Openstellingsbesluit 2017 paragraaf 2 fysieke investeringen duurzame innovaties subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014–2020 (POP3) Limburg

Geldend van 11-11-2017 t/m heden

Intitulé

Openstellingsbesluit 2017 paragraaf 2 fysieke investeringen duurzame innovaties subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014–2020 (POP3) Limburg

Gedeputeerde Staten van Limburg stellen ter voldoening aan het bepaalde in artikel 4:27 juncto 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 1.3 van de Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014–2020 (POP3) Limburg, op 2 mei 2017 het volgende besluit vast:

Openstellingsbesluit 2017 paragraaf 2 fysieke investeringen duurzame innovaties subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014–2020 (POP3) Limburg.

Paragraaf 2 fysieke investeringen duurzame innovaties wordt opengesteld voor het indienen van subsidieaanvragen voor de periode vanaf 29 mei 2017 tot en met 25 augustus 2017. Een subsidieaanvraag dient uiterlijk 25 augustus 2017 te zijn ontvangen door Gedeputeerde Staten. De subsidieaanvraag wordt afgewezen indien deze buiten de openstellingsperiode wordt ingediend.

Artikel 1 Openstellingsperiode

Paragraaf 2 fysieke investeringen duurzame innovaties wordt opengesteld voor het indienen van subsidieaanvragen voor de periode vanaf 29 mei 2017 tot en met 25 augustus 2017. Een subsidieaanvraag dient uiterlijk 25 augustus 2017 te zijn ontvangen door Gedeputeerde Staten. De subsidieaanvraag wordt afgewezen indien deze buiten de openstellingsperiode wordt ingediend.

Artikel 2 Subsidieplafond

Het subsidieplafond wordt voor 2017 voor Paragraaf 2 fysieke investeringen duurzame innovaties vastgesteld op € 2.900.000,00 bestaande uit 50% ELFPO en 50% Provinciale middelen.

Artikel 3 Subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 2.2.3, eerste lid, en conform artikel 1.12, tweede en derde lid, van de Verordening zijn ook de volgende kosten subsidiabel:

  • niet verrekenbare of niet compensabele BTW;

  • kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

  • voorbereidingskosten indien zij gemaakt zijn binnen één jaar voordat de aanvraag om subsidie is ingediend.

De overige in artikel 2.2.3, tweede lid, van de Verordening opgenomen kosten komen niet voor subsidiëring in aanmerking.

Artikel 4 Hoogte subsidie

In aanvulling op artikel 2.2.4 van de Verordening bedraagt het te verstrekken subsidiebedrag per aanvraag maximaal € 250.000,00 en minimaal € 20.000,00. De subsidieaanvraag wordt afgewezen wanneer het te verstrekken subsidiebedrag minder dan € 20.000,00 bedraagt. Het subsidiepercentage bedraagt 40% van de subsidiabele kosten.

Artikel 5 Subsidiabele activiteit

  • 5.1 Om voor subsidie in aanmerking te komen dient het project een bijdrage te leveren aan de in artikel 2.2.1 van de Verordening genoemde thema’s c. en/of g.:

    • c.

      maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en/of een gesloten kringloop, met als resultaat een emissievermindering van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en/of grond- en oppervlaktewater (zoals broeikasgassen, ammoniak, nutriënten en bestrijdingsmiddelen) en/of minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen (zoals water, fosfaat en bodemvruchtbaarheid);

    • g.

      behoud en versterking van biodiversiteit en/of omgevingskwaliteit.

  • 5.2 Subsidieaanvragen die gericht zijn op emissie naar grondwater, zoals bedoeld in het Openstellingsbesluit paragraaf 2 (onderdeel emissies naar grondwater) Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014–2020 (POP3) Limburg, komen onder deze openstelling niet voor subsidie in aanmerking en zullen worden afgewezen.

  • 5.3 Subsidieaanvragen gericht op mestverwerking en -verwaarding komen eveneens niet voor subsidie in aanmerking en zullen worden afgewezen.

Artikel 6 Rangschikking

  • 6.1 Gedeputeerde Staten maken voor het bepalen van de onderlinge rangschikking als bedoeld in artikel 1.15, derde lid, van de Verordening voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de volledig ingediende aanvragen op basis van de criteria zoals beschreven in artikel 2.2.5 van de Verordening en hieronder nader weergegeven.

    i. Selectiecriterium: kosteneffectiviteit

    Het selectiecriterium kosteneffectiviteit (artikel 2.2.5, eerste lid, onder a, van de Verordening) heeft betrekking op de redelijkheid van de kosten die voor de activiteiten gemaakt worden in verhouding tot het te bereiken effect.

    Op dit criterium kan als volgt gescoord worden:

    • 4 punten (zeer goed) de totale subsidiabele kosten zijn zeer redelijk ten opzichte van het effect

    • 3 punten (goed) de totale subsidiabele kosten zijn redelijk ten opzichte van het effect

    • 2 punten (gemiddeld) de totale subsidiabele kosten zijn hoog ten opzichte van het effect

    • 1 punt (matig) de totale subsidiabele kosten zijn zeer hoog ten opzichte van het effect

    ii. Selectiecriterium: haalbaarheid/de kans op succes

    Bij de haalbaarheid/kans op succes (artikel 2.2.5, eerst lid, onder b) zijn de volgende aspecten van belang:

    • de betreffende innovatie is direct toepasbaar op het bedrijf van de aanvrager (de benodigde financiering en vergunningen zijn voorhanden);

    • er is in de betreffende bedrijfstak behoefte aan de innovatie;

    • er wordt aangegeven hoe andere landbouwers worden gestimuleerd om kennis te nemen van de innovatie op het bedrijf van de aanvrager.

    Op dit criterium kan als volgt gescoord worden:

    • 4 punten (zeer goed) als de kans op succes gelet op genoemde aspecten zeer goed is

    • 3 punten (goed) als de kans op succes gelet op genoemde aspecten goed is

    • 2 punten (voldoende) als de kans op succes gelet op genoemde aspecten voldoende is

    • 1 punt (matig) als uit het projectplan naar voren komt dat de kans op succes matig is

    iii. Selectiecriterium: Mate van effectiviteit van de activiteit

    Paragraaf 2 fysieke investeringen duurzame innovaties wordt opengesteld om bij te dragen aan het realiseren van doelstellingen van POP3 en het provinciaal beleid, met name doelstellingen uit het Investeringsprogramma Limburgse Land- en Tuinbouw Loont 2 (LLTL2 en het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL-2014) en is specifiek gericht op de thema’s:

    • c.

      maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en/of een gesloten kringloop, met als resultaat een emissievermindering van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en/of grond- en oppervlaktewater (zoals broeikasgassen, ammoniak, nutriënten en bestrijdingsmiddelen) en/of minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen (zoals water, fosfaat en bodemvruchtbaarheid);

    • g.

      behoud en versterking van biodiversiteit en/of omgevingskwaliteit.

    Daarnaast hecht de provincie Limburg belang aan het thema a benoemd in artikel 2.2.1, tweede lid, van de Verordening:

    • a.

      activiteiten die leiden tot een verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaardestrategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen of meerwaardecreatie.

    Op dit criterium (artikel 2.2.5, eerst lid, onder c) kan als volgt gescoord worden:

    • 4 punten (zeer goed) als het effect op bovenstaande thema’s zeer goed is.

    • 3 punten (goed) als het effect op bovenstaande thema’s goed is.

    • 2 punten (voldoende) als het effect bovenstaande thema’s voldoende is.

    • 1 punt (matig); als het effect op bovenstaande de thema’s matig is.

    iv. Selectiecriterium: Mate van innovativiteit

    De mate waarin de investering bijdraagt aan innovatie en modernisering van het landbouwbedrijf of de landbouwsector (artikel 2.2.5, eerst lid, onder d). Het gaat hier om de mate waarin de innovatie (investering) gemiddeld al bij de doelgroep wordt toegepast.

    Op dit criterium kan als volgt gescoord worden:

    • 4 punten (zeer goed) als de investering betrekking heeft op een baanbrekende innovatie die geheel nog niet in de praktijk wordt toegepast;

    • 3 punten (goed) als de investering betrekking heeft op een innovatie die nog niet in de betreffende sector wordt toegepast;

    • 2 punten (gemiddeld) als de investering betrekking heeft op een innovatie die slechts in enkele gevallen wordt toegepast;

    • 1 punt (matig) als de investering betrekking heeft op de eerste uitrol van innovatieve systemen.

  • 6.2 Weging van de selectiecriteria:

    De selectiecriteria hebben de volgende wegingsfactoren:

    • a.

      Onderdeel i kosteneffectiviteit heeft een wegingsfactor van 2 (maximaal 8);

    • b.

      Onderdeel ii haalbaarheid/kans op succes een wegingsfactor van 2 (maximaal 8);

    • c.

      Onderdeel iii mate van effectiviteit van de activiteit een wegingsfactor van 2 (maximaal 8);

    • d.

      Onderdeel iv innovativiteit een wegingsfactor van 2 (maximaal 8);

    Totaal maximaal aantal te behalen punten is 32.

    Indien er met toepassing van de in artikel 6.2 omschreven wegingsfactor in totaal minder dan 18 punten worden behaald, wordt de aanvraag om subsidie afgewezen.

  • 6.3 Gedeputeerde Staten stellen een Adviescommissie POP3 in voor de selectie van de projecten.

    Deze adviescommissie stelt een prioriteitenlijst op middels rangschikking door het toekennen van punten op grond van bovenstaande criteria.

  • 6.4 Indien het subsidieplafond wordt overschreden door meerdere aanvragen en de onderlinge rangschikking tussen de aanvragen gelijk is, zal overgegaan worden tot loting. De loting zal worden uitgevoerd door een beëdigd notaris.

Artikel 7 Voorschotten

In aanvulling op artikel 1.23 van de Verordening kan éénmalig per projectperiode een verzoek om een voorschot worden ingediend.

Artikel 8 Verplichtingen

  • 8.1 Conform artikel 1.3, derde lid, onderdeel (h) zal voor het projectplan zoals vermeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel (f) het op de website www.limburg.nl/subsidies, Actuele subsidieregelingen, Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 3 2014–2020 (POP3) beschikbaar gestelde format gehanteerd dienen te worden.

  • 8.2 In aanvulling op artikel 8.1 dienen bij de aanvraag additioneel diverse van toepassing zijnde bijlagen bijgevoegd te worden (nadere uitleg in de toelichting).

Artikel 9 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 29 mei 2017 en heeft een looptijd tot einde POP3 periode.

Ondertekening

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter,

dhr. drs. Th.J.F.M. Bovens

de secretaris,

dhr. drs. G.H.E. Derks MPA

TOELICHTING

Algemeen

Paragraaf 2 uit de Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014–2020 (POP3) Limburg (hierna te noemen ‘Verordening’) richt zich op fysieke investeringen voor innovatie en modernisering van agrarische ondernemingen. Subsidie kan worden verkregen voor fysieke investeringen gericht op innovaties. Dit kunnen investeringen zijn gericht op het ontwikkelen, beproeven of demonstreren van innovaties of op de bredere uitrol van innovaties.

Deze paragraaf kent 2 gelijktijdige openstellingen: Voorliggende openstelling die zich richt op innovatieve duurzame investeringen en een openstelling die zich specifiek richt op het verminderen van de emissie naar het grondwater. Deze voorliggende openstelling heeft als doel de innovatie gericht op duurzaamheid in de agrarische sector te bevorderen. Aangezien er een gelijktijdige openstelling is voor investeringen gericht op het verminderen van emissies naar grondwater worden deze uitgesloten van de voorliggende openstelling. Subsidieaanvragen gericht op emissies naar grondwater dienen aangevraagd te worden onder de openstelling paragraaf 2 (onderdeel emissie naar grondwater).

Uit de SWOT analyse in het Plattelandsontwikkelingsprogramma voor Nederland 2014–2020 (hierna: POP programma) blijkt dat de land- en tuinbouw in Nederland moet blijven innoveren om economisch rendement met maatschappelijk verantwoord ondernemen (d.w.z.: rekening houdend met milieu, dierwelzijn, biodiversiteit enz.) te kunnen blijven combineren.

De ambitienota Limburgse Land- en tuinbouw Loont (LLtL) en het POP programma sluiten daarbij goed op elkaar aan. Het motto van LLTL is ‘In 2025 is ieder Limburgs land- en tuinbouwbedrijf een lust voor haar omgeving’. Middels het programma LLTL2 is deze ambitie aangescherpt in lijn met de doelen van het Coalitieakkoord ‘In Limburg bereiken we meer’. LLtL2 benoemd op basis hiervan vier investeringslijnen met speerpunten. Voor deze paragraaf zijn met name investeringslijn 1 – Ruim baan voor voorlopers en doorontwikkelaars – en Investeringslijn 2 – Meerwaarde voor omgeving – leidend.

Naast de 4 investeringslijnen is in het uitvoeringsplan 2016–2017 biologische landbouw toegevoegd als een specifiek onderwerp waarvoor nadrukkelijk aandacht wordt gevraagd.

LLTL2 geeft daarmee ook invulling aan de Limburgse ambitie zoals in het POL 2014 in paragraaf 7.6.1 is opgenomen ‘De land- en tuinbouw in Limburg is een innovatieve sector met economisch gezonde bedrijven en vooruitstrevende ondernemers, die duurzaam produceren en midden in de samenleving staan.

Op de provinciale website www.limburg.nl alsook op de website www.lltloont.nl is meer informatie beschikbaar over het provinciaal beleid inzake land- en tuinbouw. Hier zijn ook de betreffende beleidsdocumenten beschikbaar.

Subsidiabele kosten (artikel 3)

Subsidie wordt verstrekt voor de kosten uit artikel 2.2.3 van de Verordening. Dit zijn:

  • a.

    de kosten van de bouw of verbetering danwel verwerving of leasing van onroerende zaken;

  • b.

    de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

  • c.

    kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs;

  • d.

    de kosten van adviezen duurzaamheid op milieu en economisch gebied;

  • e.

    de kosten van haalbaarheidsstudies.

In aanvulling hierop wordt ook subsidie verstrekt voor:

  • de kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

  • niet verrekenbare of compensabele BTW.

Subsidie wordt alleen verstrekt voor kosten die aantoonbaar rechtstreeks aan de activiteit waarop de subsidie betrekking heeft zijn toe te rekenen (art 1.13 eerste lid van de Verordening).

Subsidiabele activiteiten (artikel 5)

Met deze openstelling wordt specifiek invulling gegeven aan de POP3 paragraaf 2 ‘Fysieke investeringen voor innovatie en modernisering van agrarische ondernemingen’ en is bedoeld voor investeringen in de toepassing van innovatieve technieken, processen of productie.

In artikel 2.2.1, tweede lid, van de verordening staan zeven thema’s opgenomen waarop een activiteit betrekking kan hebben. Dit openstellingsbesluit heeft betrekking op 2 van deze thema’s Om voor subsidie in aanmerking te komen moet de investering betrekking hebben op één of beide van deze thema’s:

  • c.

    maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en/of een gesloten kringloop, met als resultaat een emissievermindering van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlaktewater (zoals broeikasgassen, ammoniak, nutriënten en bestrijdingsmiddelen) en/of minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen (zoals water, fosfaat en bodemvruchtbaarheid);

  • g.

    behoud en versterking van biodiversiteit en/of omgevingskwaliteit.

De openstelling is gericht op innovatieve fysieke investeringen die betrekking hebben op bovenstaande twee duurzaamheidsthema's. Hierdoor sluiten we goed aan bij de investeringslijnen – Ruim baan voor voorlopers en doorontwikkelaars – en – Meerwaarde voor de omgeving – uit LLtL2 Deze 2 investeringslijnen richten zich onder ander op technologische innovaties (nieuwe teelt- en veehouderijsystemen, precisielandbouw en/of toepassingen van big data management).

Gelijktijdig met deze openstelling gericht op innovatieve duurzame fysieke investeringen vindt een andere openstelling van paragraaf 2 plaats. Die openstelling is specifiek gericht op maatregelen voor emissie naar grondwater. Subsidieaanvragen gericht op het verminderen van de emissies naar grondwater zullen dan ook onder die betreffende openstelling moeten worden ingediend en worden binnen voorliggende openstelling uitgesloten.

Voor mestverwerking en -verwaarding heeft tot 19 maart 2017 de landelijke Regeling Stimulering Mestverwerking opengestaan. Het betreft een de door de POV en ZuivelNL opgestelde en door het ministerie van Economische Zaken goedgekeurde regeling voor het toekennen van subsidies uit de voor mestverwerking- en verwaarding ontvangen Europese steunmiddelen. Aangezien deze landelijke regeling net opengesteld is geweest (en aanvragers nog niet op de hoogte kunnen zijn van de beslissing op de aanvraag) komen aanvragen gericht op mestverwerking en -verwaarding binnen deze openstelling niet voor subsidie in aanmerking.

Rangschikking (artikel 6)

De selectiecriteria zijn een belangrijk sturingsinstrument waarmee de nodige accenten kunnen worden aangebracht om in te spelen op de regionale en lokale context. De selectiecriteria zijn ingesteld om een gelijke en transparante behandeling van de aanvragen mogelijk te maken. De criteria dragen bij aan een zo goed mogelijk gebruik en doelbereik van de financiële middelen.

In Artikel 2.2.5 van de Verordening zijn 4 criteria opgenomen die Gedeputeerde Staten hanteren voor de rangschikking.

Dit zijn:

  • a.

    kosteneffectiviteit

  • b.

    haalbaarheid/kans op succes

  • c.

    mate van effectiviteit van de activiteit

  • d.

    innovativiteit

Er is de mogelijkheid om verschillende wegingsfactoren aan de te criteria te koppelen. In dit openstellingsbesluit is er voor gekozen om aan de verschillende criteria een gelijke wegingsfactor toe te kennen (2) aangezien deze criteria voor de provincie Limburg van gelijk belang zijn.

Kosteneffectiviteit

Het selectiecriterium kosteneffectiviteit kijkt naar de redelijkheid van de kosten die hiervoor gemaakt worden in verhouding tot het te bereiken effect. Als de aangevraagde kosten relatief hoog zijn ten opzichte van het effect dat wordt bereikt dan scoort de aanvraag op dit onderdeel minder.

Er is niet gekozen om dit criterium te beoordelen op basis van normkosten. Onder dit openstellingsbesluit kunnen vele investeringen gesubsidieerd worden. Het is dan ook niet mogelijk om voor deze openstelling een uitputtende lijst van investeringen met normkosten daaraan gekoppeld vast te stellen.

Kans op succes/Haalbaarheid

Met dit criterium wordt naar de haalbaarheid van de investering gekeken. Hierbij wordt gekeken naar de mate waarin de investering direct toepasbaar is, de behoefte aan de innovatie in de bedrijfstak en de wijze waarop over de investering wordt gecommuniceerd. Uit eerdere vergelijkbare subsidieregelingen is naar voren gekomen dat bij innovatie (zoals bijvoorbeeld schone stallen) de financiering en (indien noodzakelijk) de vergunningverlening een doorslaggevende factor is voor de directe toepasbaarheid van de investering. Daarom maken deze punten onderdeel uit van het selectiecriterium Kans op succes/Haalbaarheid.

Effectiviteit van de activiteit

In de nota Limburgse Land- en tuinbouw Loont 2 (LLtL2) en het POL2014 zijn de provinciale beleidsdoelen geschetst. De thema’s c en g sluiten het best aan bij de speerpunten ‘technologische innovaties’ en ‘duurzaam produceren’. Indien uit de subsidieaanvraag niet duidelijk naar voren komt dat de investering een bijdrage levert aan deze thema’s komt het project niet voor subsidie in aanmerking.

Bij het selectiecriterium effectiviteit van de activiteit wordt gekeken in welke mate het project bijdraagt aan deze thema’s c en g. Indien projecten tevens een bijdrage leveren aan verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaardestrategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen, meerwaardecreatie worden zij hoger gewaardeerd.

Innovativiteit

Met dit criterium wordt bekeken in welke mate de investering innovatief is. Een baanbrekende investering die voor het eerst wordt toegepast scoort hoger dan dat het de eerste uitrol betreft.

Tendering

De aanvragen vinden plaats middels een tender met een sluitingsdatum. Alle aanvragen die tijdig binnen zijn worden eerst getoetst op ontvankelijk- en compleetheid. Vervolgens worden de aanvragen op basis van hun scores op de selectiecriteria gerangschikt door een door Gedeputeerde Staten ingestelde Adviescommissie van hoog naar laag. Wanneer het totaal van goedgekeurde aanvragen een groter beslag legt op de beschikbare middelen (subsidieplafond) krijgen aanvragen met de meeste punten voorrang (ranking). Bij gelijke scores wordt er geloot. Aanvragen die niet gehonoreerd kunnen worden vanwege gebrek aan middelen, kunnen in de opvolgende tender opnieuw worden ingediend, mits deze aan de dan geldende nadere regels voldoen.

Verplichtingen (artikel 8)

De volgende bijlagen dienen additioneel toegevoegd te worden bij de aanvraag, Voor uitleg wordt verwezen naar het Handboek subsidies POP3: zie de website www.limburg.nl/subsidies, Actuele subsidieregelingen, Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 3 2014–2020 (POP3);

  • bewijsstukken MKB-bedrijf/agrarische onderneming (verplicht);

  • onderbouwing/specificatie van de begroting (verplicht);

  • bewijsstukken begroting/offertes. Indien niet aanwezig aangeven waar de bedragen op gebaseerd zijn (verplicht);

  • toezegging overige financiers of aangeven dat financiering is aangevraagd en daar de stand van zaken van (indien van toepassing);

  • ten aanzien van de ‘verklaring géén financiële moeilijkheden’ (door ondertekening van het aanvraagformulier) moet de jaarrekening worden bijgevoegd (verplicht);

  • bewijsstukken machtiging (indien van toepassing);

  • documenten ten aanzien van de aanbesteding (indien van toepassing);

  • vergunningen. Indien de vergunningen niet aanwezig zijn dient toegelicht te worden waarom deze ontbreken (indien van toepassing);

  • samenwerkingsovereenkomst, voorbeeld op website (indien van toepassing);

  • verklaring belastingdienst inzake niet verrekenbare danwel niet compensabele btw (indien van toepassing).