Overlegverordening

Geldend van 01-01-2011 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2011

Intitulé

Overlegverordening

De algemene vergadering van waterschap Scheldestromen;

Kenmerk: 2011000398

Gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur d.d. 19 januari 2011;

Gelet op hetgeen is bepaald in Artikel 33 van het Sociaal Statuut, zoals vastgesteld door het Bestuurlijk Overleg op 13 mei 2009;

Gelet op de Waterschapswet en het Reglement voor waterschap Scheldestromen;

besluit:

vast te stellen de navolgende “Overlegverordening”:

Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1.

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    • ‘de commissie’: de in artikel 13.1, lid 1 van de Sectorale arbeidsvoorwaardenregelingen waterschapspersoneel (SAW) bedoelde commissie voor georganiseerd overleg;

    • ‘de ambtenaren’: de ambtenaren in de zin van de SAW en de werknemers in de zin van paragraaf 2.2 van de SAW;

    • ‘de organisaties’: de plaatselijk werkende groeperingen van de landelijke verenigingen van overheidspersoneel, aangesloten bij de centrales die deel uitmaken van het Landelijk Arbeidsvoorwaardenoverleg Waterschappen (LAWA).

  • 2.

    De aan het slot van het vorige lid bedoelde centrales zijn: de Algemene Centrale van Overheidspersoneel (ACOP), de Christelijke Centrale van Overheids– en Onderwijzend Personeel (CCOOP) en de Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij Overheid, Onderwijs, Bedrijven en Instellingen (CMHF).

Samenstelling

Artikel 2

  • 1.

    De commissie is samengesteld uit een vertegenwoordiging van het waterschapsbestuur en een vertegenwoordiging van de organisaties.

  • 2.

    Voor de vertegenwoordiging van het waterschapsbestuur wijst het dagelijks bestuur uit zijn midden een vertegenwoordiger en diens plaatsvervanger aan en doet het algemeen bestuur uit zijn midden aanwijzing van ten minste drie leden en hun plaatsvervangers.

  • 3.

    Voor de vertegenwoordiging van de organisaties worden per centrale, bedoeld in artikel 1, lid 2, twee leden en hun plaatsvervangers aangewezen. Deze aanwijzing geschiedt door en uit de organisaties, welke ten minste 5% ambtenaren tot haar leden tellen. Indien verschillende organisaties deel uitmaken van een zelfde centrale, geldt het in de vorige zin bepaalde voor deze organisaties gezamenlijk.

Artikel 3

  • 1.

    De aanwijzing door het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur geschiedt voor een periode van ten hoogste vier jaren en voorts telkens ter vervanging van hen die ophouden lid van het dagelijks bestuur of van het algemeen bestuur te zijn.

  • 2.

    Uiterlijk 1 februari van elk jaar doet elke organisatie, bedoeld in artikel 2, lid 3, aan het dagelijks bestuur opgaaf van:

    • het aantal der op 1 januari van dat jaar bij haar aangesloten ambtenaren;

    • de namen en adressen der ambtenaren, die als gevolg van artikel 2, lid 3, als leden en plaatsvervangers zijn aangewezen.

  • 3.

    Degene, die als lid of als plaatsvervanger door een organisatie is aangewezen, houdt op dit te zijn zodra hij geen lid van de organisatie of geen ambtenaar meer is, evenals indien de organisatie schriftelijk aan het dagelijks bestuur doet weten dat zijn aanwijzing als vertegenwoordiger of plaatsvervanger is ingetrokken. In deze gevallen wordt zo spoedig mogelijk een opvolger aangewezen.

Artikel 4

  • 1.

    Voorzitter van de commissie is de door het dagelijks bestuur aangewezen vertegenwoordiger of bij afwezigheid zijn plaatsvervanger.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur wijst een ambtenaar, niet behorende tot de vertegenwoordiging van de organisatie, tot secretaris van de commissie aan, evenals diens plaatsvervanger. Zo nodig stelt het dagelijks bestuur verder personeel voor het secretariaat ter beschikking.

  • 3.

    De secretaris kan aan de besprekingen deelnemen.

Taak en bevoegdheden

Artikel 5

  • 1.

    De commissie beraadslaagt over alle aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van de ambtenaren met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden ingevoerd, voor zover in het overleg niet wordt voorzien door het Landelijk Arbeidsvoorwaardenoverleg Waterschappen.

  • 2.

    Wordt over een onderwerp een regeling getroffen in overeenstemming met de uitkomsten van het Landelijk Arbeidsvoorwaardenoverleg Waterschappen, dan doet het dagelijks bestuur daarvan mededeling aan de commissie; wordt geen regeling getroffen dan vindt ter zake alsnog overleg in de commissie plaats.

Artikel 6

  • 1.

    Voorstellen strekkende tot invoering, intrekking en wijziging van regelingen waaraan individuele personeelsleden rechten kunnen ontlenen en die een uitwerking zijn van voorstellen die in het landelijk overleg met de centrales van overheidspersoneel zijn overeengekomen, worden slechts ten uitvoer gebracht indien daarover overeenstemming is bereikt tussen de werkgeversdelegatie en de meerderheid van de werknemersvertegenwoordigers van de commissie.

  • 2.

    Voorts worden voorstellen strekkende tot invoering, intrekking en wijziging van in geld waardeerbare regelingen waaraan individuele personeelsleden rechten kunnen ontlenen, slechts ten uitvoer gebracht indien daarover overeenstemming is bereikt tussen de werkgeversdelegatie en de meerderheid van de werknemersvertegenwoordigers van de commissie.

  • 3.

    Besluiten betreffende de overige in artikel 5 bedoelde onderwerpen worden door het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur niet genomen, noch voorstellen op dat gebied door het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur gedaan, dan nadat de werknemersdelegatie van de commissie haar gevoelen over de concept–besluiten, respectievelijk voorstellen heeft kenbaar gemaakt.

  • 4.

    Ten aanzien van voorstellen voortvloeiende uit algemene wetgevingsprojecten, stelselwijzigingen of operaties die op werknemers in het algemeen betrekking hebben, is het bepaalde onder het eerste en tweede lid alleen van toepassing op de uit deze projecten voortvloeiende invoering of wijziging van regelingen.

Artikel 7

  • 1.

    De commissie, evenals de vertegenwoordiging van de organisaties, is bevoegd aangaande de in artikel 5 bedoelde onderwerpen voorstellen te doen aan het dagelijks bestuur.

  • 2.

    Heeft een voorstel betrekking op onderwerpen, behorende tot de bevoegdheid van het dagelijks bestuur dan neemt dit bestuur op dat gebied een beslissing. Behoren zij tot de bevoegdheid van het algemeen bestuur dan brengt het dagelijks bestuur het voorstel, voorzien van zijn advies, in elk geval ter kennis van het algemeen bestuur, indien uit het voorstel de eenstemmige wens der vertegenwoordiging van de organisaties daartoe blijkt.

  • 3.

    De besluiten, welke naar aanleiding van voorstellen van de commissie worden genomen, worden aan de vertegenwoordiging van de organisaties en aan de hoofdbesturen van de vertegenwoordigde organisaties medegedeeld.

Artikel 8

  • 1.

    De commissie kan, indien dit voor de behandeling van een bepaald onderwerp nodig wordt geacht, een subcommissie instellen, bestaande uit door haar aan te wijzen voorzitter en leden.

  • 2.

    De secretaris van de commissie is tevens secretaris van de subcommissie. Hij kan zich doen bijstaan of vervangen door degenen die ingevolge artikel 4, lid 2, ter beschikking staan.

  • 3.

    Het bepaalde in artikel 12 is van overeenkomstige toepassing.

Vergaderingen

Artikel 9

  • 1.

    De commissie vergadert indien de voorzitter dit nodig oordeelt op door hem te bepalen tijdstippen.

  • 2.

    Voorts belegt de voorzitter een vergadering indien ten minste drie leden van de commissie hem dit schriftelijk met opgaaf van redenen verzoeken en wel uiterlijk binnen één maand na ontvangst van het verzoek.

Artikel 10

  • 1.

    De commissie wordt tijdig, in de regel 14 dagen tevoren, ter vergadering opgeroepen. De oproepingsbrief vermeldt zoveel mogelijk de te behandelen onderwerpen.

  • 2.

    Een vergadering kan slechts plaatshebben indien ten minste de helft van de vertegenwoordiging van het waterschapsbestuur aanwezig is en ten minste de helft van de organisaties is vertegenwoordigd.

  • 3.

    Indien wegens onvoltalligheid in de zin van het vorige lid een vergadering niet kan plaatshebben, worden de aan de orde zijnde onderwerpen door de voorzitter geplaatst op de agenda van een binnen 14 dagen te houden nieuwe vergadering, in welke vergadering die onderwerpen in elk geval kunnen worden behandeld.

Artikel 11

Elk lid heeft het recht onderwerpen ter behandeling aanhangig te maken door deze schriftelijk op te geven aan de voorzitter. Deze stelt die onderwerpen zoveel mogelijk in de eerstvolgende vergadering aan de orde.

Artikel 12

  • 1.

    De vergaderingen zijn niet openbaar.

  • 2.

    De voorzitter kan hoofden van dienst of andere ambtenaren de vergadering doen bijwonen. Deze kunnen aan de besprekingen deelnemen.

  • 3.

    De vertegenwoordigers der organisaties kunnen zich doen bijstaan door een vertegenwoordiger van het hoofdbestuur van hun organisatie; zij zijn voorts bevoegd de onderwerpen der agenda binnen de grenzen ener doelmatige en vertrouwelijke behandeling van zaken aan voorbespreking in eigen kring te onderwerpen.

  • 4.

    De voorzitter kan betreffende het in de vergadering behandelde en betreffende de inhoud van aan de commissie overgelegde stukken geheimhouding opleggen. Deze geheimhouding geldt niet ten opzichte van het dagelijks bestuur en van het algemeen bestuur, evenals niet tegenover de hoofdbesturen van de vertegenwoordigde organisaties.

Artikel 13

De voorzitter kan op verzoek van ten minste twee leden of zo dikwijls hij dit nodig acht de vergadering schorsen voor een door hem te bepalen tijd.

Artikel 14

  • 1.

    Indien in de vergadering moet worden gestemd brengt elke vertegenwoordiging, bedoeld in artikel 2, lid 1, één stem uit.

  • 2.

    De stem van de vertegenwoordiging van het waterschapsbestuur wordt bepaald door hoofdelijke stemming der aanwezige leden in of buiten de vergadering. Bij staking van stemmen beslist de stem van de voorzitter.

  • 3.

    De stem van de vertegenwoordiging der organisaties wordt bepaald door stemming per vertegenwoordigde organisatie, waarbij voor iedere organisatie zoveel stemmen worden uitgebracht als ambtenaren bij haar zijn aangesloten op de eerste van het lopende jaar, met dien verstande, dat voor een organisatie niet meer stemmen in aanmerking komen dan het totaal aantal stemmen min één, dat door de andere organisaties gezamenlijk wordt uitgebracht. Bij staking van stemmen wordt de vertegenwoordiging geacht te hebben tegengestemd.

  • 4.

    Indien een organisatie in de loop van het jaar wordt vertegenwoordigd, geldt voor de toepassing van het vorige lid het aantal aangesloten ambtenaren op dat tijdstip.

Artikel 15

Het in de vergadering behandelde wordt zakelijk weergegeven in de notulen, welke, tenzij in het bij artikel 16 bedoelde reglement anders is bepaald, zo spoedig mogelijk in afschrift aan de leden worden gezonden.

Artikel 16

Indien door de commissie een reglement van orde voor de vergaderingen wordt vastgelegd, behoefd dit de goedkeuring van het dagelijks bestuur.

Artikel 17

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    deelnemers aan het overleg: de vertegenwoordiging van het waterschapsbestuur en de vertegenwoordigers van de organisaties genoemd in artikel 1, lid 1;

  • b.

    Advies– en Arbitragecommissie: de Advies– en Arbitragecommissie ingesteld door het College voor Arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de gezamenlijke colleges van gedeputeerde staten en het bestuur van de Unie van Waterschappen.

Artikel 18

De artikelen 19 t/m 23 zijn slechts van toepassing op geschillen betreffende aangelegenheden als bedoeld in artikel 5, lid 1, voor zover die aangelegenheden uitsluitend de rechtstoestand van ambtenaren met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd, betreffen.

Artikel 19

Indien een of meer van de deelnemers aan het overleg tijdens het overleg tot het oordeel komt dat dit overleg niet zal leiden tot een uitkomst die de instemming van alle deelnemers van het overleg zal hebben, brengen zij dat oordeel binnen drie dagen, nadat zij daarvan in het overleg blijk hebben gegeven schriftelijk ter kennis van de overige deelnemers aan het overleg.

Artikel 20

  • 1.

    Binnen tien dagen na de kennisgeving bedoeld in het vorige artikel schrijft de voorzitter een vergadering van de commissie uit. De vergadering moet worden gehouden binnen zeven dagen nadat deze is uitgeschreven.

  • 2.

    Tenzij door de commissie wordt besloten het overleg voort te zetten, dan wel te beëindigen, wordt in de vergadering nagegaan of overeenstemming bestaat over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is en of een oplossing van dat geschil zal worden gezocht door middel van voortzetting van het overleg nadat het advies is ingewonnen van de Advies– en Arbitragecommissie, dan wel door onderwerping van het geschil aan een arbitrale uitspraak van die commissie.

  • 3.

    Tot het inwinnen van advies zijn – ieder voor zich – de vertegenwoordiging van het waterschapsbestuur en de vertegenwoordiging der organisaties bevoegd. Het bepaalde in artikel 14 is hierbij van toepassing.

  • 4.

    Voor onderwerping van het geschil aan arbitrage is overeenstemming vereist tussen alle deelnemers aan het overleg.

Artikel 21

  • 1.

    Binnen zes dagen na de vergadering bedoeld in artikel 20 wordt het verzoek om advies ter kennis gebracht van de voorzitter van de Advies– en Arbitragecommissie.

Het verzoek wordt ondertekend door de deelnemers aan het overleg die zich voor inwinnen van het advies hebben uitgesproken en bevat tenminste het onderwerp en de inhoud van het geschil.

Indien in de vergadering bedoeld in artikel 20 geen overeenstemming is bereikt tussen alle deelnemers aan het overleg over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is, brengen de overige deelnemers aan het overleg hun visie op het onderwerp en de inhoud van het geschil eveneens binnen zes dagen na eerdergenoemde vergadering ter kennis van de voorzitter van de Advies– en Arbitragecommissie.

  • 2.

    bracht van de voorzitter van de Advies– en Arbitragecommissie. Het verzoek daartoe wordt ondertekend door alle deelnemers aan het overleg en dient tenminste te bevatten:

    • a.

      het onderwerp en de inhoud van het geschil;

    • b.

      de standpunten van alle deelnemers aan het overleg betreffende onderwerp en inhoud van het geschil.

Artikel 22

Binnen twee weken na ontvangst van het advies wordt het overleg over het geschil voortgezet.

Artikel 23

De arbitrale uitspraak van de Advies– en Arbitragecommissie heeft bindende kracht.

Slotbepalingen

Artikel 24

In de gevallen, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het dagelijks bestuur na overleg met de commissie.

Artikel 25

  • 1.

    Deze verordening kan niet worden gewijzigd dan nadat het voorstel tot wijziging in de commissie is behandeld.

  • 2.

    De commissie heeft het recht voorstellen betreffende wijziging voor te leggen aan het dagelijks bestuur.

Artikel 26

  • 1.

    De Overlegverordening waterschap Zeeuws-Vlaanderen vastgesteld bij besluit van 24 juni 1999 wordt ingetrokken.

  • 2.

    De Overlegverordening waterschap Zeeuwse Eilanden vastgesteld bij besluit van 1 november 2006 wordt ingetrokken.

Artikel 27

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Overlegverordening’.

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de algemene vergadering van waterschap Scheldestromen

d.d. 3 maart 2011

mr.drs. J.A. de Visser

interim secretaris-algemeen directeur

mr.drs. A.J.G. Poppelaars

interim dijkgraaf

Ondertekening