Regeling vervalt per 01-01-2027

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Twenterand houdende regels omtrent subsidies (Algemene Subsidieverordening gemeente Twenterand 2017)

Geldend van 01-06-2021 t/m 31-12-2026

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Twenterand houdende regels omtrent subsidies (Algemene Subsidieverordening gemeente Twenterand 2017)

Artikel 1. Begripsomschrijving

a. College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Twenterand;

b. Raad: gemeenteraad van de gemeente Twenterand;

c. Subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

d. Subsidieontvanger: een natuurlijke- of rechtspersoon die zich de behartiging van belangen van ideële en/of materiële aard ten doel stelt, waaraan het college subsidie heeft verleend;

e. Wet: de Algemene wet bestuursrecht;

f. Jaar: een kalenderjaar, tenzij op basis van deze verordening genomen besluiten is bepaald dat een boekjaar wordt bedoeld;

g. Programmabegroting: de door de raad goedgekeurde begroting;

h. Subsidieplafond: een maximum subsidiebijdrage voor het bereiken van doelen zoals beschreven in artikel 4 van deze verordening en subsidieregelingen.

i. Onder een regionaal werkende instelling wordt verstaan een instelling die voor meerdere gemeenten werkt en op substantiële wijze wordt gesubsidieerd door deze gemeenten.

Artikel 2. Reikwijdte

1. Deze verordening is van toepassing op alle bij het college aangevraagde en door het college verleende subsidies, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23 lid 3 van de wet (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).

2. Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is, kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

3. Het college kan subsidie verstrekken aan subsidieontvangers die activiteiten organiseren die bijdragen aan de doelen uit de programmabegroting en in beginsel aansluiten bij volgende begrippen:

a. Vitaliteit:

i. de subsidieontvanger moet in staat worden geacht om de doelen die beoogd worden met de subsidie te realiseren;

ii. de activiteiten leveren een bijdrage aan de vitaliteit van de samenleving;

b. Zelfredzaamheid: het op termijn, zonder (of met minder) gemeentelijke subsidie, kunnen realiseren of in stand houden van het beoogde maatschappelijke doel;

c. Preventie: het voorkomen of beperken van potentiële problemen;

d. Ondersteuning: het faciliteren van inwoners, vrijwilligers en/of mantelzorgers in de gemeente Twenterand in hun bijdrage aan een maatschappelijk doel.

Artikel 3. Subsidieregelingen

1. Het college stelt bij nadere regeling (hierna te noemen: subsidieregeling) vast welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie.

2. Het college kan in de subsidieregelingen de reikwijdte van artikel 2 lid 3 van deze verordening nader uitwerken.

3. Het college stelt subsidieregelingen jaarlijks vast op basis van de programma’s uit de programmabegroting.

Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

1. Het college kan met inachtneming van de bedragen in de programmabegroting een subsidieplafond voor een bepaalde periode vaststellen, zoals beschreven in 4:22, 4:25 en 4:26 van de wet waarbij het college het subsidieplafond in verschillende tranches kan vaststellen.

2. Het subsidieplafond wordt door het college vastgesteld per subsidieregeling, als bedoeld in artikel 3 van deze verordening.

3. Indien in het besluit waarbij het subsidieplafond is vastgesteld niet anders is bepaald, zal het beschikbare budget op basis van de criteria "bijdrage aan de doelstellingen" en de "prijs- kwaliteitsverhouding" verdeeld worden, met inachtneming van eerder beschikte bedragen vanuit meerjarige subsidies.

4. Het college kan het subsidieplafond bij afzonderlijk besluit wijzigen. Het besluit tot vaststelling of wijziging van de subsidieplafonds wordt door het college bekendgemaakt via subsidieregelingen als bedoeld in artikel 3 van deze verordening.

5. Subsidies die zullen worden bekostigd ten laste van een programmabegroting die nog niet door de gemeenteraad is vastgesteld, worden verleend onder de voorwaarde dat de begroting c.q. de begrotingswijziging die voor hun bekostiging noodzakelijk is, door de raad wordt vastgesteld.

Artikel 5. Aanvrager

1. Een subsidie wordt, behoudens het bepaalde in het tweede lid van dit artikel, alleen verstrekt aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.

2. Indien dit voortvloeit uit de aard van de activiteit kan het college ook subsidie verstrekken aan één of meer (groepen van) natuurlijke personen, tot een maximumbedrag van € 2.000,-.

3. Om voor subsidie in aanmerking te komen dient een aanvrager in ieder geval:

a. activiteiten te (gaan) verrichten:

1. die aansluiten bij artikel 2 lid 3 van deze verordening;

2. die passen binnen de doelstellingen van de programmabegroting;

3. die ten dienste staan van de gemeente Twenterand of de inwoners van de gemeente Twenterand;

b. de behoefte aan subsidiëring van de activiteiten aannemelijk te maken, waarbij de hoogte van de subsidie aantoonbaar redelijk en noodzakelijk is voor de uitvoering van de activiteiten;

c. aan te tonen dat er, samen met de aangevraagde subsidie, voldoende financiële middelen zijn om de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd uit te voeren;

d. waar mogelijk de activiteiten af te stemmen op die van soortgelijke organisaties en met dergelijke organisaties samen te werken;

e. te voldoen aan de voorwaarden en verplichtingen die in deze verordening, de (eventueel) toepasselijke subsidieregeling en in de beschikking tot subsidieverlening staan;

f. te voldoen aan (eventuele) aanvullende eisen die het college stelt aan de subsidieontvanger;

g. geen activiteiten te verrichten die in strijd zijn met de Nederlandse wet en/of het Europees recht.

Artikel 6. Aanvraag en activiteiten

1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college, dan wel via een door het college vastgestelde andere wijze.

2. Een aanvraag kan worden ingediend voor maximaal twee opeenvolgende jaren, rekening houdend met het in artikel 4 lid 5 gestelde.

3. Aanvragen voor meerdere jaren dienen uit te gaan van voortdurende activiteiten.

4. Het college stelt standaard aanvraagformulieren vast.

5. Bij de aanvraag voor een subsidie tot € 25.000 legt de aanvrager de volgende gegevens over:

a. de doelstellingen uit de programmabegroting waaraan een bijdrage wordt geleverd;

b. een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

c. een begroting van de kosten van deze activiteiten. De begroting bevat in ieder geval een gedetailleerde begroting van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

d. een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan.

6. Bij de aanvraag voor een subsidie vanaf € 25.000 legt de aanvrager de volgende gegevens over:

a. de doelstellingen uit de programmabegroting waaraan een bijdrage wordt geleverd;

b. een beschrijving van de activiteiten en resultaten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

c. een begroting van de kosten van deze activiteiten. De begroting bevat in ieder geval een winst- en verliesrekening inclusief toelichting van (het onderdeel van) de organisatie die de subsidie aanvraagt, alsmede een gedetailleerde begroting van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

d. een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

e. als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van alle reserves en voorzieningen op het moment van de aanvraag.

7. Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar, een recent uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel en een recente kopie van een bankafschrift toe aan de aanvraag.

8. Bij subsidieaanvragen van € 100.000,- of meer wordt voorafgaand aan het jaar van subsidieverstrekking de financiële positie van de aanvrager getoetst. Daarbij gelden de volgende bepalingen:

a. Bij de toets wordt tenminste onderzoek gedaan naar de omvang van reserves en voorzieningen, (meerjarige) liquiditeit en solvabiliteit, (meerjarig) jaarresultaat en begrotingsresultaat.

b. Het resultaat van deze toets leidt tot een toekenning van een categorie, volgens onderstaande indeling:

i. Groen: de instelling is in control. De exploitatie is minimaal sluitend en er vindt tijdige bijsturing plaats. Prestaties worden volledig nagekomen.

ii. Geel: er is sprake van een verliesgevende exploitatie, maar er zijn maatregelen genomen die moeten leiden tot verbetering van het resultaat.

iii. Oranje: de exploitatie is verliesgevend en prestaties worden niet gehaald. Er is een analyse van de situatie en er zijn ideeën over aan te brengen verbeteringen. Deze moeten nog worden gerealiseerd.

iv. Rood: de instelling is niet in control en kent een zwaar verliesgevende exploitatie. Prestaties worden niet nagekomen. Er is op korte termijn geen verandering te verwachten, wat leidt tot een direct gevaar voor het voortbestaan van de instelling.

c. Het resultaat van de toets wordt in de beschikking opgenomen.

d. Afhankelijk van de toegekende indeling kunnen aanvullende verantwoordingsafspraken worden gemaakt.

9. Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

10. Aanvragen op grond van meerdere subsidieregelingen mogen worden gecombineerd, waarbij voldaan dient te worden aan de voorwaarden als gesteld in alle relevante subsidieregelingen. Tevens dient expliciet te worden aangegeven onder welke subsidieregelingen een aanvraag wordt gedaan.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

1. Een aanvraag voor een subsidie moet worden ingediend uiterlijk 1 augustus voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

2. Bij subsidieregelingen kunnen andere termijnen worden gesteld

Artikel 8. Beslistermijn

1. Het college beslist op een aanvraag voor een subsidie uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

2. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 9. Weigeringsgronden

1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid en 4:35 van de wet weigert het college de subsidie in ieder geval:

a. als de aanvraag niet of niet in voldoende mate aansluit bij artikel 2 lid 3 van deze verordening;

b. als de aanvraag niet of niet in voldoende mate past bij de doelstellingen uit de programmabegroting;

c. als de aanvrager niet voldoet aan de in artikel 5 gestelde voorwaarden;

d. als de aanvraag niet volgens de in artikel 6 gestelde wijze is ingediend;

e. als de aanvraag niet binnen de in artikel 7 gestelde termijnen is ingediend;

f. als de aanvrager in hetzelfde tijdvak reeds eerder subsidie heeft ontvangen voor dezelfde activiteit(en);

g. als een doublure ontstaat met activiteiten waaraan het college al subsidie verstrekt;

h. indien in de activiteiten op een naar het oordeel van het college toereikende wijze anders kan worden voorzien;

i. als de door de aanvrager aan de deelnemers van de activiteiten gevraagde eigen bijdrage zo laag is of zal zijn dat door een redelijke verhoging van deze bijdrage subsidieverlening achterwege kan blijven;

j. als de financiële continuïteit of de continuïteit van de bedrijfsvoering van de aanvrager niet is gegarandeerd;

k. in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

l. als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift, het algemeen belang of de openbare orde.

2. Bij subsidieregeling kunnen aanvullende weigeringsgronden worden gesteld.

Artikel 10. Algemene verplichtingen subsidieontvanger

1. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten of resultaten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan het college.

2. Een subsidieontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:

a. Beslissingen of procedures die zijn gericht op het geheel of gedeeltelijk staken van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of op ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

b. Relevante wijzigingen in de financiële of organisatorische verhouding met derden;

c. Ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

d. Wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon of het doel van de rechtspersoon;

e. Een wijziging die de persoon van de bestuurder of bestuurders betreft. Hiertoe wordt een schriftelijk bewijsstuk overgelegd;

f. Een voorgenomen vervreemding of bestemmingswijziging van eigendommen, voor zover dit direct of indirect enige relatie heeft met de verstrekte subsidie.

3. De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

4. Een subsidieontvanger werkt mee aan een door of namens de gemeente ingesteld onderzoek dat is gericht op het verkrijgen van inlichtingen ten behoeve van de ontwikkeling van beleid dan wel de controle op de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van de subsidie.

5. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de inrichting van de administratieve organisatie.

6. Ontvangers van een subsidie vanaf € 25.000 behoeven toestemming van het college voor het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon.

Artikel 11. Bijzondere verplichtingen subsidieontvanger

1. Conform artikel 4:38 van de wet kan het college de subsidieontvanger andere verplichtingen opleggen die bijdragen aan de doelstelling van de subsidie.

2. Conform artikel 4:40 van de wet kunnen deze verplichtingen na subsidieverlening nader worden uitgewerkt, voor zover vermeld in de beschikking tot subsidieverlening.

3. Aan een beschikking tot subsidieverlening kunnen verplichtingen worden verbonden met betrekking tot het beheer en gebruik van hetgeen met de subsidie tot stand is gebracht.

4. Bij subsidies verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven, inkomsten en resultaten. De verantwoording wordt niet vaker dan halfjaarlijks verlangd.

5. De subsidieontvanger is aan het college in de gevallen als bedoeld in artikel 4:41, eerste lid van de wet een vergoeding van de vermogenswaarden verschuldigd.

6. De wijze waarop de hoogte van de in lid 5 bedoelde vergoeding wordt bepaald, wordt vastgesteld op het moment dat deze vergoeding daadwerkelijk verschuldigd is.

7. Bij de bepaling van de hoogte van de in lid 5 bedoelde vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, waarbij de waarde wordt vastgesteld op de waarde in het economische verkeer bij vrije oplevering, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

8. Indien het de waarde van onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling als bedoeld in lid 7 door een onafhankelijke deskundige.

9. Voor zover een batig liquidatiesaldo mede door het toekennen van gemeentelijke subsidie is gevormd, kan het college het terugstorten van dit saldo in de gemeentekas verlangen tot het bedrag dat in totaliteit aan subsidie is verstrekt.

10. Het college kan toezichthouders, als bedoeld in artikel 5:11 van de wet, aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de verplichtingen die zijn opgelegd aan de subsidieontvanger.

11. De subsidieontvanger verleent aan het college, alsmede aan daartoe door het college aangewezen toezichthouders als bedoeld in lid 10, toegang tot haar activiteiten en tot haar accommodatie(s) voor zover die activiteiten en accommodatie(s) direct of indirect enige relatie hebben met de verstrekte subsidie.

12. Aan de toezichthouders als bedoeld in lid 10 wordt inzage gegeven in de boeken en bescheiden en worden inlichtingen verstrekt, welke voor een juiste uitoefening van hun functie in het algemeen en voor beoordeling van de uitvoering van het gesubsidieerde activiteitenpakket in het bijzonder nodig zijn.

Artikel 12. Eindverantwoording subsidie tot € 10.000

Subsidies tot € 10.000,- worden door het college direct vastgesteld.

Artikel 13. Eindverantwoording subsidie vanaf € 10.000 tot € 25.000

  • 1. Bij subsidies vanaf € 10.000,- tot € 25.000,- dient de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling als bedoeld in het vorige lid bevat in ieder geval het volgende:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, en op welke wijze zij hebben bijgedragen aan de doelstellingen uit de programmabegroting als bedoeld in artikel 2 lid 3 van deze verordening;

    • b.

      een financieel verslag met in ieder geval de eindafrekening van de activiteit, waarin is toegelicht aan welke kostenposten de subsidie is besteed;

  • 3. Bij subsidieregeling kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht.

Artikel 14. Eindverantwoording subsidie vanaf € 25.000,-

1. De ontvanger van een subsidie vanaf € 25.000 dient een aanvraag tot vaststelling in:

a. in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 april van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

b. in andere gevallen uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

a. een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, welke inspanningen zijn gedaan en op welke de activiteiten en inspanningen hebben bijgedragen aan de doelstellingen uit de programmabegroting als bedoeld in artikel 2 lid 3 van deze verordening;

b. een financieel verslag met in ieder geval de eindafrekening van de activiteit, waarin is toegelicht aan welke kostenposten de subsidie is besteed;

c. een balans en resultatenrekening van de subsidieontvanger over het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

3. Voor subsidies van € 100.000,- of meer dient de aanvraag tot vaststelling eveneens een accountantsverklaring te bevatten, waaruit blijkt dat de financiële verantwoording volledig en juist is en dat de aan de subsidie verbonden voorwaarden, zoals neergelegd in de uitvoeringsovereenkomst (indien van toepassing), zijn nageleefd. Tevens dient de accountant aan te geven dat de activiteiten en producten genoemd in het jaarverslag (c.q. activiteitenverslag) hebben plaatsgevonden dan wel zijn geleverd overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

4. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

5. Het college kan bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 15. Subsidievaststelling

1. Het college stelt de subsidie vast binnen 8 weken na de uiterste indieningsdatum voor de aanvraag tot vaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders wordt bepaald.

2. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in het eerste lid genoemd tijdstip is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalig rappel over tot ambtshalve vaststelling. De vastgestelde subsidie kan dan lager uitvallen.

3. De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel zijn verricht;

b. de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

c. de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

Artikel 16. Subsidie en indexatie

1. Indien een subsidie voor meerdere jaren wordt toegekend, vindt indexatie plaats met een percentage dat jaarlijks door de raad wordt vastgesteld.

2. Bij indexatie als bedoeld in het eerste lid, wordt rekening gehouden met het in artikel 4 lid 5 gestelde.

Artikel 17. Subsidies vanaf € 25.000 en reserve subsidieontvanger

1. De ontvanger van een subsidie vanaf € 25.000 heeft de mogelijkheid om maximaal 5% van het verleende subsidiebedrag te bestemmen als reserve.

2. In enig jaar mag het saldo van de reserve nooit hoger zijn dan 10% van het verleende subsidiebedrag over dat jaar.

3. Deze reserve wordt geacht te zijn gevormd uit overschotten die zijn toe rekenen aan de ontvangen subsidies van de subsidieverstrekkers.

4. Indien er sprake is van meerdere subsidie-verstrekkers dan zijn de leden 2 en 3 niet van toepassing omdat bij deze subsidieverstrekkers maatwerk plaats vindt.

5. Bij subsidieregeling kunnen andere bepalingen worden vastgesteld met betrekking tot reserve- en/of voorzieningsvorming.

Artikel 18. Hardheidsclausule en overige bepalingen

1. Het college kan deze verordening, met uitzondering van de artikelen 2 en 3, in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of subsidieontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.

2. Toepassing van het vorige lid wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

3. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet of onduidelijk is, besluit het college.

Artikel 19. Slotbepalingen, inwerkingtreding en citeertitel

1. De Algemene subsidieverordening gemeente Twenterand 2016 , vastgesteld op 5 juli 2016, wordt ingetrokken.

2. Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor deze datum zijn de bepalingen van de Algemene subsidieverordening gemeente Twenterand 2016, vastgesteld op 5 juli 2016, van toepassing.

3. Deze verordening treedt in werking op 1 augustus 2017.

4. Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening gemeente Twenterand 2017.

Ondertekening

Vriezenveen,

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

drs. R.J.M. Ros drs. A.E.H. van der Kolk

Toelichting Algemene Subsidieverordening gemeente Twenterand 2017

Algemeen

Er is in deze algemene subsidieverordening gekozen om onderscheid te maken tussen subsidies tot € 25.000 en subsidies vanaf € 25.000. Deze kunnen eenmalig of jaarlijks worden verstrekt, maar er is ook de mogelijkheid om voor meerdere jaren subsidie aan te vragen. Vanzelfsprekend wordt daarbij wel een begrotingsvoorbehoud gemaakt.

Bij subsidies tot € 25.000 ligt de focus op de daadwerkelijke realisatie van een activiteit, terwijl bij de subsidies vanaf € 25.000, de focus ligt op het daadwerkelijk bereikte resultaat.

Er zijn uitzonderingen gemaakt voor aanvragen door één of meer (groepen van) natuurlijke personen (tot en met € 2.000,-) en voor rechtspersonen die aanvragen vanaf € 100.000,-. Bij bedragen vanaf € 100.000,- wordt een zwaardere financiële toetsing van de aanvrager uitgevoerd, in lijn met de principes van beleidsgestuurde contractfinanciering (BCF).

Naast de Algemene Subsidieverordening gemeente Twenterand 2017 worden er jaarlijks nadere subsidieregelingen opgesteld, die gebaseerd zijn op de programmabegroting. De subsidieregelingen worden kort maar krachtig geformuleerd, zodat zij zo gebruiksvriendelijk mogelijk zijn.

In uitzonderlijke gevallen kan de gemeenteraad (deel)verordeningen opstellen voor onderwerpen die hierom vragen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijving

De belangrijkste begrippen van deze verordening worden in dit artikel gedefinieerd. Hierdoor is het geheel gemakkelijker te lezen en te begrijpen.

Ten aanzien van het begrip subsidie wordt aangesloten bij hetgeen daarover in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de wet) is bepaald.

De definitie van het begrip subsidie (artikel 4:21 van de wet) omvat vier kernelementen:

1. Aanspraak op financiële middelen;

2. Verstrekt door een bestuursorgaan;

3. Met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager;

4. Niet zijnde een betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

Artikel 4:21 kent een materieel subsidiebegrip. Dat wil zeggen dat als aan de vier kernelementen is voldaan, er sprake is van een subsidie.

Artikel 2. Reikwijdte

In dit artikel wordt de reikwijdte van deze verordening nader toegelicht. Uitgangspunt is dat het college in beginsel beslist over het al dan niet van toepassing zijn van deze verordening. Wel is er ruimte om hier bij nadere subsidieregelingen van af te wijken. Daarnaast verstrekt het college alléén subsidie wanneer de aanvrager en de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, aansluiten bij (één van) de vier kernbegrippen van de gemeente Twenterand:

Vitaliteit: bij vitaliteit gaat het om zowel de vitaliteit van de subsidie ontvangende organisatie als om de vitaliteit van de samenleving. De subsidie ontvangende organisatie moet redelijkerwijs in staat zijn om de beoogde bijdrage aan beleidsdoelen ook daadwerkelijk te realiseren door activiteiten te organiseren. Daarnaast kunnen activiteiten worden gesubsidieerd die een bijdrage leveren aan het verbeteren van de vitaliteit van de samenleving.

Zelfredzaamheid: om de beperkte financiële middelen zo doelmatig mogelijk in te zetten, wordt prioriteit gegeven aan zelfredzaamheid: het op termijn zelfstandig kunnen continueren van de beoogde bijdrage aan gemeentelijke doelstellingen. Onderdeel van zelfredzaamheid is zelfwerkzaamheid van verenigingen, bijvoorbeeld bij (sport)accommodaties.

Preventie: bij preventie gaat het onder andere om het vergroten van bewustwording op bepaalde thema’s (zoals alcoholgebruik), voorlichtende activiteiten, signalering van (potentiële) problemen en het stimuleren van ‘gewenst’ gedrag.

Ondersteuning: hierbij gaat het om initiatieven die burgers, vrijwilligers en/of mantelzorgers in de gelegenheid stellen om hun activiteiten zo goed mogelijk uit te kunnen voeren.

Artikel 3. Subsidieregelingen

Alle oude aanvullende subsidieregels en verordeningen worden vervangen door deze algemene subsidieverordening en nadere subsidieregelingen. Deze subsidieregelingen worden jaarlijks vastgesteld door het college, waarbij de programmabegroting als uitgangspunt dient. Op die manier sluit het subsidiebeleid zo goed mogelijk aan bij de doelstellingen van de gemeente.

Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Het college stelt de subsidieplafonds jaarlijks vast per nadere subsidieregeling. Daarbij dient de programmabegroting van het desbetreffende jaar als uitgangspunt, waardoor de financiële kaders voor de subsidieplafonds door de raad worden vastgesteld. Bij de verdeling van de subsidieplafonds gelden ‘bijdrage aan de doelstellingen’ en ‘prijs-kwaliteitverhouding’ als criteria.

Bij het toekennen van (meerjaren)subsidies waarvan de onderliggende programmabegroting nog niet is vastgesteld, worden deze verleend met een begrotingsvoorbehoud. De maximale meerjarentoekenning bedraagt twee jaar.

Artikel 5. Aanvrager

Bedragen tot maximaal € 2.000,- kunnen ook worden toegekend aan natuurlijke personen. Voor hogere bedragen is een rechtspersoon vereist. De aanvrager dient vervolgens aan een aantal voorwaarden te voldoen, om zoveel mogelijk te waarborgen dat de aangevraagde subsidie ook wordt gebruikt waar het voor bedoeld is, zoveel mogelijk aansluit bij de doelstellingen van de gemeente en voldoet aan de (wettelijke) eisen die worden gesteld.

Artikel 6. Aanvraag en activiteiten

De gemeente Twenterand wil het subsidieproces zo gemakkelijk mogelijk maken voor zowel aanvragers als haar eigen organisatie. Daarom is gekozen voor zoveel mogelijk uniforme terminologie en regels. Het college stelt dan ook een standaard aanvraagformulier vast voor subsidies. Daarbij wordt wel onderscheid gemaakt tussen subsidies tot € 25.000- en subsidies vanaf € 25.000: gezien het hogere bedrag wordt voor de aanvraag van subsidies vanaf € 25.000 , extra achtergrondinformatie opgevraagd. Daarbij worden aanvragers voor meer dan € 100.000,- voorafgaand aan het jaar financieel getoetst en categorisch ingedeeld.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

Ook bij de aanvraagtermijn is onderscheid gemaakt tussen subsidies tot € 25.000 en subsidies vanaf € 25.000 . Subsidie dient jaarlijks voor 1 oktober te worden aangevraagd. Het college kan van deze datum afwijken.

Artikel 8. Beslistermijn

De beslistermijn voor subsidies is uiterlijk 31 december van het jaar waarin de subsidie is aangevraagd.

Artikel 9. Weigeringsgronden

De artikelen 4:25, tweede lid en 4:35 van de wet bevatten weigeringsgronden voor een subsidieaanvraag. Daarnaast wordt een aanvraag geweigerd als één of meerdere situaties als genoemd in sub a t/m l zich voordoen (of een aanvullende weigeringsgrond uit een nadere subsidieregeling).

Artikel 10. Algemene verplichtingen subsidieontvanger

Dit artikel bevat een meldingsplicht en een informatieplicht, die voor alle subsidieontvangers geldt. Het gaat erom dat de subsidieontvanger ontwikkelingen die relevant worden geacht in relatie tot de ontvangen subsidie deelt met het college.

Artikel 11. Bijzondere verplichtingen subsidieontvanger

In dit artikel wordt de aanvullende bevoegdheidsgrondslag van het college om aan de subsidie bepaalde ‘bijzondere’ verplichtingen te verbinden beschreven, in aanvulling op wat mogelijk is vanuit artikel 4:37 van de wet. Deze bijzondere verplichtingen vinden hun grondslag in de artikelen 4:38 en 4:39 van de wet en kunnen betrekking hebben op onder andere verantwoording bij toekenning voor meerdere jaren, op beheer en gebruik van hetgeen waarvoor subsidie is verstrekt, op een vergoeding van vermogenswaarden en bijbehorende waardebepaling en op het eventueel instellen van toezicht(houders) door het college volgens artikel 5:11 van de wet.

Deze verplichtingen kunnen volgens artikel 4:40 eventueel na de subsidieverlening nader worden uitgewerkt, indien dit is opgenomen in de verleningsbeschikking.

Artikel 12. Eindverantwoording subsidie tot € 2.000

Voor bedragen tot € 2.000,- wordt een uitzondering gemaakt: vanwege het relatief lage bedrag wordt hierbij uitgegaan van het vertrouwensbeginsel en wordt de subsidie direct verleend en vastgesteld.

Artikel 13. Eindverantwoording subsidie vanaf € 2.000 tot € 25.000

Voor subsidie tot € 25.000 kan worden volstaan met een beknopt inhoudelijk en financieel verslag binnen de daarvoor gestelde termijnen, zoals beschreven in dit artikel.

Artikel 14. Eindverantwoording subsidies vanaf € 25.000

Bij subsidies vanaf € 25.000,- wordt een wat uitgebreidere verantwoording verlangd. In dit artikel is opgenomen welke termijnen gelden en welke stukken moeten worden aangeleverd.

Voor bedragen vanaf € 100.000,- geldt dat aan de verantwoording ook een goedgekeurde accountantsverklaring waaruit blijkt dat de financiële verantwoording volledig en juist is en dat de aan de subsidie verbonden voorwaarden, zoals neergelegd in de uitvoeringsovereenkomst (indien van toepassing), zijn nageleefd. Tevens dient de accountant aan te geven dat de activiteiten en producten genoemd in het jaarverslag (c.q. activiteitenverslag) hebben plaatsgevonden dan wel zijn geleverd overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

De uitvoeringsovereenkomst waar in dit artikel naar wordt verwezen, is overigens niet gebruikelijk voor iedere subsidieontvanger.

Artikel 15. Subsidievaststelling

Dit artikel bepaalt dat de subsidie binnen 8 weken na de uiterste indieningsdatum door het college vastgesteld moet worden. Deze termijn kan eenmaal met 6 weken worden opgeschort. Daarnaast bepaalt dit artikel dat de subsidie in bepaalde gevallen lager kan worden vastgesteld.

Artikel 16. Subsidies en indexatie

Dit artikel bepaalt dat subsidies die voor meerdere jaren (onder begrotingsvoorbehoud) worden toegekend, worden geïndexeerd met een percentage dat de raad jaarlijks vaststelt.

Artikel 17. Subsidies vanaf € 25.000 en reserve subsidieontvanger

De subsidieontvanger mag slechts een zeer beperkt deel van de toegekende subsidie bestemmen als reserve of voorziening. Wanneer de ontvanger boven de genoemde percentages in dit artikel uitkomt, mag de gemeente dit verrekenen op basis van artikel 15 van deze verordening.

Artikel 18. Hardheidsclausule en overige bepalingen

In uitzonderlijke situaties kan er een beroep worden gedaan op de hardheidsclausule. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen. Daarnaast is er in dit artikel een regeling opgenomen voor onvoorziene omstandigheden.

Artikel 19. Slotbepalingen, inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel stelt dat de vorige algemene subsidieverordening met de inwerkingtreding van deze nieuwe algemene subsidieverordening wordt ingetrokken.