Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR602725
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR602725/2
Subsidieverordening inrichting landelijk gebied Limburg 2015 e.v.
Geldend van 19-08-2017 t/m 02-10-2018
Intitulé
Subsidieverordening inrichting landelijk gebied Limburg 2015 e.v.Gedeputeerde Staten van Limburg
maken ter voldoening aan het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht en de Provinciewet bekend dat zij in hun vergadering van 16 december 2014 hebben vastgesteld:
de Subsidieverordening inrichting landelijk gebied Limburg 2015 e.v.
Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
natuur- en landschapsbeleid: de nota’s Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig, Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013 -2020 (inclusief het programma Natuur en Landschap 2013-2015) en Limburgse Land- en tuinbouw Loont (inclusief het onderliggende uitvoeringsprogramma);
- b.
steunmodule: een regeling voor de verstrekking van een subsidie die als steunmaatregel als bedoeld in art. 107, eerste lid van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie wordt beschouwd;
- c.
Social Return on Investment: het opnemen van sociale voorwaarden, eisen en wensen in inkoop-, aanbestedings- en subsidieverleningstrajecten zodat de subsidieontvanger een bijdrage levert aan het provinciaal beleid ten aanzien van:
- -
Het bieden van werkgelegenheid aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De concrete invulling hiervan gebeurt aan de hand van reguliere banen, leerwerkplekken, stageplekken en (werk)ervaringsplaatsen aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt of jongeren zonder startkwalificatie.
- -
Het bevorderen van maatschappelijke participatie. De concrete invulling hiervan gebeurt in dit verband aan de hand van een expliciete koppeling van kansarme, kwetsbare en niet actieve burgers en activiteiten op het gebied van kunst en cultuur, sport en bewegen, onderwijs, (informele) zorg, burgerparticipatie, welzijn en vrijwilligerswerk.
- -
Artikel 2 Subsidieverstrekking
-
1. Deze verordening is niet van toepassing op subsidies waarop de Subsidieregeling Natuurbeheer Limburg, de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer Limburg of de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Limburg van toepassing is.
-
2. Deze verordening is niet van toepassing op aanvragers waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Europese Commissie waarbij de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de markt is verklaard.
-
3. Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen van het gebiedsgerichte beleid en die zijn vermeld in de bijlage bij deze verordening.
-
4. Voor zover de in het derde lid genoemde subsidie een steunmaatregel als bedoeld in art. 107, eerste lid van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is en niet bij of krachtens genoemd Verdrag is vrijgesteld van de verplichting tot aanmelding, kan alleen subsidie worden verstrekt overeenkomstig de voorwaarden, neergelegd in een steunmodule.
-
5. Gedeputeerde Staten kunnen slechts subsidies verstrekken voor zover dit niet in strijd is met Europeesrechtelijke verplichtingen dan wel / Europeesrechtelijke regelgeving.
-
6. Er wordt alleen steun toegekend aan (landbouw)ondernemingen die geen ondernemingen in moeilijkheden zijn.
-
7. De subsidie dient een stimulerend effect te hebben. De subsidie wordt geacht een stimulerend effect te hebben wanneer de begunstigde vóórdat de werkzaamheden aan het project of de activiteiten zijn begonnen, een aanvraag voor subsidie bij Gedeputeerde Staten heeft ingediend.
-
8. Subsidie wordt slechts verstrekt:
- a.
voor kosten die rechtstreeks zijn toe te rekenen aan de totstandkoming van een activiteit;
- b.
als de begroting sluitend is.
- a.
-
9. Gedeputeerde Staten kunnen ter uitvoering van deze verordening nadere regels stellen.
-
10. Gedeputeerde Staten kunnen steunmodules vaststellen.
-
11. Gedeputeerde Staten kunnen subsidieplafonds vaststellen, al dan niet voor bepaalde categorieën van activiteiten.
-
12. Gedeputeerde Staten kunnen de subsidieontvanger ten aanzien van Social Return on Investment nadere verplichtingen opleggen.
Artikel 3 Niet subsidiabele kosten
Er wordt geen subsidie verstrekt voor:
- a.
kosten die uit andere hoofde zijn of worden gesubsidieerd;
- b.
kosten die zijn gemaakt voorafgaand aan de indiening van de subsidieaanvraag;
- c.
verrekenbare of compensabele belastingen, heffingen of lasten;
- d.
kosten van bodemsanering voor zover verhaal op de vervuiler of een beroep op fondsen mogelijk is;
- e.
kosten van rente, bankdiensten, financieringen, gerechtelijke procedures, boetes of sancties;
- f.
kosten van activiteiten die redelijkerwijs kunnen worden gedekt uit de inkomsten die met deze activiteiten verband houden;
- g.
kosten om te voldoen aan wettelijke verplichtingen of aan gangbare minimumkwaliteitseisen;
- h.
kosten van reguliere werkzaamheden van de aanvrager, onderhoud of herstelwerkzaamheden;
- i.
exploitatiekosten die niet verband houden met de aanloopfase van een activiteit.
Aanvraag en subsidieverlening
Artikel 4 Aanvraag
-
1. Een aanvraag om subsidie wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten of bij een door hen aangewezen instantie op een daartoe vastgesteld formulier.
-
2. Gedeputeerde Staten kunnen tijdstippen of periodes vaststellen voor het indienen van een aanvraag, al dan niet voor afzonderlijke categorieën van activiteiten. Gedeputeerde Staten kunnen daarbij selectiecriteria aangeven of prioriteiten naar gebied, gemeente, doelstelling of activiteit.
Artikel 5 Gegevens
Naast het formulier zoals bedoeld in het eerste lid van artikel 4 bevat de aanvraag in ieder geval:
- a.
een liquiditeitsprognose gedurende de looptijd van het project bij een aanvraag vanaf € 125.000,00;
- b.
de aanvraag moet bevoegdelijk (indien van toepassing conform de statuten, inschrijving KvK) ondertekend zijn;
Artikel 6 Beslistermijn verlening
-
1. Gedeputeerde Staten beslissen op een subsidieaanvraag binnen twaalf weken na ontvangst of, in voorkomend geval, binnen twaalf weken na afloop van een termijn als bedoeld in artikel 4, tweede lid, mits deze aanvraag aan alle vereisten voldoet.
-
2. Gedeputeerde Staten kunnen de beslissing eenmaal voor ten hoogste twaalf weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager.
Voorschotten
Artikel 7 Bevoorschotting provinciale subsidie
-
1. Op subsidies tot € 125.000,00 zal direct bij de subsidieverleningsbeschikking een voorschot worden verleend van 90%.
-
2. Voor subsidies vanaf € 125.000,00 zal in de subsidieverleningsbeschikking op basis van de ingediende liquiditeitsprognose van de aanvrager, een schema voor een automatische bevoorschotting worden opgenomen tot maximaal 90%.
Verplichtingen van de subsidieontvanger
Artikel 8 Uitvoering activiteiten
-
1. De activiteiten starten uiterlijk binnen twee maanden na subsidieverlening, tenzij in de subsidieverleningsbeschikking een andere termijn is bepaald.
-
2. De activiteiten worden afgerond binnen twee jaren na de subsidieverlening, tenzij in de subsidieverleningsbeschikking anders is bepaald.
-
3. De activiteiten mogen niet zijn gestart, voordat de aanvraag voor subsidieverlening bij de Provincie Limburg is ingediend.
Artikel 9 Opdrachten aan derden
Indien de subsidieontvanger geen aanbestedende dienst of anderszins aanbestedingsplichtig is, dient deze voor het verstrekken van opdrachten aan derden de Regels aanbesteding provincie Limburg bij subsidiëring toe te passen.
Artikel 10 Boekhouding
-
1. De subsidieontvanger is verplicht een administratie te voeren die te allen tijde de informatie bevat die nodig is voor een juist inzicht in de realisatie van de te subsidiëren activiteiten en voor een juiste subsidieverstrekking, hetgeen inhoudt dat:
- a.
alle ontvangsten en uitgaven in de administratie zijn vastgelegd met onderliggende bewijsstukken;
- b.
bewijsstukken, als onderdeel van de administratie, aanwezig zijn ten name van de gesubsidieerde en dat daaruit de aard van de geleverde goederen en diensten duidelijk blijkt.
- a.
-
2. De administratie wordt bewaard tot 5 jaar na vaststelling van de subsidie, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.
-
3. De subsidieontvanger is verplicht aan Gedeputeerde Staten te allen tijde inzage te verlenen in de administratie en alle inlichtingen te verstrekken.
Artikel 11 Voortgang uitvoering
-
1. De subsidieontvanger brengt eenmaal per jaar, of zo vaak als in de subsidieverleningsbeschikking is bepaald, aan de hand van het daarvoor bestemd formulier, schriftelijk verslag uit aan Gedeputeerde Staten over de inhoudelijke en financiële voortgang van de activiteiten.
-
2. Gedeputeerde Staten kunnen in de beschikking als bedoeld in het eerste lid bepalen dat rapportage over de voortgang geheel achterwege kan blijven.
Artikel 12 Publiciteit
De subsidieontvanger vermeldt in iedere externe communicatie, dat de activiteit geheel of gedeeltelijk is gerealiseerd met financiële steun van de Provincie Limburg.
Artikel 13 Informatieverstrekking
De subsidieontvanger doet onmiddellijk mededeling aan Gedeputeerde Staten over alle feiten en omstandigheden, waaronder bijvoorbeeld verzoeken tot zijn faillissement of tot surseance van betaling, waarvan hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zij invloed kunnen hebben op de aanspraak op subsidie.
Vaststelling
Artikel 14 Aanvraag subsidievaststelling
-
1. De subsidieontvanger dient de aanvraag tot subsidievaststelling in na afloop van de activiteiten. In de subsidieverleningsbeschikking wordt daarvoor een termijn opgenomen.
-
2. De subsidieontvanger verstrekt bij de aanvraag tot subsidievaststelling de volgende gegevens als het gaat om:
- a.
de vaststelling van een verleend subsidiebedrag dat € 125.000,00 of meer bedraagt: het financieel overzicht van de gerealiseerde subsidiabele projectkosten en de gerealiseerde inkomsten, gespecificeerd overeenkomstig de definitieve begroting, moet zijn voorzien van een (goedkeurende) controleverklaring van een onafhankelijke accountant;
- b.
de vaststelling van een verleend subsidiebedrag dat minder dan € 125.000,00 bedraagt: facturen en bewijsstukken van de betaling aan de hand van de daarvoor bestemde formulieren. Waar dit niet mogelijk is, worden de betalingen gestaafd door stukken met vergelijkbare bewijskracht;
- a.
-
3. De subsidieontvanger verstrekt naast de gegevens in het tweede lid, van dit artikel bij de aanvraag tot subsidievaststelling een inhoudelijke eindrapportage.
-
4. De aanvraag tot subsidievaststelling dient te worden ingediend bij Gedeputeerde Staten of bij een door hen aangewezen instantie op een daartoe vastgesteld formulier.
Artikel 15 Beslistermijn vaststelling
-
1. Gedeputeerde Staten stellen de subsidie vast binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling, mits deze aanvraag aan alle vereisten voldoet.
-
2. Gedeputeerde Staten kunnen de beslissing eenmaal voor ten hoogste twaalf weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager.
-
3. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet tijdig is ontvangen, kunnen Gedeputeerde Staten na een eenmalig rappel overgaan tot ambtshalve vaststelling.
Verplichtingen subsidieontvanger na subsidievaststelling
Artikel 16 Instandhouding
De subsidieontvanger houdt minstens vijf jaar na subsidievaststelling, of zo lang als in de desbetreffende paragraaf in de bijlage bij deze verordening of in de beschikking staat vermeld, de activiteiten of de resultaten van de activiteiten in stand.
Artikel 17 Terugbetaling vergoeding
-
1. In de gevallen als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is de subsidieontvanger een vergoeding verschuldigd die door Gedeputeerde Staten wordt vastgesteld.
-
2. De vergoeding bedraagt maximaal het bedrag waarmee de subsidie heeft bijgedragen aan de vermogensvorming in verhouding tot de andere middelen die daaraan hebben bijgedragen.
-
3. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de economische waarde van eigendommen en andere vermogensbestanddelen op het moment waarop de vergoeding verschuldigd wordt.
-
4. In afwijking van het eerste lid kunnen Gedeputeerde Staten op verzoek beslissen dat een vergoeding niet verschuldigd is, als aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
- a.
de activiteiten worden door een ander overgenomen;
- b.
de realisatie van de doelstelling komt niet in gevaar;
- c.
de activa en passiva worden tegen boekwaarde overgenomen.
- a.
Bijzondere en slotbepalingen
Artikel 18 Intrekking en terugvordering
-
1. De subsidieverlening of subsidievaststelling kan worden gewijzigd of worden ingetrokken als subsidieverstrekking in strijd is met ingevolge een verdrag voor de Provincie geldende verplichtingen.
-
2. Bij de vaststelling, intrekking of wijziging kan worden bepaald, dat over onverschuldigd betaalde subsidiebedragen een rentevergoeding verschuldigd is.
-
3. De wijziging of intrekking werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de wijziging of intrekking anders is bepaald.
Artikel 19 Afwijkingsbevoegdheid
-
1. Gedeputeerde Staten kunnen de bepalingen gesteld bij of krachtens deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover van toepassing, gelet op het belang van een doelgerichte of evenwichtige subsidieverstrekking, leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
-
2. Het eerste lid is niet van toepassing op de artikelen 2, vierde lid, en 3, onderdelen a, c en g.
-
3. De afwijkingsbevoegdheid bedoeld in het eerste lid geldt niet als de toepassing ervan in strijd met Europeesrechtelijke verplichtingen is.
Artikel 20 Toezicht
Gedeputeerde Staten kunnen ambtenaren aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald.
Artikel 21 Overgangsbepaling in verband met intrekking bestaande subsidieverordening
-
1. De Subsidieverordening inrichting landelijk gebied Limburg d.d. 18 februari 2014 (Prov. Blad 2014/13) wordt ingetrokken.
-
2. Voor subsidiebesluiten die zijn genomen voor de inwerkingtreding van deze verordening, blijven de bepalingen van de verordening genoemd in het eerste lid van dit artikel van toepassing, ook voor de volgende stappen in het subsidietraject
-
3. Aanvragen die op basis van de Subsidieverordening inrichting landelijk gebied Limburg d.d. 18 februari 2014 (Prov. Blad 2014/13) zijn ingediend en waarover bij inwerkingtreding van deze Subsidieverordening inrichting landelijk gebied Limburg 2015 e.v. nog niet is beslist, worden geacht op basis van deze Subsidieverordening inrichting landelijk gebied Limburg 2015 e.v. te zijn ingediend, tenzij Gedeputeerde Staten van oordeel zijn dat de aanvrager in zijn belangen wordt geschaad. In dat laatste geval handelen Gedeputeerde Staten overeenkomstig de ingetrokken verordening.
Artikel 22 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015
Artikel 23 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Subsidieverordening inrichting landelijk gebied Limburg 2015 e.v..
Ondertekening
Gedeputeerde Staten voornoemd,
drs. Th.J.F.M. Bovens,
voorzitter
mr. A.C.J.M. de Kroon,
secretaris
Uitgegeven, 18 december 2014
De secretaris,
mr. A.C.J.M. de Kroon
Bijlage bij Subsidieverordening inrichting landelijk gebied Limburg
Begripsomschrijvingen
In deze bijlage wordt verstaan onder:
Algemene Groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU2014, L 187/1);
BBL: Bureau Beheer Landbouwgronden als bedoeld in artikel 28 van de Wet agrarisch grondverkeer;
De-minimisverordening: Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Europese Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU) op de-minimissteun (PbEU2013, L352/1);
De-minimisverordening landbouw: Verordening (EU) nr.1408/2013 van de Europese Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 VWEU op de-minimissteun in de landbouwsector (PbEU2013, L352/9);
EHS: Ecologische Hoofdstructuur, zoals aangewezen in de ‘POL-herziening op onderdelen EHS’ (Provinciale Staten, 14 oktober 2005) inclusief latere herzieningen en wijzigingen van dat besluit;
EIP: Europese innovatiepartnerschappen, ondernemersgroepen die betrokken zijn bij grensverleggende projecten;
GGOR: gewenst grond- en oppervlaktewaterregime;
IKL: Stichting Instandhouding Kleine Landschapselementen;
Landbouwer: alle ondernemers die actief zijn in de primaire landbouwproductie, de verwerking en de afzet van landbouwproducten, zoals genoemd in artikel 2 van de Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU2014, L 193/1);
LLtL: Ambitiedocument Limburgse Land- en tuinbouw Loont (Provinciale Staten van Limburg, 22 februari 2013) en uitvoeringsprogramma LLtL (Gedeputeerde Staten van Limburg, 23 april 2013);
KMO of ‘kleine en middelgrote onderneming: bedrijven die voldoen aan de criteria van Bijlage I van Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU2014, L 193/1);
Ontwikkelgebied intensieve veehouderij: gebied zoals opgenomen in de Omgevingsverordening Limburg 2014 waarin nieuwvestiging van (meerdere) intensieve veehouderijbedrijven mogelijk is;
POG: Provinciale Ontwikkelingszone groen, zoals aangewezen in de ‘POL-herziening op onderdelen EHS’ (Provinciale Staten, 14 oktober 2005) inclusief latere herzieningen en wijzigingen van dat besluit;
POL: Provinciaal Omgevingsplan Limburg (Provinciale Staten, 22 september 2006) inclusief latere herzieningen en wijzigingen van dat plan;
SEF-beek: Beek met een specifiek ecologische functie;
SN: Subsidieregeling Natuurbeheer Limburg;
TOP-gebieden: verdroogde natuurgebieden die zijn opgenomen op de provinciale TOP-lijst waar de verdrogingsbestrijding prioriteit krijgt;
Vrijstellingsverordening landbouw: Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU2014, L 193/1);
Wilg: Wet inrichting landelijk gebied.
Hoofdstuk 1 Landbouw
1.1 Wettelijke herverkaveling en ruilverkaveling bij overeenkomst
Doel |
Realisatie maatregel 5 in de beleidsnota “Limburgse land- en tuinbouw loont”. |
Beoogde activiteiten |
1. Wettelijke herverkaveling als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Wilg; a. Integrale herverkaveling; b. Planmatige kavelruil gericht op landbouwstructuurverbetering (Verkavelen voor Groei). 2. Ruilverkaveling bij overeenkomst als bedoeld in hoofdstuk 9 van de Wilg. a. Integrale herverkaveling; b. Planmatige kavelruil gericht op landbouwstructuurverbetering (Verkavelen voor Groei). |
Aanvrager |
• Voorbereiding: overheden en organisaties met een publieke activiteit. • Uitvoering: samenwerkingsverbanden van landbouwers, overheden, landbouworganisaties, samenwerkingsverbanden tussen gemeenten, natuur- en landschapsorganisaties en samenwerkingsvormen voor kavelruil waarbij andere dan agrarische ondernemers betrokken kunnen zijn. |
Toepassingsgebied |
Provincie Limburg |
Subsidiabele kosten |
• Voorbereiding: externe kosten van (de voorbereiding van) het ruilproces en proceskosten ten behoeve van opstellen ruilplan en voorbereiden overeenkomsten. • Uitvoering: notariskosten, kadasterkosten, uitzetting nieuwe kavelgrenzen en kosten van technische maatregelen1: - De kosten van werkzaamheden om kavels beter bewerkbaar te maken. - De kosten van het ontsluiten of beter aansluiten van kavels door een weg en kosten van aanleg/aanpassing van andere infrastructuur. - De kosten voor investeringen in energievoorzienings- of waterhuishoudingsmaatregelen die de duurzaamheid van de landbouw vergroten. – De kosten van inpassingsmaatregelen: technische maatregelen in het gebied of in de omgeving gericht op het voorkomen van negatieve gevolgen voor de omgeving als gevolg van de verbetering van de functie landbouw, zoals het aanbrengen van compenserende beplantingen en aanpassingen van wegen- en padenstructuur. De kosten van de inzet van eigen uren van de ondernemer ten behoeve van het project zijn niet subsidiabel. |
Maximale subsidiepercentage/bedrag |
De subsidie bestaat uit: Voorbereiding: - maximaal 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 350,00 per ha. voor de activiteiten genoemd onder 1 en 2a. - Maximaal 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 350,00 per ha. voor de activiteiten genoemd onder 2b. Uitvoering: - De maximale subsidiabele kosten zijn € 1.310,00 per ha. voor de activiteiten genoemd onder 1 en 2a. - De maximale subsidiabele kosten zijn € 1.000,00 per ha. voor de activiteiten genoemd onder 2b. Indien sprake is van particuliere begunstigden, niet zijnde ondernemers voor uitvoering: - Bij wettelijke herverkaveling: maximaal 100% van de subsidiabele kosten. - Bij ruilverkaveling bij overeenkomst: notariskosten en kadasterkosten; maximaal 90% van de subsidiabele kosten; kosten technische maatregelen; maximaal 90% van de subsidiabele kosten. Indien er sprake is van andere ondernemers voor uitvoering: - Bij wettelijke herverkaveling: notariskosten en kadasterkosten; maximaal 90% van de subsidiabele kosten; kavelaanvaardingswerkzaamheden1,maximaal 90% van de subsidiabele kosten; kavelverbeteringswerkzaamheden2, maximaal 40% van de subsidiabele kosten. - Bij ruilverkaveling bij overeenkomst: notariskosten en kadasterkosten, maximaal 90% van de subsidiabele kosten; technische maatregelen (= kavelaanvaardings- en kavelverbeteringswerkzaamheden) die een investering in een onderneming of door een onderneming betreffen, maximaal 40% van de subsidiabele kosten. Indien de begunstigden overheden en/of organisaties met een publieke activiteit zijn: notariskosten, kadasterkosten en kosten technische maatregelen, zowel bij wettelijke herverkaveling alsook ruilverkaveling bij overeenkomst maximaal 100% van de subsidiabele kosten. Over de grootte van het herverkavelingsblok wordt bij herverkaveling op basis van een inrichtingsplan als bedoeld in artikel 17 van de Wilg, of een vergelijkbaar plan, door Gedeputeerde Staten een specifiek uitvoeringsbesluit genomen. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders |
Op projectniveau dient altijd sprake te zijn van verbetering van de kavelinfrastructuur uit het oogpunt van landbouwkundig nut en/of natuur- en milieuoverwegingen. Landbouwkundig nut wil zeggen verbetering van de verkavelingstructuur gericht op een efficiëntere bedrijfsvoering of vergroting van het multifunctioneel grondgebruik ten behoeve van de landbouw, met name op hellingen in beekdalen of –laagten. Het betreft met name meer grond bij huis, grotere en beter gevormde kavels of gebruikspercelen, afstandsverkorting van de veldkavels, verbetering van de bereikbaarheid en vergroting van het multifunctioneel grondgebruik. De betekenis van de verschillende aspecten is sterk afhankelijk van het bedrijfstype en de aard van de gebieden. EU-kader: Artikel 14, lid 14 en 15 van de Vrijstellingsverordening Landbouw (Steun voor ruilverkaveling van landbouwgrond). Let op: indien de aanvrager een onderneming in Europeesrechtelijke zin betreft, dient bij een subsidieaanvraag ook een beschrijving van de grootte van de onderneming overgelegd te worden, conform Bijlage I van Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU2014, L 193/1). |
1.2 Projectmatige aanpak ontwikkelgebied intensieve veehouderij
Doel |
Realisatie maatregel 5 in de beleidsnota “Limburgse land- en tuinbouw loont”. |
Beoogde activiteiten |
Projectmatige inrichting van ontwikkelgebieden intensieve veehouderij gericht op voorbereiding voor nieuwvestiging van meerdere intensieve veehouderij bedrijven: • Voorbereidingsfase: haalbaarheidsonderzoeken, plankosten, opstellen gebiedsvisies voor het ontwikkelgebied intensieve veehouderij. • Realisatiefase (exclusief grondverwerving): aanleg publieke infrastructuur, civiele werken, landschappelijke inpassing, bouwrijp maken van locaties binnen een ontwikkelgebied intensieve veehouderij. Aantal: 2 ontwikkelgebieden intensieve veehouderij. |
Aanvrager |
Gemeenten. |
Toepassingsgebied |
Ontwikkelgebieden intensieve veehouderij in Noord- en Midden Limburg. |
Subsidiabele kosten |
Kosten van de activiteiten genoemd onder ‘Beoogde activiteiten’ van externe partijen. De kosten van de inzet van eigen uren van de deelnemende gemeente ten behoeve van het project zijn niet subsidiabel. |
Subsidiepercentage/bedrag |
Voorbereidingskosten: maximaal 50% van de kosten tot een maximum van € 150.000,00 per ontwikkelgebied intensieve veehouderij. Realisatiefase: maximaal 60% van de kosten tot een totaal maximum van € 1.500.000,00 per ontwikkelgebied intensieve veehouderij. De totale subsidie bedraagt maximaal € 1.500.000,00 per ontwikkelgebied intensieve veehouderij. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders |
Het project moet gericht zijn op het realiseren van nieuwvestiging van meerdere intensieve veehouderijbedrijven in een ontwikkelgebied intensieve veehouderij zoals opgenomen in de Omgevingsverordening Limburg 2014. Er moet sprake zijn van een samenhangende aanpak gericht op ruimtelijke gebiedskwaliteiten en stimulering van duurzame en innovatieve ontwikkelingen en samenwerking. EU-kader: Subsidie verleend aan overheden is geen steun als de werkzaamheden uitsluitend publieke doelen dienen en aan ondernemers geen economisch voordeel toekomt. |
1.3A Innovatie-advies
Doel |
Realisatie maatregel 1 in de beleidsnota “Limburgse land- en tuinbouw loont”; het (door-) ontwikkelen en toepassen van kennis gericht op meerwaarde strategie of bovenwettelijke milieumaatregelen. |
Beoogde activiteiten |
Inhuur van kennis voor beknopt onderzoek of advies bij het uitwerken van de vraagarticulatie en beknopte kennisvragen met betrekking tot doel, aanpak, oplossingsrichting, partners, kosten, planning bij de uitwerking van innovatieve ideeën. Onder innovatie wordt hier bedoeld: vernieuwing die neerslaat in producten, diensten, processen of organisatievormen en kan betrekking hebben op o.a. de ontwikkeling van technologie, samenwerking, management, logistiek en marketing. |
Aanvrager |
Landbouwers of andere bedrijven die activiteiten verrichten op het gebied van productie, verwerking of afzet van landbouwproducten. |
Toepassingsgebied |
Provincie Limburg |
Subsidiabele kosten/niet-subsidiabele kosten |
Kosten van door derden geleverde advies- of onderzoeksdiensten op het gebied van innovatie. De kosten van de inzet van eigen uren van de ondernemer ten behoeve van het project zijn niet subsidiabel. |
Subsidiepercentage/bedrag |
Maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 15.000,00 per project. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders |
In een innovatieproces worden de volgende fases onderscheiden: 1. Fundamenteel onderzoek 2. Vraaggerichte idee-uitwerking (van idee naar projectplan) 3. Van projectplan met behulp van haalbaarheidsonderzoek naar businessplan of investeringsplan 4. Ontwikkelen en beproeven van concepten door middel van metingen, prototypes, pilots 5. Implementatie en uitrol. Deze subsidieparagraaf is gericht op fase 2 van bovengenoemde indeling. Alleen kmo’s kunnen voor een subsidie in aanmerking komen. EU-kader: Aanvrager is een landbouwer of een andere ondernemer artikel 28 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (Innovatiesteun voor kmo’s). Let op: bij een subsidieaanvraag dient ook een beschrijving van de grootte van de onderneming overgelegd te worden, conform Bijlage I van Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU2014, L 193/1). |
1.3B Innovatie-advies: Haalbaarheidsstudie / businessplan t.b.v. innovatieve verdienmodellen
Doel |
Realisatie maatregel 1 en 4 in de beleidsnota “Limburgse land- en tuinbouw loont” gericht op het (door-)ontwikkelen en toepassen van kennis gericht op meerwaarde strategie en ontwikkeling van nieuwe concepten. |
Beoogde activiteiten |
Inhuur van kennis voor het uitvoeren van haalbaarheidsstudies en / of het opstellen van businessplannen voor innovatieve verdienmodellen en innovatieve concepten. Onder innovatie wordt hier bedoeld: vernieuwing van producten, diensten, processen of organisatievormen die betrekking kan hebben op de ontwikkeling van technologie, cross overs met andere sectoren / toepassingen (op het vlak van technologie, logistiek, marketing en afzet) en samenwerking. |
Aanvrager |
Landbouwers of andere bedrijven die activiteiten verrichten op het gebied van productie, verwerking of afzet van landbouwproducten. |
Toepassingsgebied |
Gehele provincie Limburg |
Subsidiabele kosten/niet subsidiabele kosten |
Kosten van door derden geleverde adviesdiensten voor het uitvoeren van haalbaarheidsstudies en/of opstellen van businessplannen op het gebied van innovatie. De kosten van de inzet van eigen uren van de ondernemer ten behoeve van het project zijn niet subsidiabel. |
Subsidiepercentage/bedrag |
Maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 35.000,00 per project. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders |
In een innovatieproces worden de volgende fases onderscheiden: 1. Fundamenteel onderzoek 2. Vraaggerichte idee-uitwerking (van idee naar projectplan) 3. Van projectplan met behulp van haalbaarheidsonderzoek naar businessplan of investeringsplan 4. Ontwikkelen en beproeven van concepten door middel van metingen, prototypes, pilots 5. Implementatie en uitrol. Deze subsidieparagraaf is gericht op fase 3 van bovengenoemde indeling. Alleen kmo’s kunnen voor een subsidie in aanmerking komen. EU-kader: Aanvrager is een landbouwer of een andere ondernemer artikel 28 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (Innovatiesteun voor kmo’s). Let op: bij een subsidieaanvraag dient ook een beschrijving van de grootte van de onderneming overgelegd te worden, conform Bijlage I van Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU2014, L 193/1). |
1.3C Samenwerking: Ondernemersgroepen grensverleggende projecten
Doel |
Realisatie maatregel 2 in de beleidsnota “Limburgse land- en tuinbouw loont” gericht op bevordering van kennisdoorstroming en samenwerking bij innovaties. De projecten zijn gekoppeld aan grensverleggende ontwikkelingen met een potentie voor brede uitrol. |
Beoogde activiteiten |
Deze paragraaf richt zich op het vormen van samenwerkingsverbanden. Het te vormen samenwerkingsverband bestaat uit agrarische koplopers die grensverleggende conceptontwikkelingen van nabij volgen en als klankbord fungeren voor innovators. De leden van het samenwerkingsverband bekijken hoe toepassing in hun eigen bedrijf mogelijk is. Het betreft ontwikkelingen (technische-, product-, proces-) die leiden tot grensverleggende vernieuwing en leiden tot verbetering van bedrijfsrendement en omgevingskwaliteit. Het samenwerkingsverband kan betrokken zijn bij nationale en/of internationale innovaties (bijv. operationele groepen in het kader van EIP) . |
Aanvrager |
Landbouwers of andere bedrijven/organisaties in samenwerking met landbouwers. |
Toepassingsgebied |
Provincie Limburg |
Subsidiabele kosten/niet-subsidiabele kosten |
Kosten van door derden geleverde adviesdiensten op het gebied van innovatie en procesbegeleiding. De kosten van de inzet van eigen uren van de ondernemer ten behoeve van het project zijn niet subsidiabel. |
Subsidiepercentage/bedrag |
Maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 20.000,00 per project. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders |
In een innovatieproces worden de volgende fases onderscheiden: 1. Fundamenteel onderzoek 2. Vraaggerichte idee-uitwerking (van idee naar projectplan) 3. Van projectplan met behulp van haalbaarheidsonderzoek naar businessplan of investeringsplan 4. Ontwikkelen en beproeven van concepten door middel van metingen, prototypes, pilots 5. Implementatie en uitrol. Deze subsidieparagraaf is gericht op fase 3 en 4 van bovengenoemde indeling. Aan de ondernemersgroep dienen tenminste 5 landbouwers deel te nemen. Alleen kmo’s kunnen voor een subsidie in aanmerking komen. EU-kader: Artikel 28 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (Innovatiesteun voor kmo’s). Let op: bij een subsidieaanvraag dient ook een beschrijving van de grootte van de onderneming overgelegd te worden, conform Bijlage I van Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU2014, L 193/1). |
1.3D Samenwerking: Ondernemersgroepen voor toepassing en innovatie in de landbouw (uitrol)
Sluit aan bij operationeel doel (code) |
Realisatie maatregel 2 in de beleidsnota “Limburgse land- en tuinbouw loont” gericht op bevordering van innovatie door kennisdoorstroming en samenwerking. |
Beoogde activiteiten |
Deze paragraaf richt zich op het faciliteren van ondernemersgroepen met het oog op (versnelling van) de toepassing van innovatie. De nadruk ligt op nieuwe ontwikkelingen (die verder gaan dan de goede landbouwpraktijk en/of wettelijke eisen) en betrekking hebben op: • implementatie van nieuwe innovatieve concepten; • demonstratieactiviteiten en advisering voor ondernemersgroepen gericht op toepassing van innovaties; • competentieontwikkeling. |
Aanvrager |
Landbouwers of andere bedrijven/organisaties in samenwerking met landbouwers. |
Toepassingsgebied |
Provincie Limburg. |
Subsidiabele kosten/niet subsidiabele kosten |
Kosten van demonstratieactiviteiten en voorlichtingsacties en kosten in verband met de reis-, verblijfs- en dagvergoedingen van de deelnemers en kosten van vervangende diensten tijdens de afwezigheid van deelnemers en kosten van door derden geleverde acties op het gebied van demonstraties, voorlichting en kennisdeling. De kosten van de inzet van eigen uren van de ondernemer ten behoeve van het project zijn niet subsidiabel. |
Subsidiepercentage/bedrag |
Maximaal 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 10.000,00 per project. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders |
In een innovatieproces worden de volgende fases onderscheiden: 1. Fundamenteel onderzoek. 2. Vraaggerichte idee-uitwerking (van idee naar projectplan). 3. Van projectplan met behulp van haalbaarheidsonderzoek naar businessplan of investeringsplan. 4. Ontwikkelen en beproeven van concepten door middel van metingen, prototypes, pilots. 5. Implementatie en uitrol. Deze subsidieparagraaf is gericht op het vormen samenwerkingsverbanden (ondernemersgroepen)die betrokken zijn bij fase 5 van bovengenoemde indeling. Aan de ondernemersgroep dienen tenminste 10 landbouwers deel te nemen. EU-kader: Aanvrager is een landbouwer: artikel 21 van de Vrijstellingsverordening Landbouw (steun voor acties inzake kennisoverdracht en voorlichting). De subsidieverlening kan niet plaatsvinden in de vorm van een rechtstreekse betaling aan een landbouwer. Let op: bij een subsidieaanvraag door een landbouwer, dient ook een beschrijving van de grootte van de onderneming overgelegd te worden, conform Bijlage I van Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU2014, L 193/1). Aanvrager is een andere ondernemer: de minimisverordening. De totale steun aan een onderneming is maximaal € 200.000,00 over een periode van 3 belastingjaren. |
1.4A Excellent produceren, innovaties in de veehouderij (grensverleggende projecten)
Doel |
Realisatie maatregel 7 in de beleidsnota “Limburgse land- en tuinbouw loont” voor de veehouderij en gericht op het realiseren van een lager emissieniveau voor ammoniak, geur en fijn stof (schone stallen). De projecten zijn vernieuwend, hebben een integraal karakter en de potentie voor uitrol. |
Beoogde activiteiten |
Het ontwikkelen en realiseren van grensverleggende stalconcepten gericht op ‘nul-emissie’ die geen of verwaarloosbaar hinder / risico voor de omgeving opleveren (schone stallen), die verder gaan dan de geldende Unienormen en betrekking hebben op: - ontwikkeling van nieuwe (technische) concepten; - optimalisatie van bestaande concepten; - realisatie; - beproeven gericht op erkenning (certificering) en uitrol. |
Aanvrager |
Landbouwers of andere bedrijven/organisaties in samenwerking met landbouwers, die (technische) stalsystemen voor landbouwbedrijven ontwikkelen/optimaliseren. |
Toepassingsgebied |
Provincie Limburg |
Subsidiabele kosten/niet-subsidiabele kosten |
A. Kosten van door derden (onderzoekers, technici e.d.) geleverde kennis voor genoemde activiteiten; B. Fysieke investeringen en overige kosten die nodig zijn voor het ontwikkelen en beproeven van innovaties in de fase waarin prototypes in de praktijk getest en gedemonstreerd worden; C. Bijkomende investeringskosten die nodig zijn om verder te gaan dan de geldende Unienormen (meerkosten ten opzichte van investeringen om aan de geldende Unienormen te voldoen). De kosten van de inzet van eigen uren van de ondernemer ten behoeve van het project zijn niet subsidiabel. |
Subsidiepercentage/bedrag |
Voor de subsidiabele kosten als genoemd onder: A. Deze kosten dienen te vallen onder de kosten van industrieel onderzoek zoals bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder b, van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening. Het subsidiepercentage bedraagt maximaal 50% tot een maximum van € 25.000,00. B. Deze kosten dienen te vallen onder de kosten van experimentele ontwikkeling zoals bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder c, van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening. Het subsidiepercentage bedraagt maximaal 25% tot een maximum van € 25.000,00. De subsidiepercentages kunnen met 10% worden verhoogd voor middelgrote ondernemingen en met 20% voor kleine ondernemingen. C) Maximaal 50% tot een maximum van € 200.000,00. De totale subsidie op basis van deze paragraaf bedraagt maximaal € 250.000,00. Cumulatie van subsidie met andere provinciale regelingen voor hetzelfde project / dezelfde activiteiten is niet mogelijk. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders |
In een innovatieproces worden de volgende fases onderscheiden: 1. Fundamenteel onderzoek. 2. Vraaggerichte idee-uitwerking (van idee naar projectplan). 3. Van projectplan met behulp van haalbaarheidsonderzoek naar businessplan of investeringsplan. 4.Ontwikkelen en beproeven van concepten door middel van metingen, prototypes, pilots. 5. Implementatie en uitrol. Deze subsidieparagraaf is gericht op fase 3 en 4 van bovenstaande indeling. EU-kader: Aanvrager is een landbouwer of andere ondernemer: voor de activiteiten genoemd onder A en B gelden de bepalingen zoals genoemd in art. 25 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (steun voor onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten). Voor de activiteiten genoemd onder C: Aanvrager is een landbouwer in de primaire landbouw: artikel 14, lid 13 onder e, van de Vrijstellingsverordening Landbouw (steun voor met de primaire landbouwproductie verband houdende investeringen in materiële en immateriële activa op landbouwbedrijven). Alleen landbouwers in de primaire landbouw die vallen onder de kmo-definitie kunnen voor een subsidie onder C in aanmerking komen. Aanvrager is een andere ondernemer: artikel 36, lid 6 en 7, van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (investeringssteun om ondernemingen in staat te stellen verder te gaan dan de Unienormen inzake milieubescherming of om, bij het ontbreken van Unienormen, het niveau van milieubescherming te verhogen. Let op: bij een subsidieaanvraag dient ook een beschrijving van de grootte van de onderneming overgelegd te worden, conform Bijlage I van Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU2014, L 193/1). |
1.4B Excellent produceren, innovaties in de plantaardige sector (grensverleggende projecten)
Doel |
Realisatie maatregel 7 in de beleidsnota “Limburgse land- en tuinbouw loont” voor de plantaardige sector en gericht op maatregelen die leiden tot extra (bovenwettelijke) emissiereductie naar water, bodem en lucht. De projecten zijn vernieuwend, hebben een integraal karakter en potentie voor uitrol. |
Beoogde activiteiten |
Het ontwikkelen en realiseren van grensverleggende concepten gericht op emissiereductie die geen of verwaarloosbaar hinder/risico voor de omgeving opleveren, verder gaan dan de geldende Unienormen en betrekking hebben op: - ontwikkeling van nieuwe (technische) concepten c.q. optimalisatie van bestaande concepten; - realisatie; - beproeven gericht op erkenning (certificering) en uitrol. |
Aanvrager |
Landbouwers of andere bedrijven/organisaties in samenwerking met landbouwers, die (technische) systemen voor landbouwbedrijven ontwikkelen/optimaliseren. |
Toepassingsgebied |
Provincie Limburg |
Subsidiabele kosten/niet-subsidiabele kosten |
A. Kosten van door derden (onderzoekers, technici e.d.) geleverde kennis voor genoemde activiteiten; B. Fysieke investering en overige kosten die nodig zijn voor het ontwikkelen en beproeven van innovaties in de fase waarin prototypes in de praktijk getest en gedemonstreerd worden gericht op realisatie; C. Bijkomende investeringskosten die nodig zijn om verder te gaan dan de Unienormen (meerkosten ten opzichte van investeringen om aan de geldende Unienormen te voldoen. De kosten van de inzet van eigen uren van de ondernemer ten behoeve van het project zijn niet subsidiabel. |
Subsidiepercentage/bedrag |
Voor de subsidiabele kosten als genoemd onder: A. Deze kosten dienen te vallen onder de kosten van industrieel onderzoek zoals bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder b, van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening. Het subsidiepercentage bedraagt maximaal 50% tot een maximum van € 15.000,00. B. Deze kosten dienen te vallen onder de kosten van experimentele ontwikkeling zoals bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder c, van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening. Het subsidiepercentage bedraagt maximaal 25% tot een maximum van € 15.000,00. De subsidiepercentages kunnen met 10% worden verhoogd voor middelgrote ondernemingen en met 20% voor kleine ondernemingen. C) Maximaal 50% tot een maximum van € 70.000,00 De totale subsidie op basis van deze paragraaf bedraagt maximaal € 100.000,00. Cumulatie van subsidie met andere provinciale regelingen voor hetzelfde project / dezelfde activiteiten is niet mogelijk. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders |
In een innovatieproces worden de volgende fases onderscheiden: 1. Fundamenteel onderzoek 2. Vraaggerichte idee-uitwerking (van idee naar projectplan) 3. Van projectplan met behulp van haalbaarheidsonderzoek naar businessplan of investeringsplan 4. Ontwikkelen en beproeven van concepten door middel van metingen, prototypes, pilots 5. Implementatie en uitrol. Deze subsidieparagraaf is gericht op fase 3 en 4 van bovenstaande indeling. EU-kader: Aanvrager is een landbouwer of andere ondernemer: voor de activiteiten genoemd onder A en B gelden de bepalingen zoals genoemd in art. 25 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (steun voor onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten). Voor de activiteiten genoemd onder C: Aanvrager is een landbouwer in de primaire landbouw: artikel 14, lid 13 onder e, van de Vrijstellingsverordening Landbouw (steun voor met de primaire landbouwproductie verband houdende investeringen in materiële en immateriële activa op landbouwbedrijven). Alleen landbouwers in de primaire landbouw die vallen onder de kmo-definitie kunnen voor een subsidie onder C in aanmerking komen. Aanvrager is een andere ondernemer: artikel 36, lid 6 en 7, van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (investeringssteun om ondernemingen in staat te stellen verder te gaan dan de Unienormen inzake milieubescherming of om, bij het ontbreken van Unienormen, het niveau van milieubescherming te verhogen. Let op: bij een subsidieaanvraag dient ook een beschrijving van de grootte van de onderneming overgelegd te worden, conform Bijlage I van Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU2014, L 193/1). |
1.4C Excellent produceren: Verbeteringen in de Veehouderij (emissies bestaande stallen)
Doel |
Realisatie maatregel 7 in de beleidsnota “Limburgse land- en tuinbouw loont” gericht op emissiereductie naar de lucht bij bestaande stallen in de veehouderij met de nadruk op geur. |
Beoogde activiteiten |
Toepassing van nieuwe innovatieve en maatregelen gericht op het verminderen van geuremissies en / of het verminderen van de geurbelasting van de omgeving die verder gaan dan de geldende Unienormen of vergunningvoorschriften door middel van: bronmaatregelen, emissiepuntmanagement en aanvullende technieken. |
Aanvrager |
Landbouwers |
Toepassingsgebied |
Provincie Limburg. |
Subsidiabele kosten/niet-subsidiabele kosten |
Fysieke investeringen en algemene kosten die met die investeringen gepaard gaan (bijv. voor het inschakelen van architect, ingenieur, adviseur) gericht op het verminderen van uitstoot en overlast van ammoniak, geur- en fijn stof die verder gaan dan de geldende Unienormen. De kosten van de inzet van eigen uren van de ondernemer ten behoeve van het project zijn niet subsidiabel. |
Subsidiepercentage/bedrag |
Maximaal 50% van de subsidiabele kosten. De subsidie op grond van deze paragraaf bedraagt maximaal € 10.000,00 per stal, en maximaal € 20.000,00 per bedrijf. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders |
Het accent ligt op het substantieel verlagen van de geurbelasting aan bestaande stallen voor door middel van (eenvoudige) praktijkmaatregelen. In aanmerking komen de belangrijkste geurbronnen van het bedrijf die verantwoordelijk zijn voor de geurbelasting op de omgeving. Het effect van de maatregelen (emissiepuntmanagement of andere), dient rekenkundig te worden onderbouwd en te leiden tot structurele afname van de belasting met minimaal 25% of aanmerkelijke reductie in specifieke perioden (van de groeiperiode, seizoenen). Indien de effectberekening met de gangbare rekenmodellen niet mogelijk is dient dit met een deskundigenadvies onderbouwd te worden. EU-kader: Aanvrager is een landbouwer in de primaire landbouw: artikel 14, lid 13 onder e, van de Vrijstellingsverordening Landbouw (steun voor met de primaire landbouwproductie verband houdende investeringen in materiële en immateriële activa op landbouwbedrijven). Alleen landbouwers in de primaire landbouw die vallen onder de kmo-definitie kunnen voor een subsidie in aanmerking komen. Let op: bij een subsidieaanvraag dient ook een beschrijving van de grootte van de onderneming overgelegd te worden, conform Bijlage I van Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU2014, L 193/1). |
1.5 Herstructurering ontwikkelingsgebieden glastuinbouw Noord- en Midden-Limburg
Doel |
Realisatie maatregel 5 in de beleidsnota “Limburgse land- en tuinbouw loont”. |
Beoogde activiteiten |
Activiteiten ter verbetering/optimalisering van de (ruimtelijke) structuur van de ontwikkelingsgebieden glastuinbouw, te weten activiteiten in: • de voorbereidingsfase: haalbaarheidsonderzoeken, inrichtingsplannen, businessplannen. • de realisatiefase: ondergrondse en bovengrondse infrastructurele werken, ontsluiting, landschappelijke inpassing van het gebied, bouwrijp maken van locaties, samenvoeging van meerdere bedrijfslocaties, verplaatsing, etc. |
Aanvrager |
Land- en tuinbouwers en samenwerkingsverbanden van tuinders, overheden en andere instanties die zich bezig houden met projecten gericht op structuurverbetering in de ontwikkelingsgebieden glastuinbouw. |
Toepassingsgebied |
Ontwikkelingsgebieden glastuinbouw (zie POL actueel) m.u.v. de projectgebieden Californië en Siberië. |
Subsidiabele kosten/niet subsidiabele kosten |
Kosten van activiteiten genoemd onder ‘Beoogde activiteiten’. De kosten van de inzet van eigen uren van de ondernemer ten behoeve van het project zijn niet subsidiabel. |
Subsidiepercentage/bedrag |
Maximaal 40% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 144.000,00 per ontwikkelingsgebied. Maximaal 15% tot een maximum van € 22.000,00 van de subsidiabele kosten mag aangewend worden voor activiteiten van de voorbereidingsfase. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders |
Indien de subsidieaanvrager geen gemeente is, dient de aanvrager aan te tonen dat de gemeente bereid is mee te werken aan het project. Het project moet gericht zijn op het scheppen van mogelijkheden voor de realisatie van een geclusterde nieuwvestiging/uitbreiding van meerdere glastuinbouwbedrijven. Tevens dient er sprake te zijn van een gebiedsgerichte aanpak waarbij verbetering van ruimtelijke gebiedskwaliteiten het uitgangspunt is. EU-kader: Aanvrager is een landbouwer. Haalbaarheidsonderzoeken, inrichtingsplannen en businessplannen; artikel 14, lid 6, onder c, van de Vrijstellingsverordening landbouw. Bouwrijp maken van locaties; artikel 14, lid 6, onder a van de Vrijstellingsverordening landbouw. De kosten voor bouw, verwerving, inclusief leasing, of verbetering van onroerende goederen, waarbij grond alleen in aanmerking komt voor zover de kosten daarvan niet hoger zijn dan 10% van de totale in aanmerking komende kosten van de betrokken concrete actie. Subsidiepercentage van alle overheden samen bedraagt maximaal 40%. Samenvoeging van meerdere bedrijfslocaties: artikel 15 en 16 , van de Vrijstellingsverordening landbouw. Beperkt tot juridische en administratieve kosten, waaronder de opmetingskosten, van een ruilverkaveling. Landschappelijke inpassing van het gebied: de minimisverordening landbouw. De totale steun aan een onderneming is maximaal € 15.000,00 over een periode van 3 belastingjaren. Ondergrondse en bovengrondse infrastructurele werken, ontsluiting; artikel 20, sub b, onder v juncto artikel 30 van verordening 1698/2005. Verplaatsing; artikel 16 van de Vrijstellingsverordening landbouw. Let op: indien de aanvrager een onderneming in Europeesrechtelijke zin betreft en de aanvraag geen landschappelijke inpassing betreft, dient bij een subsidieaanvraag ook een beschrijving van de grootte van de onderneming overgelegd te worden, conform Bijlage I van Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU2014, L 193/1). |
1.6 Communicatie
Doel |
Realisatie maatregel 12 in de beleidsnota “Limburgse land- en tuinbouw loont” gericht op draagvlak en imagoverbetering van de landbouw in de samenleving. |
Beoogde activiteiten |
• Het verstrekken van informatie aan geïnteresseerde burgers en collega-ondernemers op landbouwbedrijven om hen te informeren over moderne bedrijfsontwikkelingen (story telling) of door het houden van demonstraties. • Vergroten van het inzicht en achtergronden van bedrijfsontwikkelingen, keuzen hierin en effecten voor omgeving en bedrijfsvoering. • Regelmatig terugkerende evenementen, (semi-) permanente openstelling van innovatieve landbouwbedrijven, kenniscentra of andere activiteiten. Aantal: 20 verspreid over alle sectoren in de landbouw. |
Aanvrager |
Landbouwer of samenwerkingsverbanden van landbouwers. |
Toepassingsgebied |
Provincie Limburg |
Subsidiabele kosten/niet-subsidiabele kosten |
Kosten van demonstratieactiviteiten en voorlichtingsacties en kosten in verband met de reis-, verblijfs- en dagvergoedingen van de deelnemers en kosten van vervangende diensten tijdens de afwezigheid van deelnemers en kosten van door derden geleverde (advies)dienstenacties op het gebied van demonstraties, voorlichting en kennisdeling. De kosten van de inzet van eigen uren van de ondernemer ten behoeve van het project zijn niet subsidiabel. |
Subsidiepercentage/bedrag |
Maximaal 40% van de kosten tot een maximum van € 2.000,00 per project ten behoeve van een project van een individuele landbouwer en maximaal 50% van de kosten tot een maximum van € 10.000,00 voor een project dat in een samenwerkingsverband wordt uitgevoerd. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders |
Bij samenwerkingsverbanden dienen minimaal 5 landbouwers betrokken te zijn. De uitvoeringsperiode bedraagt minimaal 2 jaar. EU-kader: Aanvrager is een landbouwer: artikel 21 van de Vrijstellingsverordening Landbouw (steun voor acties inzake kennisoverdracht en voorlichting). De subsidieverlening kan niet plaatsvinden in de vorm van een rechtstreekse betaling aan een landbouwer. Indien de subsidie betreft: kosten van de organisatie van beroepsopleiding, acties voor verwerving van vaardigheden , waaronder opleidingscursussen, workshops en coaching, demonstratieactiviteiten en voorlichtingsacties, kosten van vervangende diensten tijdens afwezigheid van deelnemers. Let op: bij een subsidieaanvraag dient ook een beschrijving van de grootte van de onderneming overgelegd te worden, conform Bijlage I van Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU2014, L 193/1). |
1.7 Dialoog met betrekking tot bedrijfsontwikkeling
Doel |
Realisatie maatregel 9 in de beleidsnota “Limburgse land- en tuinbouw loont” gericht op draagvlak bij bedrijfsontwikkeling. |
Beoogde activiteiten |
Stimuleren van de lokale dialoog tussen de landbouwer en zijn omgeving gericht op draagvlak voor duurzame bedrijfsontwikkeling, met als resultaat draagvlak en zo mogelijk afspraken tussen de landbouwer en omgeving over de bedrijfsontwikkeling en effecten voor de directe leefomgeving, Aantal: 25 verspreid over Limburg en alle sectoren. |
Aanvrager |
Landbouwers of gemeenten in samenwerking met landbouwers. |
Toepassingsgebied |
Provincie Limburg |
Subsidiabele kosten |
De kosten voor kennisoverdracht en voorlichting die door externen worden verricht. De kosten van de inzet van eigen uren van de ondernemer ten behoeve van het project zijn niet subsidiabel. |
Subsidiepercentage/bedrag |
Maximaal 40% van de kosten tot een maximum van € 2.000,00 per project bij individuele aanvragen en maximaal 50% van de kosten tot een maximum van € 10.000,00 bij samenwerkingsverbanden. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders |
Bij samenwerkingsverbanden dienen minimaal 5 landbouwers betrokken te zijn. EU: Aanvrager is een landbouwer: artikel 21 van de Vrijstellingsverordening Landbouw (steun voor acties inzake kennisoverdracht en voorlichting). De subsidieverlening kan niet plaatsvinden in de vorm van een rechtstreekse betaling aan een landbouwer. Indien de subsidie betreft: kosten van de organisatie van beroepsopleiding, acties voor verwerving van vaardigheden , waaronder opleidingscursussen, workshops en coaching, demonstratieactiviteiten en voorlichtingsacties, kosten van vervangende diensten tijdens afwezigheid van deelnemers. Let op: indien de aanvrager een landbouwer betreft, dient bij een subsidieaanvraag ook een beschrijving van de grootte van de onderneming overgelegd te worden, conform Bijlage I van Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU2014, L 193/1). Aanvrager is een andere ondernemer: de- minimisverordening. De totale steun aan een onderneming is maximaal € 200.000,00 over een periode van 3 belastingjaren. |
Hoofdstuk 2 Natuur
2.1 Soortenbeleid
Doel |
Realisatie provinciaal soortenbeschermingsbeleid zoals vastgelegd in de PS-beleidsnota “Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig”. |
Beoogde activiteit |
1. Eenmalige maatregelen die niet via de (actueel opengestelde) Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Limburg kunnen worden gesubsidieerd en praktijkgericht onderzoek voor de instandhouding van de leefgebieden en populaties van prioritaire soorten (genoemd in de Beleidsnota natuur en landschapsbeheer 2010-2020) en publicatie van gegevens. Projecten en publicaties komen slechts dan voor subsidie in aanmerking als verwacht mag worden dat de resultaten relevant en bruikbaar zullen zijn voor bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de bedoelde soorten of hun leefgebieden. 2. Praktijkgericht onderzoek met betrekking tot de interactie tussen diersoorten en andere belangen, in het kader van door Gedeputeerde Staten goedgekeurde faunabeheerplannen of ten behoeve van het opstellen daarvan. 3. Aanleg faunavoorzieningen ten behoeve van bovengenoemde prioritaire soorten. |
Aanvrager |
Grondeigenaren en grondgebruikers, gemeenten, waterschappen, onderzoeksinstituten en particulieren, instellingen zonder winstoogmerk en intermediërende instellingen (zoals IKL, Bosgroep Zuid-Nederland). |
Toepassingsgebied |
Gehele provincie Limburg |
Subsidiabele kosten |
Kosten van onderzoek, publicatie en kosten van eenmalige maatregelen mits het geen productieve investeringen betreft. |
Subsidiepercentage/bedrag |
Ad. 1 & 2 Maximaal 90% van de subsidiabele kosten. Inzet vrijwilligers kan dienen als cofinanciering op basis van uurtarief € 27,50. Ad 3 Faunavoorzieningen: Maximaal 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 25.000,00 per faunavoorziening. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders |
De subsidieontvanger is verplicht om een gebied of (fauna)voorziening gedurende ten minste 10 jaar na subsidievaststelling deugdelijk te beheren en moet bij schade aan de voorziening of verlies van natuurwaarden ten gevolge van ondeugdelijk beheer de subsidie geheel of gedeeltelijk terugbetalen. Stapeling van subsidies in het kader van agrarisch natuurbeheer of landschapsbeheer met subsidies voor soortenbeleid is niet mogelijk. Aanvrager is een landbouwer of andere ondernemer: geen EU-kader mits het niet-productieve investeringen betreft. |
2.2 Recreatieve inrichting in kerngebieden in de goudgroene natuur
Doel |
Realisatie beleid m.b.t. versterking recreatieve aantrekkelijkheid goudgroene natuur zoals vastgelegd in de PS-beleidsnota “Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig”. |
Beoogde activiteiten |
Projecten die een bijdrage leveren aan de realisatie van het provinciaal natuur- en landschapsbeleid door middel van verbetering van de recreatieve belevingsmogelijkheden en van de recreatieve zonering in goudgroene natuurterreinen. |
Aanvrager |
Beheerders van natuurterreinen die gebruik maken van de SN-Limburg of de Subsidieverordening Natuur en Landschapsbeheer Limburg (onderdeel natuurbeheer) of daarvoor als begunstigde in aanmerking komen. |
Toepassingsgebied |
Natuurgebieden in de goudgroene natuurzones in de gehele provincie. |
Subsidiabele kosten |
Kosten van inrichtingsprojecten die een bijdrage leveren aan de realisatie van het provinciaal natuur- en landschapsbeleid en aan verbetering van de recreatieve mogelijkheden en/of recreatieve aantrekkelijkheid en van de recreatieve zonering in goudgroene natuurterreinen. Bij de subsidiabele kosten behoren naast de kosten van de uitvoering van werken in het gebied ook de voorbereidings- en planvormingskosten tot een maximum van 15% van de kosten van de inrichtingswerken. |
Subsidiepercentage/bedrag |
Maximaal 75% van de subsidiabele kosten en maximaal € 100.000,00 per project (inclusief de provinciale bijdrage in de voorbereidingskosten en plankosten). |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders |
Voorwaarden: - de aanvraag betreft natuurterrein(en) in de goudgroene natuurzone die tezamen minimaal 50 ha eigendom van de aanvrager(s) omvatten binnen een samenhangend natuurgebied; - ten minste 90% van de wegen en paden in het gebied zijn toegankelijk voor recreanten; - het natuurbeheer in het betrokken natuurgebied is gericht op de instandhouding en/of versterking van de door natuurbeheertypen in het Provinciaal Natuurbeheerplan; - de aanvrager dient in de projectaanvraag te motiveren dat met aangevraagde recreatiegerichte inrichtingsmaatregelen de recreatiedruk zo gespreid zal worden dat de druk niet te hoog wordt voor instandhouding van de huidige natuurwaarden noch voor de (her)ontwikkeling van natuurwaarden zoals nagestreefd in het provinciaal natuurbeleid; - de subsidiëring door de Provincie Limburg wordt vermeld op nieuwe bebording, nieuwe bewegwijzering, nieuwe informatieborden en andere informatiematerialen (bijv. folders en websites) Vereisten waaraan de aanvraag moet voldoen: Bij de subsidieaanvraag voegt de aanvrager (voor zover beschikbaar) ten minste: - een kopie van de lopende subsidiebeschikking(en) afgegeven in het kader van het Subsidiestelsel Natuur en Landschapsbeheer Limburg (dit betreffen de subsidieregelingen: Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer en Subsidieregels Investeringsbijdragen Kwaliteitsimpuls en Natuur en Landschapsbeheer Limburg); - een topografische kaart met schaal 1:10.000 met daarop de huidige wegen, parkeerterreinen en andere vlakken met een recreatieve bestemming, de geplande recreatiegerichte inrichtingsmaatregelen, de gebieden waar toename resp. afname van de recreatiedruk verwacht wordt en de gebieden waar de voor recreatiedruk gevoelige biotopen (incl. leefgebieden van beschermde soorten) zich bevinden; - een afdoende specificatie van de kosten van alle uit te voeren inrichtingsmaatregelen; - erfpachters dienen de schriftelijke toestemming van de grondeigenaar bij de aanvraag mee te sturen. Verplichting: De subsidieontvanger is verplicht om een gebied of voorziening gedurende ten minste 10 jaar na subsidievaststelling deugdelijk te beheren en moet bij schade aan de voorziening of verlies van natuurwaarden ten gevolge van ondeugdelijk beheer de subsidie geheel of gedeeltelijk terugbetalen. EU-kader: Aanvrager is een ondernemer: Geen EU-kader vereist daar het niet productieve investeringen betreft. |
2.3 Functiewijziging en inrichting in zilvergroene natuurzones
Doel |
Realisatie natuur- en landschapsbeleid zoals vastgelegd in de PS-beleidsnota “Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig” d.m.v. aanleg natuur- en/of landschapselementen in zilvergroene natuurzones. |
Beoogde activiteiten |
Omvorming landbouwgronden naar natuur- en/of landschapselementen in zilvergroene natuurzones. |
Aanvrager |
Grondeigenaren en/of erfpachters (mits zij schriftelijk toestemming hebben van de grondeigenaar). |
Toepassingsgebied |
Zilvergroene natuurzones conform de begrenzing in het POL-2014. Voor zilvergroene zones die vóór 2014 de status van areaaluitbreidingsgebied natuur in de EHS niet hadden, gelden aanvullende voorwaarden; zie verderop. |
Subsidiabele kosten |
- Kosten van de voorbereiding van een inrichtingsplan/investeringsplan zoals bedoeld in artikel 10 van de Subsidieregels Investeringsbijdragen kwaliteitsimpulsen natuur en landschapsbeheer Limburg. - De waardedaling van grond ten gevolge van de omzetting van landbouwgrond in natuurterrein (= functiewijziging). - Kosten van inrichting van gronden. Bij de aanleg van natuur langs beken is de aanleg of (her)inrichting van natte oeverzones en van meanderstroken niet subsidiabel (wel op grond van paragraaf 4.2; Herstel beken met specifiek-ecologische functie). |
Subsidiepercentage/bedrag |
De subsidie voor waardedaling bedraagt maximaal 50% van de waardedaling van de grond. De subsidie kan daarnaast gegeven worden voor maximaal 50% van de kosten van de inrichtingsmaatregelen gericht op ontwikkeling van natuur die past in de provinciale natuur-ambities zoals vastgelegd in het Provinciaal Natuurbeheer-plan. De subsidie bedraagt maximaal € 30.000,00 per ha. Afhankelijk van de hoogte van de voor voorbereidingskosten gevraagde subsidie kan maximaal € 25.500,00 per ha verleend worden voor de uitvoeringskosten ( dat is: de som van de kosten van de waardedaling en van de inrichting als natuur). Bovenop dit subsidiebedrag kan maximaal 17% (max. € 4.500,- per ha) worden aangevraagd voor de kosten van planvoorbereiding. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders |
Voor zilvergroene zones die vóór 2014 niet de status van areaaluitbreidingsgebied natuur in de EHS hadden, geldt als voorwaarde dat het aansluit op goudgroen óf ten minste een omvang heeft van 10 ha. Daarnaast dient voor in te richten gebieden buiten de voormalige areaaluitbreidingsgebieden aangetoond te worden a) dat het gebied bijdraagt aan een robuustheid van de goudgroene natuur én aan behoud of herstel van prioritaire soorten b) dat de landbouwsector en de gemeente geen overwegend bezwaren hebben tegen de omzetting naar natuur. De subsidieontvanger is verplicht om een gebied of voorziening gedurende ten minste 10 jaar na subsidievaststelling deugdelijk te beheren en moet bij schade aan de voorziening of verlies van natuurwaarden ten gevolge van ondeugdelijk beheer de subsidie geheel of gedeeltelijk terugbetalen. Het betrokken gebied moet de bestemming natuurgebied hebben of binnen één jaar krijgen of er dient binnen een termijn van één jaar na de subsidieverlening een overeenkomst tussen degene aan wie de grond toebehoort en de provincie Limburg getekend te zijn waarin is opgenomen: 1. de verplichting van de eigenaar van de grond de betreffende grond niet te gebruiken of te doen gebruiken als landbouwgrond en overigens datgene na te laten wat de ontwikkeling of instandhouding van het betrokken beheertype op de desbetreffende grond in gevaar brengt of verstoort; 2. dat de verplichtingen, bedoeld onder 1, zullen overgaan op degene die de grond onder algemene of bijzondere titel zullen verkrijgen en eveneens gelden voor degene die van de rechthebbende een recht op het gebruik van de grond verkrijgen. Deze overeenkomst wordt ingeschreven in de openbare registers. Ten behoeve van het verkrijgen van een subsidie voor de waardedaling dient voorafgaand aan de inrichtingswerken een taxatie te worden uitgevoerd van de waarde van de gronden conform de methodiek vastgelegd in de Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap Limburg 2014. Indien noch de natuurbestemming binnen 1 jaar wordt gerealiseerd noch de voornoemde overeenkomst gesloten is dienen reeds overgeboekte subsidiebedragen terugbetaald te worden. Erfpachters dienen de schriftelijke toestemming van de grondeigenaar bij de aanvraag mee te sturen. EU-kader: Aanvrager is een ondernemer: Geen EU-kader vereist daar het niet-productieve investeringen betreft. |
2.4 Natuureducatie
Doel |
Bevorderen kennis, betrokkenheid en draagvlak voor natuur en landschap conform het provinciaal beleid in de PS-nota Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig”. |
Beoogde activiteiten |
Uitvoeringsprojecten die voorlichting en educatie versterken ter bevordering van deskundigheid, betrokkenheid en draagvlak ten aanzien van natuur, natuurbeheer en natuurontwikkeling. Activiteiten en projecten die er aan bijdragen dat op ten minste 80% van de Limburgse basisscholen alle leerlingen van niveau 4, 5 of 6 aan een lessenserie natuureducatie incl. ten minste één educatief bezoek aan een natuurgebied kunnen deelnemen. |
Aanvrager |
Natuureducatie-instellingen, natuurorganisaties, gemeenten, onderwijskoepelorganisaties en samenwerkingsverbanden van de hiervoor genoemde instellingen voor zover zij zich richten op natuureducatie in Limburg. |
Toepassingsgebied |
Gehele provincie. |
Subsidiabele kosten |
Kosten van activiteiten en projecten die bijdragen aan de bovenomschreven doelen. |
Subsidiepercentage/bedrag |
Maximaal 70% van de subsidiabele kosten. Voorbereidingskosten zijn subsidiabel tot een maximum van 15% van de totale kosten. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders |
Afstemming met het IVN Consulentschap Limburg is noodzakelijk. De aanvrager draagt zorg voor deze afstemming door middel van een bij de subsidieaanvraag gevoegd advies van het IVN Consulentschap. EU-kader: Geen EU-kader vereist daar het niet-productieve investeringen betreft. |
Hoofdstuk 3 Landschap en cultuurhistorie
3.1 Aanleg en herstel van natuurlijke, halfnatuurlijke en cultuurhistorische landschapseenheden
Doel |
Realisatie natuur- en landschapsbeleid zoals vastgelegd in de PS-beleidsnota “Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig” |
Beoogde activiteiten |
• Aanleg en herstel van vlakelementen: broekbos en bosjes kleiner dan 5 ha, bloemrijk gras/hooiland, nat en droog struweel, grasland met struweel. • Aanleg van lijnelementen: houtwallen/singels, bomenrijen en –lanen, knotbomenrijen, kruidenrijke stroken/akkerranden, natuurvriendelijke oevers, heggen, graften, holle wegen. • Aanleg van puntelementen: solitaire bomen. |
Aanvrager |
Particulieren, landbouwers, agrarische natuurverenigingen, waterschappen, gemeenten, IKL en instellingen met een aantoonbaar landschaps-, cultuur- of natuuroogmerk. |
Toepassingsgebied |
Op particuliere gronden waar toepassing van de huidige subsidieregeling SNL en de subsidieregeling groenblauwe diensten van de provincie Limburg niet aan de orde is en die voldoen aan de uitgangspunten van de Landschapsvisie Zuid-Limburg en het landschapskader Noord- en Midden-Limburg. |
Subsidiabele kosten |
Kosten van aanleg en herstel. |
Subsidiepercentage/bedrag |
• Maximaal 80% van de subsidiabele kosten. • Voor investeringen door ondernemers (inclusief landbouwers) bedraagt de subsidie maximaal 40% van de totale subsidiabele kosten. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders |
EU-kader: Aanvrager is een landbouwer: artikel 29 van de Vrijstellingsverordening Landbouw (steun voor investeringen voor de instandhouding van cultureel en natuurlijk erfgoed op landbouwbedrijven). De steun wordt verleend voor cultureel en natuurlijk erfgoed in de vorm van natuurlijke landschappen en gebouwen dat door de bevoegde openbare autoriteiten van de betrokken lidstaat formeel als cultureel of natuurlijke erfgoed is erkend. De steun dekt de kosten voor de instandhouding van cultureel en natuurlijk erfgoed (kosten van investeringen in materiële activa of kapitaalwerken). Ten hoogste 100% van de in aanmerking komende kosten. Voor kapitaalwerken geldt een bedrag ten hoogste € 10.000,00 per jaar. Het project betreft een object of gebied dat door het rijk, provincie of gemeente is aangewezen als object of gebied met te beschermen culturele, archeologische of landschappelijke waarde. Let op: indien de aanvrager een landbouwer betreft, dient bij een subsidieaanvraag ook een beschrijving van de grootte van de onderneming overgelegd te worden, conform Bijlage I van Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU2014, L 193/1). Aanvrager is een andere ondernemer: De-minimisverordening. De totale steun aan een onderneming is maximaal € 200.000,00 over een periode van 3 belastingjaren. |
3.2 Herstel historisch waardevolle bouwwerken en cultuurhistorisch erfgoed
Doel |
Realisatie natuur- en landschapsbeleid zoals vastgelegd in de PS-beleidsnota “Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig” en van provinciaal beleid m.b.t. cultuurhistorisch erfgoed. |
Beoogde activiteiten |
1. Herstel van voor de regionale culturele identiteit van belang zijnde historisch waardevolle bouwwerken en cultuurhistorisch erfgoed. 2. Het behoud en herstel van kleine cultuurhistorische waardevolle bouwkundige landschapselementen (kleine bouwwerken en/of cultuurhistorische elementen). |
Aanvrager |
Eigenaren van cultuurhistorisch waardevolle bouwwerken. |
Toepassingsgebied |
Gehele provincie Limburg |
Subsidiabele kosten |
Kosten van herstel. Kosten van onderhoud en beheer zijn niet subsidiabel. |
Subsidiepercentage/bedrag |
- Maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 40.000,00 per project als genoemd onder 1 en € 2.000,00 per cultuurhistorisch landschapselement als genoemd onder 2 bij beoogde activiteiten - Voor investeringen door een ondernemer bedraagt de subsidie maximaal 40% van de totale subsidiabele kosten. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders |
EU-kader: Aanvrager is een landbouwer: artikel 29 van de Vrijstellingsverordening Landbouw (steun voor investeringen voor de instandhouding van cultureel en natuurlijk erfgoed op landbouwbedrijven). De steun wordt verleend voor cultureel en natuurlijk erfgoed in de vorm van natuurlijke landschappen en gebouwen dat door de bevoegde openbare autoriteiten van de betrokken lidstaat formeel als cultureel of natuurlijke erfgoed is erkend. De steun dekt de kosten voor de instandhouding van cultureel en natuurlijk erfgoed (kosten van investeringen in materiële activa of kapitaalwerken). Ten hoogste 100% van de in aanmerking komende kosten. Voor kapitaalwerken geldt een bedrag ten hoogste € 10.000,00 per jaar. Het project betreft een object of gebied dat door het rijk, provincie of gemeente is aangewezen als object of gebied met te beschermen culturele, archeologische of landschappelijke waarde. Let op: indien de aanvrager een landbouwer betreft, dient bij een subsidieaanvraag ook een beschrijving van de grootte van de onderneming overgelegd te worden, conform Bijlage I van Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU2014, L 193/1). Aanvrager is een andere ondernemer: de-minimisverordening. De totale steun aan een onderneming is maximaal € 200.000,00 over een periode van 3 belastingjaren. |
3.3 Landschappelijke inpassing van kernen, gebouwen en gehuchten en het zichtbaar maken van culturele of historische bouwwerken.
Doel |
Realisatie natuur- en landschapsbeleid zoals vastgelegd in de PS-beleidsnota “Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig” en van provinciaal beleid m.b.t. cultuurhistorisch erfgoed. |
Beoogde activiteiten |
Landschappelijke inpassing van kernen, gebouwen en gehuchten en het zichtbaar maken van culturele of historische bouwwerken zoals kastelen door verwijdering beplanting, aanleg passende nieuwe beplanting zoals laanbeplanting en hoogstam, aanleg visvijvers bij kastelen, aanleg laanbeplanting bij culturele of historische boerderijen, inrichting en beplanting openbare ruimte binnen kernen met culturele of historische bebouwing. |
Aanvrager |
Particulieren, landbouwers, agrarische natuurverenigingen, gemeenten, waterschappen, IKL, en instellingen met een aantoonbaar landschaps-, cultuur- of natuuroogmerk. |
Toepassingsgebied |
Gehele provincie Limburg, (in overeenstemming met de uitgangspunten van de Landschapsvisie Zuid-Limburg en het Landschapskader N/M-Limburg). |
Subsidiabele kosten |
Kosten van de aanleg, inrichting of verwijdering. Kosten van onderhoud en beheer zijn niet subsidiabel. |
Subsidiepercentage/bedrag |
Maximaal 35% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000,00 per project. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders |
EU-kader: Aanvrager is een landbouwer: artikel 29 van de Vrijstellingsverordening Landbouw (steun voor investeringen voor de instandhouding van cultureel en natuurlijk erfgoed op landbouwbedrijven). De steun wordt verleend voor cultureel en natuurlijk erfgoed in de vorm van natuurlijke landschappen en gebouwen dat door de bevoegde openbare autoriteiten van de betrokken lidstaat formeel als cultureel of natuurlijke erfgoed is erkend. De steun dekt de kosten voor de instandhouding van cultureel en natuurlijk erfgoed (kosten van investeringen in materiële activa of kapitaalwerken). Ten hoogste 100% van de in aanmerking komende kosten. Voor kapitaalwerken geldt een bedrag ten hoogste € 10.000,00 per jaar. Het project betreft een object of gebied dat door het rijk, provincie of gemeente is aangewezen als object of gebied met te beschermen culturele, archeologische of landschappelijke waarde. Let op: indien de aanvrager een landbouwer betreft, dient bij een subsidieaanvraag ook een beschrijving van de grootte van de onderneming overgelegd te worden, conform Bijlage I van Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU2014, L 193/1). Aanvrager is een andere ondernemer: de-minimisverordening. De totale steun aan een onderneming is maximaal € 200.000,00 over een periode van 3 belastingjaren. |
3.4 Herstel en toegankelijk maken van nog niet opengestelde cultuurhistorisch of aardkundig waardevolle objecten en terreinen
Doel |
Realisatie natuur- en landschapsbeleid zoals vastgelegd in de PS-beleidsnota “Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig” en van provinciaal beleid m.b.t. cultuurhistorisch erfgoed. |
Beoogde activiteiten |
1. Herstel cultuurhistorisch of aardkundig waardevolle objecten en terreinen. 2. Toegankelijk maken van nog niet opengestelde cultuurhistorisch of aardkundig waardevolle objecten en terreinen. |
Aanvrager |
Gemeenten, waterschappen, particulieren, landbouwers, agrarische natuurverenigingen, IKL, en instellingen met een aantoonbaar landschaps-, cultuur- of natuuroogmerk. |
Toepassingsgebied |
Gehele provincie Limburg. |
Subsidiabele kosten |
Ad 1. Kosten van inrichting en herstel. Kosten van onderhoud en beheer zijn niet subsidiabel. Ad 2. Kosten van het toegankelijk maken waaronder de aanleg van voetpaden of kosten van grondaankoop. Kosten van onderhoud en beheer zijn niet subsidiabel. |
Subsidiepercentage/bedrag |
• 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 37.500,00 per project als genoemd onder 1 en € 22.000,00 per project als genoemd onder 2 bij beoogde activiteiten. • Voor investeringen door ondernemers (inclusief landbouwers) bedraagt de subsidie maximaal 40% van de totale subsidiabele kosten. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders |
EU-kader: Ad 1. Aanvrager is een landbouwer: artikel 29 van de Vrijstellingsverordening Landbouw (steun voor investeringen voor de instandhouding van cultureel en natuurlijk erfgoed op landbouwbedrijven). De steun wordt verleend voor cultureel en natuurlijk erfgoed in de vorm van natuurlijke landschappen en gebouwen dat door de bevoegde openbare autoriteiten van de betrokken lidstaat formeel als cultureel of natuurlijke erfgoed is erkend. De steun dekt de kosten voor de instandhouding van cultureel en natuurlijk erfgoed (kosten van investeringen in materiële activa of kapitaalwerken). Ten hoogste 100% van de in aanmerking komende kosten. Voor kapitaalwerken geldt een bedrag ten hoogste € 10.000,00 per jaar. Het project betreft een object of gebied dat door het rijk, provincie of gemeente is aangewezen als object of gebied met te beschermen culturele, archeologische of landschappelijke waarde. Let op: indien de aanvrager een landbouwer betreft, dient bij een subsidieaanvraag ook een beschrijving van de grootte van de onderneming overgelegd te worden, conform Bijlage I van Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU2014, L 193/1). Aanvrager is een andere ondernemer: de-minimisverordening. De totale steun aan een onderneming is maximaal € 200.000,00 over een periode van 3 belastingjaren. Ad 2. Aanvrager is een ondernemer, niet zijnde landbouwer: de-minimisverordening. De totale steun aan een ondernemer is maximaal € 200.000,00 over een periode van 3 belastingjaren. |
3.5 Het realiseren van ontbrekende schakels in routenetwerken en overige voorzieningen tot verbetering van de toegankelijkheid en beleefbaarheid van het landschap.
Doel |
Realisatie natuur- en landschapsbeleid zoals vastgelegd in de PS-beleidsnota “Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig” en van provinciaal beleid m.b.t. cultuurhistorisch erfgoed. |
Beoogde activiteiten |
1. Het realiseren van ontbrekende schakels in routenetwerken, zoals wandel-, fiets- en ruiterroutes en het realiseren van overige voorzieningen in relatie tot een verbetering van de toegankelijkheid van het landschap, zoals rust- en picknickgelegenheden. 2. Het realiseren van informatiedragers (zoals kijkvensters) langs toeristische routestructuren die informatie geven en/of verhalen vertellen over de ondergrond, de archeologie of het landschap in het algemeen. |
Aanvrager |
Gemeenten, waterschappen, IKL, agrarische natuurverenigingen, particulieren en instellingen met een aantoonbaar landschaps-, cultuur- of natuuroogmerk. |
Toepassingsgebied |
Gehele provincie Limburg |
Subsidiabele kosten |
Ad 1. Kosten van kleinschalige infrastructuur, voorzieningen en recreatieve infrastructuur. Ad 2. Kosten van de realisatie van de informatiedragers. Kosten van onderhoud en beheer zijn niet subsidiabel. |
Subsidiepercentage/bedrag |
Ad 1. • 50% van de subsidiabele kosten. • Het subsidiepercentage bedraagt maximaal 40% van de subsidiabele kosten indien de aanvrager een ondernemer is. Ad 2. • 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 12.000,00 per project. • Het subsidiepercentage bedraagt maximaal 40% van de subsidiabele kosten indien de aanvrager een ondernemer is. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders |
EU-kader: De aan overheden verleende financiering is geen staatssteun als werkzaamheden uitsluitend publieke doelen dienen en geen economische voordeel toekomt aan ondernemers. Aanvrager is een ondernemer: de-minimisverordening. De totale steun aan een onderneming is maximaal € 200.000,00 over een periode van 3 belastingjaren. |
3.6 Sloop van buiten gebruik zijnde agrarische bedrijfsbebouwing en voormalige agrarische bedrijfsbebouwing
Doel |
Realisatie natuur- en landschapsbeleid zoals vastgelegd in de PS-beleidsnota “Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig” en van provinciaal landbouwbeleid conform de beleidsnota “Limburgse land- en tuinbouw loont” |
Beoogde activiteiten |
Sloop van buiten gebruik zijnde agrarische bedrijfsbebouwing en voormalige agrarische bedrijfsbebouwing |
Aanvrager |
Landbouwers, landbouwers die hun bedrijfsvoering reeds hebben beëindigd, particulieren en natuur- en landschapsorganisaties met rechtspersoonlijkheid. |
Toepassingsgebied |
Gehele provincie Limburg met uitzondering van de ontwikkelgebieden intensieve veehouderij. Toepassingsgebied kan bij de openstelling worden beperkt. |
Subsidiabele kosten |
Zie onder ‘Subsidiepercentage/bedrag’. |
Subsidiepercentage/bedrag |
Vaste bedragen per m2 vloeroppervlak voor gebouwen, asbest, kelders, sleufsilo’s, vloerplaten, tot maximaal € 25,- per m2 gebouw. Exacte bedragen worden bij openstelling van de regeling bekend gemaakt. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders |
Subsidie kan alleen worden aangevraagd als deze paragraaf door een aparte bekendmaking door Gedeputeerde Staten is opengesteld. Voorwaarden voor de subsidieontvanger zijn in ieder geval dat de subsidieontvanger • instemt met intrekking van de milieuvergunning van het agrarische bedrijf; • instemt met wijziging van de agrarische bouwkavel in een andere bestemming; • nog geen vergoeding heeft ontvangen voor de sloop van deze bebouwing en niet deelneemt aan een ander project of andere regeling waarvoor vergoeding voor de sloop van deze bebouwing kan worden gegeven; • niet reeds verplicht is tot de sloop van deze bebouwing op grond van een ander besluit of andere afspraak; • sloopt en sloopmateriaal afvoert overeenkomstig de voorwaarden van de sloopvergunning en wettelijke eisen. Bij de openstelling kunnen Gedeputeerde Staten nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen stellen. EU: Geen EU-kader. |
3.7 Ontwikkeling van nieuwe landgoederen met een integraal karakter
Doel |
Realisatie natuur- en landschapsbeleid zoals vastgelegd in de PS-beleidsnota “Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig” en van provinciaal beleid m.b.t. cultuurhistorisch erfgoed. |
Beoogde activiteiten |
Opstellen van een ontwikkelingsplan landgoed: fase 1 voorbereiding (niet subsidiabel) Opstellen startdocument waaruit kansrijkdom van het project blijkt: • analyse plangebied en beleid • marktanalyse • opstellen programma van eisen • ontwikkelingsvisie op hoofdlijnen Op basis van het startdocument wordt beslist of het project daadwerkelijk voor deze subsidie in aanmerking komt. fase 2, ontwerpverkenning Ontwikkelen landgoedconcept met enkele varianten: • locatiestudie • varianten/opties • marktverkenning • volumestudie • landschappelijke inpassing/ beeldkwaliteitsplan bebouwingskavel(s) • planeconomische onderbouwing fase 3, voorlopig landgoedontwerp Opstellen van een voorlopig landgoedontwerp, met ontwerp plankaart (schaal 1:1000/2000 (A3)), dat voldoet aan het programma van eisen en leidt tot een convenant tussen de betrokken partijen (initiatiefnemer, gemeente, provincie en eventuele andere partijen). |
Aanvrager |
Particulieren, landbouwers en andere ondernemers. |
Toepassingsgebied |
In het nationaal landschap Zuid-Limburg: aansluitend op bestaande waardevolle bebouwing. In het overig deel van Limburg: bij voorkeur aansluitend op bestaande waardevolle bebouwing. |
Subsidiabele kosten |
Kosten voor een ontwerpverkenning (fase 2) en het opstellen van een voorlopig landgoedontwerp (fase 3). |
Subsidiepercentage/bedrag |
Maximaal 50 % van de subsidiabele kosten tot een maximum van; - € 5.000,00 ingeval van ontwikkeling van minimaal 5 hectare natuur en landschap; - € 7.500,00 ingeval van ontwikkeling van minimaal 10 hectare natuur en landschap; - € 10.000,00 ingeval van ontwikkeling van minimaal 15 hectare natuur en landschap. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kader |
- De ontwerpverkenning (fase 2) en het opstellen van een voorlopig landgoedontwerp (fase 3) dienen te worden uitgevoerd door adviseurs aangesloten bij het NVTL alsmede bij BNSP. - Architectonische en Bouwkundige aspecten zijn niet subsidiabel. - Aan het convenant kunnen geen rechten worden ontleend/worden geen toezeggingen gedaan over de uitkomsten van de verdere procedures en vergunningverlening. - Deze regeling is van toepassing op de ontwikkeling van nieuwe (NSW-) landgoederen waarbij het uitgangspunt is dat in principe buiten de Ecologische hoofdstructuur minimaal 5 hectare nieuwe natuur wordt ontwikkeld. - Als het voorlopig ontwerp niet de instemming heeft van alle partijen en het bijbehorende convenant niet is getekend, zal de toegezegde subsidie niet worden toegekend. EU-kader: Voor landbouwers geldt de-minimisverordening landbouw. De totale steun aan een onderneming is maximaal € 15.000,00 over een periode van 3 belastingjaren. Aanvrager is een andere ondernemer: de-minimisverordening. De totale steun aan een onderneming is maximaal € 200.000,00 over een periode van 3 belastingjaren. |
Hoofdstuk 4 Water en bodem
4.1 Herstel verdroogde natuurgebieden
Doel |
Realisatie natuur- en landschapsbeleid zoals vastgelegd in de PS-beleidsnota “Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig” en van provinciaal waterbeleid, met name: ecologisch herstel TOP-gebieden ofwel natte natuurparels. |
Beoogde activiteiten |
Maatregelen die zijn gericht op of het gevolg zijn van hydrologisch of ecologisch herstel van TOP-gebieden (zowel kwantiteit als kwaliteit), verdeeld in de volgende categorieën: 1. Waterhuishoudkundige maatregelen in bestaande natuur of verworven nieuwe natuur in de EHS, gericht op het realiseren van het GGOR in de TOP-gebieden. 2. Waterhuishoudkundige maatregelen buiten bestaande natuur of verworven nieuwe natuur in de EHS, gericht op het realiseren van het GGOR in de TOP-gebieden. 3. Fysieke maatregelen of de inzet van een ander instrument ter voorkoming, beperking of opheffing van de externe werking van maatregelen zoals bedoeld in categorie 1 en 2 of financiële vergoeding van voorziene schade door genoemde maatregelen. 4. Voorbereidings- en proceskosten van 1, 2 en 3. |
Aanvrager |
Een ieder. |
Toepassingsgebied |
Gehele provincie Limburg |
Subsidiabele kosten |
Categorie 1: Kosten van maatregelen binnen bestaande natuur of verworven nieuwe natuur in de EHS ten behoeve van het bereiken van het GGOR. Categorie 2: Kosten van: a) het verondiepen van waterlopen; b) het aanleggen van stuwen en dammen; c) het dempen van waterlopen of greppels; d) het omleiden van waterlopen; e) andere waterhuishoudkundige maatregelen buiten bestaande natuur of verworven nieuwe natuur in de EHS, gericht op het realiseren van het GGOR in de TOP-gebieden. Categorie 3: Kosten van: a) het aanpassen en vervangen van bestaande drainage door peilgestuurde en aanleg van nieuwe peilgestuurde drainage; b) het aanbrengen van greppels; c) het aanvullen van terreinen die ten gevolge van de uitvoering van het maatregelenpakket GGOR te nat worden; d) andere fysieke maatregelen ter voorkoming, beperking of opheffing van de externe werking van ten behoeve van de TOP-gebieden getroffen maatregelen; e) herverkaveling en ruilverkaveling bij overeenkomst voor zover deze noodzakelijk is voor het gewenste grondgebruik (overeenkomstig paragraaf 1.1 van deze bijlage; als de aanvrager een landbouwer is gelden de aldaar genoemde subsidiepercentages); f) eenmalige vergoeding van de gekapitaliseerde waardevermindering van de grond als gevolg van noodzakelijke wijziging of beperking van het agrarisch grondgebruik. Categorie 4: a) Kosten van de voorbereiding van een inrichtingsplan als bedoeld in artikel 17 van de Wilg of een qua vorm en inhoud daarmee vergelijkbaar plan; b) kosten van voorbereiding (of proceskosten): planvorming, ontwerpen, bestekken, advies en onderzoek, management en coördinatie, directievoering en communicatie. De kosten genoemd onder categorie 1 tot en met 3 worden gezien als uitvoeringskosten, die onder categorie 4 als voorbereidings- en proceskosten. |
Subsidiepercentage/bedrag |
Categorie 1: Maximaal 100% van de subsidiabele kosten. Categorie 2: Maximaal 75% van de subsidiabele kosten; Categorie 3: a) maximaal 75% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 1.765,00 per ha voor nieuwe drainage, maximaal 60% met een maximum van € 960,00 per ha voor ombouw met verdichting en maximaal 50% met een maximum van € 400,00 per ha voor alleen ombouw; b t/m d) maximaal 75% van de subsidiabele kosten; e) maximaal 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 1.310,00 per ha. Als de aanvrager landbouwer is gelden de in paragraaf 1.1 van deze bijlage genoemde subsidiepercentages. f) maximaal 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 15.000,00 per ha. Categorie 4: Maximaal 75% van de subsidiabele kosten. Van de subsidiabele kosten genoemd onder de categorieën 1 tot en met 3 kan maximaal 15% worden aangevraagd voor voorbereidings- en proceskosten. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders |
Een aanvraag wordt getoetst aan het doelbereik van de GGOR-rapporten van de waterschappen. Dit houdt in dat de maatregelen zoals opgenomen in die GGOR-rapporten als uitgangspunt worden genomen. Van meer of andere maatregelen wordt – met instemming van de waterschappen - de noodzaak of meerwaarde aangetoond en de bijdrage ervan aan het doel moet ten minste gelijkwaardig zijn. Categorie 3: Financiële vergoeding van voorziene schade betreft een vergoeding van die schade die voorzien is in de GGOR- rapporten van de waterschappen of die berekend en/of begroot wordt bij de nadere voorbereiding en/of uitwerking van de maatregelen uit die GGOR-rapporten. Financiële vergoeding van voorziene schade kan worden toegepast als fysieke maatregelen of een ander instrument, zoals genoemd in deze categorie, geen toereikend alternatief is om schade te voorkomen, beperken of op te heffen. Categorie 4: De verhouding tussen subsidiabele uitvoeringskosten zoals bedoeld in categorie 1 t/m 3 en subsidiabele voorbereidings- en/of proceskosten zoals bedoeld in categorie 4 is maximaal 85:15. Voor de maatregelen waar subsidie voor wordt aangevraagd mag niet ook subsidie zijn aangevraagd of verleend op grond van de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Limburg. EU-kader: Subsidie verleend aan overheden is geen steun als de werkzaamheden uitsluitend publieke doelen dienen en aan ondernemers geen economisch voordeel toekomt. |
4.2 Herstel beken met specifiek-ecologische functie
Doel |
Herstel natuurlijk karakter SEF-beken. |
Beoogde activiteiten |
• Beekherstel; de beken worden voorzien van beekdalzones die ruimte bieden aan de natuurlijke processen, zoals: - vrije meandering (erosie en sedimentatie); - natuurlijke peilfluctuaties (inundatie en kwel); - natuurlijke ontwikkeling aquatische en terrestrische levensgemeenschappen. • Aanleg bypass/voorziening voor beekgebonden fauna ten behoeve van de ecologische doorgankelijkheid om obstakels te vermijden (bijvoorbeeld waterrad) of ten behoeve van wateroverlast (waterkwantiteit) in de oorspronkelijke beekloop. |
Aanvrager |
Waterschappen. Subsidie voor de kosten van planvoorbereiding kan ook door andere overheden worden aangevraagd. |
Toepassingsgebied |
SEF-beken in de gehele provincie Limburg. |
Subsidiabele kosten |
• Uitvoeringskosten beekherstel (inclusief grondverwerving). • Kosten van de voorbereiding van een inrichtingsplan als bedoeld in artikel 17 van de Wilg of een qua vorm en inhoud daarmee vergelijkbaar plan; • kosten van besteksgereed maken plannen en beekherstel-gerelateerde uitvoering, waaronder grondaankoop; • kosten van herverkaveling en ruilverkaveling bij overeenkomst voor zover het beken binnen de POG betreft. |
Subsidiepercentage/bedrag |
SEF-Beken binnen TOP-gebieden: maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 240.000,00 per km beek. Uitgangspunt voor het bepalen van het subsidiebedrag is het aantal gerealiseerde aantal kilometers beekomlegging om het TOP-gebied heen. SEF-Beken buiten TOP-gebieden: maximaal 25% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 120.000,00 per km beek. Uitgangspunt voor het bepalen van het subsidiebedrag is het bestaande aantal kilometers SEF-beek. Van de subsidiabele kosten kan maximaal 15% worden aangevraagd voor voorbereidings- en proceskosten (waaronder niet wordt begrepen grondverwerving). |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders |
EU-kader: Subsidie verleend aan overheden is geen steun als de werkzaamheden uitsluitend publieke doelen dienen en aan ondernemers geen economisch voordeel toekomt. |
4.3 Niet productieve investeringen m.b.t. waterkwaliteit en aanpak verdroging
Doel |
Realisatie natuur- en landschapsbeleid zoals vastgelegd in de PS-beleidsnota “Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig” en van provinciaal waterbeleid |
Beoogde activiteiten |
Hoofddoelstelling is het behalen van agromilieuhygiënische winst. Het verlagen van de emissie van nutriënten en bestrijdingsmiddelen (landbouwmilieubeheer) naar natuurgebieden in de omgeving. Hiervoor wordt gesubsidieerd: 1. Additionele eenmalige maatregelen in kwetsbare natuurgebieden en in de beïnvloedingzones van deze gebieden voor het terugdringen van het areaal verdroogd natuurgebied. Naast toepassen van inrichtingsmaatregelen vraagt de overheid aan landbouwers en andere grondbeheerders om vrijwillig bovenwettelijke verplichtingen aan te gaan voor het behalen van agromilieudoelstellingen. Voor het onderdeel kennisoverdracht (bijvoorbeeld bemestingsadviezen) wordt verwezen naar paragraaf 1.10 Duurzame grondgebonden landbouwproductie. 2. Niet productieve investeringen in het kader van nieuwe uitdagingen voor waterbeheer, gericht op de waterkwaliteitsproblemen met nutriënten en bestrijdingsmiddelen. |
Aanvrager |
1. Overheden; 2. Landbouwers, bos- en natuurbeherende organisaties en overheden. |
Toepassingsgebied |
Gehele provincie Limburg. |
Subsidiabele kosten |
Het opstellen (door derden) van een waterkwaliteitsverbeterings-/inrichtingsplan; maatregelen voor herstel of aanleg van landschappelijke elementen; maatregelen, gericht op wijziging van de waterhuishouding; grondverzet; het plaatsen van een raster; afvoer van grond, of overige maatregelen voor zover noodzakelijk in verband met de desbetreffende inrichting. |
Subsidiepercentage/bedrag |
Overheden: 100% van de subsidiabele kosten. Het steunpercentage is maximaal 100% van de subsidiabele kosten. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders |
EU-kader: Subsidie die wordt verleend aan overheden is geen steun als de werkzaamheden uitsluitend publieke doelen dienen en aan ondernemers geen economisch voordeel toekomt. De subsidie voor niet-productieve investeringen gekoppeld aan agromilieuverbintenissen worden niet als staatssteun beschouwd. Het betreffen immers investeringen die enkel noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de agromilieuverbintenis. De landbouwer heeft in zijn bedrijfsvoering geen voordeel van de investering en de waarde van het bedrijf wordt niet verhoogd. |
4.4 Waardenetwerken ter verbetering van de grondwaterkwaliteit
Doel |
Organiseren van waardenetwerken die tot doel hebben de grondwaterkwaliteit te verbeteren. Waardenetwerken zijn tijdelijke organisaties van kleine groepen agrarische ondernemers, die gedurende een bepaalde tijd gezamenlijk werken aan het oplossen van één specifiek probleem. Is het probleem opgelost dan heft de organisatie zich op. |
Beoogde activiteiten |
Opzetten van zogeheten waardenetwerken (groepen van ca. 10 – 15 boeren), die onder begeleiding van een landbouwkundig adviseur maatregelen implementeren, die tot doel hebben de grondwaterkwaliteit te verbeteren. Het gaat om maatregelen, die erop gericht zijn om de uitspoeling van nutriënten en/of bestrijdingsmiddelen naar het grondwater te beperken. De maatregelen moeten eenvoudig in de bedrijfsvoering zijn in te passen. |
Aanvrager |
(Groep van) primaire landbouwers |
Toepassingsgebied |
De gehele provincie Limburg |
Subsidiabele kosten |
De kosten van niet-productieve investeringen zoals tijdelijk ingehuurde adviseurs voor de implementatie van de maatregelen en monitoring die nodig is om de effectiviteit van de genomen proefmaatregelen aan te tonen. |
Subsidiepercentage/bedrag |
De subsidie bedraagt maximaal 90% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 45.000,-. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders |
De activiteiten dienen uiteindelijk een bijdrage te leveren aan één of meer van de volgende subsidiecriteria: a. Een significante reductie van de nitraatuitspoeling. Het streven dient te zijn om te voldoen aan de grenswaarde van 50 mg nitraat /l in het grondwater. Een reductie van de nitraatuitspoeling kan o.a. gerealiseerd worden door: • door een betere verdeling over de percelen, waardoor er minder lekverliezen zijn; • door een betere benutting van de stikstof; • door een verminderde uitspoeling als gevolg van het verhogen van het organische stofgehalte.
In sommige gevallen testen deelnemers een maatregel uit. In andere gevallen maken de deelnemers een keuze uit een palet aan maatregelen. Dit is afhankelijk van de inpasbaarheid in hun bedrijfsvoering. De aanvrager dient een onderbouwde inschatting te maken van de verwachte reductie van de nitraatuitspoeling en dient aan te geven op welke wijze dit bepaald wordt. In het verleden hebben waardenetwerken gedraaid op de volgende onderwerpen: • rijenbemesting met organische mest in mais en kool • precisiebemesting d.m.v. plantsapmetingen in peen, asperges prei, spruitkool en courgettes • uitspoeling onder nieuw aangelegde aspergevelden • ploegloze grondbewerking • sensor gestuurde bemesting in aardappelen • optimalisatie mestgift door middel van plaats specifieke sensingtechnieken • betere benutting van tussenteelten • effect van grondbewerking • maisteelt op blijvend grasland • verbetering van de graszode d.m.v doorzaai • afstelling van kunstmeststrooiers
Voorstellen dienen nieuwe onderwerpen of toepassingen aan te dragen. Indien er toch voorstellen over bovenstaande onderwerpen worden ingediend, dan dient duidelijk aangegeven te worden waarin deze voorstellen afwijken van de voorgaande waardenetwerken uit het verleden. Onderwerpen of toepassingen mogen zich elders bewezen hebben, bv op proefboerderijen, binnen het waardenetwerk wordt vervolgens de toepasbaarheid in de praktijk onderzocht. Indien aan het bovenstaande niet wordt voldaan dan zal de subsidieaanvraag worden afgewezen.
b. Een significante reductie m.b.t. gewasbestrijdingsmiddelen. In sommige gevallen testen deelnemers een maatregel uit. In andere gevallen maken de deelnemers een keuze uit een palet aan maatregelen. Dit is afhankelijk van de inpasbaarheid in hun bedrijfsvoering. De aanvrager dient een onderbouwde inschatting te maken van de verwachte reductie van de uitspoeling van bestrijdingsmiddelen en dient aan te geven hoe deze reductie wordt bepaald. In het verleden hebben waardenetwerken gedraaid op de volgende onderwerpen: • onkruidbestrijding in asperges en aardbeien. • onkruidbestrijding bij niet kerende grondbewerking in zomergraan • aanpak van emelten en ritnaalden • onkruidbestrijding op basis van verdienmodellen
Voorstellen dienen nieuwe onderwerpen of toepassingen aan te dragen. Indien er toch voorstellen over bovenstaande onderwerpen worden ingediend, dan dient duidelijk aangegeven te worden waarin deze voorstellen afwijken van de voorgaande waardenetwerken uit het verleden. Onderwerpen of toepassingen mogen zich elders bewezen hebben, bv op proefboerderijen, binnen het waardenetwerk wordt vervolgens de toepasbaarheid in de praktijk onderzocht. Indien aan het bovenstaande niet wordt voldaan dan zal de subsidieaanvraag worden afgewezen.
De ingediende subsidieaanvragen dienen naast bovenstaande onderbouwing in ieder geval de volgende informatie te bevatten om voor subsidiëring in aanmerking te komen: • Werkwijze hoe de activiteit uitgevoerd gaat worden; • Manier van communiceren tussen de deelnemers en de sector tijdens en na beëindiging van het netwerk; • Ervaring van de landbouwkundig adviseur met het begeleiden van soortgelijke groepen; • Het vernieuwend effect van het initiatief; • Een inschatting van het effect van de maatregelen. Deze inschatting moet geloofwaardig zijn en goed onderbouwd zijn, bv met resultaten uit eerder gedane experimenten en dient in de praktijk te worden getoetst me behulp van (eenvoudige) veldmetingen; • De kans van slagen van de maatregelen. De maatregelen dienen zich elders bewezen te hebben; • Grootte van de groep deelnemers. Dit kunnen naast agrariërs ook toeleveranciers of loonwerkers zijn. De ingediende voorstellen zullen op deze subsidiecriteria getoetst worden. Indien niet wordt voldaan aan deze voorwaarden dan zal de subsidieaanvraag worden afgewezen. Subsidieaanvragen kunnen uitsluitend in de periode van 4-9-2017 tot en met 22-9-2017 worden ingediend. De subsidie zal voor maximaal 2 jaar worden verstrekt. Indien subsidie voor één jaar wordt aangevraagd dient aangetoond te worden, hoe men in één jaar –onafhankelijk van het weer- het resultaat denkt te behalen. Het EU-kader waarbinnen het project valt is de Kaderrichtlijn Water |
Hoofdstuk 5 Platteland algemeen - internationale samenwerking / stad en land
5.1 Veldmakelaars groenblauwe diensten
Doel |
Realisatie natuur- en landschapsbeleid zoals vastgelegd in de PS-beleidsnota “Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig” en van provinciaal landbouwbeleid conform de beleidsnota “Limburgse land- en tuinbouw loont”. |
Beoogde activiteiten |
Subsidieverlening voor adviesdiensten aan agrariërs en particulieren bij het verkrijgen van een subsidie op grond van de Subsidieregeling groenblauwe diensten Limburg (GBD). |
Aanvrager |
Agrariërs en particulieren. Overheids- en semioverheidsinstanties komen niet voor een subsidie binnen deze paragraaf in aanmerking. |
Toepassingsgebied |
Gehele provincie Limburg |
Subsidiabele kosten |
Kosten m.b.t. door derden geleverde adviesdiensten voor het verkrijgen van subsidie op grond van de Subsidieregeling groenblauwe diensten Limburg. |
Subsidiepercentage/bedrag |
De subsidie wordt bepaald op basis van een vaste vergoeding per gehonoreerde subsidieaanvraag op grond van de Subsidieregeling groenblauwe diensten Limburg. Deze vaste vergoeding bedraagt € 175,00. Een agrariër/particulier komt slecht één keer per twee jaar in aanmerking voor deze subsidie. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders |
Subsidie voor een advies wordt slechts verstrekt indien de adviserende dienst één van de maximaal acht door Gedeputeerde Staten erkende instellingen betreft zonder winstoogmerk met een aantoonbaar landschaps, cultuurhistorisch of natuuroogmerk en de GBD-subsidieaanvraag op grond van de Subsidieregeling groenblauwe diensten Limburg is gehonoreerd. Overheids- en semioverheidsinstanties (instanties die door overheden in stand worden gehouden) komen niet voor een subsidie binnen deze paragraaf in aanmerking. Aanvragen: Bij deze subsidieaanvraag voor adviesdiensten voegt de aanvrager: een kopie van de toekenningsbrief voor GBD-subsidie (dit is de brief waarin het besluit staat vermeld op de subsidieaanvraag op grond van de Subsidieregeling groenblauwe diensten Limburg); een verklaring van de adviserende dienst waaruit blijkt dat zij de aanvrager van advies hebben voorzien m.b.t. de indiening van de GBD-subsidieaanvraag; gegevens waaruit blijkt dat de adviserende dienst zonder winstoogmerk opereert en een landschaps, cultuurhistorisch of natuuroogmerk nastreeft; het bankrekeningnummer van de adviserende dienst. Deze subsidie voor adviesdiensten geldt bovendien alleen voor nieuwe GBD-aanvragen en niet voor verlengingen van lopende (GBD) contracten. De subsidie wordt rechtstreeks betaald aan de adviserende dienst. EU-kader: Indien subsidie wordt verleend aan landbouwers: artikel 22, lid 5, van de Vrijstellingsverordening Landbouw. De steun wordt niet toegekend in de vorm van rechtstreekse betalingen aan de begunstigden. De steun wordt betaald aan de aanbieder van de adviesdiensten. Let op: bij een subsidieaanvraag dient ook een beschrijving van de grootte van de onderneming overgelegd te worden, conform Bijlage I van Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU2014, L 193/1). |
Toelichting algemeen
Het plattelandsbeleid en de daarop gerichte provinciale subsidies
De Wet inrichting landelijk gebied (hierna: Wilg) beoogt een vereenvoudiging van het wettelijk landinrichtingsinstrumentarium en decentralisatie van taken van het Rijk naar de provincies en deregulering. Op 20 september 2011 sloten het Rijk en het IPO het zogenoemde “onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur” waarin afspraken zijn opgenomen over decentralisatie van de middelen voor gebiedsgericht beleid en afronding van het stelsel van het investeringsbudget landelijk gebied. De decentralisatie van het natuurbeleid is per 1 januari 2014 verankerd via de wijziging van de Wet inrichting landelijk gebied (decentralisatie investeringsbudget Wilg). De wijziging van de Wilg is het sluitstuk van bestuurlijke afspraken tussen rijk en provincies over de afronding van het ILG (Investeringsbudget Landelijk Gebied). De middelen voor het gebiedsgerichte beleid zullen volgens de wetswijziging door het Rijk niet meer beschikbaar worden gesteld in de vorm van een specifieke uitkering, maar als onderdeel van de algemene uitkering die de provincies uit het provinciefonds ontvangen. De wetswijziging bevat daarnaast enkele verbeteringen met betrekking tot de landinrichting. Met de wijziging van de Wilg is het ILG afgesloten.
De provincie heeft in de beleidsnota Limburgse Land- en tuinbouw Loont (LLtL) en de beleidsnota’s inzake natuur, landschap en water haar doelen geformuleerd voor deze beleidsvelden. Deze verordening geeft de juridische basis voor het verstrekken van subsidies. Zij regelt alle subsidies die de provincie verleent voor de inrichting van het landelijk gebied conform PS-nota Natuurbeleid: Natuurlijk Eenvoudig, het provinciaal waterbeleid, de beleidsnota Limburgse Land- en tuinbouw Loont, maar niet de subsidies voor agrarisch en particulier natuurbeheer aangezien daarvoor twee aparte provinciale verordeningen gelden (zie artikel 2, eerste lid).
Beleidskaders
De verordening bevat de juridische grondslag voor subsidieverstrekking en daarnaast in hoofdzaak procedurele aspecten (in ruime zin), evenals subsidiabele kosten, algemene subsidievoorwaarden, rapportageplicht, evaluatie en toezicht. In de PS-nota Natuurbeleid: Natuurlijk Eenvoudig, het provinciaal waterbeleid en de beleidsnota Limburgse Land- en tuinbouw Loont (LLtL) is aangegeven voor welke doelen subsidies kunnen worden verstrekt. In de bijlage bij deze verordening wordt een subsidiekader gegeven: hoe en aan wie subsidie kan worden verstrekt, waarvoor en onder welke voorwaarden. Tevens is in de bijlage er rekening mee gehouden hoe in voorkomende gevallen subsidie zal worden verstrekt met inachtneming van de Europese vrijstellingsverordeningen of overeenkomstig door de Europese Commissie goedgekeurde steunmodules. Dit biedt niet alleen flexibiliteit in de uitvoering maar ook transparantie en werkbaarheid van de verordening.
Deze subsidieverordening is gebaseerd op de mogelijkheden voor subsidie op basis van Europese en nationale kaders (o.a. de Vrijstellingsverordening Landbouw). Het is bekend dat het Europese POP3-programma in 2015 in werking treedt. Dit kan aanleiding geven tot het aanpassen van de onderhavige subsidieverordening.
Staatssteun en steunmodules
Hoewel een groot deel van de subsidies geen staatssteun zullen betreffen, bijvoorbeeld die aan overheden, moet het anderzijds van tevoren toch wél voldoende duidelijk zijn hoe aan belangrijke vereisten, zoals die van de EU voor staatssteun, wordt voldaan.
Op grond van de- minimisverordening (EU) nr. 1407/2013 en de-minimisverordening landbouw (EU) nr. 1408/2013 mag in een periode van drie belastingjaren per ondernemer niet meer dan € 200.000,00 respectievelijk € 15.000,00 steun worden verleend. Het gaat hier om steun in welke vorm dan ook en van welke overheid dan ook. Deze de-minimis steun is vrijgesteld van de goedkeuringsprocedure zoals bedoeld in artikel 108 van VWEU.
Vervolgens zijn er Europese vrijstellingsverordeningen (EU) nr. 651/2014 en (EU) nr. 702/2014 voor de landbouw. Als subsidie wordt verstrekt met toepassing van deze verordeningen kan worden volstaan met een kennisgeving aan de Europese Commissie. De provincie maakt van deze vrijstellingsverordeningen gebruik door de toepassing ervan op te nemen in het subsidiekader In de derde plaats kan de Nederlandse Catalogus Groenblauwe Diensten 2007, waarmee de Europese Commissie heeft ingestemd, een basis voor subsidies vormen. Tenslotte kan subsidie worden verstrekt overeenkomstig de daarvoor geldende steunmodule, die eveneens door de Europese Commissie is goedgekeurd. Deze worden in samenwerking tussen alle provincies, dan wel de provincies die het aangaat, en het Rijk ontwikkeld en door Gedeputeerde Staten vastgesteld en gepubliceerd.
Versterking van de voortgang in de uitvoering
Een aantal bepalingen zijn gericht op een versterking van de voortgang in de uitvoering. De Provincie wil hier, met als uitgangspunt dat projecten uitvoeringsgereed zijn en na de subsidieverlening onmiddellijk kunnen starten, bevorderen dat de projecten ook professioneel en snel worden uitgevoerd en afgerekend. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de bevoorschotting (artikel 7) de uitvoering (artikel 8) en uit de manier waarop de voortgangsrapportages worden geregeld (artikel 10).
Aanvraagformulieren
Er zijn formulieren beschikbaar voor de aanvraag tot verlening van een subsidie, de aanvraag van een voorschot en de aanvraag tot vaststelling van de subsidie. Ook is er een formulier voor voortgang- en eindrapportages.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 2
Dit artikel geeft de grondslag voor het verstrekken van subsidie.
In het eerste lid is aangegeven dat voor subsidies voor agrarisch en particulier natuurbeheer twee aparte regelingen gelden, waardoor de verordening op deze subsidies van toepassing is. Een subsidie op grond van deze verordening kan niet worden verstrekt aan aanvragers waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat naar aanleiding van onrechtmatig verleende steun. Daarnaast dient een subsidie in overeenstemming te zijn met Europese regelgeving. In een programma natuur en landschap (als uitwerking van de PS-Nota Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig) of LLtL of bij gelegenheid van het uitschrijven van tenders of het vaststellen van subsidieplafonds kan de mogelijkheid van subsidiëring worden gepreciseerd. In de bijlage is aangegeven hoe subsidie zal worden verstrekt in concrete gevallen.
Het zevende lid vereist dat de begroting van een project, met inbegrip van de gevraagde subsidie, sluitend is.
In het achtste lid is geregeld dat Gedeputeerde Staten voor een goede uitvoering van deze verordening nadere regels kunnen stellen. Het betreft dus onderwerpen die op de uitvoering betrekking hebben, zoals bij de aanvraag te verstrekken gegevens, precisering van subsidiabele kosten, de bekendmaking van resultaten van activiteiten of het geven van informatie over gesubsidieerde activiteiten door de subsidieontvanger, of andere nadere technische uitwerkingen.
Op grond van het tiende lid kunnen Gedeputeerde Staten een algemeen subsidieplafond instellen dan wel voor afzonderlijke categorieën activiteiten of in verband met uit te schrijven tenders.
Artikel 3
In dit artikel worden beperkingen gesteld aan de subsidiabele kosten.
Kosten die op grond van een andere regeling of ander besluit al zijn of worden gesubsidieerd kunnen niet ook nog eens op grond van deze verordening worden gesubsidieerd. Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat door stapeling in totaal meer subsidie wordt verkregen dan de werkelijke kosten. Dit betekent dus dat binnen een project of projectonderdeel stapeling met subsidies die uit andere regelingen worden ontvangen in principe wel mogelijk is. Dit kent echter wel zijn grenzen: stapeling van subsidies aan ondernemers kan aanlopen tegen plafondbedragen of -percentages die voortvloeien uit Europese staatssteunkaders.
Onder voorbereidingskosten als bedoeld onder b wordt mede verstaan de kosten van gronden die in het verleden werden aangekocht en voor het gesubsidieerde project worden ingezet. Op die manier kan, afhankelijk van de mate van subsidie, een deel van de verwervingskosten worden vergoed.
Investeringen in milieumaatregelen, waarmee slechts wordt voldaan aan bestaande wettelijke eisen, of investeringen of activiteiten die behoren tot de goede landbouwpraktijk of andere kwaliteitseisen zijn nooit subsidiabel.
Ook kosten van maatregelen waartoe men zich reeds verplicht heeft op grond van een overeenkomst bijvoorbeeld gesloten in het kader van de toepassing van de bouwkavel op maat plus (BOM+) systematiek, de regeling Ruimte voor Ruimte, Rood voor Groen of het Contourenbeleid en de daaraan gekoppelde verhandelbare ontwikkelingsrechtenmethode (VORm) komen niet voor subsidie in aanmerking.
Exploitatiekosten met betrekking tot een activiteit die gesubsidieerd wordt, komen alleen in de aanloopfase voor subsidie in aanmerking. Hiermee wordt niet gedoeld op de andersoortige exploitatiekosten van organisaties die hun activiteiten richten op de bevordering van provinciale doelen. Bijdragen voor laatstgenoemde activiteiten van dergelijke organisaties zijn mogelijk.
Artikel 8
Gesubsidieerde activiteiten dienen binnen twee maanden na de subsidieverleningsbeschikking te worden gestart. Gedeputeerde Staten kunnen een andere termijn stellen. Datzelfde geldt voor de termijn waarbinnen de activiteiten moeten worden afgerond.
Artikel 10
De administratie moet 5 jaar na vaststelling van de subsidie bewaard worden. De subsidieontvanger dient een administratie te voeren die de informatie bevat die nodig is voor een juist inzicht van de activiteiten.
Artikel 11
Het uitgangspunt is dat ten minste eenmaal per jaar een voortgangsrapportage moet worden gedaan. In de gevallen dat een hogere frequentie nodig is of als gelet op de aard of omstandigheden van een project een lagere frequentie of helemaal geen rapportage mogelijk wordt gevonden zal in de beschikking terzake een voorschrift worden gegeven.
Artikel 14
Artikel 14, tweede lid, sub a: een (goedkeurende)controleverklaring van de onafhankelijke accountant moet voldoen aan het “Controleprotocol eindverantwoording verleende subsidies Provincie Limburg” (te vinden op website www.limburg.nl/subsidies > subsidiestelsel 2012). Voor de opmaak van de controleverklaring kan gebruik worden gemaakt van het bij het controleprotocol gevoegde format.
Artikel 17
De Provincie zal een vergoeding eisen bij overdracht van activiteiten aan een ander, tenzij aan alle drie de genoemde vereisten wordt voldaan.
Artikel 18
Intrekking en wijziging van verleende subsidies, tussentijds of bij gelegenheid van de vaststelling, is in meerdere situaties en om meerdere redenen mogelijk, zoals aangegeven in afdeling 4.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht.
In ieder geval, zo is de strekking van het eerste lid, is dat ook mogelijk bij strijd met de Europese bepalingen. Op grond van artikel 14 van Verordening (EG) nr. 659/1999 (Pb 1999 L83) kan de Europese Commissie immers beschikken dat de betrokken lidstaat alle nodige maatregelen moet nemen om onrechtmatige steun van de begunstigde terug te vorderen.
De Commissie geeft daarbij aan welk wettelijk rentepercentage passend is. Deze is dan verschuldigd vanaf de datum waarop de onrechtmatige steun voor de begunstigde beschikbaar was tot aan de daadwerkelijke terugbetaling.
Het tweede lid biedt de publiekrechtelijke grondslag die ingevolge jurisprudentie (bijvoorbeeld Afdeling bestuursrechtspraak, 11 januari 2006, zaaknummer 200503463/1) voor de terugvordering van wettelijke rente vereist is. Zo wordt voorkomen dat ingevolge de genoemde jurisprudentie óók een civielrechtelijke procedure zou moeten worden gevoerd.
Artikel 22
De verordening treedt in werking op 1 januari 2015 en wordt gepubliceerd in het Provinciaal Blad.
Toelichting bij de bijlage
Deze bijlage bevat het subsidiekader dat hoort bij de doelen opgenomen in de nota Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig (ondertitel: programma Natuur- en landschapsbeleid 2013 -2020) en het ambitiedocument Limburgse Land- en tuinbouw Loont (LLtL). De inhoud van LLtL is vertaald in maatregelen en hebben betrekking op de periode 2012 - 2015.
Op grond van het in deze bijlage opgenomen subsidiekader wordt beoordeeld of projecten en activiteiten die worden ondernomen ter uitvoering van een bepaald doel voor subsidie in aanmerking komen. De operationele doelen en maatregelen zijn ingedeeld in een aantal thema’s.
Het betreft:
Hoofdstuk 1 Landbouw
Hoofdstuk 2 Natuur
Hoofdstuk 3 Landschap en cultuurhistorie
Hoofdstuk 4 Water en bodem
Hoofdstuk 5 Platteland algemeen – internationale samenwerking / stad en land
Elk hoofdstuk is ingedeeld in paragrafen. Een paragraaf bevat het subsidiekader voor een operationeel doel/ maatregel. In sommige gevallen is uit het oogpunt van doelmatigheid het subsidiekader voor meerdere doelen in één paragraaf opgenomen. Elke paragraaf heeft de volgende indeling:
Nummer paragraaf en naam van het doel |
|
Doel |
Hier wordt het provinciaal beleid(sdoel) vermeld waar de subsidieverlening op is gericht |
Beoogde activiteiten |
Voor zover nodig is het doel/ maatregel hier verder omschreven. Dit is zo beperkt mogelijk gehouden. Bij de beoordeling van de subsidieaanvraag zal altijd getoetst worden of het project past binnen de inhoud van de beleids- kaders. Hier staat in sommige paragrafen ook het aantal projecten vermeld dat kan worden gesubsidieerd. Als het hier genoemde aantal projecten is gesubsidieerd is de maximum subsidie die voor dit doel beschikbaar is, bereikt. Dat betekent dat eventuele nieuwe subsidieaanvragen zullen worden afgewezen. |
Aanvrager |
Hier staat wie subsidie kunnen aanvragen. Met aanvrager wordt tevens bedoeld degene aan wie de subsidie uiteindelijk ten goede komt, de eindbegunstigde. |
Toepassingsgebied |
Hier staat in welk deel van de provincie een project waarvoor subsidie kan worden aangevraagd kan liggen. Dat kan zijn: gehele provincie, alleen Zuid-Limburg of alleen Noord- en Midden-Limburg maar er kunnen ook nadere delen van de provincie worden genoemd. Noord- en Midden-Limburg is het reconstructiegebied met de voormalige gemeente Echt (grenzen van vóór 1 januari 2003) als meest zuidelijke gemeente. Zuid-Limburg is de rest van de provincie. In sommige gevallen zal de omschrijving van het doel een nadere specificatie van het toepassingsgebied met zich meebrengen (bijvoorbeeld subsidie voor de aankoop van gronden alleen als het gronden betreft die liggen binnen een gebied dat als nieuwe natuur in het Stimuleringsplan natuur, bos en landschap is aangeduid). |
Subsidiabele kosten |
Hier staat voor welk type kosten van een project dat binnen het operationele doel past, subsidie kan worden verstrekt. Zo kan het bijvoorbeeld voorkomen dat de aanleg of het herstel van een object wel voor subsidie in aanmerking komt maar het onderhoud ervan niet. |
Subsidiepercentage/bedrag |
Hier staat welk percentage van de subsidiabele kosten maximaal gesubsidieerd kan worden. Ook kan het voorkomen dat de subsidie een vast bedrag per eenheid betreft. In veel gevallen zal er sprake zijn van een maximaal percentage (bijvoorbeeld 50%) tot een maximum van een vast bedrag (bijvoorbeeld € 20.000,00). |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders |
Hier staan specifieke eisen vermeld die aan de subsidieontvanger worden gesteld. Verdere voorwaarden en verplichtingen worden aan de subsidiebeschikking verbonden. Ook wordt hier verwezen naar de specifieke eisen die de EU stelt voor de gevallen waarin de subsidie aan een ondernemer wordt verstrekt. De eisen van de EU zijn gericht op het voorkomen van ongeoorloofde staatssteun. De relevante EU-kaders worden hieronder genoemd. |
Niet alle doelen/maatregelen uit het provinciale beleid voor landbouw, water, natuur en landschap zijn in dit subsidiekader opgenomen. Het ontbreken van een doel/ maatregel in deze bijlage kan een van de volgende redenen hebben:
- •
Het doel/ de maatregel wordt niet gerealiseerd door middel van subsidieverlening maar op een andere wijze zoals het uitvoeren van onderzoek, het verlenen van een vergunning of het geven van een specifieke opdracht;
- •
Het doel wordt gerealiseerd door subsidieverlening op grond van een andere regeling zoals het Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer
- •
Er is sprake van slechts één vooraf bepaalde subsidieontvanger, zoals de Stichting Instandhouding Kleine Landschapselementen in Limburg (IKL) of de Stichting Ondersteuning Overlegorganen Nationale Parken.
Voor de realisatie van het doel/ de maatregel is nog geen subsidiekader beschikbaar, bijvoorbeeld omdat er nog geen financiële middelen voor zijn of omdat nog een nadere uitwerking vereist is.
Het subsidiekader is getoetst aan de geldende Europese regels op het gebied van staatssteun en POP-actueel. Dit betreft met name:
- •
Verordening betreffende de toepassing van artikel 107 en 108 VWEU op de-minimis-steun (EU nr. 1407//2013);
- •
Verordening betreffende de toepassing van artikel 107 en 108 VWEU op de-minimis steun in de landbouwsector (EU nr. 1408/2013);
- •
Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard;
- •
Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (Algemene Groepsvrijstellingsverordening);
- •
Nederlandse Catalogus Groenblauwe Diensten 2007, steunnummer N577/2006.
Doordat deze toets heeft plaatsgevonden zullen de subsidies die door ondernemingen op grond van de onderhavige verordening worden aangevraagd gewoonlijk passen binnen de mogelijkheden die de Europese Unie biedt met betrekking tot overheidssteun aan ondernemingen. Als dat in een specifiek individueel geval niet zo is dan zal de subsidieaanvraag moeten worden afgewezen of zullen het subsidiebedrag of de geldende voorwaarden zodanig worden aangepast dat de activiteiten wel passen binnen de Europese kaders.
In sommige paragrafen is opgenomen dat bij de subsidieaanvraag gegevens met betrekking tot de grootte van de onderneming dient te worden overgelegd.
Onder de grootte van een onderneming wordt verstaan: het soort onderneming, het aantal werkzame personen, gegevens voor de berekening van het aantal werkzame personen en financiële bedragen en referentieperiodes. Conform de criteria van Bijlage I van Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU2014, L 193/1). Dit is een verplichting die wordt gesteld aan een subsidieaanvraag in de Vrijstellingsverordening Landbouw als de Algemene Groepsvrijstellingsverordening. De specifieke verplichtingen die de Europese regels opleggen aan de ontvangers van steun (bijvoorbeeld met betrekking tot verantwoording en rapportage) zullen als verplichtingen in de subsidiebeschikking worden opgenomen.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl