebied. De aan het openbaar gebied gelegen gebouwen bepalen de compositie en de wandvorming van de opeenvolgende ruimten. Aandacht gaat met name uit naar de beleving op ooghoogte en de mogelijkheden voor interactie tussen openbaar en privé gebied.

Gestreefd wordt naar een publieke en wervende uitstraling, die de bezoeker vanaf het station de stad in leidt. Kleuren en materialen dragen bij aan ensemblewerking van complexen, waarbij baksteen en aardtinten de toon zetten. Aan de landzijde van het spoor wordt invulling gegeven aan de overgang naar Kerk en Zanen. Ter plaatse van het park aan de Zuidpoolsingel begrenst de aanliggende bebouwing de ruimte, terwijl langs de Aziëlaan sprake is van een meer open bebouwingstructuur en integratie van gebouwen in het groen. Vanaf spoor en Aziëlaan zijn deze gebouwen als sculpturale bouwblokken in een continue open ruimte herkenbaar, als onderdeel van een reeks samenhangende volumes. Aan deze zijde ligt de nadruk op de toepassing van natuurlijke materialen en een kleurstelling met lichte kleuren zoals wit, oker en geel.

Criteria

Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:

Ligging

• gebouwen staan vrij op de kavel of zijn deel van een samenhangend ensemble

• per kavel is er één hoofdmassa

• rooilijnen van de hoofdmassa’s zijn teruggelegen en volgen de weg

• gebouwen met de voorgevel richten op de belangrijkste openbare ruimte

• opslag en expeditie spelen een onnadrukkelijke rol in het straatbeeld

Massa

• gebouwen zijn in het algemeen vrijstaand, individueel en representatief

• de individuele woning in een cluster of rij is onderdeel van het geheel

• de opbouw varieert en bestaat bij voorkeur uit meerdere lagen en een plat dak

• entreepartijen en kantoren vormgeven als accenten of zelfstandige volumes

• bedrijven zijn herkenbaar als zelfstandige eenheden

• er zijn zo min mogelijk dichte gevels aan de straat

• uitbreidingen als dakkapellen en aanbouwen opnemen in de hoofdmassa of vormgeven als ondergeschikt element

Architectonische uitwerking

• de architectonische uitwerking en detaillering is zorgvuldig en evenwichtig en per cluster in samenhang

• accenten en geledingen om functies te onderscheiden zijn wenselijk

• gevels hebben een heldere, horizontale hoofdgeleding met verticale subgeleding

• wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op hoofdvolume

Materiaal en kleur

• grote vlakken bestaan uit materiaal met een structuur zoals baksteen, houten betimmering, gevouwen staalplaat of met kozijnen onderverdeelde glazen puien

• materialen en kleuren van aanbouwen afstemmen op het hoofdvolume

• kleuren zijn terughoudend en in onderlinge samenhang.

Stedelijk lint Oude Rijn (Gebied 1C)

Beschrijving

Het stedelijk lint langs de Oude Rijn bevat de oudste straten van Alphen aan den Rijn en is een belangrijk onderdeel van de identiteit van de stad. Deze uitlopers van het Stadshart hebben gevarieerde bebouwing uit diverse periodes in een gegroeide en compacte structuur met als basis het individuele pand met een stedelijk karakter. Het gebied bestaat onder andere uit bebouwing aan de Hooftstraat, Raadhuisstraat, Emmalaan en Prins Hendrikstraat.

De straten hebben een stenig karakter en overwegend gesloten straatwanden met aaneengesloten individuele panden en rijen woningen. Op diverse plekken is bedrijfsbebouwing langs de Rijn vervangen door woningen, vaak in blokken met een grotere schaal dan de historische woonbebouwing. De sfeer varieert van arbeidersbuurt tot villagebied. Daarnaast is er sprake van enige functiemenging, onder andere door de aanwezigheid van bedrijven, winkels, horecagelegenheden en een enkele kerk. De rooilijn van de bebouwing volgt de weg en heeft kleine verspringingen. Bij rijen is de rooilijn in samenhang. Voortuinen komen weinig voor. Richting het buitengebied wordt het karakter hier en daar wat groener met enkele vrijstaande panden op groene kavels.

De bebouwing is veelal georiënteerd op de weg en heeft een gevarieerd en individueel karakter, hoewel bij rijen herhaling voorkomt. Door individuele verbouwingen is met name bij oudere rijen de eenheid hier en daar verloren gegaan. Bij- en bedrijfsgebouwen staan veelal achter het hoofdgebouw. De opbouw is eenvoudig tot gedifferentieerd en bestaat veelal uit twee lagen met een kap. De nokrichting loopt evenwijdig aan of staat haaks op de weg. Bij de nieuwere uitbreidingen komen ook platte daken voor.

Gevels hebben in het algemeen een traditionele opbouw. Er komen veel verschillende op- en aanbouwen voor. Op diverse plekken zijn de (rij)woningen statig met verbijzonderingen in de massa als nokverdraaiingen en hoogteverschillen. De geleding is bij deze woningen veelal verticaal met staande ramen.

Het stedelijk lint heeft een grote diversiteit aan architectuurstijlen en een verzorgde tot zorgvuldige detaillering, variërend van sober tot rijk. Oude gevels hebben veel accenten terwijl bij nieuwere panden en bedrijfsgebouwen de detaillering in de regel sober is. Accenten als uitkragende dakgoten en schoorstenen komen voor, net als accenten in metselwerk en stuc. Materialen en kleuren zijn divers, terughoudend en overwegend traditioneel.

Gevels zijn van baksteen, soms geverfd of gepleisterd in een lichte tint en de kap is veelal gedekt met keramische pannen. Kozijnen zijn gewoonlijk uitgevoerd in geschilderd houtwerk. Bijgebouwen zijn van steen of hout. Materialen als betonsteen en plaatmateriaal komen bij nieuwere panden voor. Bij de rijwoningen is het van oorsprong samenhangend kleurgebruik hier en daar doorbroken door individuele wijzigingen. De begane grondlaag van winkels en bedrijven heeft veelal een afwijkende invulling.

Het monumentale stadspark Rijnstroom is een historische uitstulping aan het stedelijk lint met overwegend statige bebouwing in een groene omgeving.

Waarde

Het stedelijk lint langs de Oude Rijn bevat meerdere gezichtsbepalende routes voor de stad, zowel via het land als het water. De waarde is vooral gelegen in het afwisselende beeld van de gegroeide structuur met hoofdzakelijk kleinschalige bebouwing aan stenige straten. De kwaliteit van de bebouwing wisselt sterk, zowel in architectonische uitwerking als in staat van onderhoud.

Diverse panden en ensembles zijn cultuurhistorisch waardevol. Een deel hiervan is aangewezen als monument.

Uitgangspunten

Het stedelijk lint langs de Oude Rijn is een gebied met een bijzonder welstandsniveau. Het beleid is terughoudend en gericht op behoud van variatie zonder verrommeling. Bij de advisering zal onder meer aandacht geschonken worden aan het behoud van het gegroeide stedelijke karakter, zonder wijzigingen en nieuwbouw onmogelijk te maken. Individualiteit en zorgvuldigheid zijn belangrijke aspecten bij de beoordeling.

Criteria

Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:

Ligging

• het stedelijke karakter van het gebied behouden

• rooilijnen van individuele panden verspringen en zijn bij rijen in samenhang

• de hoofdgebouwen oriënteren op de belangrijkste openbare ruimte(n)

• grootschalige bebouwing staat bij voorkeur op achterterreinen

• bijgebouwen staan achter de voorgevelrooilijn

Massa

• de bouwmassa is evenwichtig, in harmonie met het gebiedskarakter en afgestemd op oorspronkelijke bebouwingskenmerken (hoofdvorm en nokrichting)

• gebouwen zijn individueel en afwisselend en hebben een eenvoudige tot gedifferentieerde opbouw met een eenvoudige rechthoekige plattegrond

• de individuele woning binnen een rij of ensemble is deel van het geheel

• gebouwen bestaan in beginsel uit één tot twee lagen met een kap

• bij rijen en ensembles hebben accenten in massa, hoogte en vormgeving een stedenbouwkundige aanleiding

• aansluiting op maaiveld en gevelbeëindiging zorgvuldig vormgeven

• belijning, horizontale en verticale elementen zijn per pand of ensemble herkenbaar

• uitbreidingen zoals aanbouwen en dakkapellen vormgeven als toegevoegd ondergeschikt element of opnemen in de hoofdmassa

• bijgebouwen zijn ondergeschikt

• gebouwen met bijzondere functies mogen afhankelijk van hun ligging afwijken van de gebruikelijke massa, opbouw en vorm

Architectonische uitwerking

• de architectonische uitwerking en detaillering zijn zorgvuldig en evenwichtig

• de architectuur volgt het beeld van kleinstedelijke bebouwing met individuele panden en bescheiden ensembles

• aandacht voor gevelbeëindiging bijvoorbeeld in de vorm van een lijst

• begane grondlaag afstemmen op geleding, ritmiek en stijl van de hele gevel

• ramen zijn bij voorkeur staand of worden (verticaal) onderverdeeld

• wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op hoofdvolume

Materiaal en kleur

• materialen en kleuren zijn terughoudend, bij voorkeur traditioneel en per rij of ensemble in samenhang

• gevels zijn in principe van baksteen en veelal voorzien van siermetselwerk enstucaccenten, kozijnen zijn bij voorkeur van hout

• hellende daken in beginsel dekken met (matte) keramische dakpannen

• kleuren afstemmen op belendingen.

afbeelding binnen de regeling

Vroege uitbreidingen (Gebied 1D)

Beschrijving

De vroege uitbreidingen van Alphen aan den Rijn liggen rondom Oude Rijn en Stadshart en bestaan uit kleinschalige woonbuurten met gemengde bebouwing en samenhangende ensembles.

Gemengde bebouwing

De vroege uitbeidingen bestaan uit enkele ruime en groene straten met daarlangs deels open en deels aaneengesloten straatwanden met statige bebouwing, veelal uit de negentiende eeuw. Tussen deze voorname straten liggen diverse smallere straten met een stenig karakter. Deze straten hebben aaneengesloten straatwanden, die zijn opgebouwd uit individuele huizen en korte rijen in een overwegend eenvoudige uitwerking. De gemengde bebouwing is met name te vinden aan en in de omgeving van de Stationsstraat en Vosselenburgstraat.

Het gemengd woongebied heeft een typisch negentiende eeuwse verkaveling van gesloten bouwblokken langs overwegend smalle straten. De huizen staan met de voorgevel in een doorgaande rooilijn direct aan de straat of hebben een voortuin. De binnenterreinen bestaan in de regel uit tuinen met een aanzienlijke hoeveelheid aanbouwen en bijgebouwen.

De bebouwing bestaat overwegend uit kleinschalige woningen van twee lagen met kap. Deze zijn veelal gebouwd als individueel pand of onderdeel van een bescheiden serie. De opbouw van de bouwmassa is divers. Er is een grote variatie in met name wat de kapvorm en nokrichting, maar ook met erkers, balkons, topgevels en dakkapellen is er veel onderscheid. Opvallend zijn de torentjes aan de Strationsstraat.

Baksteen is het verbindend element in de architectuur van het gebied. Hiermee is op allerlei wijzen gevarieerd. De samenhang in het straatbeeld ontstaat onder meer door een overwegend gesloten wand, waarin de gevels zijn voorzien van eenvoudige details. In deze periode werd in de architectuur het dragende karakter van muren, kolommen en bogen benadrukt. Langs de bredere straten is de architectuur uitbundig en zeer verzorgd met veel accenten in de gevel. In de loop der tijd zijn veel panden verbouwd of aangepast aan de eisen van een andere tijd. Raampartijen zijn vergroot en aanbouwen geplaatst, dakkapellen vervangen en gevels gepleisterd. Het straatbeeld is hiermee meer variatie gaan vertonen. De eenheid in rijen is hiermee op diverse plekken verloren gegaan.

Materialen en kleuren zijn ingetogen. Gevels zijn overwegend van roodbruine baksteen met toevoegingen in de vorm van plinten, banden, vensters, siermetselwerk en ornamenten. Enkele gevels zijn voorzien van lichtkleurig stucwerk of overgeschilderd in verschillende kleuren. Daken zijn veelal voorzien van dakpannen in oranjerood of donkergrijs.

Tuindorp

De ensembles in de vroege uitbreidingen zijn te karakteriseren als tuindorpbebouwing. Deze bebouwing is schilderachtig uitgewerkt en geclusterd in samenhangende clusters uit de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw. De bebouwingsstructuur is gebaseerd op herhaling van de woning als basiseenheid, waarbij verbijzonderingen in de openbare ruimte vertaald worden in accenten in de massa en de vormgeving van hoeken en kappen. Voortuinen en in de structuur opgenomen perken en gazons geven de ensembles en buurten een groen karakter. De bebouwing vormt samenhangende clusters van tweekappers, korte rijtjes en vrijstaande woningen. De panden zijn gericht op de belangrijkste openbare ruimte. De rooilijn is per cluster in samenhang en verspringt. Bij stedenbouwkundige aanleidingen komen onder andere hoogteverschillen in de massa, nokverdraaiingen en rooilijnverspringingen voor.

De opbouw van de woningen varieert, maar bestaat in het algemeen uit één tot twee lagen met een nadrukkelijke kap. Met name grotere woningen en hoekwoningen hebben een gedifferentieerde opbouw met erkers, balkons, uitbouwen en serres. Opbouw en gevels hebben een horizontale geleding met verticale accenten. Gevels in het zicht zijn representatief.

De detaillering is zorgvuldig, uitgewerkt tot op het kleinste niveau en per cluster in samenhang. De rand van het dak is benadrukt met een uitkragende dakgoot. Grote dakoverstekken zijn uitgetimmerd. Materialen en kleuren zijn traditioneel en in de regel per cluster in samenhang.

Gevels zijn grotendeels van baksteen met accenten, hellende daken zijn in het algemeen gedekt met keramische pannen. Kozijnen zijn van hout en in lichte tinten geschilderd.

Het Rode Dorp

Een bijzonder ensemble is het Rode Dorp. De samenhang in de buurt is het gevolg van de rode schilddaken met een bescheiden hoogte en kenmerkende kopgevels met een lage goothoogte aan de achterzijde. Ook de gevels vertonen samenhang, hoewel dit door individuele wijzigingen deels verloren is gegaan. De kleine woningen zijn aan de achterzijde veelvuldig vergroot met uitbouwen in diverse soorten en maten. Deze wijzigingen spelen in de regel slechts een bescheiden rol in het straatbeeld.

Uitzonderingen

Bijzondere elementen zijn de verspreid in de wijk voorkomende gebouwen met een bijzondere functie zoals het oude raadhuis en een enkele school. Deze gebouwen vormen een accent door de afwijkende hoogte en vorm of de ligging in de stedenbouwkundige structuur. Binnen de vroege uitbreidingen komen hier en daar vernieuwingen voor, zoals aan de Bloemhofstraat. Deze nieuwere invullingen passen in de regel binnen de aanwezige stedenbouwkundige structuur en wijken met name af in de uitwerking.

Waarde

De waarde van het gebied is vooral gelegen in het afwisselende beeld van de kleinschalige en gevarieerde woonbebouwing samen met de zorgvuldig uitgewerkte tuindorpensembles. Diverse panden en objecten zijn cultuurhistorisch waardevol. Enkele hiervan zijn aangewezen als monument.

Uitgangspunten

De vroege uitbreidingen zijn gebieden met een regulier welstandsniveau. Het beleid is gericht op het beheer van het aanwezige historische karakter met kleinschalige en veelal gevarieerde bebouwing in een samenhangende structuur. Binnen ensembles is het behoud van samenhang het uitgangspunt. Waar het karakter statig is, is behoud hiervan het uitgangspunt.

Bij de advisering zal onder meer aandacht geschonken worden aan de mate van afwisseling en samenhang in de massa, in combinatie met een verzorgde en in de regel terughoudende vormgeving en traditioneel gebruik van materialen en kleuren, afgestemd op de omgeving.

Criteria

Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:

Ligging

• het kleinstedelijke karakter van het gebied behouden

• hoofdgebouw oriënteren op de belangrijkste openbare ruimte(n)

• de individuele woning binnen een cluster of rij is onderdeel van het geheel

• verspringingen in de rooilijn hebben een stedenbouwkundige aanleiding

• grootschalige bebouwing staat bij voorkeur op achterterreinen

• bijgebouwen staan achter de voorgevelrooilijn

Massa

• de bouwmassa is evenwichtig, in harmonie met het gebiedskarakter en afgestemd op oorspronkelijke bebouwingskenmerken (hoofdvorm en nokrichting), bezien vanuit de openbare ruimte

• gebouwen zijn individueel en afwisselend of onderdeel van een samenhangende rij of cluster

• aandacht schenken aan karakteristieke details in de massa, zoals herhalingen en accenten waaronder lage goten en erkers zowel voor bouwwerken op zich als binnen ensembles en buurten

• binnen ensembles hebben accenten in hoogte en vormgeving een stedenbouwkundige aanleiding

• uitbreiding als aanbouw of dakkapel vormgeven als toegevoegd ondergeschikt element of opnemen in de hoofdmassa

• bijgebouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa en eenvoudig van vorm

• gebouwen met bijzondere functies harmoniëren met het karakter van het gebied en kunnen afhankelijk van hun ligging afwijken van de gebruikelijke massa, opbouw, vorm en uitwerking

Architectonische uitwerking

• de architectonische uitwerking en detaillering zijn zorgvuldig, evenwichtig en per cluster in samenhang

• individuele panden kunnen een eigen uitwerking hebben in vergelijkbare stijl als de omgeving

• bij rijen en blokken aan voorkanten de herhaling behouden

• wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op het hoofdvolume en de rij of het cluster

Materiaal en kleur

• materialen en kleuren zijn degelijk en terughoudend en aan voorkanten in samenhang met de rij of het cluster

• baksteenarchitectuur voert de boventoon

• kleuren afstemmen op de omringende bebouwing.

afbeelding binnen de regeling

Stedelijk woongebied (Gebied 1E)

Beschrijving

In de woongebieden van Alphen aan den Rijn worden korte rijen woningen afgewisseld met appartementenblokken en vrijstaande woningen in een hoofdzakelijk sobere baksteenarchitectuur langs overwegend groene straten. Binnen het woongebied onderscheiden we drie hoofdtypen buurten.

Rechte uitbreidingswijken

De woningbouw in de rechte wijken, zoals de Bomenbuurt, Ridderveld en de Vogelbuurt, heeft een samenhangende compositie door herhaling van rijen en blokken. De veelal rechte rooi- en noklijnen zorgen per rij voor een samenhangend beeld en lopen evenwijdig aan de straat. De voorgevels zijn in principe georiënteerd op de straat. De ruime voortuinen versterken het groene karakter.

De rijwoningen hebben een eenvoudige opbouw van veelal twee lagen met kap, waarbij hoekwoningen vrijwel gelijk zijn aan tussenwoningen. De herhaling van gevelelementen geeft ritme aan het straatbeeld. Appartementenblokken hebben veelal eenvoudige vormen en zijn middelhoog. Ze zijn voorzien van een zadeldak of plat dak, de onderste laag is vaak half verdiept en in gebruik als berging. De woningen worden ontsloten door portieken, die samen met andere gevelelementen zorgen voor een sterke ritmiek in het gevelbeeld.

Daarnaast zijn er ook enkele hogere blokken, zoals in de Planetenbuurt en langs stedelijke routes. De woningen in deze flatgebouwen hebben balkons als buitenruimte en worden in de regel door een galerij ontsloten.

Detaillering en materialen zijn in het algemeen eenvoudig en seriematig. De gemetselde gevels zijn deels voorzien van houten of kunststof puien. Samenhangend kleurgebruik is standaard.

Meanderwijken

In de planmatig opgezette wijken uit de jaren zeventig en tachtig, zoals het noordelijke deel van Ridderveld en het Groene Dorp, zijn de woningen gegroepeerd in clusters of rijen, waarbinnen hetzelfde woningtype wordt herhaald langs woonerven en een deels meanderend stratenpatroon. Het resultaat zijn diverse kleinschalige en besloten buurten en samenhangende ensembles met een groen karakter.

Binnen een cluster komt over het algemeen één woningtype voor. Door een wisselende oriëntatie van de geschakelde woningen ten opzichte van elkaar en de openbare ruimte ontstaat er een gedifferentieerd beeld met verspringende rooi- en noklijnen. De opbouw van de woningen wisselt. Verlengde daken, lessenaar kappen en diverse op- en aanbouwen komen veel voor. De detaillering is ook in deze wijken eenvoudig en seriematig. Opvallend in Het Groene dorp is de kleurstelling van de gevels, waarin groene en witte vlakken elkaar afwisselen en zorgen voor eenheid in de buurt

Thematische uitbreidingen

Recente ontwikkelingen zoals Kerk en Zanen, Aquaplan en Beerendrecht zijn veelal verzorgd in uitwerking en detaillering. Deze gebieden hebben een heldere stedenbouwkundige structuur en gevarieerde woningen, die in architectuur en materiaal bewust zijn vormgegeven.

De bebouwing heeft een thematische samenhang. Per cluster zijn de rooi- en noklijnen in samenhang en verspringen niet. De opbouw van de veelal seriematig gebouwde woningen is gevarieerd en gedifferentieerd. Hoeken van rijen zijn soms geaccentueerd met een extra laag.

De woningen hebben meestal een onderbouw van twee tot drie lagen met zadeldak, schilddak, lessenaarkap of plat dak. Dakopbouwen komen met name op woningen van twee lagen met plat dak voor en hebben diverse vormen. De nok is evenwijdig aan de weg of staat hier haaks op. Appartementengebouwen staan in beginsel vrij op de kavel en hebben veelal torenachtige volumes.

De architectuur is verzorgd en gebaseerd op herhaling en een afwisselend beeld met accenten als uitstekende dakranden en structuur in het materiaal.

Uitzonderingen

Bijzondere elementen in het stedelijk woongebied zijn de verspreid voorkomende gebouwen met andere functies zoals kerken, scholen, seniorencomplexen en grote, samengestelde bouwmassa’s zoals die van het Rijnland ziekenhuis aan de Meteoorlaan. Deze gebouwen en complexen staan vrij op de kavel en wijken af in massa, opbouw en vorm.

Verspreid over het stedelijk woongebied komen kleine clusters individuele woningen voor, zoals aan de Magnoliastraat en Groenoord. Deze woningen zijn vrijstaand en hebben in de regel een individuele uitstraling.

Andere uitzondering zijn de buurtwinkelcentra zoals aan de Lijsterlaan en de Herenhof. De bebouwing in deze centra sluit in massa en uitwerking veelal aan op de omgeving, terwijl de invulling van de begane grond afwijkt. In de Herenhof zorgen doorgaande luifels in een accentkleur voor een doorlopende lijn boven de winkellaag. Winkelcentrum Ridderhof is overdekt en naar binnen gekeerd. De entree’s vormen uitnodigende openingen in een verder overwegend gesloten gevel.

Enkele stedelijke routes, zoals de Prins Bernhardlaan, verbinden de woongebieden van de stad. Langs deze routes staat relatief grootschalige en diverse bebouwing.

Waarde

De waarde van het stedelijk woongebied is vooral gelegen in het rustige beeld van de straten met het groen van de bomen en veelal ook in voortuinen. De architectuur is in het algemeen eenvoudig en bij de recentste inbreidingen zorgvuldig.

Uitgangspunten

Het stedelijk woongebied is een gebied met een soepel welstandsniveau. Uitzondering hierop zijn objecten langs hoofdinfrastructuur, die in zoverre duidelijk zichtbaar vanaf de hoofdroutes een regulier welstandsniveau hebben. (Zie voor een overzicht van de hoofdroutes de niveaukaart en bijbehorende toelichting in hoofdstuk 3.)

Het beleid is in het algemeen gericht op het beheer van de rust in het groene straatbeeld en het aanzien vanuit de doorgaande wegen en omringende gebieden. Bij de advisering zal onder meer aandacht geschonken worden aan het behoud van het straatbeeld met herhaling in rooilijnen en gevelindeling en samenhang in zowel de architectonische uitwerking als het materiaalgebruik.

In de gebieden met een soepel niveau is het uitgangspunt dat bouwplannen geen afbreuk aan het stadsbeeld doen. In gebieden met een regulier niveau is het handhaven van de aanwezige ruimtelijke kwaliteit de basis voor de welstandsbeoordeling. Dit betekent dat de criteria in gebieden met een regulier niveau met meer aandacht worden bekeken. Bouwplannen aan achterkanten in reguliere gebieden kunnen veelal eenvoudiger beoordeeld worden dan plannen aan voorkanten, in soepele gebieden is het voorkomen van excessen de basis voor de welstandstoets aan achterkanten.

De ambitie is de bebouwing in deelgebied KLOP in Kerk en Zanen aan te laten sluiten op de uitgesproken, expressieve en sterk uiteenlopende architectuur in de rest van de wijk.

Criteria

Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:

Ligging

• gebouwen maken deel uit van een stedenbouwkundig patroon, waarin vooral de voorgevelrooilijnen en hoeken van belang zijn

• gebouwen met de voorgevel richten op de belangrijkste openbare ruimte

• vrijstaande woningen, appartementencomplexen en gebouwen met een bijzondere functie zoals scholen kunnen een meer vrije positie innemen en een meerzijdige oriëntatie krijgen

Massa

• de bouwmassa is evenwichtig en afgestemd op de samenhang in rij of buurt bezien vanuit de openbare ruimte

• aandacht schenken aan karakteristieke details in de massa, zoals herhalingen en accenten waaronder lage goten en erkers zowel voor bouwwerken op zich als binnen ensembles en buurten

• uitbreidingen indien zichtbaar vanuit de openbare ruimte vormgeven als ondergeschikt element of opnemen in de hoofdmassa

• appartementencomplexen en gebouwen met bijzondere functies harmoniëren met het karakter van het gebied en kunnen afhankelijk van hun ligging afwijken van de gebruikelijke massa, opbouw, vorm en uitwerking

Architectonische uitwerking, materiaal en kleur

• de architectonische uitwerking en detaillering zijn eenvoudig maar degelijk en afgestemd op de bebouwing in de buurt

• bij rijen en blokken aan voorkanten de herhaling behouden

• materialen en kleuren zijn degelijk en terughoudend en aan voorkanten in samenhang met de rij of het cluster

• wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op het hoofdvolume en de rij of het cluster.

afbeelding binnen de regeling

Dorpslinten (Gebied 2A)

Beschrijving

Verspreid over Alphen aan den Rijn zijn er diverse historische dorpskernen. Deze veelal lintvormige gebieden hebben overwegend gevarieerde, kleinschalige bebouwing uit diverse periodes in een gegroeide structuur met als basis het individuele pand met een dorps karakter.

De dorpskernen hebben in de regel smalle straten met een vrij stenige kern waarin aaneengebouwde panden staan met een individueel karakter. De uitlopers worden steeds groener als gevolg van voortuinen en toenemende ruimte tussen de panden. Een deel van de bebouwing bestaat uit (voormalige) boerderijen. De rooilijn van de bebouwing volgt de weg of het oorspronkelijke polderpatroon en heeft kleine verspringingen. Bij rijen is de rooilijn in samenhang.

Bebouwing is in de regel georiënteerd op de weg en staat hier direct aan of heeft een voortuin. Er is veelal sprake van enige functiemenging. De bebouwing is veelal georiënteerd op de weg en heeft een gevarieerd en individueel karakter, hoewel bij rijen herhaling voorkomt. Door individuele verbouwingen is met name bij oudere rijen de eenheid hier en daar verloren gegaan. Bij- en bedrijfsgebouwen staan veelal achter het hoofdgebouw.

De opbouw is eenvoudig tot gedifferentieerd en bestaat veelal uit één tot twee lagen met variërende kappen. De nokrichting loopt evenwijdig aan of staat haaks op de weg. Gevels hebben in het algemeen een traditionele opbouw. Er komen veel verschillende op- en aanbouwen voor. De linten hebben een grote diversiteit aan architectuurstijlen. De detaillering van de panden is in de regel zorgvuldig en varieert van sober tot rijk. Met name de oudere gevels hebben veel accenten, zoals siermetselwerk, fijn gedetailleerde gootklossen, daklijsten en kozijnen. Ramen zijn onderverdeeld met stijl en regelwerk. Materialen en kleuren zijn divers en terughoudend. Gevels zijn van baksteen, soms geverfd of gepleisterd in een lichte tint en de kap is gedekt met keramische pannen, bij uitzondering met riet. Kozijnen zijn uitgevoerd in geschilderd houtwerk. Bij de rijwoningen is het van oorsprong samenhangend kleurgebruik regelmatig doorbroken als gevolg van individuele wijzigingen. De begane grondlaag van (voormalige) winkels en bedrijven heeft veelal een afwijkende invulling.

Bijzondere elementen zijn de verspreid voorkomende gebouwen met andere functies zoals kerken en een enkele school. Deze elementen wijken af in massa, opbouw en vorm.

Aarlanderveen

De kern van Aarlanderveen is een verhoogd dijklint met aan beide zijden watergangen. Veel kavels worden daarom ontsloten door een brug of een dam. Ter plaatse van het dorpscentrum ligt het water achter de bebouwing, waardoor ook dit dorpslint in het centrum het kenmerkende stenige karakter heeft.

Tegenwoordig wordt het dorp in tweeën gedeeld door de provinciale weg van Alphen naar Nieuwkoop. Enkele achterterreinen, met name aan de noordzijde, zijn later ingevuld met enkele rijen seriematige woningen. Beeldbepalende elementen zijn onder andere het voormalige stationsgebouw en de molen.

Benthuizen

Benthuizen heeft een typisch lintvormige dorpskern. Het stenige karakter loopt langzaam over in een meer groene uitstraling met ruime kavels en voortuinen, met name aan de noordzijde van het lint. De meeste gebouwen zijn in gebruik als woning. Bijzondere elementen in het lint zijn de kerken en het voormalige raadhuis met kloeke bouwmassa en geoxideerd koperen dak.

Dorpskern Boskoop

De meest verstedelijkte dorpskern is Boskoop. Rond de hefbrug is de kern dichtbebouwd met aaneen gebouwde individuele panden en diverse relatief grootschalige appartementenblokken. Een flink aanbod van winkels en horecagelegenheden maakt de stedelijke uitstraling compleet. De uitlopers van het centrum liggen in twee richtingen. Langs de Gouwe staat diverse bebouwing, deels met voorkanten en deels met achterkanten op het water gericht. In de andere richting loopt het lint langzaam over in het boomteeltgebied.

Kenmerkend voor een groot deel van de linten is, dat deze aan één zijde een stenig karakter hebben met voornamelijk aaneengesloten woningen direct aan de straat en aan de andere zijde een meer landelijke invulling hebben. Aan deze zijde staan riante vrijstaande woningen op grote kavels die worden ontsloten door bruggen. De hefbrug markeert de ligging van het centrum.

Hazerswoude-Dorp

De Dorpsstraat in Hazerswoude-Dorp is een dijklint. Gebouwen staan op de kruin van de dijk of op het enige afstand aan de teen van de dijk. Het lint bevat meer functiemenging dan het gemiddelde dorpslint. Er zijn vrij veel winkels en bedrijven te vinden. Hazerswoude-Dorp wordt net als Aarlanderveen doorsneden door een provinciale weg. Opvallend element is de molen. Tegenover deze molen staat een moderne kerkgebouw met pastorie in een zelfde vormgeving.

Hazerswoude-Rijndijk

Langs de Oude Rijn is het lint op enkele plekken verdicht tot een dorpskern. Hazerswoude-Rijndijk ligt ten westen van de stad en heeft een breed straatprofiel waarlangs naast woningen ook grotere bedrijfsbebouwing staat. De meeste lintbebouwing staat aan de Rijnzijde van de weg. Langs de Rijn loopt het Jaagpad door. Enkele woningen zijn hier op georiënteerd. Historische woningen en gebouwen van recenter datum, waaronder diverse bedrijfspanden, wisselen elkaar af. Bijzonder element is de voormalige watertoren, die tegenwoordig (deels) voorzien is van glas en in gebruik is als kantoorruimte.

Koudekerk aan den Rijn

Tegenover Hazerswoude-Rijndijk ligt Koudekerk aan den Rijn. Het dorpslint is grotendeels tweezijdig bebouwd met kleinschalige gevarieerde bebouwing. Aan de landzijde komen voortuinen voor, met name aan de uitlopers en op de plekken waar het woongebied het lint raakt. Opvallende objecten zijn de twee kerkgebouwen aan de Dorpsstraat.

Zwammerdam

Aan de oostzijde van de stad ligt Zwammerdam. Dit dorp heeft een compact centrum met diverse meanderende straten en pleinen in een gegroeide structuur en is hiermee geen typisch lintdorp. De relatie met de Oude Rijn is nog aanwezig in de vorm van het voormalige bruggenhoofd en industriële bebouwing met arbeiderswoningen aan de noordzijde van het water. Ter hoogte van het dorp wijken de straten van het water, waardoor aan de Oude Rijn vooral achterkanten voorkomen. Langs de Oude Rijn is en wordt (bedrijfs)bebouwing vervangen door woningen, deels in de vorm van samenhangende clusters met een grotere schaal dan de oudere belendingen. Naast de grote kerk zijn de silo’s van de meelfabriek opvallende verschijningen in het dorp.

Waarde

De linten vormen in de regel de entree en ruggengraat van de dorpen. Ze zijn gezichtsbepalend vanaf het land en deels ook vanaf het water. De waarde van de dorpslinten is vooral gelegen in het afwisselende beeld van de gegroeide structuur met gevarieerde dorpse bebouwing aan in stenigheid variërende linten. Diverse panden en objecten, waaronder voormalige boerderijen, zijn cultuurhistorisch waardevol. Een deel hiervan is aangewezen als monument.

Uitgangspunten

De dorpslinten zijn gebieden met een bijzonder welstandsniveau. Het beleid is gericht op het beheer en behoud van het aanwezige historische karakter met gevarieerde lintbebouwing in een samenhangende structuur. Variatie zonder verrommeling is uitgangspunt. Bij de advisering zal onder meer aandacht geschonken worden aan de mate van afwisseling en individualiteit in de massa in combinatie met een terughoudende vormgeving en traditioneel gebruik van materialen en kleuren.

Criteria

Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:

Ligging

• het dorpse karakter van de lintbebouwing behouden

• gebouwen met de voorgevel richten op de belangrijkste openbare ruimte

• rooilijnen volgen weg of slotenpatroon met kleine onderlinge verspringingen

• de rooilijnen zijn per bouwmassa of rij in samenhang

• doorzichten behouden

• grootschalige bebouwing staat bij voorkeur op achterterreinen

• bijgebouwen staan achter de voorgevelrooilijn

Massa

• de bouwmassa is evenwichtig, in harmonie met het gebiedskarakter en afgestemd op oorspronkelijke bebouwingskenmerken (hoofdvorm en nokrichting)

• gebouwen zijn individueel en afwisselend en hebben een eenvoudige tot gedifferentieerde opbouw met een eenvoudige rechthoekige plattegrond

• per kavel is er één hoofdmassa

• de individuele woning binnen een rij of ensemble is deel van het geheel

• bij rijen en ensembles hebben accenten in massa, hoogte en vormgeving een stedenbouwkundige aanleiding

• aansluiting op maaiveld en gevelbeëindiging zorgvuldig vormgeven

• belijning, horizontale en verticale elementen zijn per pand of ensemble herkenbaar

• woningen bestaan in beginsel uit één of twee lagen met een kap

• uitbreidingen zoals aanbouwen en dakkapellen vormgeven als toegevoegd ondergeschikt element of opnemen in de hoofdmassa

• bijgebouwen zijn ondergeschikt

• gebouwen met bijzondere functies mogen afhankelijk van hun ligging afwijken van de gebruikelijke massa, opbouw en vorm

Architectonische uitwerking

• de architectonische uitwerking en detaillering zijn zorgvuldig en evenwichtig

• de architectuur volgt het beeld van dorpse bebouwing met individuele panden en bescheiden ensembles

• de hoofdmassa heeft een heldere en in de regel verticale geleding

• fijne detaillering benadrukken in kleine elementen als gootklossen, windveren, belijning en baksteenpatronen in de gevel

• traditioneel Hollandse houten kozijnen en profileringen zijn het uitgangspunt

• aandacht voor gevelbeëindiging bijvoorbeeld in de vorm van een lijst

• begane grondlaag afstemmen op geleding, ritmiek en stijl van de hele gevel

• ramen zijn bij voorkeur staand of worden (verticaal) onderverdeeld

• wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op hoofdvolume

Materiaal en kleur

• materialen en kleuren zijn terughoudend, bij voorkeur traditioneel en per rij of ensemble in samenhang

• gevels zijn in hoofdzaak van baksteen en een enkele keer in een lichte tint gepleisterd of geverfd, hellende daken in beginsel dekken met keramische pannen

• gevels zijn veelal voorzien van siermetselwerk en stucaccenten, kozijnen zijn bij voorkeur van hout

• kleuren afstemmen op belendingen.

afbeelding binnen de regeling

Dorps woongebied (Gebied 2B)

Beschrijving

In de dorpse uitbreidingen worden korte rijen afgewisseld met tweekappers en vrijstaande woningen in een hoofdzakelijk sobere baksteenarchitectuur langs overwegend groene straten.

Deze gemengde woongebieden hebben een planmatige opzet met zowel herhaalde woningtypes als individuele woningen in clusters van bescheiden omvang. Rijen hebben veelal rechte rooien noklijnen, terwijl de rooilijnen van vrijstaande woningen vaak verspringen ten opzichte van elkaar. De voorgevels van woningen zijn georiënteerd op de belangrijkste openbare ruimte, veelal de straat. Voortuinen komen vaak voor en variëren in diepte.

De woningen variëren in opbouw en hebben veelal één of twee lagen met kap of plat dak. Bij rijen zijn hoekwoningen vrijwel gelijk aan de tussenwoningen. Enkele blokken zijn middelhoog en gevuld met appartementen, soms met winkels in de plint. Deze blokken zijn veelal plat afgedekt.

De Snijdelwijk in Boskoop is een relatief grote wijk met een meer stedelijke uitstraling. De samenhangende clusters zijn in deze wijk groter dan in de andere dorpse woongebieden. Daarnaast is het aandeel middelhoge appartementenblokken groter dan gemiddeld.

De herhaling van gevelelementen in de rijen geeft zowel bij de rijen als de blokken ritme aan het straatbeeld. De vrijstaande woningen hebben een individuele uitstraling of sluiten in uitwerking aan op de naastgelegen rijen.

Materiaalgebruik en detaillering zijn in het algemeen eenvoudig en bij rijen seriematig. De meeste gevels zijn van baksteen en soms voorzien van houten of kunststof puien. Enkele gevels zijn in een lichte tint geverfd. Kleuren zijn traditioneel en bij rijen en blokken veelal in samenhang. Zowel de vroegste als de meest recente inbreidingen zijn veelal meer verzorgd in uitwerking en detaillering.

Bijzondere elementen zijn gebouwen met een afwijkende functie, zoals scholen, kerken, instellingen en andere voorzieningen waaronder buurtwinkelcentra. Deze objecten staan veelal vrij op de kavel en wijken af in massa, vorm en uitwerking.

Waarde

De waarde van het dorps woongebied is vooral gelegen in het rustige beeld van de straten met het groen van de bomen en voortuinen. De architectuur is in het algemeen eenvoudig en bij de vroegste en recentste inbreidingen zorgvuldig. Enkele panden en objecten zijn cultuurhistorisch waardevol.

Uitgangspunten

Het dorps woongebied is een gebied met een regulier welstandsniveau. Uitzondering hierop zijn de grotere woongebieden van Boskoop, Hazerswoude-Rijndijk en Koudekerk aan den Rijn, die een soepel niveau hebben. (Zie voor een overzicht de niveaukaart in hoofdstuk 3.)

Het beleid is in het algemeen gericht op het beheer van de rust in het groene straatbeeld en het aanzien vanuit de doorgaande wegen en omringende gebieden. Het bebouwingsbeeld is afwisselend op kleine schaal: de bebouwing varieert veelal binnen een straatlengte. Bij de advisering zal onder meer aandacht geschonken worden aan het behoud van het straatbeeld met herhaling in rooilijnen en gevelindeling en samenhang in zowel de architectonische uitwerking als het materiaalgebruik.

In de gebieden met een soepel niveau is het uitgangspunt dat bouwplannen geen afbreuk aan het stadsbeeld doen. In gebieden met een regulier niveau is het handhaven van de aanwezige ruimtelijke kwaliteit de basis voor de welstandsbeoordeling. Dit betekent dat de criteria in gebieden met een regulier niveau met meer aandacht worden bekeken. Bouwplannen aan achterkanten in reguliere gebieden kunnen veelal eenvoudiger beoordeeld worden dan plannen aan voorkanten, in soepele gebieden is het voorkomen van excessen de basis voor de welstandstoets aan achterkanten.

Enkele grotere wijken, zoals de Snijdelwijk, zijn stedelijker en gelijkmatiger dan de andere dorpse woongebieden. Bij twijfel over toepasbaarheid van de criteria kan gekeken worden naar beschrijving en criteria van het Stedelijk woongebied.

Voor diverse plekken binnen het gebied is aanvullend kwaliteitsbeleid vastgesteld. In Boskoop gelden twee beeldkwaliteitsplannen. Voor Waterrijk West is een gemengd woonmilieu gedacht met woningrijen in oost-west richting. Eenvoud en terughoudendheid zijn kernwoorden, in combinatie met een verfijnde maar sobere uitwerking. Voor de hele wijk is een basisprincipe gekozen in zowel massa-opbouw als materiaal en kleurgebruik, dat moet leiden tot een herkenbare opdeling van buurten met een zelfde handschrift. Voorofsche Zoom is een kleinschalige uitbreiding langs de Linnaeusweg. Hier is de ambitie te komen tot een samenhangende woonbuurt met een zorgvuldige vormgeving in één bouwstijl. Alle gebouwen in Voorofsche zoom krijgen een kap.

Aan de rand Benthuizen op het BSC-terrein is woningbouw voorzien. De ambitie is de dorpse sfeer van Benthuizen door te zetten, waarbij het beeld bepaald wordt door flinke kappen en een zorgvuldige detaillering met overwegend traditionele materialen.

Rond de begraafplaats in Hazerswoude-Dorp is de uitbreiding Weidelanden gedacht. Het gewenste beeld bevat informele dorpse bebouwing met geknikte rooilijnen en variatie in kaprichtingen en goothoogtes. Uitgangspunt is een rustig totaalbeeld in een verzorgde dorpse architectuur.

Criteria

Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:

Ligging

• gebouwen maken deel uit van een stedenbouwkundig patroon, waarin vooral de voorgevelrooilijnen en hoeken van belang zijn

• gebouwen met de voorgevel richten op de belangrijkste openbare ruimte

• vrijstaande woningen, appartementengebouwen en gebouwen met bijzondere functies als bedrijven, scholen en kerken kunnen een meer vrije positie innemen en daarbij een meerzijdige oriëntatie krijgen

Massa

• de bouwmassa is evenwichtig en afgestemd op de schaal van het dorp, bezien vanuit het openbaar toegankelijk gebied

• uitbreidingen indien zichtbaar vanuit het openbaar toegankelijk gebied vormgeven als ondergeschikt element of opnemen in de hoofdmassa

• appartementencomplexen en gebouwen met bijzondere functies harmoniëren met het karakter van het gebied en kunnen afhankelijk van hun ligging afwijken van de gebruikelijke massa, opbouw, vorm en uitwerking

Architectonische uitwerking, materiaal en kleur

• de architectonische uitwerking en detaillering zijn eenvoudig maar degelijk en afgestemd op de belendingen

• bij rijen en blokken aan voorkanten de herhaling behouden

• materialen en kleuren zijn degelijk en terughoudend en aan voorkanten in samenhang met de rij of het cluster

• wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op het hoofdvolume of de rij.

afbeelding binnen de regeling

Landelijk lint Oude Rijn (Gebied 3A)

Beschrijving

De landelijke delen van het Rijnlint hebben gevarieerde bebouwing uit diverse periodes met als basis het individuele pand met een dorps, landelijk of industrieel karakter. De Oude Rijn is een belangrijk onderdeel van de identiteit van de gemeente.

De bebouwing staat langs de hoofdontsluitingswegen en ligt meestal op ruime kavels, iets teruggelegen van weg of dijk. De bebouwing bestaat voornamelijk uit boerderijen, woningen waaronder statige buitenhuizen en (agrarische) bedrijfsgebouwen. Het lint aan de noordzijde is grotendeels landelijk met een smal wegprofiel waarlangs vooral aan de landzijde bebouwing voorkomt. Nu en dan wijkt de weg van het water, wat ook aan de Rijnzijde ruimte biedt voor voornamelijk bedrijfsbebouwing. Aan de zuidzijde is tweezijdige bebouwing de regel, waarbij ook veel industrie voorkomt. De bebouwing is op diverse plekken verdicht tot gebied met een dorps karakter, zoals bij buurtschap Groenendijk en rond de kruising tussen Oude Rijn en Gouwe. Samen met de aanwezige industriële bebouwing en het bredere wegprofiel met duidelijke verkeersfunctie zorgt dit voor een meer stedelijk karakter. De bebouwing staat meestal vrij op ruime kavels. Hoofdgebouwen zijn met de voorzijde gericht op de weg. Rooilijnen volgen weg of verkaveling en verspringen onderling.

Bedrijfsgebouwen liggen meestal achter en soms naast de woongebouwen. Het erf voor het bedrijfsgedeelte is vaak verhard. De bebouwing is individueel en afwisselend, hoewel bij rijen herhaling voorkomt.

Woningen hebben een eenvoudige tot gedifferentieerde opbouw van één of twee lagen met kap. Boerderijen hebben ook wel anderhalve laag met flinke kap. Op- en aanbouwen komen veel voor en deze zijn in het algemeen ondergeschikt en opgenomen in de hoofdmassa. Gevels van woningen zijn veelal representatief. Woningen hebben in de regel een zorgvuldige detaillering. Grote gevelopeningen zijn staand, waarbij de vensters veelal zijn onderverdeeld. In het gevelvlak komen voornamelijk bij oudere panden baksteendetailleringen voor in de vorm van gemetselde lateien, vlechtwerk en andere patronen.

Materialen zijn traditioneel. Gevels zijn gemetseld in gele danwel rode baksteen of in lichte tint gepleisterd. De meeste daken zijn gedekt met rode of gesmoorde pannen of riet. De gebruikte kleuren zijn terughoudend en in het algemeen traditioneel. De eenheid binnen rijen is als gevolg van individuele verbouwingen op veel plekken verloren gegaan.

Moderne (agrarische) bedrijfsgebouwen hebben een eenvoudige opbouw van één tot twee lagen met een zadeldak en zijn eenvoudiger gedetailleerd dan de woningen. Een teruggelegen ligging in combinatie met terughoudende materialen en gedekte kleuren zorgen ervoor dat bedrijfsgebouwen onnadrukkelijk in het landschap liggen en minder de aandacht trekken dan de woonbebouwing.

Waarde

Het landelijk lint langs de Oude Rijn is belangrijk onderdeel van de indentiteit van de gemeente, zowel bezien vanaf het land als van het water. De waarde is vooral gelegen in het afwisselende beeld van gevarieerde bebouwing in een overwegend groene omgeving in lange linten aan beide zijden van de Oude Rijn. Diverse panden en ensembles zijn cultuurhistorisch waardevol. Een deel hiervan is aangewezen als monument.

Uitgangspunten

Het landelijke lint Oude Rijn is een gebied met een bijzonder welstandsniveau. Het beleid is gericht op het behoud van de oorspronkelijke structuurelementen, het karakteristieke profiel van de lintwegen en Rijnoevers en de cultuurhistorische bebouwing. Variatie zonder verrommeling is uitgangspunt. Bij de advisering zal onder meer aandacht geschonken worden aan de mate van afwisseling en individualiteit in de massa in combinatie met een terughoudende vormgeving en traditioneel gebruik van materialen en kleuren.

Criteria

Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:

Ligging

• het landelijke of dorpse karakter van de lintbebouwing behouden

• hoofdgebouwen staan aan de straatzijde en zijn hier met de voorgevel op gericht, bijgebouwen hebben een ondergeschikte positie

• rooilijnen van hoofdmassa’s verspringen onderling en volgen weg of verkaveling

• de rooilijnen zijn per bouwmassa of rij in samenhang

• doorzichten naar achterland behouden

• grootschalige bebouwing staat bij voorkeur op achterterreinen

• bijgebouwen staan achter de voorgevelrooilijn

• opslag speelt een onnadrukkelijke rol in het straatbeeld

Massa

• de bouwmassa is evenwichtig, in harmonie met het gebiedskarakter en afgestemd op oorspronkelijke bebouwingskenmerken (hoofdvorm en nokrichting)

• gebouwen zijn individueel en afwisselend en hebben een eenvoudige tot gedifferentieerde opbouw met een eenvoudige rechthoekige plattegrond

• per kavel is er één hoofdmassa

• de individuele woning in rij of ensemble is deel van het geheel

• woningen hebben in beginsel één tot twee lagen met een flinke kap

• bedrijfsgebouwen hebben een eenvoudige, schuurachtige vorm

• uitbreidingen zoals aanbouwen en dakkapellen vormgeven als toegevoegd ondergeschikt element of opnemen in de hoofdmassa

• bijgebouwen zijn eenvoudig van vorm en ondergeschikt aan de hoofdmassa

Architectonische uitwerking

• de architectonische uitwerking en detaillering zijn zorgvuldig en evenwichtig

• de architectuur volgt het beeld van landelijke bebouwing met individuele panden en bij uitzondering bescheiden ensembles

• de hoofdmassa heeft een heldere en in de regel verticale geleding en een fijne detaillering die wordt benadrukt in kleine elementen als gootklossen, windveren en baksteenpatronen in de gevel

• bedrijfsgebouwen zijn eenvoudig en zorgvuldig gedetailleerd

• wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op hoofdvolume

Materiaal en kleur

• materialen en kleuren zijn terughoudend, bij voorkeur traditioneel

• gevels zijn in hoofdzaak van baksteen en een enkele keer in een lichte tint gepleisterd of geverfd, kozijnen zijn bij voorkeur van hout

• hellende daken in beginsel dekken met (matte) keramische dakpannen

• kleuren afstemmen op belendingen

• grote vlakken bestaan uit kleine elementen of hebben een duidelijke textuur

• daken van bedrijfsgebouwen zijn in beginsel grijs en anders van glas.

afbeelding binnen de regeling

Weide en akker (Gebied 3B)

Beschrijving

Een groot deel van de gemeente bestaat uit open weide- en akkerlandschap met gevarieerde bebouwing, zoals boerderijen en bedrijfsgebouwen. Naast veenweidegebieden zijn er ook enkele droogmakerijen.

De bebouwing staat langs de hoofdontsluitingswegen en staat meestal vrij op ruime kavels, iets teruggelegen van weg of dijk. De bebouwing bestaat voornamelijk uit boerderijen, (agrarische) bedrijfsgebouwen en een enkele kas, geclusterd in landelijke linten zoals Achtermiddenweg, Vierheemskinderenweg, Hoogeveenseweg en de J.C. Hoogendoornlaan. Daarnaast staan er diverse molens in het gebied, waaronder de Molenviergang ten zuiden van Aarlanderveen.

Hoofdgebouwen zijn met de voorzijde gericht op de weg of het water. Rooilijnen volgen weg of verkaveling en verspringen onderling. Bedrijfsgebouwen als schuren en kassen liggen meestal achter en soms naast de woongebouwen. Op sommige erven staan alleen bedrijfsgebouwen. Het erf voor het bedrijfsgedeelte is vaak verhard.

De bebouwing is individueel en afwisselend. Woningen hebben een eenvoudige tot gedifferentieerde opbouw bestaande uit een onderbouw van één en soms anderhalve of twee lagen met kap. Op- en aanbouwen komen veel voor en deze zijn in het algemeen ondergeschikt en opgenomen in de hoofdmassa. Gevels van woningen zijn veelal representatief. Met name de oudere woningen zijn verticaal geleed met staande ramen.

Woningen hebben in de regel een zorgvuldige detaillering. Grote gevelopeningen zijn staand, waarbij de vensters veelal zijn onderverdeeld. In het gevelvlak komen voornamelijk bij oudere panden baksteendetailleringen voor in de vorm van gemetselde lateien, vlechtwerk en andere patronen.

Materialen zijn traditioneel. Gevels zijn gemetseld in gele danwel rode baksteen of in lichte tint gepleisterd. De meeste daken zijn gedekt met rode of gesmoorde pannen of riet. De gebruikte kleuren zijn terughoudend en in het algemeen traditioneel.

Moderne (agrarische) bedrijfsgebouwen hebben een eenvoudige opbouw van één tot twee lagen met een zadeldak en zijn eenvoudiger gedetailleerd dan de woningen. Een teruggelegen ligging in combinatie met terughoudende materialen en gedekte kleuren zorgen ervoor dat bedrijfsgebouwen onnadrukkelijk in het landschap liggen en minder de aandacht trekken dan de woonbebouwing.

Waarde

De waarde is vooral gelegen in het groene karakter waarbij de bebouwing een ondergeschikte rol speelt. De structuur van de open bebouwingslinten is belangrijk onderdeel van de identiteit van de gemeente. In de polders is de cultuurhistorie aan het landschap af te lezen. Daarnaast zijn diverse panden en objecten cultuurhistorisch waardevol. Een deel hiervan is aangewezen als monument.

Uitgangspunten

De weides en akkers zijn gebieden met een regulier welstandsniveau. Uitzondering hierop is de Ridderbuurt, die een bijzonder niveau heeft (zie de niveaukaart in hoofdstuk 3).

Het beleid is gericht op het behoud van de oorspronkelijke structuurelementen, het karakteristieke profiel van de lintwegen en de cultuurhistorische bebouwing. Bij de advisering zal onder meer aandacht geschonken worden aan de mate van afwisseling en individualiteit in de massa in combinatie met een terughoudende vormgeving en traditioneel gebruik van materialen en kleuren.

De weide- en akkergebieden hebben in de regel een heldere, eenvoudige opzet en bebouwing. De architectuur is terughoudend, boerderijen zijn veelal zorgvuldiger uitgewerkt.

In gebieden met een regulier niveau is het handhaven van de aanwezige ruimtelijke kwaliteit de basis voor de welstandsbeoordeling. In de gebieden met een bijzonder niveau is extra inspanning voor het behoud en eventuele versterking van de ruimtelijke kwaliteit gewenst. Dit betekent dat de criteria in gebieden met een bijzonder niveau met meer aandacht worden bekeken.

Bouwplannen aan achterkanten in reguliere gebieden kunnen veelal eenvoudiger beoordeeld worden dan plannen aan voorkanten, in bijzondere gebieden worden alle bouwplannen met aandacht bekeken.

Voor diverse polders is een inspirerende kwaliteitsgids opgesteld, die initiatiefnemers kan helpen een bijdrage te leveren aan het behoud of de versterking van de kwaliteiten van de betreffende polder.

Welstandsvrije objecten

Kweekkassen inclusief eventueel in het systeem geïntegreerde loodsen en constructies van ondersteunende bouwwerken zoals schaduwhallen en windkeringen zijn welstandsvrij, met uitzondering van reclames en mits deze niet in de directe nabijheid van cultureel erfgoed, zoals monumenten, worden gebouwd.

Criteria

Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:

Ligging

• bebouwing speelt in het landschap een ondergeschikte rol

• hoofdbebouwing staat aan de straatzijde, bijgebouwen hebben een ondergeschikte positie

• rooilijnen van hoofdmassa’s verspringen ten opzichte van elkaar en volgen weg of verkavelingspatroon

• bebouwing met voorgevel en publieksfuncties richten op de weg

• doorzichten naar het achterland behouden

• opslag speelt een onnadrukkelijke rol in het straatbeeld

Massa

• gebouwen zijn in beginsel individueel en afwisselend

• herhaling is de leidraad bij dubbele panden en rijen

• woningen hebben in beginsel een flinke kap

• bedrijfsgebouwen hebben een eenvoudige, schuurachtige vorm

• de nokrichting is evenwijdig aan of haaks op weg of verkavelingsrichting

• uitbreidingen zoals aanbouwen en dakkapellen zijn ondergeschikt en vormgegeven als toegevoegd element of opgenomen in de hoofdmassa

• bijgebouwen zijn eenvoudig van vorm en ondergeschikt aan de hoofdmassa

Architectonische uitwerking

• de architectonische uitwerking en detaillering zijn zorgvuldig en afwisselend

• bedrijfsgebouwen zijn eenvoudig en zorgvuldig gedetailleerd

• zeer grote lengtes door middel van geleding van de wand doorbreken

• wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op hoofdvolume

Materiaal en kleur

• materialen en kleuren zijn traditioneel of terughoudend, zoals gevels van baksteen en daken gedekt met (matte) pannen

• grote vlakken bestaan uit kleine elementen of hebben een duidelijke textuur

• daken van bedrijfsgebouwen zijn in beginsel grijs en anders van glas

• aan- en bijgebouwen in materiaal en kleur afstemmen op de hoofdmassa.

afbeelding binnen de regeling

Boomteelt (Gebied 3C)

Beschrijving

Het buitengebied rond Boskoop is in gebruik door boomkwekerijen. In het boomteeltgebied staat de bebouwing in de regel langs de wegen en bestaat voornamelijk uit kwekerswoningen, bedrijfswoningen en bedrijfsgebouwen zoals loodsen en kassen. Het beeld is gevarieerd.

Het landschap is gevuld met een grote variatie aan lage beplanting. De verkaveling is gelijk aan die van het open veenweidelandschap, maar is onderverdeeld in kleine vakken met een grote variatie aan lage beplanting en (veelal kleinschalige) kassen. Het gebied heeft hierdoor een meer besloten karakter dan het weidegebied.

De bebouwing staat in de regel vrij op een groen kavel, dat wordt ontsloten door lage bruggen en dammen. De kavels worden intensief gebruikt. De bebouwing staat vrij dicht op elkaar, wat samen met opgaande erfbeplanting de beslotenheid verder versterkt. Hoofdgebouwen zijn met de voorzijde gericht op de weg. Rooilijnen volgen de weg en verspringen onderling. Bedrijfsgebouwen staan achter de voorgevellijn van de woning.

De gebouwen zijn in de regel individueel en afwisselend. Daarnaast komen er enkele rijtjes arbeiderswoningen voor zoals aan de Berkenweg en Roemer. Woningen hebben een eenvoudige tot gedifferentieerde opbouw bestaande uit een onderbouw van één of twee lagen met kap. Oudere kwekerswoningen zijn vaak villa-achtig en uitgevoerd in diverse bouwstijlen. Ook bij nieuwere woningen is vaak veel aandacht besteed aan de massaopbouw en uitwerking.

De laatste generatie kwekerswoningen bestaat daarentegen steeds vaker uit relatief sobere versies van standaardontwerpen. Bedrijfsgebouwen, waaronder kassen, hebben veelal eenvoudige vormen en een grotere schaal dan de woningen.

De detaillering is in de regel verzorgd, gevarieerd en rijk. Met name oudere gevels hebben veel accenten, zoals siermetselwerk, fijn gedetailleerde gootklossen, daklijsten en kozijnen. Materialen en kleuren zijn divers en terughoudend. Gevels zijn van baksteen, soms geverfd of gepleisterd in een lichte tint en kappen zijn gedekt met pannen. Bij nieuwere panden komen ook betimmeringen in de gevel voor. Kozijnen zijn gewoonlijk uitgevoerd in geschilderd houtwerk. Bedrijfsgebouwen zijn eenvoudiger gedetailleerd dan de woningen met veelal gevels van plaatmateriaal, hout of glas.

Waarde

De waarde is vooral gelegen in de grote diversiteit van de bebouwing binnen het intensief gebruikte landschap van het boomteeltgebied. De lintbebouwing is belangrijk onderdeel van de indentiteit van de gemeente. Daarnaast zijn diverse panden en objecten cultuurhistorisch waardevol. Een deel hiervan is aangewezen als monument.

Uitgangspunten

Het boomteeltgebied is een gebied met een regulier welstandsniveau. Het beleid is gericht op het behoud van de gevarieerde bebouwing, in combinatie met de oorspronkelijke structuurelementen en het karakteristieke profiel van de lintwegen.

Bij de advisering zal onder meer aandacht geschonken worden aan de mate van afwisseling en individualiteit in de massa in combinatie met een zorgvuldige en gevarieerde vormgeving en traditioneel gebruik van materialen en kleuren. Een gevarieerd beeld is samen met een goede landschappelijke inpassing de basis voor de welstandstoets. Bouwplannen aan achterkanten kunnen veelal eenvoudiger beoordeeld worden dan plannen aan voorkanten.

Welstandsvrije objecten

Kweekkassen inclusief eventueel in het systeem geïntegreerde loodsen en constructies van ondersteunende bouwwerken zoals schaduwhallen en windkeringen zijn welstandsvrij, met uitzondering van reclames en mits deze niet in de directe nabijheid van cultureel erfgoed, zoals monumenten, worden gebouwd.

Criteria

Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:

Ligging

• hoofdbebouwing staat aan de straatzijde, bijgebouwen hebben een ondergeschikte positie

• rooilijnen van hoofdmassa’s verspringen ten opzichte van elkaar en volgen weg of verkavelingspatroon

• bebouwing met voorgevel en publieksfuncties richten op de weg

• doorzichten naar het achterland behouden

• opslag speelt een onnadrukkelijke rol in het straatbeeld

Massa

• gebouwen zijn individueel en afwisselend

• herhaling is de leidraad bij dubbele panden en rijen

• bedrijfsgebouwen hebben een eenvoudige, schuurachtige vorm

• de nokrichting is evenwijdig aan of haaks op weg of verkavelingsrichting

• uitbreidingen zoals aanbouwen en dakkapellen zijn ondergeschikt en vormgegeven als toegevoegd element of opgenomen in de hoofdmassa

• bijgebouwen zijn eenvoudig van vorm en ondergeschikt aan de hoofdmassa

Architectonische uitwerking

• de architectonische uitwerking en detaillering zijn zorgvuldig en afwisselend

• bedrijfsgebouwen zijn eenvoudig en zorgvuldig gedetailleerd

• zeer grote lengtes door middel van geleding van de wand doorbreken

• wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op hoofdvolume

Materiaal en kleur

• materialen en kleuren zijn traditioneel of terughoudend, zoals gevels van baksteen en daken gedekt met (matte) pannen

• grote vlakken bestaan uit kleine elementen of hebben een duidelijke textuur

• daken van bedrijfsgebouwen zijn in beginsel grijs en anders van glas

• aan- en bijgebouwen in materiaal en kleur afstemmen op de hoofdmassa.

afbeelding binnen de regeling

Bedrijventerrein (Gebied 4A)

Beschrijving

Alphen aan den Rijn heeft diverse bedrijventerreinen. Het zijn gebieden met bedrijfshallen van verschillende formaten, enkele kantoren en gebouwen voor grootschalige detailhandel. Te onderscheiden zijn traditionele en moderne bedrijventerreinen.

Traditioneel bedrijventerrein

De Rijnhaven en Heijmanswetering zijn voorbeelden van traditionele bedrijventerreinen. De terreinen hebben een eenvoudige hoofdstructuur met dicht op elkaar staande individuele gebouwen, waarvan de rooilijnen verspringen.

De gebouwen zijn in het algemeen georiënteerd op de weg. De inrichting van de openbare ruimte is doelmatig en eenvoudig op het sobere af. Opslag in het zicht is geen uitzondering. Aan de Hoogewaard komen enkele industriële complexen voor, waar de gebouwen schijnbaar willekeurig zijn georiënteerd en zonder opsmuk hun functie weerspiegelen.

De functionele bebouwing is eenvoudig van opzet en in uitwerking. Loodsen en hallen bestaan veelal uit twee tot drie lagen met een plat dak of flauw hellend zadeldak. Kantoren en entreepartijen vormen accenten in overwegend gesloten gevels. De detaillering is veelal sober en functioneel, materialen traditioneel. Gevels zijn van plaatmateriaal, bak- of betonsteen. Kleuren zijn rustig en sober, waarbij lichte grijzen en baksteentinten overheersen. Verspreid over deze terreinen komen enkele bedrijfswoningen voor. Deze woningen hebben in de regel een individueel karakter en sobere uitwerking.

Modern bedrijventerrein

Molenwetering en De Schans II zijn voorbeelden van terreinen met een modernere uitstraling. Het beeld is meer samenhangend met overwegend representatieve bedrijfsbebouwing. De inrichting van de openbare ruimte is zorgvuldig, doelmatig en hier en daar representatief. Groenelementen als bomen en groenstroken komen voor en versterken de representativiteit. Parkeren vindt hoofdzakelijk plaats op eigen terrein. De gebouwen zijn vrijstaand en met hun voorgevel georiënteerd op de weg. Representatieve ruimten en kantoren liggen in het algemeen aan de voorzijde. De bebouwing is in principe individueel en heeft een eenvoudige massa.

De opbouw bestaat uit één tot twee lagen met een plat dak of flauw hellende kap. De panden bestaan uit loodsachtige volumes, waarbij entreepartijen, showrooms en kantoorgedeelten veelal zijn vormgegeven als accent of zelfstandig volume. De bebouwing heeft een grote variatie in maat en schaal. Gevels zijn representatief en hebben een heldere opzet en eenvoudige detaillering. Het materiaalgebruik is overwegend modern en duurzaam. Gevels van plaatmateriaal en gevouwen staalplaat komen veel voor, net als glaspuien en baksteen. Kleuren zijn terughoudend en per cluster in samenhang.

Waarde

De waarde is vooral gelegen in de functionaliteit van de overwegend eenvoudige bebouwing en de heldere opzet van de terreinen. Op de moderne terreinen is de ruime stedenbouwkundige opzet en de verschijningsvorm van de bebouwing ook waardevol.

Uitgangspunten

De bedrijventerreinen zijn gebieden met een soepel welstandsniveau. Dit betekent in deze gebieden dat duidelijk zichtbare objecten aan de randen op een soepel welstandsniveau getoetst worden en dat objecten langs hoofdroutes, in zoverre duidelijk zichtbaar vanaf de hoofdroutes, een regulier welstandsniveau hebben. (Zie voor een overzicht van de hoofdroutes de niveaukaart en bijbehorende toelichting in hoofdstuk 3.) De binnengebieden die niet duidelijk zichtbaar zijn vanaf de aangrenzende gebieden en de (interne) hoofdroutes zijn welstandsvrij.

Het beleid is in de regel gericht op het beheer van de rust in het straatbeeld en het aanzien vanuit de omringende gebieden. Bij de advisering zal onder meer aandacht geschonken worden aan de samenhang in zowel de architectonische uitwerking als het gebruik van materiaal en kleur, waarbij de nadruk ligt op de gebiedsranden en belangrijkste openbare ruimten.

In de gebieden met een soepel niveau is het uitgangspunt dat bouwplannen geen afbreuk aan het stadsbeeld doen. In gebieden met een regulier niveau is het handhaven van de aanwezige ruimtelijke kwaliteit de basis voor de welstandsbeoordeling. Dit betekent dat de criteria in gebieden met een regulier niveau met meer aandacht worden bekeken. Bouwplannen aan achterkanten in reguliere gebieden kunnen veelal eenvoudiger beoordeeld worden dan plannen aan voorkanten, in soepele gebieden is het voorkomen van excessen de basis voor de welstandstoets aan achterkanten.

Om de ontwikkeling van het PCT-terrein in goede banen te leiden, is een beeldkwaliteitsplan vastgesteld. De het PCT-terrein is een hoogwaardig respresentatief bedrijventerrein gedacht. Op het PCT-terrein ligt het accent op een zorgvuldige inpassing in het weidelandschap. Het streefbeeld is gevarieerd en aantrekkelijk met duurzame materialen en terughoudende kleuren.

Voor enkele andere terreinen heeft de gemeente ambitie om de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren, zonder dat dit is vastgelegd in aanvullend beleid.

De Schans II heeft een strategische ligging in het zicht aan een hoofdentree van de stad Alphen aan den Rijn en is nog in ontwikkeling. Het terrein is opgezet als hoogwaardig, representatief en eigentijds bedrijventerrein. Dit geldt zowel gezien vanaf de omliggend wegen als voor de beleving in het gebied zelf. Het relatief hoge kwaliteitsniveau is een belangrijke identiteitsdrager voor dit terrein. De insteek is om dit niveau vast te houden. Naast de gemeentelijke inspanning ziet ook de ‘vereniging Parkmanagement Schans II’ hierop toe.

Een beperkt en eenduidig materiaal- en kleurgebruik en industriële architectuur dragen bij aan de kwaliteit van het gebied. Belangrijk is dat de bebouwing in de zones langs de N11, de Goudse Schouw en de spoorlijn een representatieve uitstraling krijgt. In het gebied zelf is de continuïteit van de wegprofielen belangrijk, waarbij de bebouwing zoveel mogelijk op een lijn staat.

Tegenover Schans II, ten oosten van de Gouwe, komt bedrijventerrein Steekterpoort I. Het bedrijventerrein Steekterpoort is deel van de Oude Rijnzone en bestaat uit twee fasen, aansluitend op de aanwezige overslagterminal Alpherium. Dit terrein is en wordt een belangrijke toegangspoort van Alphen aan den Rijn. Een hoogwaardige entree waar de gemeente trots op kan zijn is hier op zijn plaats. Veel bouwvelden zijn omringd door infrastructuur van een doorgaand karakter. Hier ligt de bijzondere opgave voor een alzijdige representatieve uitstraling van de bebouwing. Ook bezien vanaf de N11/spoorlijn en het buitengebied is een zorgvuldige vormgeving en landschappelijke inbedding van belang.

Bedrijventerrein Rijnhaven is één van de eerste planmatig ontwikkelde bedrijventerreinen van Alphen aan den Rijn en heeft een markante haven. Het gebied ligt centraal in de stad. De gemeente wil dat het gebied een aantrekkelijk en goed functionerend deel van de stad wordt. Rijnhaven-Oost is sterk versnipperd en verouderd. De haven wordt momenteel vrijwel niet meer gebruikt. Voor dit gebied is doorontwikkeling naar een voor Alphen uniek gemengd woon- en werkgebied aan de haven voorgestaan. In het bestemmingsplan zullen enkele spelregels voor de toekomstige kwaliteit worden opgenomen. Aandachtspunten zijn onder meer uitstraling op ooghoogte, individualiteit en geleding per pand.

Welstandsvrije objecten

Op het PCT-terrein zijn kweekkassen inclusief eventueel in het systeem geïntegreerde loodsen en constructies van ondersteunende bouwwerken zoals schaduwhallen en windkeringen welstandsvrij, met uitzondering van reclames en mits deze niet in de directe nabijheid van cultureel erfgoed, zoals monumenten, worden gebouwd.

Criteria

Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:

Ligging

• gebouwen op de openbare ruimte oriënteren en representatieve functies naar de straat richten

• aan de randen rekening houden met de invloed op aangrenzende gebieden

• rooilijnen kunnen verspringen ten opzichte van elkaar

• opslag speelt een onnadrukkelijke rol in het straatbeeld

Massa

• gebouwen zijn bij voorkeur individueel en afwisselend

• gebouwen zijn eenvoudig van opbouw en bestaan bij voorkeur uit een ongedeelde en evenwichtige hoofdmassa

• entrees en kantoorgedeelten vormgeven als accent of zelfstandige volume

Architectonische uitwerking, materiaal en kleur

• de architectonische uitwerking en detaillering zijn in het algemeen evenwichtig en gevarieerd, afgestemd op de omringende bebouwing

• accenten en geledingen ter onderscheiding van functies zijn wenselijk

• wijzigingen in stijl, maat en afwerking afstemmen op hoofdvolume

• woningen hebben een individuele uitstraling en een bescheiden architectuur

• materialen en kleuren afstemmen op omgeving

• grote vlakken bestaan uit materialen met een structuur zoals baksteen, houten betimmering of gevouwen staalplaat

• kleuren zijn bij voorkeur terughoudend en in onderlinge samenhang met hier en daar een accent.

afbeelding binnen de regeling

Groen en parken (Gebied 4B)

Beschrijving

Groen en parken zijn gebieden met een groen en enigszins besloten karakter, waarin voor de bebouwing een bescheiden rol is weggelegd. Te onderscheiden zijn sport- en recreatieterreinen, parken en begraafplaatsen. Deze gebieden liggen voornamelijk aan de randen van de kernen.

Sport en recreatie

Sportparken hebben een overwegend groen karakter, waarin voor de bebouwing een bescheiden rol is weggelegd. Dit geldt ook voor recreatiegebied Zegersloot en volkstuincomplexen, zoals aan de Ridderbuurt.

In het algemeen bestaat de veelal geclusterde bebouwing van deze terreinen uit een hoofdgebouw met meerdere bijgebouwen, die meestal vrij op het maaiveld staan en waarbij het hoofdgebouw gericht is op de belangrijkste openbare ruimte of het hoofd sportveld. De entree is gericht op de weg en veelal vormgegeven als accent.

Bij de entree van volkstuincomplexen staat soms een hoofdgebouw. Op de tuinen zelf staan kleine gebouwtjes als kassen en schuurtjes. De gebouwen hebben een eenvoudige opbouw van één tot twee lagen met een flauw hellende kap of plat dak. Hoewel de gebouwen vaak verschillen van uiterlijk is de hoofdvorm vaak helder en de architectuur eenvoudig.

Grote vlakken bestaan uit materiaal met een structuur zoals baksteen, houten betimmering of plaatmateriaal. Kleuren zijn terughoudend.

Parken en begraafplaatsen

Parken als Avifauna en Archeon hebben meer bebouwing dan de sport- en recreatieterreinen. Het Archeon ligt enigszins verscholen achter de bebouwing van woonwijk Kerk en Zanen en bevat reconstructies van historische bouwwerken. Vogelpark Avifauna ligt langs de Oude Rijn. Het entreegebouw en het naastgelegen hotel zijn goed te zien vanaf het lint. Het park ligt verscholen achter zijn eigen entreegebouw en het naastgelegen hotel.

De bebouwing op begraafplaatsen is verzorgd, waarbij hoofdgebouwen in de regel representatieve gevels en een zorgvuldig detaillering hebben.

Uitzonderingen

Op deze groene terreinen komen enkele gebouwen met complexe, samengestelde bouwmassa’s voor, zoals een overdekt zwembad en een moskee.

Waarde

De waarde is vooral gelegen in het groene karakter waarbij de bebouwing een ondergeschikte rol speelt. De gebieden hebben veelal een heldere, eenvoudige opzet en bebouwing. De architectuur is terughoudend.

Uitgangspunten

Groen en parken zijn gebied met een soepel welstandsniveau. Uitzondering hierop zijn Archeon, Avifauna en enkele hoofdroutes die een regulier niveau hebben en het Bospark dat een bijzonder niveau heeft. (Zie voor een overzicht van de hoofdroutes de niveaukaart en bijbehorende toelichting in hoofdstuk 3.)

Andere uitzondering is recreatiegebied Zegersloot, waar de binnengebieden welstandsvrij zijn. In Zegersloot is de onderverdeling tussen soepel en vrij afhankelijk van de zichtbaarheid vanuit omliggende gebieden. Aan achterkanten in gebied met een soepel welstandsniveau is het voorkomen van excessen de basis voor de welstandstoets.

Het beleid is terughoudend en gericht op beheer. Bij de advisering zal onder meer aandacht geschonken worden aan het behoud van de in beginsel terughoudende architectuur en een goede landschappelijke inpassing.

Welstandsvrije objecten

Kleine objecten op volkstuincomplexen zoals tuinhuisjes en hobbykassen zijn welstandsvrij, met uitzondering van reclames en mits deze niet in de directe nabijheid van cultureel erfgoed, zoals monumenten, worden geplaatst.

Criteria

Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:

Ligging

• per terrein is er één vrijstaande en individuele hoofdmassa

• het hoofdgebouw in een bebouwingslint richten op de weg

• het individuele gebouw binnen een cluster is deel van het geheel

• bijgebouwen zijn ondergeschikt, bedrijfsgebouwen liggen in beginsel achter de voorgevelrooilijn

Massa

• gebouwen hebben een eenvoudige hoofdvorm

• gebouwen hebben per cluster samenhang

• geledingen in massa zijn wenselijk

• aanbouwen zijn ondergeschikt en maken deel uit van de totale compositie

Architectonische uitwerking, materiaal en kleur

• er is ontwerpaandacht voor alle details

• accenten en geledingen zijn wenselijk

• wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op hoofdvolume

• bijgebouw eenvoudiger maar net zo zorgvuldig detailleren als hoofdmassa

• grote vlakken bestaan uit materialen met een structuur, zoals baksteen of betimmering

• kleuren zijn terughoudend en in onderlinge samenhang, waarbij eventuele verenigingskleuren als contrastkleur kunnen worden ingezet zonder de boventoon te voeren

Aanvullende criteria voor initiatieven aan de Zegerplas

• plannen hebben een duidelijke relatie met het water door een goede inpassing op, in of langs het water

• bouwwerken hebben bij voorkeur het karakter van een paviljoen, met onder meer een alzijdige zichtbaarheid

• gebouwen hebben in beginsel één laag met kap, waarbij de kap een eigen expressie kan krijgen

• gebouwen zijn representatief als gevolg van vormgeving en materiaalkeuze

• inrichting van het terrein sluit goed aan op het park (elementen als steigers, hekken en vlonders zorgvuldig vormgeven als onderdeel van het landschap).

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Hoofdstuk 6 Afwijkende plannen

De criteria voor gebieden en objecten gaan uit van de aanwezige kwaliteit en geven richtlijnen voor veranderingen, die redelijkerwijs passen in hun omgeving. Het kan voorkomen, dat een bouwwerk of een plan afwijkt van zijn omgeving. In dat geval kan er gebruik worden gemaakt van de algemene criteria of van de criteria voor excessen. Ook is een toelichting op de omgang met grote bouwplannen die afwijken van de gangbare structuur opgenomen.

Algemene criteria

De algemene welstandscriteria richten zich op het vakmanschap. In bijzondere situaties wanneer de gebiedsgerichte en de objectgerichte welstandscriteria ontoereikend zijn, kan het nodig zijn expliciet terug te grijpen op de algemene welstandscriteria. Dit kan zijn als een bouwplan past binnen de criteria voor objecten of gebieden en toch duidelijk onder de maat blijft of als het afwijkt van de omgeving maar door bijzondere schoonheid wél aan redelijke eisen van welstand voldoet.

• Relatie tussen vorm, gebruik en constructie

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat de verschijningsvorm een relatie heeft met het gebruik ervan en de wijze waarop het gemaakt is, terwijl de vormgeving daarnaast ook zijn eigen samenhang en logica heeft.

Relatie tussen bouwwerk en omgeving

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of de omgeving groter is.

• Betekenissen van vormen in sociaal-culturele context

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat verwijzingen en associaties zorgvuldig worden gebruikt en uitgewerkt, zodat er concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit.

• Evenwicht tussen helderheid en complexiteit

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat er structuur is aangebracht in het beeld, zonder dat de aantrekkingskracht door simpelheid verloren gaat.

• Schaal en maatverhoudingen

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een samenhangend stelsel van maatverhoudingen heeft dat beheerst wordt toegepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen.

Materiaal, textuur, kleur en licht

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat materiaal, textuur, kleur en licht het karakter van het bouwwerk zelf ondersteunen en de ruimtelijke samenhang met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan duidelijk maken.

Excessen

Van een exces is sprake als het uiterlijk van een bouwwerk sterk afwijkt van en afbreuk doet aan de omgeving. Plannen mogen niet excessief in strijd zijn met redelijke eisen van welstand. De burger heeft vrijheid binnen de structuur en architectuur van het bestaande gebied.

De initiatiefnemer zal redelijkerwijs moeten aansluiten op wat in de omgeving gebruikelijk is. Daarbij geldt, dat er eerder sprake is van strijdigheid naarmate een bouwwerk meer zichtbaar is vanuit de openbare ruimte. Een aanbouw aan de achterzijde van een woning in een bouwblok is minder van invloed op het aanzien van de gemeente dan een aanbouw aan de zijgevel van een vrijstaande woning aan een doorgaande route. Ook is er eerder sprake van een exces bij cultureel erfgoed.

Volgens de wet moeten de criteria voor het beoordelen op excessen in de welstandsnota zijn opgenomen. De hier opgenomen criteria zijn niet bedoeld om de plaatsing van een bouwwerk tegen te gaan. De gemeente hanteert bij het toepassen van deze excessenregeling het criterium, dat er sprake moet zijn van een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident is en die afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. Vaak heeft dit betrekking op:

• Het visueel of fysiek afsluiten van een bouwwerk voor zijn omgeving

De plaatsing van een schuur of hoge schutting voor de voorgevel of het dichttimmeren van gevelopeningen kan het zicht op een bouwwerk hinderen. Dit geldt ook voor het plaatsen van een (flink) bijgebouw naast een fort of stolp.

Het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden

Aanpassingen aan een bouwwerk kunnen de architectonische bijzonderheden van een pand zodanig beschadigen dat het in strijd is met redelijke eisen van welstand. Een toegevoegd wezensvreemd element dat de architectuur van een pand ontkent, kan het oorspronkelijk karakter van een bouwwerk (deels) teniet doen, net als achterstallig onderhoud aan de buitenzijde van een bouwwerk. Hetzelfde geldt voor gedeeltelijke sloop of (ver)bouw. Van een andere orde zijn bouwwerken die door een calamiteit geheel of gedeeltelijk onherstelbaar zijn beschadigd. Het in stand laten van dit soort objecten kan een exces zijn.

• Armoedig materiaalgebruik

Omdat materialen die niet geschikt zijn als bouwmateriaal kunnen leiden tot een armoedige en ook gevaarlijke situaties, kan de gemeente op basis van welstand verlangen dat een ander materiaal wordt gebruikt.

• Felle of contrasterende kleuren

Het toepassen van felle kleuren of kleuren die contrasteren met de directe omgeving, kan leiden tot een onrustig beeld en is daarom welstandshalve ongewenst.

Te opdringerige reclames

Een veelheid of hinderlijk in het oog springende reclame kan een exces zijn. Dat geldt niet alleen voor extern aangebrachte reclames, maar ook voor intern aangebrachte reclames die het uiterlijk van een gebouw beïnvloeden zoals beplakte glazen puien. Of er daadwerkelijk sprake is van een exces is onder andere afhankelijk van de ligging en de omvang van het gebouw.

• Een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is

Een gevel kan door een veelvoud van kleine toegevoegde elementen te veel uit de toon vallen. Daarnaast kunnen een of meerdere nieuwe gebouwen de samenhang in een gebied verstoren doordat de kenmerken hiervan teveel afwijken van wat gebruikelijk is.

Aan de hand van de gebiedsgerichte welstandscriteria kan bekeken worden wat redelijkerwijs verwacht kan worden van een nieuw gebouw. Voor de gebieden met een licht welstandsniveau zijn deze criteria wat grover gesteld en in de gebieden met een bijzonder niveau juist wat preciezer. Dit laatste is ook van toepassing op de aandachtsplekken, -randen en routes binnen de lichte en gewone gebieden. Bij de beoordeling of een object al dan niet een exces is, wordt hiermee rekening gehouden.

Grotere projecten

Ook nieuwbouwplannen en herontwikkelingsprojecten vereisen een bijzondere inzet. De welstandsnota bevat echter geen welstandscriteria voor grotere (her)ontwikkelingsprojecten die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken. Dit is het geval indien sprake is van een functiewijziging ten opzichte van de gebiedenkaart uit hoofdstuk 4, zoals bijvoorbeeld nieuwe woon- en werkgebieden in agrarisch gebied, waarbij de gebiedsgerichte welstandscriteria voor het betreffende gebied niet toereikend zijn voor een goede beoordeling. Dergelijke welstandscriteria kunnen niet worden opgesteld zonder dat er een concreet stedenbouwkundig plan, bijvoorbeeld in de vorm van een beeldkwaliteitsplan, aan ten grondslag ligt.

Het opstellen van welstandscriteria voor (her)ontwikkelingsprojecten kan een onderdeel zijn van de stedenbouwkundige planvoorbereiding. De criteria worden in dat geval opgesteld door de gemeente of in overleg met de commissie.

De gemeenteraad stelt de welstandscriteria vervolgens vast ter aanvulling op de welstandsnota, waarbij de inspraak gekoppeld kan worden aan de inspraakregeling bij de stedenbouwkundige planvoorbereiding.

De gemeente maakt daarnaast gebruik van stedenbouwkundige plannen of beeldkwaliteitsplannen om sturing te geven aan veranderingen. Momenteel geldt er aanvullend ruimtelijk beleid voor diverse gebieden, waaronder het PCT-terrein, Voorofsche Zoom en Weidelanden. In de betreffende gebieden is een verwijzing naar deze plannen opgenomen.

Addendum bij de welstandsnota Beeldkwaliteitsplan Torenpad-West Boskoop

In de welstandsnota 2015 van Alphen aan den Rijn is het plangebied Torenpad-West op de kwaliteitskaart aangeduid als boomteeltgebied. Het plangebied ligt tussen de Parklaan, Zijde en Zinkeling. Op 23 april 2020 heeft de gemeenteraad voor dit plangebied een nieuw bestemmingsplan en bijbehorend beeldkwaliteitsplan vastgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan vormt -in afwijking van de huidige regels van de welstandsnota- het nieuwe toetsingskader voor nog aan te vragen omgevingsvergunningen en het ontwerpen inrichting van de openbare ruimte. Met de vaststelling van het beeldkwaliteitsplan voor dit bepaalde gebied is het beeldkwaliteitsplan onderdeel geworden van de welstandsnota 2015. Het beeldkwaliteitsplan is als bijlage bij de welstandsnota gevoegd en in te zien op www.ruimtelijkeplannen.nl met identificatienummer NL.IMRO.0484.BKtorenpadwest-VA01 (documenten/bijlage bij toelichting, bijlage 1).

afbeelding binnen de regeling

ligging plangebied

BEGRIPPENLIJST (Bijlage 1)

Aanbouwen grondgebonden toevoeging van één bouwlaag aan een gevel

van een gebouw (een aangebouwd bijbehorend bouwwerk)

Achterkant de achtergevel, het achtererf en het dakvlak aan de achterzijde

van een gebouw; de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een

gebouw op minstens 1,00 m achter de voorgevellijn en voor zover die zijde niet

direct grenst aan de weg of openbaar groen

Afdak dak dat is aangebracht tegen een muur of gebouw om tegen neerslag

te beschermen

Band horizontale versiering in de gevel in afwijkend materiaal, meestal natuursteen

of baksteen

Bedrijfsbebouwing gebouwen ten behoeve van bedrijven zoals hallen, werkplaatsen

en loodsen; hebben meestal een utilitair karakter

Beschermd dorps- of stadsgezicht gebied dat vanwege de ruimtelijke of

cultuurhistorische waarde is aangewezen tot beschermd gebied krachtens de

Monumentenwet of op grond van de Erfgoedverordening

Beschot afwerking van een wand met planken, schroten of rabatdelen

Bestemmingsplan door de gemeenteraad vastgesteld plan waarin gebruik van grond en bebouwingsvoorschriften zijn vastgelegd

Bestrating verharding zoals straatstenen of tegels

Bijgebouw gebouw dat bij een hoofdgebouw hoort en los van het hoofdgebouw

op het erf of kavel staat; meestal bedoeld als schuur, tuinhuis of garage

(een vrijstaand bijbehorend bouwwerk)

Blinde muur of gevel gevel of muur zonder raam, deur of andere opening

Borstwering lage dichte muur tot borsthoogte

Boeiboord opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd

in hout of plaatmateriaal

Boerderij gebouw of gebouwen op een erf met een (oorspronkelijk) agrarische

functie en het daarbij horende woonhuis waaronder de stolp, kop-halsromp

en andere typen

Bouwblok een aan alle zijden door straten en wegen begrensde groep gebouwen,

die een stedenbouwkundige eenheid vormt

Bouwlaag de begane grond of een verdieping van een gebouw

Bovenbouw het bovendeel van een gebouw; heeft meestal betrekking op de

schuine kap van een huis met de daarbij behorende kopgevels

Buitengebied buiten de bebouwde kom gelegen gebied, ook wel landelijk

gebied genoemd

Bungalow meestal vrijstaande woning waarvan alle vertrekken op de begane

grond zijn gesitueerd

Buurtschap verzameling woningen of boerderijen buiten de bebouwde kom

Carport afdak om de auto onder te stallen, meestal bij een woning

Dak afdekking van een gebouw, vlak of hellend, waarop dakbedekking is aangebracht

Dakhelling de hoek van het dak ten opzichte van een horizontale vlak

Dakkapel uitbouw op een hellend dakvlak

Dakopbouw een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de

nok van het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert

Dakraam raam in een hellend dak

Deelplan een stedenbouwkundig plan, waarin een stuk van een wijk of stad

gedetailleerd is uitgewerkt

Detail ontmoeting van verschillende bouwdelen zoals gevel en dak of gevel

en raam

Drager en invulling de drager is de constructie van een gebouw, waaraan de

invulling is toegevoegd om te beschermen tegen weer en wind (heeft vooral

betrekking op gebouwen uit de jaren vijftig en zestig, waarbij het verschil tussen

drager en invulling werd gebruikt om de woning in een groot gebouw of rij

huizen te onderscheiden)

Ensemble architectonisch en stedenbouwkundig compositorisch geheel van

meerdere panden

Erf onbebouwd stuk grond behorende bij een gebouw

Erker kleine toevoeging van ten hoogste één bouwlaag aan de gevel van een

gebouw, meestal uitgevoerd in hout en glas

Exces als het uiterlijk van een bouwwerk sterk afwijkt van en afbreuk doet

aan de omgeving

Flat groot kantoor- of woongebouw met meerdere verdiepingen

Galerij gang aan de buitenkant van een (flat)gebouw die toegang verschaft tot

de afzonderlijke woningen

Geleding verticale of horizontale indeling van de gevel door middel van

Inspringingen

Gepotdekseld gedeeltelijk over elkaar gespijkerde planken om inwatering

tegen te gaan

Gevel buitenmuur van een gebouw (afhankelijk van de plaats de voor-, zij- of

achtergevel)

Gootklos in de muur bevestigd stuk balk ter ondersteuning van een goot

Groengebied gebied met veel beplanting zoals parken, plantsoenen, sportterreinen

en natuurgebieden

Hoogbouw gebouwen van meer dan vier lagen

Individueel gebouw zelfstandig, op zichzelf staand gebouw

Industriebebouwing gebouwen met een industriële bestemming

Industriegebied gebied bestemd voor de vestiging van industrie

Kavel grondstuk, kadastrale eenheid

Kern centrum van een dorp of stad

Klossen uit de muur stekende houten of gemetselde blokjes ter ondersteuning

van uitstekende onderdelen van een gebouw zoals dakgoten

Kop in het algemeen gebruikt om de smalle kant van een rechthoekige vorm

aan te duiden, bijvoorbeeld bij een gebouw

Laag zie bouwlaag

Laagbouw gebouwen van één of twee lagen

Lak afwerklaag van schilderwerk

Landelijk gebied zie buitengebied

Latei draagbalk boven gevelopening

Lessenaarsdak dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak

Lichtkoepel raamconstructie in een plat dak, in de vorm van een koepel

Lijst een al dan niet versierde en geprofileerde rand als bekroning van de

bovenzijde van een gevel

Lint langgerekte weg met daarlangs bebouwing

Luifel een plat uitgebouwd afdak, vaak boven een deur

Maaiveld bovenzijde van het terrein dat een bouwwerk omgeeft, de grens tussen

grond en lucht

Mansardekap dakvorm waarbij het onderste deel van het dak steiler is dan het

bovenste deel waardoor een geknikte vorm ontstaat

Massa volume van een gebouw of bouwdeel

Metselverband het zichtbare patroon van metselwerk

Middelhoogbouw gebouwen van drie of vier lagen

Middenstijl vertikaal deel in het midden van een deur- of raamkozijn.

Nok horizontale snijlijn van twee dakvlakken, de hoogste lijn van het dak

Onderbouw het onderdeel van een gebouw; heeft meestal betrekking op de

begane grond van een huis met een zadeldak

Ondergeschikt voert niet de boventoon

Ontsluiting de toegang tot een terrein of een gebouw

Openbaar toegankelijk gebied de weg alsmede pleinen, parken, plantsoenen,

openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen

toegankelijk is (met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de

ontsluiting van percelen door langzaam verkeer)

Openbare ruimte zie openbaar toegankelijk gebied

Oriëntatie de richting van een gebouw

Overkapping een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat bestaat uit een dak en

minimaal aan twee zijden open

Overstek bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen

deel

Paneel rechthoekig vlak, geplaatst in een omlijsting

Plaatmateriaal bouwmateriaal dat in plaatvorm geleverd wordt, zoals hout (triplex

en multiplex), kunststof (onder andere trespa) of staal (vlak of met profiel)

Planmatige bebouwing groep gebouwen herkenbaar uitgevoerd volgens een

vooraf opgesteld plan

Plint een duidelijk te onderscheiden horizontale lijn aan de onderzijde van een

gebouw

Portiek gemeenschappelijk trappenhuis

Piramidedak dak bestaande uit vier gelijk hellende vlakken die elkaar bovenaan

in een punt ontmoeten

Rabatdelen planken met duidelijk duidelijke groeven

Reclame een publieke aanprijzing van een bedrijf, een product of een dienst

Renovatie vernieuwing van een gebouw

Rijtjeshuis huis als onderdeel van een reeks aaneengebouwde, gelijkende

woningen

Rollaag horizontale rij stenen boven een gevelopening of aan de bovenzijde

van een gemetselde wand

Rooilijn lijn die de grens aangeeft waarbinnen gebouwd mag worden

Sanering herinrichting door middel van sloop en vervangende nieuwbouw

Schilddak dak met vier hellende vlakken waarvan twee grote en twee kleine

vlakken

Schuur bijgebouw ten behoeve van opslag

Situering de plaats van een bouwwerk in zijn omgeving

Speklaag doorlopende horizontale metselwerklaag in een contrasterende

kleur

Stads- en dorpsvernieuwing maatregelen voor de verbetering of vervanging

van bebouwing en de openbare ruimte daaromheen

Strookramen horizontaal raam met onderverdeling, veelal net zo breed als

de gevel

Textuur de voelbare structuur van een materiaal (bij metselwerk dus de oneffenheden

van de steen en het voegwerk)

Uitbouw aan het gebouw vastzittend bouwwerk dat rechtstreeks vanuit het

gebouw toegankelijk is

Voorgevellijn denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een

bouwwerk

Voorkant de voorgevel, het voorerf en het dakvlak aan de voorzijde van een

gebouw; de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw

op minder dan 1,00 m achter de voorgevellijn en voorzover die zijde direct

grenst aan de weg of openbaar groen

Windveer plank aan weerskanten van een pannendak, bevestigd langs de

buitenste rij pannen

Zadeldak dak met twee tegenoverliggende dakvlakken die bij de nok samenkomen

Zijgevellijn denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk.

Colofon

De welstandsnota werd opgesteld voor de gemeente Alphen aan den Rijn in

samenspraak met Dorp, Stad en Land door Twan Jütte stedenbouw architectuur

te Delft.

Dorp, Stad en Land

Adviseurs ruimtelijke kwaliteit

Stationsplein 45

3013 AK Rotterdam

010 280 94 45

www.dorpstadenland.nl

Twan Jütte

Stedenbouw en architectuur

Mijnbouwstraat 120

2628 RX Delft

015 285 38 58

www.welstand.com

Ondertekening

Vastgesteld door de gemeenteraad van Alphen aan den Rijn in de openbare raadsvergadering van 23 april 2020,

de griffier, de voorzitter,