Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR602511
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR602511/1
Re-integratieverordening Participatiewet 2017 gemeente Zevenaar
Geldend van 17-07-2017 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2017
Intitulé
Re-integratieverordening Participatiewet 2017 gemeente ZevenaarVastgesteld bij raadsbesluit d.d. 6 juli 2017 Z/17/275632
De raad van de gemeente Zevenaar;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 30 mei 2017 781588;
gelet op de artikelen 8a en 10b van de Participatiewet;
besluit vast te stellen de Re-integratieverordening Participatiewet 2017 gemeente Zevenaar.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1 . Begrippen
In deze verordening wordt verstaan onder:
- 1.
doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de wet;
- 2.
grote afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs niet mogelijk binnen één jaar;
- 3.
korte afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs mogelijk binnen één jaar;
- 4.
mantelzorg: langdurige zorg gedurende ten minste 3 maanden en voor minimaal 8 uur per week die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;
- 5.
wet: Participatiewet.
Hoofdstuk 2. Beleid en financiën
Artikel 2. Evenwichtige verdeling en financiering
1. Het college houdt bij het aanbieden van de in deze verordening opgenomen voorzieningen rekening met de omstandigheden en functionele beperkingen van een persoon. De omstandigheden hebben in ieder geval betrekking op zorgtaken van die persoon en de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk. Onder zorgtaken wordt in ieder geval verstaan:
a. de opvang van ten laste komende kinderen tot 12 jaar, en
b. de noodzakelijkheid van het verrichten van mantelzorg.
2. Het college kan voor een in deze verordening opgenomen voorziening een maximumbudget en een maximumaantal deelnemers bepalen.
3. Het college zendt eenmaal per jaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid van het beleid. Het verslag bevat in ieder geval het advies van de cliëntenraad.
Hoofdstuk 3. Voorzieningen
Paragraaf 3.1. Algemeen
Artikel 3. Algemene bepalingen over voorzieningen
1. Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening een beleidsplan vast waarin wordt vastgelegd welke voorzieningen, waaronder ondersteunende voorzieningen, het college in ieder geval kan aanbieden en de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.
2. Het college kan een voorziening beëindigen als:
a. de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet, de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen niet nakomt;
b. de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep;
c. de persoon die aan de voorziening deelneemt algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een in deze verordening genoemde voorziening, tenzij het betreft een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de wet;
d. naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;
e. de voorziening naar het oordeel van het college niet meer geschikt is voor de persoon die gebruik maakt van de voorziening;
f. de persoon die aan de voorziening deelneemt niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening;
g. de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer voldoet aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening.
Paragraaf 3.2. Werken met behoud van uitkering
Artikel 4. Proefplaatsing
- 1.
Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep in staat stellen voorafgaande aan een regulier dienstverband of een dienstverband waarbij loonkostensubsidie wordt verstrekt, werkervaring op te doen in de vorm van een proefplaatsing.
- 2.
Het doel van de proefplaatsing is de persoon werkervaring op te laten doen in zijn/haar toekomstige functie om daarmee uitval na aanvang van het dienstverband te voorkomen.
- 3.
De proefplaatsing duurt maximaal drie maanden.
- 4.
Het college biedt de persoon alleen een proefplaatsing aan als door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en als door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt op de arbeidsmarkt.
- 5.
In een schriftelijke overeenkomst wordt tenminste vastgelegd: a. het doel van proefplaatsing; b. de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt; c. de duur van de proefplaatsing.
Artikel 5. Werkervaringsplaats
1. Het college kan een persoon een werkervaringsplaats gericht op arbeidsinschakeling aanbieden als deze:
a. behoort tot de doelgroep, en
b. nog niet actief is geweest op de arbeidsmarkt of een afstand tot de arbeidsmarkt heeft.
2. Het doel van een werkervaringsplaats is het opdoen van werkervaring of het leren functioneren in een arbeidsrelatie.
3. Het college plaatst de persoon uitsluitend als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.
4. In een schriftelijke overeenkomst wordt in ieder geval vastgelegd:
a. het doel van de werkervaringsplaats,
b. de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt en
c. de duur van de werkervaringsplaats.
Artikel 6. Participatieplaats
1. Het college kan een persoon van 27 jaar of ouder met recht op algemene bijstand overeenkomstig artikel 10a van de wet onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten.
2. Het college zorgt ervoor dat de te verrichten additionele werkzaamheden worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst die wordt ondertekend door het college, de werkgever en de persoon die de additionele werkzaamheden gaat verrichten. 3. Het college plaatst de persoon uitsluitend als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt. 4. In een trajectplan wordt in ieder geval vastgelegd:
a. het doel van de participatieplaats; b. de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt; c. de duur van de participatieplaats.
5. Het college verstrekt elke zes maanden een premie aan personen met een uitkering op grond van de Participatiewet, IOAW of IOAZ, die in het kader van een participatieplaats als bedoeld in artikel 10a van de wet arbeid verrichten. De hoogte van de premie houdt verband met het aantal te werken uur in het voorafgaande half jaar en bedraagt per jaar niet meer dan de laagste kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk, bedoeld in artikel 7, onderdeel h, van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ of diens rechtsopvolger. 6. De premie wordt niet verstrekt indien:
- 1.
de persoon in het voorafgaande half jaar naar het oordeel van het college onvoldoende heeft meegewerkt aan het vergroten van zijn kans op arbeidsinschakeling;
- 2.
de aan de participatieplaats verbonden verplichtingen in het voorafgaande half jaar zijn geschonden.
7. De premie kan zonder voorafgaande verlening verstrekt worden.Paragraaf 3.3 Werken in dienstverband
Artikel 7. Korte loonkostensubsidie (zonder loonwaardemeting)
- 1.
Het college kan een kortdurende loonkostensubsidie verstrekken aan een werkgever die een arbeidsovereenkomst sluit met een persoon die a. behoort tot de doelgroep; b. nog niet volledig in staat is om met voltijds arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen; c. met behulp van een jobhuntingstraject bemiddeld is naar betaald werk .
- 2.
De loonkostensubsidie bedraagt ten hoogste 20 procent van het wettelijk minimumloon gedurende een periode van maximaal 6 maanden.
- 3.
De loonkostensubsidie wordt niet verstrekt als de werkgever op grond van een andere regeling aanspraak maakt op financiële tegemoetkomingen in verband met de indiensttreding van de werknemer.
- 4.
In een trajectplan wordt in ieder geval vastgelegd:
a. het doel van de korte loonkostensubsidie; b. de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt; c. de duur van de korte loonkostensubsidie.
Artikel 8. Loonkostensubsidie(met loonwaardemeting)
- 1.
Het college stelt op aanvraag of ambtshalve vast of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder e, van de wet. Hierbij worden de volgende criteria in acht genomen:
- 1.
die persoon moet behoren tot de doelgroep zoals omschreven in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de wet, die persoon is niet in staat met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen, en die persoon heeft mogelijkheden tot arbeidsparticipatie; of
- 2.
een persoon moet behoren tot de doelgroep zoals omschreven in artikel 10d, tweede lid, van de wet.
- 1.
Het college kan zich met betrekking tot het oordeel of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie laten adviseren door een externe organisatie die daarbij de in het eerste lid neergelegde criteria in acht neemt.
- 2.
Voor de bepaling van de loonwaarde maakt het college gebruik van een loonwaardemethodiek die voldoet aan de minimumeisen voor de vaststelling van de loonwaarde die zijn neergelegd in de Regeling loonkostensubsidie Participatiewet.
- 3.
Het college kan zich bij de bepaling van de loonwaarde van een persoon laten adviseren door een externe organisatie die daarbij de in het derde lid bedoelde eisen in acht neemt.
- 4.
In een trajectplan wordt in ieder geval vastgelegd:
a. het doel van de loonkostensubsidie; b. de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt; c. de duur van de loonkostensubsidie.
Artikel 9. Detacheringsbaan
- 1.
Het college kan zorgen voor toeleiding van een persoon die behoort tot de doelgroep naar een dienstverband met een werkgever, gericht op arbeidsinschakeling.
- 2.
De werknemer wordt voor het verrichten van arbeid gedetacheerd bij een onderneming. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen zowel de werkgever en inlenende organisatie als tussen de werknemer en inlenende organisatie.
- 3.
Een werknemer wordt uitsluitend geplaatst als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.
- 4.
In een trajectplan wordt in ieder geval vastgelegd:
a. het doel van de detacheringsbaan; b. de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt; c. de duur van de detacheringsbaan.
Artikel 10. Beschut werk
- 1.
Het college biedt de voorziening beschut werk aan aan een persoon van wie is vastgesteld dat deze alleen in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en deze persoon:
- 1.
behoort tot de doelgroep; of
- 2.
een persoon is aan wie het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een uitkering verstrekt.
- 1.
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid krijgt een persoon van wie is vastgesteld dat deze alleen in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en die nog niet in aanmerking is gekomen voor een beschut werkplek omdat het aantal geraamde beschut werkplekken in één jaar al is gerealiseerd, voorrang op personen van wie later is vastgesteld dat zij alleen in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben.
- 2.
Om de in artikel 10b, eerste lid, van de wet, bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken kan het college onder andere de volgende ondersteunende voorzieningen inzetten: loonkostensubsidie op grond van artikel 10d van de wet, fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving, uitsplitsing van taken of aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur.
- 3.
Het college biedt een vergelijkbare voorziening (regulier werk met ondersteunende loonkostensubsidie en/ of jobcoaching of dagbesteding/Activerend werk) aan tot het moment dat de dienstbetrekking beschut werk aanvangt.
- 4.
Bovenop het aantal geraamde beschut werkplekken realiseert het college geen extra dienstbetrekkingen beschut werk.
- 5.
Artikel 4 is onverminderd van toepassing op Beschut werk.
Paragraaf 3.4. Ondersteuning aan cliënten
Artikel 11. Ondersteuning bij leer-werktraject
Het college kan ondersteuning aanbieden aan een persoon uit de doelgroep ten aanzien van wie het college van oordeel is dat een leer-werktraject nodig is, voor zover deze ondersteuning nodig is voor het volgen van een leer-werktraject en het personen betreft:
a. van zestien of zeventien jaar van wie de leerplicht of de kwalificatieplicht, bedoeld in de Leerplichtwet 1969, nog niet is geëindigd, of
b. van achttien tot 27 jaar die nog geen startkwalificatie hebben behaald.
Artikel 12 Persoonlijke ondersteuning, werkgevers- / jobcoaching
- 1.
Het college kan als een werkgever een dienstverband aangaat met een persoon die behoort tot de doelgroep en waarvan is vastgesteld dat hij zonder persoonlijke ondersteuning niet in staat is de door de werkgever opgedragen taken te verrichten, vanaf het moment van aanvang van het dienstverband de volgende voorzieningen op aanvraag inzetten:
- 2.
het verstrekken van een subsidie aan de werkgever als tegemoetkoming in de kosten voor het inzetten van een interne begeleider;
- 3.
het inzetten van externe werkgeverscoaching met als doel dat de werkgever op termijn zelf de persoon ten behoeve van wie ondersteuning nodig is kan begeleiden, of indien dit nog niet mogelijk is, externe jobcoaching van de werknemer.
- 4.
De in het tweede lid bedoelde subsidie wordt alleen verstrekt indien de interne begeleider met succes een HARRIE-training of andere erkende jobcoachtraining heeft afgerond.
- 5.
De in het eerste lid bedoelde voorzieningen worden alleen verstrekt indien de externe werkgevers-/jobcoach werkzaam is bij een door het UWV erkende jobcoachorganisatie, of anderszins erkend of gecertificeerd is en het college van oordeel is dat de betreffende coach beschikt over voldoende kwaliteiten om de noodzakelijke ondersteuning te bieden.
- 6.
Indien het dienstverband vooraf gegaan wordt door een proefplaatsing van maximaal drie maanden, kan het college de voorzieningen bedoeld in het eerste lid inzetten vanaf het moment van aanvang van de proefplaatsing.
- 7.
Bij inzet van de in het eerste lid bedoelde voorzieningen wordt uitgegaan van de begeleidingsbehoefte met inachtneming van het volgende:
- 8.
de in het eerste lid bedoelde voorzieningen worden verstrekt voor de duur van maximaal 1 jaar met de mogelijkheid van verlenging op aanvraag tot maximaal 3 jaar;
- 9.
de in het tweede lid bedoelde subsidie wordt bij een dienstverband voor een jaar of langer en voor 24 uur per week of meer, verstrekt tot een bedrag van maximaal €2.700,- per jaar. Bij een arbeidsovereenkomst voor minder dan 24 uur per week of voor korter dan een jaar, wordt dit bedrag naar rato naar beneden vastgesteld.
- 10.
Het college kan in incidentele gevallen als zij het noodzakelijk acht voor de arbeidsinschakeling van een persoon, besluiten af te wijken van de in het vorige lid genoemde maxima.
- 11
Het college kan indien op grond van het eerste lid, aanhef en onder a een subsidie wordt verstrekt, voorschotten verstrekken.
- 12
Het college stelt indien op grond van het eerste lid een subsidie wordt verstrekt, de subsidie binnen twee maanden na afloop van het tijdvak waarvoor de subsidie werd verleend ambtshalve vast.
Paragraaf 3.5. Overige voorzieningen
Artikel 13. Scholing
1. Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep een scholingstraject aanbieden.
2. Een scholingstraject voldoet in ieder geval aan de volgende eisen:
a. zonder inzet van de scholing is het verwerven of behouden van arbeid naar het oordeel van het college niet haalbaar;
b. de scholing moet passen bij de capaciteiten van de persoon en
c. duidelijk arbeidsmarktrelevant zijn.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op personen als bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel a, van de wet.
Artikel 14. Stimuleringssubsidies
- 1.
Het college kan aan een persoon van 27 jaar of ouder die hoort tot de doelgroep een subsidie verstrekken als bedoeld in artikel 31, lid 2 onder j om daarmee de uitstroom uit de uitkering te stimuleren.
- 2.
Het college stelt nadere regels over de activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen, de hoogte van de subsidie en de voorwaarden waaronder deze wordt toegekend.
Artikel 15. Sociale activering
- 1.
Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering als dit naar het oordeel van het college kan bijdragen aan de arbeidsinschakeling.
- 2.
Het college stemt de duur van de in het eerste lid bedoelde activiteiten af op de mogelijkheden en capaciteiten van die persoon.
Artikel 16. Vergoeding overige noodzakelijke kosten
Het college kan een vergoeding verstrekken voor noodzakelijke kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling of maatschappelijke participatie voor zover daarvoor geen beroep op een voorliggende voorziening kan worden gedaan.
Artikel 17. Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 18. Subsidie- of budgetplafonds
Het college kan één of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening
Hoofdstuk 4. Slotbepalingen
Artikel 19. Intrekken oude verordening en overgangsrecht
1. De Re-integratieverordening Participatiewet Zevenaar wordt ingetrokken.
2. Een persoon die gebruik maakt van een toegekende voorziening op grond van de Re-integratieverordening Participatiewet Zevenaar, behoudt deze voorziening voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden uit de Re-integratieverordening Participatiewet Zevenaar:
a. voor de duur van 12 maanden, gerekend vanaf de inwerkingtreding van deze verordening, of
b. voor de duur dat deze is toegekend, als dat korter is dan de periode als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a.
3. Het college kan na afloop van de in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde periode, besluiten of een voorziening op basis van de nieuwe verordening wordt voortgezet.
4. De Re-integratieverordening Participatiewet Zevenaar blijft van toepassing ten aanzien van een voortgezette voorziening als bedoeld in het tweede lid.
Artikel 20. Inwerkingtreding en citeertitel
1. Deze verordening treedt in werking op 17 juli 2017 en werkt terug tot en met 1 januari 2017.
2. Deze verordening wordt aangehaald als: Re-integratieverordening Participatiewet 2017 gemeente Zevenaar.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 6 juli 2017.
Ondertekening
De voorzitter, de griffier
Namens deze,De Raad Zevenaar
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl