Algemene Subsidieverordening Zwolle

Geldend van 10-07-2020 t/m 17-09-2020 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2020

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Zwolle

De Raad van de gemeente Zwolle heeft in de vergadering van 12 maart 2018 een wijziging in de Algemene Subsidieverordening Zwolle vastgesteld. Het betreft een toevoeging van hoofdstuk 16 (Peuteropvang en VVE gemeente Zwolle).

AFDELING 1.1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Activiteit: De activiteit die door de subsidieaanvrager zal worden uitgevoerd en door het college kan worden gesubsidieerd.

  • b.

    Activiteitenplan: Een overzicht van de activiteiten overeenkomstig artikel 4:62 Awb.

  • c.

    Beleidsterrein: Een door de raad als zodanig aangemerkt geheel van samenhangende activiteiten.

  • d.

    Bestemmingsreserve :Bestanddeel uit eigen vermogen dat bestemd is om in de toekomst uitgaven, die zijn verbonden aan beoogde specifieke doelen te kunnen bekostigen, waarbij vaststaat dat toekomstige middelen daarvoor tekort schieten.

  • e.

    Egalisatiereserve: Een reserve als bedoeld in artikel 4:72 Awb, bedoeld om in de toekomst fluctuaties in de (exploitatie)kosten op te kunnen vangen.

  • f.

    Rechtspersoon: Een rechtspersoon als bedoeld in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die zich de behartiging van de belangen van ideële en/of materiële aard van (een deel van) de bevolking van de gemeente Zwolle (c.q. de regio) ten doel stelt.

  • g.

    Subsidieprogramma: De door de raad jaarlijks vastgestelde begroting van subsidiabele maxima per beleidsterrein.

  • h.

    Uitvoeringsovereenkomst: De overeenkomst in de zin van artikel 4:36 Awb, zijnde een bijlage bij de beschikking. In een uitvoeringsovereenkomst wordt in ieder geval vastgesteld:

    • 1.

      De beoogde prestaties.

    • 2.

      De doelgroep(en) met betrekking tot de te ontwikkelen activiteiten en de te verrichten prestaties.

  • i.

    Voorziening: Een voorziening als bedoeld in artikel 374 boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, zijnde vermogensbestanddelen voor toekomstige kosten die een periode van twee of meer jaren omvatten en die niet binnen de jaarlijkse exploitatie opgevangen kunnen worden, nu reeds te voorzien zijn, onvermijdelijk zijn, hun oorzaak in het verleden hebben en kwantificeerbaar en / of berekenbaar zijn. Een voorziening wordt beschouwd als vreemd vermogen.

  • j.

    Signaleringsrapportage: Tussentijdse rapportage waarin de stand van zaken van de prestaties / activiteiten wordt opgenomen en waarin relevante ontwikkelingen worden aangegeven.

  • k.

    Deelverordening: een hoofdstuk dat betrekking heeft op een bepaald onderwerp en onderdeel uitmaakt van deze verordening.

Artikel 4:36 Algemene wet bestuursrecht

  • 1.

    Ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst worden gesloten.

  • 2.

    Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de subsidie zich daartegen verzet, kan in de overeenkomst worden bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.

Artikel 4:62 Algemene wet bestuursrecht

Het activiteitenplan behelst een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen en vermeldt per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiële middelen.

Artikel 4:72 Algemene wet bestuursrecht

  • 1.

    Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, vormt de ontvanger een egalisatiereserve.

  • 2.

    Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.

  • 3.

    De egalisatiereserve wordt zo hoog rentend en zo veilig als redelijkerwijs mogelijk is belegd.

  • 4.

    De van de egalisatiereserve genoten rente wordt aan de egalisatiereserve toegevoegd.

  • 5.

    In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, onderdelen c, d en e Awb , is de subsidieontvanger ter zake van de egalisatiereserve vergoeding plichtig naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de egalisatiereserve heeft bijgedragen.

Artikel 1:2 Reikwijdte

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op alle subsidieaanvragen aan en subsidiebesluiten van het college, tenzij op die activiteiten een bijzondere regeling van toepassing is.

  • 2.

    Subsidie wordt slechts verleend voor de beleidsterreinen en/of instellingen die in de door de raad vastgestelde begroting en de bij de begroting behorende bijlagen worden genoemd. Het begrotingsvoorbehoud als genoemd in artikel 4:34 Awb is daarbij van toepassing.

  • 3.

    In de volgende delen van deze verordening (die als hoofdstukken zijn genoemd) wordt bepaald voor welke specifieke activiteiten subsidie kan worden verstrekt, en eventueel welke grondslagen daarbij worden gehanteerd voor de berekening van de subsidie en welke specifieke voorschriften daarbij van toepassing zijn.

  • 4.

    Indien het college een Europese, rijks of provinciale regeling of een regeling van een ander bestuursorgaan uitvoert, is deze verordening van toepassing voor zover dit niet in strijd is met de betreffende regeling.

Artikel 1:3 Subsidiëring

  • 1.

    Er kan subsidie worden verstrekt voor activiteiten die, naar inzicht van het college:

    • a.

      passen binnen de door de raad vastgestelde beleid, en

    • b.

      blijken uit de door de raad vastgestelde begroting en de daarbij behorende bijlagen, en

    • c.

      in overwegende mate ten dienste staan van Zwolse ingezetenen, en

    • d.

      niet het vormen en/of verspreiden van partijpolitieke, godsdienstige en/of levensbeschouwelijk gedachten en beginselen tot doel hebben.Het begrotingsvoorbehoud is hierbij van toepassing.

  • 2.

    Teneinde in aanmerking te komen voor subsidie dient de aanvrager waar mogelijk zijn activiteiten af te stemmen op die van soortgelijke instellingen en met dergelijke instellingen samen te werken. Het college kan terzake voorschriften in een beschikking tot verlening van de subsidie stellen.

  • 3.

    Subsidiëring van activiteiten vindt in ieder geval niet plaats indien de subsidieaanvrager zelf in de kosten daarvan kan voorzien. Het college kan terzake nadere regels stellen.

  • 4.

    Een subsidieaanvrager voor een subsidie moet een rechtspersoon zijn met een volledig rechtsbevoegdheid, tenzij in een deelverordening anders is bepaald.

Artikel 1:4 Beslissingsbevoegdheid subsidieverstrekking

  • 1.

    Het college is bevoegd tot het nemen van alle besluiten ter uitvoering van deze verordening.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen inzake:

    • a.

      de toegankelijkheid van gesubsidieerde activiteiten.

    • b.

      het betrekken van deelnemers en gebruikers bij het voorbereiden en uitvoeren van het beleid van de subsidieaanvrager.

    • c.

      het gebruik van gemeentelijke dan wel gesubsidieerde accommodaties.

Artikel 1:5 Subsidiesoorten

  • 1.

    Als soorten van subsidie worden onderscheiden een incidentele subsidie of een structurele subsidie.

  • 2.

    De volgende incidentele subsidies worden onderscheiden:

    • a.

      Incidentele activiteitensubsidie: een subsidie die bestemd is om activiteiten van eenmalige, incidentele aard uit te voeren. Deze subsidie kan voor maximaal twee keer, achtereenvolgend, worden verleend.

    • b.

      Investeringssubsidie: een subsidie als tegemoetkoming in de kosten van het doen van investeringen.

    • c.

      Projectsubsidie: een subsidie als tegemoetkoming in de kosten van het realiseren van een activiteit die door de gemeente wordt geduid als een project. De subsidie kan voor ten hoogste vijf jaar worden verstrekt.

  • 3.

    De volgende structurele subsidies worden onderscheiden:

    • a.

      Structurele activiteitensubsidie: een subsidie om jaarlijks terugkerende activiteiten uit te voeren.

    • b.

      Budgetsubsidie: een subsidie waarbij aan de subsidieaanvrager een subsidiebedrag wordt verstrekt om van tevoren overeengekomen activiteiten uit te voeren. De activiteiten worden nader vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst.

Artikel 1:6 Het subsidieplafond

  • 1.

    Het college kan, per onderdeel van de gemeentelijke beleidsterreinen, een subsidieplafond vaststellen.

  • 2.

    Bij de vaststelling van een subsidieplafond bepaalt het college de criteria voor de verdeling van het beschikbare bedrag.

  • 3.

    Afdeling 4.2.2. Awb is van toepassing

AFDELING 1.2 DE SUBSIDIEVERLENING

Artikel 1:7 De aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanvraag tot verlening van subsidie wordt ingediend bij het college, tenminste acht weken voor aanvang van de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Het college kan ontheffing verlenen voor het tijdstip van het indienen van een aanvraag.

  • 2.

    Aanvragen om subsidieverlening van structurele activiteitensubsidies en budgetsubsidies moeten voor 1 juni in het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft zijn ingediend, tenzij het college anders bepaalt.

  • 3.

    De aanvrager maakt bij het indienen van een aanvraag tot subsidieverlening gebruik van het door het college vastgestelde aanvraagformulier en handelt daarbij naar door het college vastgestelde richtlijnen

  • 4.

    Bij de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening wordt in ieder geval een activiteitenplan met bijbehorende begroting overgelegd.

  • 5.

    Bij een eerste aanvraag tot subsidieverlening overlegt de aanvrager die een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid is, tevens:

    • a.

      een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd;

    • b.

      een afschrift van het huishoudelijk reglement;

    • c.

      een opgave van de samenstelling van het bestuur;

    • d.

      een gewaarmerkt verslag van de financiële positie over het boekjaar voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag plaatsvindt.

  • 6.

    Het college kan vrijstelling of ontheffing verlenen van de in dit artikel genoemde verplichtingen.

Artikel 1:8 Meerjarige subsidieverlening

  • 1.

    Het college kan een project- of budgetsubsidie voor een periode van ten hoogste vijf aaneengesloten jaren verlenen.

  • 2.

    Een project- of budgetsubsidie voor meer dan één jaar wordt slechts verleend met toepassing van het begrotingsvoorbehoud.

Artikel 1:9 Budgetsubsidies

  • 1.

    jaar een uitvoeringsovereenkomst worden afgesloten.

  • 2.

    Bij een beschikking tot subsidieverlening voor een budgetsubsidie kan eenmalig dan wel per Indien een budgetsubsidie wordt verstrekt danwel een subsidie ter grootte van een bedrag van € 100.000,- of hoger, is afdeling 4.2.8. Awb van toepassing.

  • 3.

    Het college kan op andere per boekjaar te verstrekken subsidies afdeling 4.2.8. Awb van toepassing verklaren.

Artikel 1:10 Beslistermijn

  • 1.

    Tenzij in één van de deelverordeningen anders is bepaald, beslist het college op de aanvraag tot subsidieverlening binnen acht weken nadat de raad de begroting voor het kalenderjaar waarin de activiteit aanvangt heeft vastgesteld of, indien deze begroting reeds is vastgesteld, binnen 8 weken na indiening van de aanvraag.

  • 2.

    Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste zes weken verlengen.

AFDELING 1.3 VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 1:11 Subsidieverplichtingen

Het college kan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen als bedoeld in de artikelen 4:37 Awb en 4:70 Awb.

Artikel 4:37 Algemene wet bestuursrecht

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:

  • a.

    aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

  • b.

    de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

  • c.

    het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;

  • d.

    de te verzekeren risico’s;

  • e.

    het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

  • f.

    het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

  • g.

    het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;

  • h.

    het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door het bestuursorg

aan gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover.

2. Indien een verplichting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt opgelegd, zijn de artikelen 4:3 en 4:4 Awb van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4:70 Algemene wet bestuursrecht

Indien gedurende het boekjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten doet de subsidieontvanger daarvan onverwijld mededeling aan het bestuursorgaan onder vermelding van de oorzaak van de verschillen

Artikel 1:12 Overige doel gebonden verplichtingen (art. 4:38 Awb)

Het college kan verplichtingen opleggen met betrekking tot:

- het voeren van de administratie;

- doelgroepen;

- plaats van uitvoering;

- eisen ten aanzien van de locatie van de activiteit;

- rapportage;

- eigen bijdrage aan activiteiten.

Artikel 4:38 Algemene wet bestuursrecht

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 2.

    Indien de subsidie op een wettelijk voorschrift berust, worden de verplichtingen opgelegd bij wettelijk voorschrift of krachtens wettelijk voorschrift bij de subsidieverlening.

  • 3.

    Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kunnen de verplichtingen worden opgelegd bij de subsidieverlening.

Artikel 1:13 Niet-doel gebonden verplichtingen (art. 4:39 Awb)

Het college kan verplichtingen opleggen met betrekking tot

  • a.

    anti-discriminatie;

  • b.

    toegankelijkheid van de activiteit voor gehandicapten;

  • c.

    democratisch functioneren;

  • d.

    alcoholpreventie;

  • e.

    bescherming van het milieu.

Artikel 4:39 Algemene wet bestuursrecht

  • 1.

    Verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie kunnen slechts aan de subsidie worden verbonden voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald.

  • 2.

    Verplichtingen als bedoeld in het eerste lid kunnen slechts betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 1:14 Administratie

  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht de administratie op een overzichtelijke wijze te voeren.

  • 2.

    Artikel 4:69 Awb is van toepassing op alle subsidieontvangers.

  • 3.

    Het college kan ter zake nadere regels stellen.

Artikel 4:69 Algemene wet bestuursrecht

  • 1.

    De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 2.

    De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende zeven jaren bewaard

Artikel 1:15 Onderzoek

  • 1.

    Het college kan bij de beschikking tot subsidieverlening bepalen dat het jaarlijkse accountantsonderzoek in het kader van het financiële verslag tevens een onderzoek tot de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen inhoudt.

  • 2.

    Het college geeft, indien wordt besloten tot een onderzoek als bedoeld in lid 1, bij de beschikking tot subsidieverlening een aanwijzing over de reikwijdte en de intensiteit van de accountantscontrole.

Artikel 1:16 Boekjaar

De subsidieontvanger is verplicht het boekjaar gelijk te stellen met het kalenderjaar, tenzij het college ontheffing verleent van deze verplichting.

Artikel 1:17 Toestemming voor bepaalde handelingen

  • 1.

    De subsidieontvanger heeft voorafgaande schriftelijke toestemming nodig van het college voor:

    • a.

      Het oprichten van, dan wel deelnemen in, een rechtspersoon;

    • b.

      Het wijzigen van de statuten;

    • c.

      Het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling, met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

    • d.

      Het ontbinden van de rechtspersoon;

    • e.

      Het doen van aangifte tot faillissement of aanvragen van zijn surséance van betaling.

  • 2.

    Het college kan nadere regels en/of voorschriften aan de toestemming verbinden.

  • 3.

    Het college beslist binnen vier weken over de te verlenen toestemming.

  • 4.

    De beslissingstermijn kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verlengd.

  • 5.

    Indien omtrent de toestemming niet tijdig is beslist, wordt de toestemming geacht te zijn verleend.

Artikel 1:18 Informatieplicht

  • 1.

    Een subsidieontvanger bericht het college onmiddellijk schriftelijk over feiten en ontwikkelingen die ertoe leiden of kunnen leiden dat de activiteiten niet kunnen worden verwezenlijkt.

  • 2.

    Een subsidieontvanger brengt het beëindigen en/ of gedeeltelijk beëindigen en/ of het wijzigen van de aard en omvang van zijn activiteiten onmiddellijk schriftelijk ter kennis van het college.

  • 3.

    Een subsidieontvanger die een rechtspersoon is bericht het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      wijziging van het huishoudelijk reglement onder toezending van een afschrift van het nieuwe reglement;

    • b.

      wijziging in de bestuurssamenstelling;

  • 4.

    De subsidieontvanger is verplicht het college schriftelijk te informeren over besluiten tot het vaststellen en/of wijzigen van de tarieven voor door de subsidieontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties.

  • 5.

    De subsidieontvanger dient het college schriftelijk te informeren bij het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie, dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie.

  • 6.

    De subsidieontvanger dient het college schriftelijk te informeren bij het aangaan van kredietovereenkomsten en overeenkomsten van geldlening.

Artikel 1:19 Vermogensvorming

De subsidieontvanger is verplicht tot vergoeding van met subsidie behaald vermogensvoordeel, overeenkomstig artikel 4:41 Awb. De hoogte van de vergoeding wordt door het college in redelijkheid bepaald.

Artikel 4:41 Algemene wet bestuursrecht

  • 1.

    In de gevallen, genoemd in het tweede lid, is de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan het bestuursorgaan, mits:

  • a.

    dit bij wettelijk voorschrift of, indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, bij de subsidieverlening is bepaald, en

  • b.

    daarbij is aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

  • 2.

    De vergoeding is slechts verschuldigd indien:

  • a.

    de subsidieontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

  • b.

    de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

  • c.

    de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

  • d.

    de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

  • e.

    de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

  • 3.

    De vergoeding wordt vastgesteld binnen een jaar nadat het bestuursorgaan op de hoogte is gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling.

Artikel 1:20 Afwijkende verplichtingen

Indien de gemeente subsidie verstrekt voor activiteiten die mede door andere bestuursorganen worden gesubsidieerd, kan het college afwijken van de bij of krachtens deze verordening aan de subsidie verbonden verplichtingen, voor zover dit wenselijk is met het oog op de afstemming met de door die andere bestuursorganen opgelegde verplichtingen.

AFDELING 1.4 WEIGERINGSGRONDEN

Artikel 1:21 Weigering subsidie

De subsidie kan, naast de in artikel 4:35 Awb genoemde weigeringsgronden, worden geweigerd indien:

  • a.

    de activiteiten niet zijn gericht op het door het college erkende belang;

  • b.

    de aanvrager naar het oordeel van het college in strijd met het bepaalde in artikel 1:2 en 1:3 van deze verordening heeft gehandeld of naar verwachting zal handelen;

  • c.

    de Europese, rijks- en / of provinciale financiële middelen die op het moment van de vaststelling van de gemeentebegroting als bijdrage in de kosten van de uitvoering van het beleid verwacht mochten worden niet daadwerkelijk worden verkregen;

  • d.

    de subsidieaanvrager bij rechterlijk vonnis wordt ontbonden, bij de subsidieaanvrager conservatoir beslag is gelegd op het vermogen of een deel ervan, aan de subsidieaanvrager surséance van betaling is verleend dan wel het faillissement over de subsidieaanvrager is uitgesproken;

  • e.

    de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd in onvoldoende mate bijdragen aan de doelen waarvoor subsidiegelden beschikbaar worden gesteld.

Artikel 4:35 Algemene wet bestuursrecht

1. De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

a. de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

b. de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

c. de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

2. De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd indien de aanvrager:

a. in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of

b. failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend

AFDELING 1.5 DE SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikel 1:22 De aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1.

    De subsidieontvanger dient binnen 4 maanden na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag voor subsidievaststelling in, tenzij:

    • a.

      de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld;

    • b.

      dit in de beschikking of deelverordening anders is geregeld.

  • 2.

    De subsidieaanvrager maakt bij het indienen van een aanvraag tot subsidievaststelling gebruik van het door het college vastgestelde subsidieaanvraagformulier en/of handelt daarbij in overeenstemming met de door het college vastgestelde richtlijnen.

  • 3.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling wordt in ieder geval een activiteitenverslag en een financieel verslag overgelegd. Het financiële verslag dient te voldoen aan de eisen van artikel 4:45 lid 2 Awb en artikel 4:76 tot en met 4:79 Awb. Artikel 4:77 Awb is daarmee van toepassing op deze verordening.

  • 4.

    Bij aanvragen tot subsidievaststelling van een subsidie tot een subsidiebedrag van € 20.000 wordt een goedkeurende verklaring van de kascommissie, een goedkeurende verklaring door het bestuur en/of een verslag van een Algemene Ledenvergadering, waarin decharge wordt verleend aan de penningmeester overgelegd.

  • 5.

    Bij aanvragen tot subsidievaststelling van een subsidie waarbij het subsidiebedrag dan wel de som van meerdere door de gemeente Zwolle verstrekte subsidies € 20.000 tot € 40.000 bedraagt, wordt een samenstelling verklaring, opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, overgelegd.

  • 6.

    Bij aanvragen tot subsidievaststelling van een subsidie waarbij het subsidiebedrag, dan wel de som van meerdere door de gemeente Zwolle verstrekte subsidies € 40.000 tot € 100.000 bedraagt, wordt een beoordelingsverklaring, opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, overgelegd.

  • 7.

    Bij aanvragen tot subsidievaststelling waarbij het subsidiebedrag, dan wel de som van meerdere door de gemeente Zwolle verstrekte subsidies € 100.000 of meer bedraagt, en /of in die gevallen dat er sprake is van een budgetsubsidie, is het bepaalde in artikel 1:9 en afdeling 1:6 van deze verordening van toepassing.

  • 8.

    Het college beslist binnen 6 maanden op een volledige aanvraag om subsidievaststelling.

  • 9.

    Het college kan met betrekking tot de aanvraag tot subsidievaststelling nadere regels stellen.

Artikel 4:45 Algemene wet bestuursrecht

  • 1.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen, tenzij de subsidie voor de aanvang van de activiteiten wordt vastgesteld.

  • 2.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling legt de aanvrager rekening en verantwoording af omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

Artikel 4:76 Algemene wet bestuursrecht

  • 1.

    Indien de subsidie-ontvanger zijn inkomsten geheel ontleent aan de subsidie omvat het financiële verslag de balans en de exploitatierekening met de toelichting en zijn het tweede tot en met vijfde lid van toepassing.

  • 2.

    Het financiële verslag geeft volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd, een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent:

  • a.

    het vermogen en het exploitatiesaldo, en

  • b.

    voor zover de aard van het financiële verslag dat toelaat, omtrent de solvabiliteit en de liquiditeit van de subsidie-ontvanger .

  • 3.

    De balans met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte en de samenstelling in actief- en passiefposten van het vermogen op het einde van het boekjaar weer.

  • 4.

    De exploitatierekening met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte van het exploitatiesaldo van het boekjaar weer.

  • 5.

    Het financiële verslag sluit aan op de begroting waarvoor subsidie is verleend en behelst een vergelijking met de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het boekjaar.

Artikel 4:77 Algemene wet bestuursrecht

Indien de subsidie-ontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie kan bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening worden bepaald dat artikel 4:76 van overeenkomstige toepassing is.

Artikel 4:78 Algemene wet bestuursrecht

  • 1.

    De subsidie-ontvanger geeft opdracht tot onderzoek van het financiële verslag aan een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2.

    De accountant onderzoekt of het financiële verslag voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en of het activiteitenverslag, voor zover hij dat verslag kan beoordelen, met het financiële verslag verenigbaar is.

  • 3.

    De accountant geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid van het financiële verslag.

  • 4.

    De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van de in het derde lid bedoelde verklaring.

  • 5.

    Bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening kan vrijstelling of ontheffing worden verleend van het eerste tot en met het vierde lid.

Artikel 4:79 Algemene wet bestuursrecht

  • 1.

    Bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening kan worden bepaald dat de in artikel 4:78, eerste lid, bedoelde opdracht tevens strekt tot onderzoek van de naleving van aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2.

    Bij toepassing van het eerste lid gaat de opdracht vergezeld van een bij of krachtens wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening vast te stellen aanwijzing over de reikwijdte en de intensiteit van de controle.

  • 3.

    Bij toepassing van het eerste lid, gaat het financiële verslag tevens vergezeld van een schriftelijke verklaring van de accountant over de naleving door de subsidie-ontvanger van de aan de subsidie verbonden verplichtingen

.

Artikel 1:23 Ambtshalve vaststelling

De subsidie kan ambtshalve worden vastgesteld, in de gevallen als bedoeld in artikel 4:47 Awb.

Artikel 4:47 Algemene wet bestuursrecht

Het bestuursorgaan kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien:

  • a.

    bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening een termijn is bepaald binnen welke de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld;

  • b.

    toepassing wordt gegeven aan artikel 4:44, vierde lid Awb , of

  • c.

    de beschikking tot subsidieverlening of de beschikking tot subsidievaststelling wordt ingetrokken of ten nadele van de ontvanger wordt gewijzigd

.

Artikel 4:44 lid 4 Algemene wet bestuursrecht

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, dient de subsidieontvanger na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij:

  • a.

    de subsidie met toepassing van artikel 4:47, onderdeel a Awb , ambtshalve wordt vastgesteld;

  • b.

    bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald dat de aanvraag wordt ingediend telkens na afloop van een gedeelte van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, o

  • c.

    de vaststelling van de subsidie bij een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36, eerste lid Awb , anders is geregeld.

  • 2.

    Indien bij wettelijk voorschrift geen termijn is bepaald, wordt de aanvraag tot vaststelling ingediend binnen een bij de subsidieverlening te bepalen termijn.

  • 3.

    Indien voor de indiening van de aanvraag tot vaststelling geen termijn is bepaald of de aanvraag na afloop van de daarvoor bepaalde termijn niet is ingediend kan het bestuursorgaan de subsidieontvanger een termijn stellen binnen welke de aanvraag moet zijn ingediend.

  • 4.

    Indien na afloop van deze termijn geen aanvraag is ingediend, kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld.

AFDELING 1.6 VOORZIENINGEN EN RESERVES

Artikel 1:24 Voorzieningen

  • 1.

    Een subsidieontvanger van een structurele subsidie kan slechts met daarvoor voorafgaande schriftelijke toestemming van het college een voorziening vormen. Het college kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

  • 2.

    Een voorziening kan in ieder geval niet worden gevormd voor:

    • a.

      de kosten samenhangend met vervanging van inventaris.

    • b.

      reeds ontvangen maar nog niet volledig bestede subsidiegelden.

  • 3.

    Het verzoek om toestemming voor het vormen van een voorziening bevat een plan waarin in ieder geval de volgende gegevens zijn opgenomen:

    • a.

      het doel van de voorziening;

    • b.

      de onderbouwing van de noodzakelijke maximale hoogte van de voorziening;

    • c.

      een planmatige onderbouwing van de meerjarige opbouw van en onttrekkingen uit de voorziening.Het college kan daarnaast aanvullende gegevens verlangen.

  • 4.

    Voor het in afwijking van de toestemming toevoegen van subsidiegelden of het in afwijking van de toestemming onttrekken van subsidiegelden aan de voorziening, is voorafgaande schriftelijke toestemming nodig van het college.

Artikel 1:25 Bestemmingsreserve

  • 1.

    Een subsidieontvanger van een structurele activiteitensubsidie kan slechts met daarvoor voorafgaande schriftelijke toestemming van het college een bestemmingsreserve vormen.

  • 2.

    Het verzoek om toestemming voor het vormen van een in lid 1 genoemde reserve bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      het doel van de reserve;

    • b.

      een onderbouwing van de noodzakelijke maximale hoogte van de reserve;

    • c.

      een motivering van het tijdstip waarop de organisatie de middelen nodig heeft.Het college kan daarnaast aanvullende gegevens verlangen.

  • 3.

    Voor het toevoegen van subsidiegelden of de onttrekking van subsidiegelden aan de bestemmingsreserve, anders dan voor dit doel bestemd is voorafgaande schriftelijke toestemming nodig van het college.

Artikel 1:26 Egalisatiereserve

  • 1.

    Een subsidieontvanger van een structurele subsidie kan slechts met daarvoor voorafgaande schriftelijke toestemming van het college een egalisatiereserve vormen.

  • 2.

    Het toevoegen van gemeentelijke subsidiegelden aan de egalisatiereserve, alsmede het onttrekken van gemeentelijke subsidiegelden daaruit kan uitsluitend gebeuren met voorafgaande schriftelijke toestemming van het college.

  • 3.

    De maximale hoogte van de egalisatiereserve bedraagt 10% van de structurele subsidiegelden die de subsidieaanvrager in het betreffende boekjaar van de gemeente heeft ontvangen, vermeerderd met dat deel van de egalisatiereserve dat gevormd is doorandere inkomsten.

  • 4.

    Het college kan met betrekking tot de hoogte van de egalisatiereserve, voor zover opgebouwd uit subsidiegelden, nadere regels vaststellen.

Artikel 1:27 Afschrijvingen

  • 1.

    Investeringen en/of aankopen met een individuele aanschafwaarde van minimaal € 1.000,- moeten worden geactiveerd en over meerdere jaren afgeschreven.

  • 2.

    Investeringen/aankopen van minder dan € 1.000,- moeten rechtstreeks ten laste van het resultaat van het jaar van aanschaf worden gebracht.

  • 3.

    De vaste activa worden gewaardeerd op de aanschafwaarde.

  • 4.

    Afgeschreven wordt er over de aanschafwaarde van goederen, verminderd met de nog te verwachten restwaarde.

  • 5.

    Onderstaande activagroepen dienen te worden afgeschreven op basis van economisch verantwoorde termijnen:

    • a.

      Gebouwen

    • b.

      Technische installaties

    • c.

      Kantoormeubilair

    • d.

      Computers

    • e.

      Bedrijfsauto’s

    • f.

      Overige inventaris

AFDELING 1.7 BIJZONDERE BEPALINGEN

Artikel 1:28 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van de bij of krachtens deze verordening bepaalde verplichtingen.

Artikel 1:29 Niet voorziene gevallen

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 1:30 Uitvoering

  • 1.

    Het college kan ambtenaren aanwijzen die, in mandaat belast, nadere regels kunnen stellen als bedoeld in deze verordening.

  • 2.

    Het college kan ambtenaren aanwijzen die met het toezicht op de naleving conform afdeling 5.2 artikel 5:11 Awb van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast.

Artikel 1:31 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 5 mei 2012.

  • 2.

    Bij de inwerkingtreding van deze verordening komt de Algemene subsidieverordening 2010 en de bijbehorende deelverordeningen te vervallen.

  • 3.

    Op aanvragen tot subsidieverstrekking die zijn ingediend voor inwerkingtreding van deze verordening en op besluiten inzake subsidieverstrekking die zijn genomen voor inwerkingtreding van deze verordening blijven de bepalingen van de Algemene subsidieverordening 2010 van toepassing.

  • 4.

    Het vorige lid is niet van toepassing op aanvragen om subsidie die betrekking hebben op het tijdvak na inwerkingtreding van deze verordening.

TOELICHTING ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING ZWOLLE HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN DEEL

AFDELING 1.1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel wordt een aantal, veelvuldig in deze verordening gebruikte, begrippen gedefinieerd. In de verordening wordt voor de belanghebbende bij subsidies het begrip ‘aanvrager’ of ‘subsidieontvanger’ gebruikt. De belanghebbende wordt tot het moment van subsidieverlening als aanvrager aangeduid en daarna als subsidieontvanger.

Ten aanzien van het begrip ‘subsidie’ wordt verwezen naar hoofdstuk 4, afdeling 2 van de Algemene wet bestuursrecht.

In artikel 4:21 Awb staat de definitie van subsidie vermeld, namelijk de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

Aangezien dit begrip is vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht, en van dwingend recht is verklaard, geldt dit begrip voor iedereen en hoeft het niet overgenomen te worden in deze verordening.

Artikel 1:2 Reikwijdte

Artikel 4:23 Awb geeft aan dat subsidiering in beginsel slechts mogelijk is op grond van een wettelijk voorschrift. Door de aanwezigheid van een wettelijke grondslag wordt de rechtszekerheid van de subsidie-aanvrager en de subsidieontvanger gewaarborgd. Dit betekent voor de gemeentelijke praktijk dat subsidies op een verordening gebaseerd dienen te zijn.

Lid 1

In dit lid wordt aangegeven dat de Algemene subsidieverordening met de achterliggende hoofdstukken geldt voor alle gemeentelijke subsidies, tenzij een andere (gemeentelijke) verordening van toepassing is.

Lid 2

Lid 2 biedt de mogelijkheid dat er deelverordeningen worden opgesteld ten aanzien van bepaalde activiteiten/beleidsterreinen waarvoor de raad subsidie wil verstrekken.

Door het invoegen van een deelverordening zijn, naast de bepalingen uit de ASV, specifieke bepalingen van toepassing ten aanzien van een beleidsterrein waarvoor subsidie wordt verstrekt. Een voorbeeld is het geval er in een deelverordening weigeringsgronden zijn genoemd. In dat geval wordt eerst bekeken of de weigeringsgronden uit de deelverordening van toepassing zijn, indien dat niet het geval is, wordt bekeken of de weigeringsgronden uit de ASV van toepassing zijn. Verder kunnen door het college verplichtingen worden opgelegd aan de subsidieontvanger op grond van artikel 1:13 ASV, tenzij deze bevoegdheid bijvoorbeeld is uitgesloten in de deelverordening.

Indien in een bijzondere regel niets of onvoldoende is geregeld ten aanzien van de subsidieverstrekking, dient te worden gehandeld overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 1 van deze verordening.

Lid 3

Dit lid geeft regels in geval er sprake is van de uitvoering van regels van een ander bestuursorgaan.

Artikel 1:3 Subsidiëring

In lid 1 zijn enkele algemene uitgangspunten gegeven voor de subsidieverlening binnen de gemeente Zwolle. In het algemeen moet het bij subsidieverlening gaan om activiteiten die passen binnen gemeentelijke doelstellingen die zijn vastgesteld door de raad. Verder moeten de activiteiten in overwegende mate ten dienste staan van de Zwolse ingezetenen. Het begrip ‘naar inzicht van het college’ geeft het college beleidsvrijheid. Teneinde problemen tussen verschillende groeperingen te voorkomen, moet het gaan om algemene activiteiten die geen betrekking hebben op politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke vorming. Indien een aanvraag niet past binnen de eisen van artikel 1:3 lid 1, kan de aanvraag worden geweigerd.

Lid 2 is opgenomen teneinde een optimale samenwerking tussen aanvrager en instelling te bewerkstelligen.

Lid 3 is opgenomen als uitvloeisel van de Algemene wet bestuursrecht, teneinde duidelijk te maken dat, in het geval aanvrager over voldoende financiële middelen beschikt om de activiteit zelf te financieren, er geen subsidie wordt verstrekt.

Verder is in lid 4 als uitgangspunt opgenomen dat alleen subsidie kan worden verstrekt aan rechtspersonen. Hiermee wordt beoogd te voorkomen dat een vermenging plaatsvindt van subsidiemiddelen met privémiddelen van natuurlijke personen. Hierdoor kunnen namelijk problemen ontstaan bij de verantwoording. Teneinde de weg naar subsidiering voor natuurlijke personen niet geheel af te sluiten is in dit lid de mogelijkheid opgenomen om, in bijzondere gevallen die vermeld staan in een deelverordening, toch subsidie kan worden verstrekt aan natuurlijke personen. Op die manier kunnen bijvoorbeeld particuliere initiatieven worden gesubsidieerd.

Artikel 1:4 Beslissingsbevoegdheid subsidieverstrekking

In het kader van deze verordening worden diverse besluiten genomen gedurende de procedure van subsidieverlening tot subsidievaststelling. In de Algemene wet bestuursrecht wordt gesproken van de verlening van subsidie door een bestuursorgaan. Teneinde besluitvorming ten aanzien van subsidiering eenvoudiger te maken, is het college bevoegd verklaard tot het nemen van besluiten.

Als uitvloeisel van het feit dat het college de bevoegdheid is toegekend tot het nemen van besluiten, is het college ook de mogelijkheid geboden nadere regels te stellen ten aanzien van het verstrekken van subsidies.

Artikel 1:5 Subsidiesoorten

In dit artikel is een onderscheid gemaakt tussen de verschillende subsidiesoorten. In eerste instantie wordt onderscheidt gemaakt tussen een incidentele en een structurele subsidie. Vervolgens zijn deze twee soorten subsidie weer onderverdeeld in verschillende soorten.

Voor wat betreft de kleinere subsidiebedragen wordt uitgegaan van zo beperkt mogelijke administratieve handelingen. Dit enerzijds om vrijwilligersorganisaties niet onnodig te belasten en anderzijds om te voorkomen dat de ambtelijke inzet een hogere financiële inzet vergt dan de hoogte van de subsidie.

Artikel 1:6 Het subsidieplafond

Op grond van artikel 4:25 Awb kan de (decentrale) wetgever besluiten tot het instellen van een subsidieplafond. Onder het subsidieplafond wordt verstaan (artikel 4:22 Awb) het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.

Lid 1

In deze verordening is ervoor gekozen om die bevoegdheid, in het kader van de deregulering, bij het college neer te leggen. De periode waarvoor een subsidieplafond wordt vastgesteld is een jaar. Door het instellen van een subsidieplafond, kunnen aanspraken op subsidie worden beperkt. Dit ziet met name op het geval dat de begroting geen ruimte biedt voor subsidiering, terwijl de wet en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, weigering of intrekking van de subsidie niet zonder meer toelaten.

Het vaststellen van een subsidieplafond is een besluit (een besluit van algemene strekking) en moet als zodanig bekend worden gemaakt voor de ingangsdatum van de periode waarvoor het plafond geldt. Als er geen subsidieplafond is ingesteld, kan dit er toe leiden dat, indien een aanspraak op subsidie bestaat, die subsidie niet vanwege financiële redenen kan worden geweigerd. Mensen of instellingen die aanspraak willen maken op subsidie moet tijdig weten hoeveel geld er beschikbaar is. Als het subsidieplafond of een verlaging daarvan of een wijze van verdeling later wordt bekendgemaakt, dan heeft deze bekendmaking geen gevolgen voor voordien ingediende aanvragen.

Een subsidieplafond leidt automatisch tot weigering van een subsidie voor wat betreft het gedeelte dat boven het subsidieplafond uitstijgt.

Lid 2

Samen met het subsidieplafond worden de criteria voor het verkrijgen van subsidie aangegeven, alsook de manier waarop de pot verdeeld wordt. Voor subsidiepotten waaruit iedereen (die voldoet aan eisen) subsidie kan claimen, wordt door het college een verdelingsmethodiek vastgesteld die ook van tevoren bij potentiële subsidieontvangers bekend moet zijn.

Overschrijding van een subsidieplafond levert een verplichte weigeringsgrond op. Dit betekent dat in de weigering beschikking niet meer hoeft te worden gemotiveerd waarom het belang van de begrotingsdiscipline zwaarder moet wegen dan de belangen van de aanvrager. Het rechtsgevolg ontstaat als het subsidieplafond is vastgesteld en bekendgemaakt. De weigeringsgrond is een aanvulling op de – facultatieve – weigeringsgronden van artikel 4:35 Awb (afdeling 1.4 van deze verordening).

AFDELING 1.2 DE SUBSIDIEVERLENING

Artikel 1:7 De aanvraag tot subsidieverlening

Lid 1 en lid 2

Er is, tenzij anders is bepaald, gekozen voor een systeem dat voorafgaand aan de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd, een aanvraag tot subsidieverlening moet worden ingediend.

De termijn voor het indienen van een aanvraag tot subsidieverlening is bepaald op 1 juni van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft. Aangezien de verantwoording van het daaraan voorafgaande jaar dan al is ontvangen, kan de beoordeling plaatsvinden op basis van de meest actuele informatie.

Lid 3

Teneinde rechtspersonen in staat te stellen een aanvraag in te dienen, zal het college hiertoe een aanvraagformulier vaststellen. Dit artikel is een uitwerking van artikel 4:4 Awb.

Op het formulier staan de algemene (formele) eisen vermeld die een aanvrager moet verstrekken om voor subsidie in aanmerking te komen. Deze eisen zijn afkomstig uit artikel 4:2 Awb (vereisten aanvraag), waarin de algemene verplichting is neergelegd tot het verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor het nemen van een beslissing op een aanvraag en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

Lid 4

Op grond van dit lid dient de aanvraag in ieder geval vergezeld te gaan van een activiteitenplan (art. 4:62 Awb) en een begroting (art. 4:63 Awb).

Aangezien de beschikking tot verlening van de subsidie een omschrijving moet bevatten van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verleend, is het van belang dat het college, voordat zij een beslissing neemt tot het al dan niet verlenen van subsidie, duidelijkheid heeft over de te verrichte activiteiten. Het begrip activiteiten moet ruim worden opgevat en omvat in beginsel iedere vorm van menselijk handelen, voor zover de overheid die wil stimuleren. Ook nalaten (b.v. het braak laten liggen van grond) kan een activiteit zijn.

De begroting behelst een overzicht van de voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven van de aanvrager en een specificatie met betrekking tot de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd.

Lid 5

In het geval er sprake is van een eerste subsidieaanvraag, dient de aanvrager een aantal extra stukken te overleggen, zodat het college inzicht krijgt in de activiteiten van de subsidieaanvrager.

Lid 6

Het college behoudt zich het recht voor te beslissen dat sommige stukken niet hoeven te worden overgelegd.

Artikel 1:8 Meerjarige subsidieverlening

De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op meerjarige subsidies, dat wil zeggen een subsidie die voor meerdere jaren wordt verleend. Er kan geen subsidie voor onbepaalde tijd worden verleend. Meerjarige subsidies worden doorgaans verleend aan instellingen die hun nut hebben bewezen en die het vertrouwen van bijvoorbeeld het college genieten.

Een project wordt gekenmerkt door een duidelijke begin- en eindtijd. In het kader van deze subsidieverordening kan een project maximaal vijf jaar duren. Voor deze termijn is gekozen om aan te sluiten bij termijnen van onder andere het Grotestedenbeleid. Indien sprake is van een langere uitvoeringstijd is niet meer sprake van een project, maar is sprake van een structurele subsidie.

Artikel 1:9 Budgetsubsidies

Dit artikel is specifiek van toepassing op de budgetsubsidies.

Ingeval er sprake is van een budgetsubsidie krijgt de subsidieontvanger een budget waarmee zij de afgesproken activiteiten moet uitvoeren. Meevallers mag de instelling houden (binnen bepaalde grenzen) maar daar staat tegenover dat zij ook zelf de tegenvallers moet opvangen. Doorgaans mag een instelling bij deze vorm van subsidiering met behulp van de subsidie een egalisatiereserve hebben. Dat is een bepaalde financiële ‘buffer’, uitgedrukt in een percentage van de subsidie of van de jaaromzet, die gebruikt kan worden om mee- of tegenvallers op te vangen.

De uitvoeringsovereenkomst is geen op zichzelf staande overeenkomst maar altijd ter uitvoering van de beschikking. Dit houdt in dat een uitvoeringsovereenkomst, net als de beschikking, valt onder het publiekrecht.

Artikel 1:10 Beslistermijn

Lid 1

Dit artikel sluit aan bij artikel 4:13 Awb, waarin staat dat een beschikking dient te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn. In deze verordening is deze termijn op acht weken gesteld.

Lid 2

Onder opgave van redenen, dit sluit aan bij het motiveringsbeginsel, kan het college de beslistermijn verlengen.

AFDELING 1.3 VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

De wetgever acht de mogelijkheid tot het opleggen van verplichtingen noodzakelijk met het oog op een doelmatig en rechtmatig subsidiebeleid. Enkele verplichtingen vloeien rechtstreeks voort uit de Algemene wet bestuursrecht. De meeste verplichtingen moeten echter worden neergelegd hetzij in het wettelijk voorschrift waarop de subsidie berust, hetzij in voorschriften verbonden aan de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 1:11 Subsidieverplichtingen

In dit artikel is opgenomen dat de verplichtingen welke staan opgesomd in artikel 4:37 en 4:70 Awb door het college kunnen worden opgelegd aan de subsidieontvanger.

Artikel 1:12 Overige doelgebonden verplichtingen (art. 4:38 Awb)

Er kunnen ook andere, dan de in artikel 1:11 genoemde verplichtingen worden opgelegd. Het moet dan gaan om verplichtingen die redelijkerwijs noodzakelijk en geschikt zijn om het met de subsidie nagestreefde doel te verwezenlijken. In dit artikel zijn hiertoe een aantal verplichtingen opgenomen die in de beschikking kunnen worden opgenomen. Deze verplichtingen kunnen rechtstreeks betrekking hebben op de gesubsidieerde activiteit, maar kunnen ook een meer afgeleid en ondersteunend karakter hebben, bijvoorbeeld de verplichting ten aanzien van gebouwen (toegankelijkheid), van personeel (benodigde kwalificaties), de uitvoering van activiteiten (bepaalde doelgroepen, plaats van uitvoering) e.d..

Artikel 1:13 Niet-doelgebonden verplichtingen (Art. 4:39 Awb)

Uit artikel 4:39 Awb volgt dat ook de mogelijkheid bestaat tot het opleggen van niet-doel gebonden verplichting. Het gaat om verplichtingen die weinig of niets met het doel van de subsidie te maken hebben, maar hebben betrekking op ‘de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verleend’.

Voor het opleggen van de niet-doel gebonden verplichtingen verlangt de wetgever een specifieke wettelijke grondslag, dat wil zeggen dat de verplichting in de verordening moet zijn opgenomen.

Artikel 1:15 Onderzoek

In dit artikel is de mogelijkheid opgenomen dat de controle van de accountant in een incidenteel geval verder gaat dan de financiële kant van de zaak, door bijvoorbeeld ook onderzoek te doen naar de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 1:16 Boekjaar

Als hoofdregel geldt dat de subsidieontvanger het boekjaar gelijk moet stellen met het kalenderjaar. De samenloop tussen het boekjaar en het kalenderjaar sluit aan op artikel 10 a Boek 2 Burgerlijk Wetboek, dat eveneens het kalenderjaar als boekjaar aanwijst tenzij in de statuten een ander boekjaar is aangewezen.

Artikel 1:17 Toestemming voor bepaalde handelingen

Ondanks het feit dat de bedrijfsvoering de verantwoordelijkheid is van de subsidieontvanger en de gemeente Zwolle op hoofdlijnen de regie wil voeren, is het voor sommige handelingen en/of besluiten noodzakelijk om door de subsidieontvanger voorafgaand schriftelijk toestemming te laten vragen. De handelingen en/of besluiten kunnen namelijk een dermate groot effect hebben dat dit valt onder de regievoering door de gemeente Zwolle.

Artikel 1:20 Afwijkende verplichtingen

Dit artikel biedt de mogelijkheid in te spelen op de situatie dat er subsidie wordt verstrekt aan de aanvrager, terwijl ook vanuit een ander overheidsorgaan wordt gesubsidieerd.

AFDELING 1.4 WEIGERINGSGRONDEN

Artikel 1:21 Weigering subsidie

De weigeringsgronden die in dit artikel worden genoemd, zijn van toepassing op alle subsidies die onder deze verordening vallen (toegevoegd). Deze weigeringsgronden zijn van toepassing, naast de weigeringsgronden die in artikel 4:35 Awb worden genoemd. Ten aanzien van de weigeringsgrond als bedoeld in sub e van dit artikel dient te worden opgemerkt dat onder de ‘ doeleinden’ waar naar verwezen wordt, moet worden verstaan de doel(eind)en zoals opgenomen in de deelverordeningen, dan wel de doel(eind)en zoals genoemd in artikel 1:3 van deze verordening.

Door het opnemen van aanvullende weigeringsgronden heeft het college, indien bedenkingen bestaan over de aanvraag tot subsidie, een groot aantal mogelijkheden de subsidieaanvraag te weigeren.

De beschikking moet voldoen aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en derhalve een duidelijke motivering bevatten van de redenen om niet over te gaan tot subsidieverlening.

De memorie van toelichting geeft aan dat het college moet beschikken over concrete, op de individuele subsidieontvanger betrekking hebbende aanwijzingen die het oordeel kunnen dragen dat zich waarschijnlijk (‘misschien” is niet voldoende) een intrekkingsgrond zal voordoen. Het enkele feit van het bestaan van een zeker risico dat zich een van de situaties zal voordoen is onvoldoende voor een weigering. Het feit dat de subsidie voor het voorafgaande jaar op dezelfde grond lager moest worden vastgesteld (zie de gronden van art. 4:46 lid 2 Awb) kan een concrete aanwijzing zijn, maar is niet zonder meer voldoende. Ook het enkele feit dat de aanvrager zich in het verleden schuldig heeft gemaakt aan misbruik van subsidie, is onvoldoende grond om een subsidie op grond van dit artikel te weigeren.

Een bestuursorgaan kan de aanvraag weigeren, maar is dus niet verplicht om te weigeren.

Op grond van art. 4:7 jo. 4:12 lid 2 sub a Awb moet de subsidieaanvrager in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord voordat het college besluit de subsidie te weigeren. Het horen geschiedt in beginsel telefonisch, maar kan ook schriftelijk of mondeling gebeuren.

AFDELING 1.5 DE SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikel 1:22 De aanvraag tot subsidievaststelling

Lid 2

In dit lid staan de algemene (formele) eisen vermeld die een aanvrager moet verstrekken om voor subsidie in aanmerking te komen. Deze eisen zijn afkomstig uit artikel 4:2 Awb (vereisten aanvraag), waarin de algemene verplichting is neergelegd tot het verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor het nemen van een beslissing op een aanvraag en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

Lid 3

Activiteitenverslag (4:80 Awb)

Vereist is een activiteitenverslag. De eisen waaraan dit verslag moet voldoen, staan vermeld in sub a en volgen uit artikel 4:80 Awb. Het verslag moet een beschrijving geven van de gesubsidieerde activiteiten. Hoewel het niet direct uit de wettekst volgt, moet het verslag volgens de memorie van toelichting ook aangeven in hoeverre is voldaan aan de verplichtingen die over de aard en omvang van de activiteiten zijn gesteld. Tenslotte moet een verslag een eigen evaluatie van de subsidieontvanger bevatten over de mate waarin de activiteiten hebben bijgedragen aan de gestelde doeleinden. De doeleinden blijken uit het activiteitenplan dat bij de aanvraag om subsidieverlening is meegezonden.

Financieel verslag

Een financieel moet in ieder geval voldoen aan de eisen van artikel 4:45 lid 2 Awb, namelijk het vermelden van relevante inkomsten en uitgaven. Verder staan de eisen in artikel 4:76 Awb – 4:79 Awb. Van belang is op te merken dat artikel 4.77 Awb van toepassing is. Dit artikel regelt dat de eisen aan financiële verslaglegging niet alleen gelden voor subsidieontvangers die volledig van subsidie afhankelijk zijn, maar ook voor subsidieontvangers die in overwegende mate inkomsten ontlenen aan subsidie. Daarnaast regelt artikel 4:79 Awb dat het college bij subsidieverlening kan opleggen dat de accountant van de subsidieontvanger onderzoek en verslag doet van de mate waarin de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen zijn nageleefd.

Als de subsidieontvanger jaarrekeningplichtig is of als dat bij subsidieverlening is bepaald, moet in plaats van een financieel verslag de jaarrekening worden overgelegd. Ook in dat geval moet worden voldaan aan de eisen van artikel 4:45 lid 2 Awb (vermelding relevante inkomsten en uitgaven).

Lid 4, 5, 6 en 7

In deze leden wordt, op basis van de zwaarte en de hoogte van de subsidie, bepaald welke mate van accountantscontrole moet worden toegepast. Als uitgangspunt geldt ‘hoe hoger de subsidie, des te zwaarder de controle’.

Artikel 1:23 Ambtshalve vaststelling

Dit artikel is een verwijzing naar artikel 4:47 Awb waarin een opsomming staat van gevallen waarin de subsidie zonder aanvraag van de subsidieontvanger kan worden vastgesteld.

AFDELING 1.6 VOORZIENINGEN EN RESERVES

Artikel 1:24 Voorzieningen

Een voorziening is bestemd voor, vaak per jaar fluctuerende, uitgaven waaronder vaste verplichtingen liggen en die qua omvang niet binnen de lopende exploitatie kunnen worden opgevangen. In de meeste gevallen gaat het om de jaarlijks onderhoudslasten ‘groot planmatig onderhoud’.Om de continuïteit van bijvoorbeeld dit groot planmatig onderhoud te waarborgen moeten de dotaties in de voorzieningen structureel worden opgenomen in de begroting. Dotaties zijn dus niet afhankelijk van het exploitatieresultaat. Het verzoek tot voorafgaande schriftelijke toestemming van het college kan ook plaatsvinden bij de indiening van het financieel verslag (jaarrekening) voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 1:25 Bestemmingsreserve

De voeding van bestemmingsreserves is, in tegenstelling tot voorzieningen, wel exploitatieresultaatafhankelijk. Het verzoek tot voorafgaande schriftelijke toestemming van het college kan ook plaatsvinden bij de indiening van het financieel verslag (jaarrekening) voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 1:26 Egalisatiereserve

De egalisatiereserve is bestemd voor het opvangen van schommelingen qua inkomsten en uitgaven. De hoogte van het met subsidie van de gemeente Zwolle opgebouwde deel van de exploitatiereserve is maximaal 10 % van de structurele jaarlijkse subsidiegelden. Er is een mogelijkheid daarvan af te wijken. In beginsel zal de hoogte van de egalisatiereserve gekoppeld moeten worden aan de bedrijfsrisico’s die een subsidierelatie loopt. Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat hoe hoger het risico qua inkomsten is, in casu deelnemersbijdragen en contributies, des te hoger de egalisatiereserve dient te zijn als afdekking voor eventuele tekorten. Het verzoek tot voorafgaande schriftelijke toestemming van het college kan ook plaatsvinden bij de indiening van het financieel verslag (jaarrekening) voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

AFDELING 1.7 BIJZONDERE BEPALINGEN

Artikel 1:28 Hardheidsclausule

In dit artikel is de hardheidsclausule opgenomen die het college de mogelijkheid biedt om af te wijken van deze verordening en in uitzonderlijke gevallen buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken. De toepassing van een hardheidsclausule beperkt zich daarmee tot (eventuele) onbillijkheden van overwegende aard en kan daardoor niet gebruikt worden in normale voorziene gevallen. De op basis van de hardheidsclausule te treffen voorziening dient wel binnen de doelstelling van deze verordening en de daarop gebaseerde regelgeving te passen.

Artikel 1:29 Niet voorziene gevallen

Ook in gevallen waarin de verordening niet voorziet, heeft het college beslissingsbevoegdheid.

Artikel 1:30 Uitvoering

Lid 1 geeft het college de mogelijkheid mandaat te verlenen aan ondergeschikten waarbij deze ambtenaren de bevoegdheid krijgen, in gevallen waartoe de verordening de mogelijkheid biedt, nadere regels te stellen .

Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om ambtenaren of andere personen aan te wijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de subsidieontvanger opgelegde verplichtingen. Hiermee is beoogd het college bevoegd te laten zijn om ter plaatse toezicht te houden op de doelmatigheid en doeltreffendheid van de besteding van de subsidiegelden. De toezichthouder heeft de bevoegdheden als genoemd in afdeling 5.2 Awb.

HOOFDSTUK 2 AMATEURKUNST

Artikel 2:1 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • 1.

    organisatie: een rechtspersoon, die volgens haar statuten:

  • a.

    gevestigd is in de gemeente Zwolle;

  • b.

    tot doel heeft het op een niet-beroepsmatige wijze beoefenen van kunst en daarbij gericht is op het in groepsverband tonen van een productie;

  • c.

    organisaties die uit meer categorieën of uit meer uitvoerende onderdelen bestaan, worden voor de toepassing van deze verordening als één organisatie beschouwd.

  • 2.

    actief lid: een lid dat actief deelneemt aan de artistieke activiteiten van een organisatie;

  • 3.

    artistieke leiding: professionele dirigenten, regisseurs, instructeurs, repetitors en choreografen die voldoen aan de eisen van vakbekwaamheid, zoals opgesteld door de landelijke vakorganisaties;

  • 4.

    productie: een kunstproduct dat door middel van een voorstelling of uitvoering gepresenteerd kan worden;

  • 5.

    openbare voorstelling: openbare toegankelijke uitvoering of openbare educatieve presentatie en in de media aangekondigd.

Artikel 2:2 Subsidiedoel

Doel van de subsidieregeling is het stimuleren en versterken van de amateurkunst en het culturele klimaat in Zwolle.

Artikel 2:3 Categorieën

  • 1.

    De volgende categorieën organisaties komen in aanmerking voor een structurele subsidie:

  • a.

    hafabra (harmonie- en fanfarekorpsen, brassbands), drumbands en majorettepelotons;

  • b.

    amateursymfonieorkesten

  • c.

    overige muziekverenigingen

  • d.

    zangverenigingen

  • e.

    opera- en operetteverenigingen

  • f.

    toneelverenigingen

  • g.

    dansverenigingen

  • 2.

    Het aantal actieve leden van de verenigingen in de categorieën a, b, d en g bedraagt tenminste twintig. Het aantal actieve leden van de overige verenigingen bedraagt tenminste twaalf.

Artikel 2:4 Subsidiecriteria

  • 1.

    Voor het verlenen van een structurele subsidie gelden de volgende criteria:

  • a.

    de organisatie dient een kunstbelang dat breder ligt dan het belang van een zeer beperkte kring, bevat voldoende kwaliteit en heeft een toegevoegde culturele waarde voor de stad Zwolle;

  • b.

    de organisatie levert een bijdrage aan het Zwolse culturele klimaat door minimaal twee keer per jaar een openbare voorstelling in Zwolle te geven

  • c.

    de organisatie organiseert of neemt deel aan samenwerkingsprojecten en/of levert een bijdrage aan wijk-/stadsbrede manifestaties

  • d.

    de organisatie bestaat tenminste twee jaar als rechtspersoon in Zwolle;

  • e.

    de leden dragen in redelijke mate bij in de kosten van de organisatie;

  • f.

    organisaties die in hoofdzaak activiteiten verrichten binnen godsdienstige gemeenschappen of binnen onderwijsinstellingen, komen niet voor subsidie in aanmerking.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen vrijstelling verlenen van de in lid 1, sub a t/m f genoemde voorwaarden.

Artikel 2:5 Subsidienormen

Het college stelt jaarlijks de indexering van de subsidie voor de in artikel 2:3 genoemde amateurkunstcategorieën organisaties vast.

Artikel 2:6 Hafabra – verenigingen, drumbands en majorettepelotons

  • 1.

    De subsidie voor de Hafabra - verenigingen, drumbands en majorettepelotons bestaat uit:

  • a.

    een maximale bijdrage in de kosten van de artistieke leiding;

  • b.

    een maximale bijdrage in de kosten van extra artistieke leiding voor verenigingen met meer dan 90 actieve leden;

  • c.

    een basisbijdrage per actief lid ten behoeve van de aanschaf van instrumenten;

  • 2.

    De in lid 1, sub c genoemde bijdrage wordt slechts verleend indien de organisatie, in aanvulling op de in artikel 2:4, lid 1 sub b, vermelde verplichting, ten minste twee niet-statische buitenoptredens: marcherend optreden langs een route, in Zwolle verzorgt.

Artikel 2:7 Amateursymfonieorkesten

De subsidie voor amateursymfonieorkesten bestaat uit:

  • a.

    een maximale bijdrage in de kosten van de artistieke leiding;

  • b.

    een maximale bijdrage in de kosten van extra artistieke leiding voor verenigingen met meer dan 90 actieve leden.

Artikel 2.8 Overige Muziekverenigingen

De subsidie voor de overige muziekverenigingen bestaat uit een maximale bijdrage in de kosten van de artistieke leiding.

Artikel 2:9 Zangverenigingen

  • 1.

    De subsidie voor zangverenigingen bestaat uit een maximale bijdrage in de kosten van de artistieke leiding.

  • 2.

    Het college kan aan zangverenigingen, naast de in lid 1 benoemde bijdrage tevens een bijdrage in de kosten van één openbare uitvoering in Zwolle van oratoriumrepertoire verlenen. Deze bijdrage wordt slechts verleend, indien de uitvoering voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    de activiteit moet voldoende kwaliteit bevatten;

  • b.

    de uitvoering moet als bijzondere aanvulling op het bestaande aanbod op het terrein van de zangkunst in Zwolle aangemerkt kunnen worden.

Artikel 2:10 Opera- en operetteverenigingen

De subsidie voor opera- en operetteverenigingen bestaat uit:

  • a.

    een maximale bijdrage in de kosten van de artistieke leiding voor de drie bij een voorstelling betrokken disciplines (dirigent, repetitor en regisseur);

  • b.

    een bijdrage in de kosten van maximaal twee producties per jaar.

Artikel 2.11 Toneel- en cabaretverenigingen

De subsidie voor toneel- en cabaretverenigingen bestaat uit:

  • a.

    een maximale bijdrage in de kosten van de artistieke leiding;

  • b.

    een bijdrage in de kosten van maximaal twee producties per jaar.

Artikel 2:12 Dansverenigingen

De subsidie voor dansverenigingen bestaat uit:

a. een maximale bijdrage in de kosten van de artistieke leiding;

b. een bijdrage in de kosten van maximaal twee producties per jaar.

Artikel 2:13 Subsidieaanvraag

De subsidieaanvraag voldoet aan de in artikel 1:7 van de ASV genoemde indieningeisen waarbij de begroting is voorzien van een financiële verantwoording van het voorgaande jaar.

Artikel 2:14 Subsidieverlening en -vaststelling

Toekenning van de subsidie vindt plaats in de vorm van een besluit tot subsidievaststelling. De aanvraag tot subsidievaststelling voldoet aan de in artikel 1:22 van de ASV genoemde indieningeisen.

Het college kan aan de subsidievaststelling nadere voorschriften verbinden.

Artikel 2:15 Uitzonderingen

Het college is bevoegd in bijzondere gevallen de in artikel 2:6, lid 1, sub c en d genoemde bijdragen geheel of gedeeltelijk van overeenkomstige toepassing te verklaren bij de subsidieverlening aan de overige in artikel 2:3 genoemde categorieën organisaties.

Artikel 2:16 Bijzonderheden

Afdeling 1.6 van de ASV is niet van toepassing.

In bijzondere gevallen kan het college afdeling 1.6 wel van toepassing verklaren

HOOFDSTUK 4: CULTUUR & KWALITEIT

Artikel 4.1 Begripsomschrijving

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • 1.

    Productie: het geheel van artistieke creatie, ontwikkeling en uitvoering van een nieuwe uiting binnen één van de volgende kunstdisciplines: muziek, theater, beeldende kunst en vormgeving, film, nieuwe media en literaire cultuur;

  • 2.

    Professionele organisatie: organisatie die beroepsmatig actief is op de terreinen zoals genoemd bij productie;

  • 3.

    Openbaar karakter: een door een professionele organisatie georganiseerde openbare, voor publiek toegankelijke productie waaraan door middel van publiciteit bekendheid wordt gegeven, bijvoorbeeld via de media, affiches en programmabladen. Bedrijfsfeesten, branche-activiteiten en belangenbehartiging worden niet als openbare activiteiten gezien;

  • 4.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders;

  • 5.

    Commissie: de commissie Cultuur & Kwaliteit, die beslist op alle aanvragen in het kader van deze deelverordening.

Artikel 4.2 Subsidiedoel

Het verstrekken van subsidie op grond van dit hoofdstuk heeft als doel:

Het bevorderen van de kwaliteit van producties in Zwolle en daarmee het versterken van het culturele klimaat in Zwolle.

Artikel 4.3 Subsidieaanvrager

Het subsidie kan alleen worden aangevraagd door:

  • 1.

    professionele (culturele) organisatie zoals omgeschreven in artikel 1:2, die voor de ontwikkeling en uitvoering van de productie in Zwolle een vestiging heeft;

  • 2.

    de professionele organisatie kan zowel een rechtspersoon als een natuurlijk persoon zijn.

Artikel 4.4 Subsidiecriteria

  • 1.

    Het subsidie is een tegemoetkoming in de kosten van een nieuw te ontwikkelen productie die aan de voorwaarden voldoet:

    • a.

      de productie is origineel óf vernieuwend en heeft een hoge artistiek - inhoudelijke kwaliteit;

    • b.

      is een aanvulling op het reguliere aanbod;

    • c.

      draagt bij aan het cultureel imago van Zwolle en versterkt het culturele klimaat;

  • 2.

    De ontwikkeling en uitvoering van de productie staat onder leiding van persoon/ personen met artistieke kwaliteiten. Zij hebben ervaring in het artistiek en productioneel leiden van producties. Dit wordt per persoon aangetoond met een CV, met daarin een relevant arbeids- en opleidingsverleden.

  • 3.

    Er is een plan waarin wordt verwoord op welke wijze met de productie de beoogde doelgroep bereikt wordt;

  • 4.

    De productie heeft een openbaar karakter;

  • 5.

    De productie wordt in Zwolle ontwikkeld en vindt in Zwolle plaats.

Artikel 4.5 Subsidie voor de uitgave van een boekwerk

Voor een uitgave van een boekwerk gelden de volgende voorwaarden:

  • 1.

    het onderwerp heeft nadrukkelijk betrekking op de cultuur (historie) van Zwolle en er is sprake van

  • 2.

    een origineel onderwerp;

  • 3.

    de auteur, de aanpak en de opzet hebben voldoende kwaliteit;

  • 4.

    een commerciële uitgave aantoonbaar niet realiseerbaar is, omdat er, gezien het onderwerp,

  • 5.

    slechts van een beperkte oplage sprake kan zijn;

  • 6.

    het onderwerp en de behandeling van het onderwerp is gericht op een breed publiek;

Artikel 4.6 Niet subsidiabel

Niet subsidiabel zijn:

  • 1.

    producties die geheel of gedeeltelijk ondernomen door studenten of scholieren in het kader van hun opleiding of studie;

  • 2.

    cursussen, workshops en andere vormen van educatie, tenzij ze onderdeel uitmaken van

  • 3.

    openbare productie en voldoen aan de criteria van artikel 4;

  • 4.

    producties waarmee een politiek, godsdienstig of levensbeschouwelijk doel wordt nagestreefd;

  • 5.

    producties met winstoogmerk;

  • 6.

    cd, dvd uitgaves of vergelijkbare uitgaves

  • 7.

    literaire werken en registers komen niet in aanmerking voor subsidie.

Artikel 4.7 Subsidiemethodiek

  • 1.

    Aanvragen die aan de subsidiecriteria van deze regeling voldoen worden in onderlinge samenhang gewogen op grond van de volgende criteria:

    • Artistieke Kwaliteit

    • Kwaliteit van de organisatie, blijkend uit de aanpak, begroting en financieel beheer

    • Meerwaarde voor de stad

    • Samenwerking

  • 2.

    Subsidie wordt verleend als bijdrage in de organisatiekosten van de productie. De organisatie dient voor ten minste 50%, zelf bij te dragen in de organisatiekosten van de productie, bijvoorbeeld door inkomsten uit entree, sponsoring, fondsen en dergelijke.

  • 3.

    Een organisatie die een structurele subsidie ontvangt, komt slechts in aanmerking voor subsidie indien de productie buiten het jaarlijkse gesubsidieerde activiteitenprogramma van de organisatie valt.

Artikel 4.8 Subsidieplafond

Het college stelt jaarlijks het bedrag vast dat ten hoogste beschikbaar is voor de subsidieverlening

krachtens dit hoofdstuk.

Artikel 4.9 Subsidieaanvraag

  • 1.

    De aanvragen om subsidieverlening kunnen driemaal per jaar worden ingediend, waarbij de indieningsdata door het college worden vastgesteld;

  • 2.

    Een subsidieaanvraag wordt in behandeling genomen indien is bijgevoegd

    • a.

      Een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;

    • b.

      Een sluitende begroting en realistisch dekkingsplan

    • c.

      Een kopie van het curriculum vitae van de artistieke leiding

Artikel 4.10 Subsidieverlening en - vaststelling

  • 1.

    De commissie neemt binnen 8 weken na de door het college vastgestelde uiterste indieningsdatum een besluit over de aanvraag;

  • 2.

    De commissie kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste vier weken verlengen;

  • 3.

    Bij een besluit tot subsidieverlening wordt aan de subsidieontvanger de verplichting opgelegd om bij iedere publicatie over de productie waarvoor subsidie is verleend te vermelden dat de gemeente Zwolle de betreffende productie subsidieert;

  • 4.

    Bij een subsidieverlening tot € 5.000,-- de subsidieverlening plaats in de vorm van een besluit tot subsidievaststelling;

  • 5.

    Bij een subsidieverlening vanaf € 5.000,-- dient de organisatie binnen 4 maanden na afloop van de productie een aanvraag in tot subsidievaststelling, welke moet bestaan uit een vaststellingsformulier en een inhoudelijke- en financieel verslag van de productie. Het financieel verslag dient vergezeld te gaan van een goedkeurende verklaring door het bestuur en/of algemene ledenvergadering, waarin decharge wordt verleend aan de penningmeester;

  • 6.

    De commissie beslist binnen 6 maanden op een volledige aanvraag tot subsidievaststelling.

HOOFDSTUK 5: VOOR EN DOOR JONGEREN

Artikel 5:1 Begripsomschrijving

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

Jongere: een persoon die ingezetene is van de gemeente Zwolle in de leeftijdscategorie van 12 tot en met 18 jaar.

Artikel 5:2 Subsidiedoel

Met deze subsidieregeling wordt beoogd activiteiten te ondersteunen, die worden georganiseerd door jongeren voor jongeren.

Artikel 5:3 Subsidiecriteria

Een subsidie kan slechts worden verleend indien wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • 1.

    De activiteit vindt plaats in Zwolle;

  • 2.

    De activiteit is éénmalig en vernieuwend;

  • 3.

    De activiteit is niet verbonden aan of gericht op jongeren van een bestaande organisatie;

  • 4.

    De activiteit is voor een ieder toegankelijk;

  • 5.

    De activiteit wordt georganiseerd voor tenminste 20 jongeren.

Artikel 5:4 Subsidiemethodiek

  • 1.

    De subsidie wordt verstrekt als bijdrage in de organisatie van de activiteit tot maximaal 80% van de organisatiekosten.

  • 2.

    Het subsidiebedrag bedraagt per activiteit maximaal € 500,--.

Artikel 5:5 Subsidieaanvraag

  • 1.

    De subsidie moet worden aangevraagd door ten minste drie jongeren, die zelf de activiteit organiseren.

  • 2.

    De aanvraag moet mede worden ondertekend door één van de ouders of hun verzorger(s).

  • 3.

    De aanvraag moet ten minste 6 weken voor de uitvoering van de activiteit worden ingediend.

Artikel 5:6 Subsidieverlening en -vaststelling

  • 1.

    Het college neemt uiterlijk binnen 4 weken na het indienen van de aanvraag een beslissing op de aanvraag.

  • 2.

    Toekenning van de subsidie vindt plaats in de vorm van een besluit tot subsidievaststelling.

HOOFDSTUK 6: JEUGD- EN JONGERENWERK ONDER LEIDING VAN VRIJWILLIGERS

Artikel 6:1 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • 1.

    Jeugd- en jongerenwerk: activiteiten, die tot doel hebben de gezonde ontwikkeling van jongeren en de ontwikkelingskansen en het welbevinden van jongeren te bevorderen.

  • 2.

    Jeugdlid: een jeugdige van 0 tot en met 18 jaar, die bij een organisatie is aangesloten en regelmatig aan de activiteiten deelneemt en die woonachtig is in de gemeente Zwolle.

  • 3.

    Vrijwilligersorganisaties: organisaties die (bijna) uitsluitend uit vrijwilligers bestaan, niet zijnde sportverenigingen die sport als hoofddoel hebben.

  • 4.

    Scoutingorganisatie: een jeugd- en jongerenorganisatie die aangesloten is bij de vereniging Scouting Nederland en onderschrijven daarmee het huishoudelijke reglement van SN.

Artikel 6:2 Subsidiedoel

Met deze subsidieverordening wordt beoogd (de activiteiten van) het jeugd en jongerenwerk onder leiding van vrijwilligers te bevorderen, zodat sociale samenhang en leefbaarheid een impuls krijgen.

Artikel 6:3 Subsidiecriteria

Een subsidie kan slechts worden verleend indien wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • 1.

    De organisatie draagt (met haar activiteiten) bij aan het subsidiedoel;

  • 2.

    Lidmaatschap van de organisatie is voor een ieder toegankelijk.

Artikel 6:4 Subsidiemethodiek

  • 1.

    De subsidie wordt verstrekt als bijdrage in de organisatie van activiteiten. Elke organisatie ontvangt hiervoor een basisbedrag van € 250,-- per jaar. Scoutingorganisaties ontvangen een bedrag van € 30,-- per jeugdlid, alle overige vrijwilligersorganisaties een bedrag van € 15,-- per jeugdlid.

  • 2.

    Vaststelling van het aantal Zwolse jeugdleden geschiedt aan de hand van de bij de subsidieaanvraag meegestuurde meest recente ledenlijst, met als peildatum 1 januari van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar. Op deze ledenlijst is tenminste de leeftijd en de postcode van elk lid weergegeven.

  • 3.

    Het subsidiebedrag bedraagt per organisatie maximaal € 5.000,-- per jaar en wordt jaarlijks geïndexeerd.

Artikel 6:5 Subsidieaanvraag

  • 1.

    De subsidie kan slechts worden aangevraagd door een vrijwilligersorganisatie.

  • 2.

    De aanvraag moet voor 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft zijn ingediend middels het daarvoor vastgestelde aanvraagformulier en zijn voorzien van een begroting voor het betreffende subsidiejaar en een financiële verantwoording van het afgelopen jaar.

Artikel 6:6 Subsidieverlening en -vaststelling

  • 1.

    Toekenning van de structurele activiteiten subsidie vindt plaats in de vorm van een besluit tot subsidievaststelling.

  • 2.

    Het college kan aan de subsidievaststelling nadere voorschriften verbinden.

Artikel 6:7 Bijzonderheden

  • 1.

    Afdeling 1.6 van de ASV is niet van toepassing.

  • 2.

    In bijzondere gevallen kan het college afdeling 1.6 van de ASV wel van toepassing verklaren.

TOELICHTING JEUGD- EN JONGERENWERK ONDER LEIDING VAN VRIJWILLIGERS

Artikel 6:4 Subsidiemethodiek

Lid 1

De deelverordening voorziet in een vast basisbedrag van € 250,-- per organisatie. Dit vaste basisbedrag is voor elke organisatie gelijk en is dus onafhankelijk van het aantal jeugdleden. Het vaste basisbedrag is bedoeld als tegemoetkoming in de bestuurskosten en organisatiekosten die elke organisatie moet maken. Daarnaast wordt subsidie verleend per jeugdlid: € 15,--. Scoutingorganisaties zijn over het algemeen kleinere organisaties met hogere onkosten en derhalve is het bedrag per jeugdlid voor deze organisaties vastgesteld op € 30,--.

Artikel 6:6 Subsidieverlening en -vaststelling

Lid 1

Toekenning – en dus verlening – van de subsidie krachtens dit hoofdstuk, is gelijk ook het besluit tot subsidievaststelling. Omdat het in deze regeling om relatief kleine subsidiebedragen gaat, wordt uitgegaan van zo beperkt mogelijke administratieve handelingen. Dit enerzijds om vrijwilligersorganisaties niet onnodig te belasten en anderzijds om te voorkomen dat de ambtelijke inzet een hogere financiële inzet vergt dan de hoogte van de subsidie.

Artikel 6:6 Subsidieverlening en -vaststelling

Lid 2

Wegens de relatief geringe maximale omvang van de verleende subsidie worden er doorgaans geen nadere voorschriften verbonden aan de vaststelling van de subsidie. Artikel 6:6 lid 2 geeft het college toch de mogelijkheid tot voorschriften, zoals voorschriften inzake de verslaglegging van de uitgevoerde activiteit. Ook kunnen voorschriften verbonden worden aangaande het vermelden van de gemeente Zwolle als subsidiënt van de activiteit, of een mogelijke samenwerking met een andere organisatie.

Artikel 6:7 Bijzonderheden

Om vrijwilligersorganisaties niet onnodig te belasten is afdeling 1.6 van de ASV niet van toepassing.

HOOFDSTUK 11: EVENEMENTEN

Artikel 11:1 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • 1.

    De aanvrager: een bij de Kamer van Koophandel ingeschreven rechtspersoon

  • 2.

    Evenement: elke voor publiek toegankelijke vertoning of gebeurtenis (kunst, muziek, sport) in Zwolle, doelbewust georganiseerd en geprogrammeerd en gericht op een relatief groot publiek en/of bijdraagt aan het maatschappelijk welzijn in de gemeente Zwolle te onderscheiden in de volgende categorieën:

    • a.

      Cultureel evenement: een evenement waarbij de aandacht van het publiek op een of meerdere van de volgende kunstdisciplines gevestigd wordt: muziek, letteren, theater, dans, beeldende kunst, film al dan niet met het doel een specifiek onderwerp of een bepaald thema voor het voetlicht te brengen.

    • b.

      Topsport evenement: een sportactiviteit van het hoogste niveau die een kwalificatie van de betreffende landelijke sportbond heeft en opgenomen is in de nationale of internationale wedstrijdkalender.

    • c.

      Overige evenementen: evenementen anders dan bedoeld onder sub a of b

  • 3.

    Ambtelijk evenementenoverleg: een overleg bestaande uit vertegenwoordigers en deskundigen vanuit de verschillende beleidsafdelingen van de gemeente Zwolle op het gebied van stedelijke evenementen, voorgezeten door een vertegenwoordiger van de afdeling Economie & Arbeid.

  • 4.

    Commissie: Eén van de door het college ingestelde deskundige culturele commissies, te weten de commissie culturele activiteiten of de commissie stimulering productie podiumkunsten

Artikel 11:2 Subsidiedoel

Voor subsidie kunnen in aanmerking komen evenementen die passen binnen de doelstellingen van

het evenementen-, cultuur-, sport- en toeristisch beleid.

Artikel 11:3 Subsidiecriteria

  • 1.

    Een subsidie kan slechts worden verleend indien het evenement voldoet aan de volgende algemene criteria:

    • a.

      het evenement versterkt het culturele, sportieve dan wel toeristisch klimaat van Zwolle zoals verwoord in het cultuur-, sport-, dan wel toeristisch beleid;

    • b.

      het evenement draagt bij aan de profilering van Zwolle als een levendige en aantrekkelijke stad;

    • c.

      het evenement draagt bij aan de toeristische aantrekkingskracht van Zwolle;

    • d.

      het evenement heeft door zijn uitstraling een stadspromotionele meerwaarde;

    • e.

      het evenement draagt door zijn bezoekersstroom bij aan het genereren van bestedingen in de stad;

    • f.

      het evenement moet qua aard, tijdstip en kwaliteitsniveau passen binnen de evenementenkalender van Zwolle.

  • 2.

    Een subsidie kan met voorrang aan een evenement worden verleend als het evenement voldoet aan de onder lid a tot en met f genoemde criteria en daarnaast de potentie heeft om uit te groeien tot een landelijk evenement.

  • 3.

    In aanvulling op de onder lid 1 genoemde algemene criteria kan een subsidie voor culturele evenementen slechts worden verleend indien het evenement eveneens aan de navolgende criteria voldoet:

    • a.

      het evenement heeft voldoende artistieke kwaliteit;

    • b.

      het evenement is origineel en vernieuwend;

    • c.

      het evenement voldoet aan één of en combinatie van de volgende voorwaarden:

      • a.

        is experimenteel van aard;

      • b.

        voegt iets bijzonders toe aan het culturele aanbod in Zwolle;

      • c.

        geeft een nieuwe invulling aan het reguliere aanbod;

      • d.

        pakt een braakliggend cultureel terrein aan;

      • e.

        levert een bijdrage aan een goed cultureel imago van Zwolle;

      • f.

        trekt een groot publiek.

  • 4.

    In aanvulling op de onder lid 1 genoemde algemene criteria kan een subsidie voor topsport evenementen slechts worden verleend indien het evenement eveneens aan de navolgende criteria voldoet:

    • a.

      het evenement bevat een kwalificatie van de betreffende landelijke sportbond en is opgenomen op de nationale of internationale wedstrijdkalender.

    • b.

      het evenement dient van het hoogste niveau te zijn in de betreffende tak van sport.

  • 5.

    Een aanvrager komt slechts in aanmerking voor een subsidie ingevolge dit hoofdstuk indien voor de activiteiten die in het kader van het evenement worden uitgevoerd niet al op grond van een andere subsidieregeling of anderszins door het college subsidie is verleend.

Artikel 11:4 Subsidiemethodiek

  • 1.

    Subsidie wordt verleend als bijdrage in de organisatie- en promotiekosten van het evenement.

  • 2.

    De organisatie dient ten minste 60% zelf bij te dragen in de kosten van het evenement, bijvoorbeeld door inkomsten uit entree, sponsoring, fondsen e.d.

  • 3.

    Afwijking van lid 2 is mogelijk met toestemming van het college.

Artikel 11:5 Subsidieplafond

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks het bedrag vast dat ten hoogste beschikbaar is voor de subsidieverlening krachtens dit hoofdstuk.

  • 2.

    Het college maakt jaarlijks een evenwichtige verdeling op basis van het beschikbare subsidiebudget over de verschillende categorieën evenementen.

Artikel 11:6 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor subsidie dient jaarlijks vóór 1 september voorafgaande aan het jaar van het evenement ingediend te worden bij het college. Daarbij dient gebruik gemaakt te worden van het daartoe vastgestelde aanvraagformulier.

  • 2.

    De aanvraag dient betrekking te hebben op een evenement dat plaatsvindt in het daarop volgende jaar.

  • 3.

    Per evenement wordt slechts één aanvraag in behandeling genomen.

  • 4.

    Bij de aanvraag dienen in ieder geval gegevens te worden verstrekt omtrent:

    • a.

      een programma overzicht en datum van het evenement;

    • b.

      de organisatie (organisator) van het evenement;

    • c.

      een beleidsplan en activiteitenplan waarin is opgenomen de aard, visie, doel en doelgroep van het evenement en de wijze van promotie;

    • d.

      een begroting van inkomsten en uitgaven;

    • e.

      het aantal verwachte deelnemers/ bezoekers;

    • f.

      voor zover van toepassing een inhoudelijk verslag van het evenement in het voorgaande jaar.

Artikel 11:7 Subsidieverplichtingen

  • 1.

    De aanvrager dient ten tijde van het plaatsvinden van het evenement in het bezit te zijn van alle benodigde vergunningen en ontheffingen.

  • 2.

    Het college behoudt zich het recht voor om in het kader van de promotie van Zwolle aanvullende verplichtingen te stellen.

  • 3.

    Het college behoudt zich het recht voor om in het kader van een grootschalig cultuurfestival aanvullende verplichtingen te stellen.

Artikel 11:8 Subsidieverlening

  • 1.

    Het ambtelijk evenementenoverleg beoordeelt de aanvragen en adviseert het college omtrent de subsidieverlening. In het advies wordt de verdeling over de verschillende subsidieaanvragers aangegeven.

  • 2.

    De commissie beoordeelt of een aanvraag voor een cultureel evenement voldoet aan de criteria zoals gesteld in artikel 11:3 lid 3 van de ASV en brengt hierover advies uit aan het college.

  • 3.

    Het college beslist op de aanvraag tot subsidieverlening binnen 10 werkdagen na datum vaststelling door de gemeenteraad van de begroting van het jaar waarin het evenement zal plaatsvinden.

  • 4.

    Het college kan met kennisgeving aan de aanvrager en de gemeenteraad de in artikel 11:8 lid 3 van de ASV genoemde termijn met ten hoogste 10 werkdagen verlengen als de begrotingsbehandeling daartoe aanleiding geeft.

  • 5.

    Voorgaande met inachtneming van hetgeen gesteld is in de Algemene Wet Bestuursrecht ten aanzien van tijdige besluitvorming.

TOELICHTING EVENEMENTEN

Algemeen

Met deze subsidieverordening wordt een wettelijke grondslag gecreëerd voor de subsidiering van evenementen in de gemeente Zwolle. Tot nog toe vond subsidiëring vaak op incidentele basis plaats, zonder dat daarbij een uniforme procedure en subsidiecriteria werden toegepast. Bovendien bestonden er verschillende subsidiestromen voor evenementen, die gedekt werden uit verschillende budgetten. De subsidiëring op grond van deze nieuwe verordening zal plaatsvinden vanuit een totaal evenementenbudget, waarin de voorheen afzonderlijke subsidiebudgetten voor evenementen zijn opgenomen.

In dit hoofdstuk zijn de specifieke bepalingen voor de subsidiëring van evenementen opgenomen. Daarnaast zijn de bepalingen uit het algemene deel van de subsidieverordening (hoofdstuk 1) onverkort van toepassing, tenzij hiervan in de subsidieverordening evenementen nadrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 11:1 Begripsomschrijvingen

In het tweede lid worden drie categorieën evenementen onderscheiden en omschreven; culturele evenementen, topsportevenementen en overige evenementen. Voor wat betreft de overige evenementen geldt dat hieronder evenementen worden verstaan waarbij de nadruk ligt op vermaak. Onder overige evenementen worden ook begrepen de sportevenementen die niet als topsportevenement zijn te beschouwen. Ook herdenkingsplechtigheden worden aangemerkt als overige evenementen kunnen nog wel onder de categorie overige evenementen vallen. De in lid 4 genoemde commissies zijn door het college ingesteld om een onafhankelijk deskundig advies te geven over subsidieaanvragen in het kader van de subsidieverordening culturele activiteiten respectievelijk de subsidieregeling stimulering producties podiumkunsten.

Artikel 11:2 Subsidiedoel

Het subsidiedoel van deze verordening is dat evenementen worden gesubsidieerd die passen binnen de doelstellingen van het evenementen-, cultuur-, sport en toeristisch beleid van de gemeente Zwolle. Het beleid op deze genoemde beleidsvelden is onder meer vastgelegd in de door het college of de raad vastgestelde nota’s ten aanzien van evenementen, cultuur, sport en toerisme.

Artikel 11:3 Subsidiecriteria

Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie dient het evenement aan een aantal met name genoemde criteria te voldoen. In het eerste lid van dit artikel zijn de criteria opgenomen, zoals die ook zijn verwoord in de nota evenementenbeleid, Met de in lid 1 onder f bedoelde evenementenkalender wordt bedoeld het jaaroverzicht van de evenementen met bijbehorende data zoals die gedurende het kalenderjaar doorgaans al in Zwolle worden gehouden. Met het criterium onder sub f wordt beoogd dat een evenement zowel qua aard, tijdstip en kwaliteitsniveau moet passen binnen deze evenementenkalender. Dit betekent dat de organisatie van evenementen tot op zekere hoogte ook op elkaar moet worden afgestemd. Voorkomen moet worden dat er teveel van dezelfde soort evenementen worden georganiseerd en daarbij dient te worden gestreefd naar een spreiding van evenementen door het gehele jaar heen. Het tweede lid maakt het mogelijk dat aan evenementen die de potentie hebben om uit te groeien tot een landelijk evenement met voorrang subsidie kan worden verleend. Gelet op het beschikbare subsidiebudget zullen niet alle subsidieaanvragen (volledig) kunnen worden gehonoreerd. Daarin zal door het college bij de subsidieverlening een keuze moeten worden gemaakt. Voldoet een evenement aan het criterium in lid 2 dan zal een aanvraag voor dergelijk evenement eerder worden gehonoreerd dan een evenement dat alleen voldoet aan de in lid 1 genoemde criteria. Bedoeling van lid 5 is om te voorkomen dat organisatoren van evenementen een beroep doen op de subsidieverordening evenementen, als zij voor hun evenement op grond van een andere subsidieregeling al een subsidie ontvangen en de organisatie van een evenement uit die subsidie dient te worden bekostigd.

Artikel 11:4 Subsidiemethodiek

In lid 1 is het uitgangspunt geformuleerd dat de subsidie dient als bijdrage in de organisatie- en promotiekosten van het evenement en dat de organisator tenminste voor 60% zelf bijdraagt in die organisatie- en promotiekosten. Er kan echter ook sprake zijn van evenementen waarbij de organisator niet in staat is om voor 60% zelf bij te dragen in die organisatiekosten. Wanneer het doorgaan van een dergelijk evenement desondanks door het college van belang wordt geacht, bestaat de mogelijkheid om van de genoemde 60%-eis af te wijken, en een subsidie te verlenen voor een evenement waarbij de organisator zelf minder dan 60% bijdraagt.

Artikel 11:6 Subsidieaanvraag

In dit artikel worden een aantal eisen gesteld waaraan de subsidieaanvraag moet voldoen. Om de aanvraag goed te kunnen beoordelen en een afweging te kunnen maken tussen de verschillende subsidieaanvragen is het van belang dat de subsidieaanvraag goed onderbouwd wordt. Wanneer het een evenement betreft dat ook in het jaar waarin de subsidieaanvraag wordt ingediend of in het jaar daarvoor heeft plaatsgevonden, dient een inhoudelijk verslag van dat gehouden evenement te worden overgelegd. Uitgangspunt is voortaan dat alle evenementen die een subsidie krijgen, niet hoeven te betalen voor de gemeentelijke diensten die rond een evenement door de gemeente Zwolle worden verleend. Hierbij moet gedacht worden aan het plaatsen van afzettingen, dranghekken, het verplaatsen van verkeersborden of het verplaatsen van straatmeubilair. In feite komt dit neer op subsidiëring in natura. Om bij de subsidieaanvraag ook inzicht te krijgen in de omvang van de gewenste gemeentelijke dienstverlening en de kosten die hiermee gemoeid zijn, dient hiervan door de aanvrager bij de aanvraag opgave te worden gedaan. Deze opgave dient tot uitdrukking te komen in de begroting die door de aanvrager wordt ingediend. De aanvrager dient daarom voorafgaand aan de subsidieaanvraag een opgave van de kosten van de gemeentelijke diensten op te vragen bij de eenheid Wijkzaken. Hetzelfde geldt ten aanzien van de precariobelasting die normaal gesproken ook door een organisator van een evenement is verschuldigd. Ook hier is het uitgangspunt dat bij evenementen waarvoor een evenementensubsidie wordt verleend geen precariobelasting behoeft te worden betaald. Van de aanvrager wordt verwacht dat wel een overzicht van deze “op papier” verschuldigde precariobelasting wordt verstrekt. Informatie over de verschuldigde precariobelasting kan worden opgevraagd bij de gemeente. Ook de opgave van de precariobelasting dient te worden opgenomen in de begroting van het evenement.

Artikel 11:7 Subsidieverplichtingen

De aanvrager heeft de verplichting om ten tijde van het evenement in het bezit te zijn van de benodigde vergunningen. Veelal zal voor de organisatie van een evenement een evenementenvergunning op grond van de APV benodigd zijn. Daarnaast valt te denken aan een ontheffing ex artikel 35 Drank- en Horecawet ingeval er alcohol wordt geschonken tijdens het evenement. Als de vereiste vergunningen en ontheffingen niet zijn verleend, kan het evenement niet plaatsvinden en kan de verleende subsidie worden ingetrokken omdat de organisator niet aan de verplichting van lid 1 heeft voldaan.

Lid 2 geeft het college de mogelijkheid de organisator aanvullende verplichtingen op te leggen inzake de profilering en promotie van gemeente Zwolle. Te denken valt hierbij aan het gebruik maken van bepaalde uitingen die zijn ontwikkeld in het kader van Zwolle Stadsmarketing (“in Zwolle”) of het consequent noemen van de naam Zwolle in promotie- en advertentiemateriaal rond een evenement.

Lid 3 geeft het college de mogelijkheid de organisator aanvullingen verplichtingen op te leggen inzake een grootschalig cultuurfestival. Ten denken valt hierbij aan aanvullingen op het vlak van een heldere artistieke visie en een samenhang biedend thema voor een reeks van voorstellingen.

Artikel 11:8 Subsidieverlening

In deze bepaling wordt de procedure uiteengezet volgens welke een subsidieaanvraag wordt beoordeeld. Bij de beoordeling van de subsidieaanvragen is een centrale rol weggelegd voor het ambtelijk evenementenoverleg. In dit overleg participeren vertegenwoordigers van de afdelingen Economie en Arbeid, Maatschappelijke Ontwikkeling, Communicatie en Beheer Openbare Ruimte van de gemeente Zwolle. Het ambtelijk evenementenoverleg adviseert het college over de subsidieaanvragen en maakt daarbij een verdeling van het beschikbare subsidiebudget over de verschillende evenementen. Wanneer de subsidieaanvragen betrekking hebben op culturele evenementen wint het college hierover advies in bij de commissie culturele activiteiten dan wel de commissie stimulering productie podiumkunsten, afhankelijk van de aard en het onderwerp van het evenement.

HOOFDSTUK 12: VOOR EN DOOR STUDENTEN

Artikel 12:1 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

Student: een persoon van 18 jaar of ouder die voltijds een opleiding volgt aan een Zwolse MBO-, HBO- of WO-instelling.

Artikel 12:2 Subsidiedoel

Met deze subsidieregeling wordt beoogd activiteiten te ondersteunen die worden georganiseerd door studenten en voor studenten en die bijdragen aan de verdere ontwikkeling van Zwolle als bruisende en levendige stad, zodat Zwolle aantrekkelijker wordt voor studenten.

Artikel 12:3 Subsidiecriteria

  • 1.

    Een subsidie kan slechts worden verstrekt indien wordt voldaan aan de volgende criteria:

    • a.

      De activiteit wordt georganiseerd door één of meerdere studenten al dan niet in georganiseerd verband en vindt plaats in Zwolle;

    • b.

      Het gaat om een sociale, culturele en/of sportieve activiteit;

    • c.

      De activiteit moet studentenvereniging overstijgend zijn en draagt op die manier bij aan de samenhang/ samenwerking tussen studenten en/of studentenverenigingen.

    • d.

      De activiteit is voor iedere student toegankelijk;

    • e.

      De activiteit wordt georganiseerd voor tenminste 30 studenten;

    • f.

      Per activiteit wordt slechts éénmaal per jaar subsidie verleend.

  • 2.

    Activiteiten waarvoor op grond van een andere gemeentelijke subsidieregeling of anderszins een gemeentelijke subsidie wordt verleend komen niet in aanmerking voor een subsidie op grond van de regeling in dit hoofdstuk.

Artikel 12:4 Subsidiemethodiek

  • 1.

    De subsidie wordt verstrekt als bijdrage in de organisatie en/of de uitvoering van de activiteit tot maximaal 80% van de kosten.

  • 2.

    Het subsidiebedrag bedraagt per activiteit maximaal € 1.000,--.

Artikel 12:5 Subsidieplafond

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast dat ten hoogste beschikbaar is voor de subsidiëring krachtens dit hoofdstuk.

  • 2.

    Aanvragen voor een subsidie worden behandeld in de volgorde van datum van ontvangst en registratie door de gemeente Zwolle.

Artikel 12:6 Subsidieaanvraag

  • 1.

    De subsidie moet worden aangevraagd door 1 of meer studenten al dan niet in georganiseerd verband van een Zwolse MBO-, HBO- of WO-instelling.

  • 2.

    Aanvragen kunnen het hele kalenderjaar worden ingediend. De aanvraag moet ten minste 6 weken voor de uitvoering van de activiteit worden ingediend.

Artikel 12:7 Subsidieverlening en -vaststelling

  • 1.

    Het college neemt uiterlijk binnen 4 weken na het indienen van de aanvraag een beslissing op de aanvraag.

  • 2.

    Toekenning van subsidie vindt plaats in de vorm van een besluit tot subsidievaststelling.

TOELICHTING VOOR EN DOOR STUDENTEN

Artikel 12: 3 Subsidiecriteria

Lid 3

Indien meerdere studentenverenigingen een gezamenlijke activiteit organiseren die toegankelijk is voor alle studenten, dus niet alleen leden, kunnen zij in aanmerking komen voor subsidie.

Lid 6

Voor een activiteit kan maar eenmaal per jaar subsidie worden aangevraagd. Indien een activiteit door bijvoorbeeld verschillende studentenverenigingen wordt georganiseerd, dient er maar één subsidieaanvraag gedaan te worden. Indien er toch meerdere aanvragen binnenkomen, zal er maar één in behandeling worden genomen, te weten de eerste die ingediend wordt.

HOOFDSTUK 14A. AANGEPAST SPORTEN – SPECIALE SPORTVERENIGINGEN

Artikel 14A:1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    aangepast sporten: de sport- en beweegactiviteiten die in de vrije tijd beoefend worden, anders dan op medisch voorschrift, door mensen met een beperking;

  • 2.

    mens met een beperking: een persoon, met een fysieke, verstandelijke en/of zintuiglijke beperking of stoornis die het algemeen dagelijks functioneren belemmert (inclusief chronisch zieken);

  • 3.

    speciale sportvereniging: een vereniging of organisatie gevestigd in Zwolle die uitsluitend sport- en beweegactiviteiten aanbiedt speciaal voor mensen met een beperking;

  • 4.

    activiteit: een structureel sportaanbod wat door het seizoen tenminste 30 weken per jaar wordt aangeboden door de speciale sportvereniging gericht op mensen met een beperking;

  • 5.

    subsidie: de aanspraak op financiële middelen door het college verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten op het gebied van aangepast sporten van de speciale sportvereniging, anders dan als (aan)betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

  • 6.

    sportend lid: een persoon met een beperking niet zijnde begeleider, die als lid van de vereniging deelneemt aan activiteiten van de speciale sportvereniging;

  • 7.

    begeleider: de persoon die een mens met een beperking begeleidt tijdens het aangepast sporten in de zin van deze verordening;

  • 8.

    college: het college van Burgemeester en Wethouders van gemeente Zwolle.

Artikel 14A:2 Subsidiedoel

Met deze subsidieregeling wordt beoogd om:

  • a.

    de structurele activiteiten van speciale sportverenigingen op het gebied van aangepast sporten te ondersteunen en te bevorderen, zodat mensen met een beperking zoveel mogelijk kunnen participeren en integreren in de samenleving en zich kunnen aansluiten bij een speciale sportvereniging en

  • b.

    de samenwerking tussen speciale sportverenigingen op het gebied van aangepast sporten te bevorderen.

Artikel 14A:3 Subsidiecriteria

Een subsidie kan slechts worden verleend indien wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • 1.

    de activiteit vindt plaats in de gemeente Zwolle;

  • 2.

    de speciale sportvereniging draagt met haar activiteit bij aan het subsidiedoel en het gemeentelijke beleid met betrekking tot het aangepast sporten;

  • 3.

    de subsidieaanvrager werkt samen met andere organisaties die zich bezig houden met het stimuleren of aanbieden van activiteiten ten behoeve van het aangepast sporten;

  • 4.

    het lidmaatschap van de speciale sportvereniging en deelname aan de activiteit staat voor een ieder uit de doelgroep open;

  • 5.

    de subsidie kan slechts worden aangevraagd door een speciale sportvereniging, als bedoeld in artikel 14A:1 lid 3.

Artikel 14A:4 Subsidiemethodiek

  • 1.

    De subsidieregeling voor speciale sportverenigingen voor aangepast sporten is tweeledig. Speciale sportverenigingen zoals bedoeld in artikel 14A:1 lid 3 kunnen subsidie ontvangen op basis van het aantal leden (conform artikel 14A:4 lid 2 en 3) en de activiteiten die ze aanbieden (conform artikel 14A:4 lid 4 en 5).

  • 2.

    Een speciale sportvereniging ontvangt bij toekenning van subsidie een bedrag van € 55,00 per jaar per sportend lid woonachtig in de gemeente Zwolle.

  • 3.

    Een speciale sportvereniging ontvangt bij een aanvraag een bedrag van € 27,00 per jaar per sportend lid niet woonachting in de gemeente Zwolle.

  • 4.

    Een speciale sportvereniging ontvangt bij een aanvraag een subsidie in de goedgekeurde kosten van de organisatie, zulks ter beoordeling aan het college, tot een maximum van 75% daarvan en met een maximum van € 2.000,-- per jaar;

-bij 2 activiteiten bedraagt de subsidie per aanvrager maximaal € 2.500,--;

-bij 3 activiteiten bedraagt de subsidie per aanvrager maximaal € 3.000,--;

-bij 4 activiteiten bedraagt de subsidie per aanvrager maximaal € 3.500,-- en

-bij 5 of meer activiteiten per aanvrager bedraagt de subsidie maximaal € 4.000,--.

  • 5.

    Bij fusering van meerdere speciale sportverenigingen, kan bij deze aanvraag een eenmalige bijdrage van 75% van de goedgekeurde kosten van de fusie, zulks ter beoordeling van het college, tot een maximum van € 2.500,-- worden verstrekt.

Artikel 14A:5 Subsidieaanvraag

  • 1.

    De aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van een activiteitenoverzicht, een begroting en een door het bestuur van de speciale sportvereniging ondertekende verklaring waaruit blijkt hoeveel sportende leden aan de betreffende gesubsidieerde activiteit deelnemen en of zij al dan niet inwoner van Zwolle zijn.

  • 2.

    Aanvragen moeten uiterlijk 1 juni voorafgaand aan het subsidiejaar worden ingediend conform de ASV van de gemeente Zwolle en worden op volgorde van binnenkomst behandeld.

Artikel 14A:6 Subsidieverlening & vaststelling

  • 1.

    Tenzij anders bepaald beslist het college op de aanvraag om subsidie binnen acht weken nadat de raad de begroting heeft vastgesteld. Een subsidieverlening vindt plaats in de vorm van een besluit tot subsidievaststelling.

  • 2.

    Subsidie kan slechts worden verstrekt voor zover daartoe budget beschikbaar is gesteld.

HOOFDSTUK 14B. AANGEPAST SPORTEN - INCIDENTELE ACTIVITEITEN SPECIALE EN/OF REGULIERE SPORTVERENIGINGEN

Artikel 14B:1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    aangepast sporten: de sport- en beweegactiviteiten die in de vrije tijd beoefend worden, anders dan op medisch voorschrift, door mensen met een beperking;

  • 2.

    mens met een beperking: een persoon, met een fysieke, verstandelijke en/of zintuiglijke beperking of stoornis die het algemeen dagelijks functioneren belemmert (inclusief chronisch zieken);

  • 3.

    reguliere sportvereniging: een bij een door NOC*NSF erkende landelijke organisatie aangesloten vereniging waarvan de sportactiviteiten zich gedurende tenminste 30 weken per jaar voornamelijk afspelen op het grondgebied van de gemeente Zwolle;

  • 4.

    speciale sportvereniging: een vereniging of organisatie gevestigd in Zwolle die uitsluitend sport- en beweegactiviteiten aanbiedt speciaal voor mensen met een beperking;

  • 5.

    activiteit: een sport- of beweegaanbod gericht op mensen met een beperking, georganiseerd door de speciale sportvereniging of reguliere sportvereniging in aanvulling op het huidige aanbod.

  • 6.

    subsidie: de aanspraak op financiële middelen door het college verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de speciale of reguliere sportvereniging die een impuls geven aan het aangepast sporten, anders dan als (aan)betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

  • 7.

    sporter: een persoon met een beperking niet zijnde begeleider, die deelneemt aan activiteiten van de speciale sportvereniging of sportvereniging als bedoeld in het 5e lid van dit artikel;

  • 8.

    begeleider: de persoon die een mens met een beperking begeleidt tijdens het aangepast sporten in de zin van deze verordening

  • 9.

    college: het college van Burgemeester en Wethouders van gemeente Zwolle.

Artikel 14B:2 Subsidiedoel

Met deze subsidieregeling wordt beoogd om incidentele activiteiten op het gebied van aangepast sporten door een speciale of reguliere sportvereniging te stimuleren, zodat zoveel mogelijk mensen met een beperking kunnen kennismaken met sport en kunnen participeren in de samenleving.

Artikel 14B:3 Subsidiecriteria

Een subsidie kan slechts worden verleend indien wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • 1.

    de activiteit vindt plaats in de gemeente Zwolle;

  • 2.

    de speciale sportvereniging of reguliere sportvereniging draagt met haar activiteit bij aan het subsidiedoel en het gemeentelijke beleid met betrekking tot het aangepast sporten;

  • 3.

    de deelname aan de activiteit is voor een ieder uit de doelgroep toegankelijk;

  • 4.

    een speciale sportvereniging die structureel subsidie ontvangt conform de regeling voor speciale sportverenigingen voor aangepast sporten komt slechts in aanmerking voor incidentele subsidie indien de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, buiten het gebruikelijke jaarlijkse gesubsidieerde activiteitenprogramma van de organisatie valt;

  • 5.

    de activiteit moet aanvullend zijn op het bestaande aanbod op het gebied van aangepast sporten in Zwolle;

  • 6.

    de speciale sportvereniging of reguliere sportvereniging dient bij een subsidieaanvraag in redelijke mate, ten minste 60% van de kosten, zelf bij te dragen in de organisatiekosten van de activiteit;

  • 7.

    de subsidie kan slechts worden aangevraagd door een reguliere sportvereniging als bedoeld in artikel 14B:1 lid 3 of een speciale sportvereniging als bedoeld in artikel 14B:1 lid 4.

Artikel 14B:4 Subsidiemethodiek

  • 1.

    Deze subsidie wordt verstrekt als een eenmalige bijdrage in de goedgekeurde kosten van de organisatie van de activiteit, zulks ter beoordeling van te college, tot een maximum van 60% van deze kosten en met een maximum van € 2.000 per activiteit.

  • 2.

    Bij aantoonbare samenwerking tussen meerdere speciale sportverenigingen en/of reguliere sportverenigingen, zulks ter beoordeling van het college, is de bijdrage zoals genoemd in het eerste lid van dit artikel eenmalig te verhogen tot een maximum van € 3.000 per activiteit, met inachtneming van een maximum van 60% van de goedgekeurde kosten.

Artikel 14B:5 Subsidieaanvraag

De aanvragen moeten tenminste 3 maanden voor de start van de uitvoering van de activiteit worden ingediend en worden behandeld op volgorde van binnenkomst.

Artikel 14B:6 Subsidieverlening & -vaststelling

  • 1.

    Een subsidieverlening vindt plaats in de vorm van een besluit tot subsidievaststelling.

  • 2.

    Subsidie kan slechts worden verstrekt voor zover daartoe budget beschikbaar is gesteld.

HOOFDSTUK 15: ONDERWIJS ACHTERSTANDEN BELEID

Artikel 15.1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

Onderwijsachterstandenbeleid Zwolle: door de Gemeente vastgestelde beleidsnotities op het gebied van onderwijsachterstandenbeleid (VE en schakelklassen).

Artikel 15.2 Subsidiedoel

Met deze subsidieregeling wordt beoogd om het onderwijsachterstandenbeleid in Zwolle tot uitvoering te brengen. Subsidie dient te worden aangewend voor activiteiten die passen binnen de speerpunten en doelstellingen van het Onderwijsachterstandenbeleid Zwolle en aantoonbaar bijdragen aan beoogde resultaten op lokaal niveau.

Artikel 15.3 Subsidiecriteria

Een subsidie kan slechts worden verleend aan organisaties die in Zwolle gevestigd zijn en voor activiteiten die passen binnen het vastgestelde onderwijsachterstandenbeleid Zwolle.

Artikel 15.4 Subsidieaanvraag

  • 1.

    De aanvraag tot subsidieverlening moet door het bestuur van de aanvragende organisatie, voor 15 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Indien een aanvraag na 15 oktober wordt ingediend, wordt deze alleen in behandeling genomen indien er nog budget is.

  • 3.

    De aanvraag tot subsidieverlening voor activiteiten die door meerdere partijen worden georganiseerd, dient door deze partijen gezamenlijk te worden aangevraagd, waarbij een partij als penvoerder optreedt.

Artikel 15.5 Subsidieverlening

  • 1.

    Het college beslist binnen 8 weken na vaststelling van de gemeentebegroting voor het betreffende kalenderjaar door de Raad op de ingediende subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien meerdere aanvragen om subsidieverlening in aanmerking komen voor subsidie beslist het College door die aanvragen voorrang te verlenen die naar oordeel van het College kwalitatief het meest bijdragen aan het Onderwijsachterstandenbeleid.

Artikel 15.6 Bijzonderheden

  • 1.

    Afdeling 1:6 van de ASV is niet van toepassing.

  • 2.

    In bijzondere gevallen kan het College afdeling 1:6 van de ASV alsnog van toepassing verklaren.

  • 3.

    Het College kan uitvoeringsregels opstellen.

Hoofdstuk 16 PEUTEROVANG EN VE GEMEENTE ZWOLLE

Artikel 16.1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • -

    Doelgroeppeuters: peuters woonachtig in de gemeente Zwolle die in aanmerking komen voor VVE, op indicatie van het consultatiebureau van de Jeugdgezondheidszorg;

  • -

    Horizontale peutergroepen: peuteropvanggroepen waar alleen kinderen in de peuterleeftijd van 2 tot 4 jaar worden opgevangen;

  • -

    Houder: degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 toebehoort en met die onderneming een peuteropvang of kinderdagverblijf exploiteert die met VVE-registratie staat vermeld in het LRK;

  • -

    Inkomensverklaring: een recente Verklaring Geregistreerd Inkomen (VGI - voorheen IB60) van de Belastingdienst met daarop de inkomensgegevens van de ouder(s)/verzorger(s) in een bepaald belastingjaar;

  • -

    Kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor kinderen begint;

  • -

    Kinderopvangtoeslag: de tegemoetkoming van het rijk, uitgekeerd via de Belastingdienst aan ouders, bedoeld als bijdrage in de kosten voor in het LRK geregistreerde kinderopvang;

  • -

    LRK: Landelijk Register Kinderopvang; het register waarin kinderopvangvoorzieningen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen;

  • -

    Niet-toeslagouder: ouder(s) of verzorger(s) die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag;

  • -

    Ouderbijdrage: inkomensafhankelijke vergoeding die de ouders betalen aan de houder;

  • -

    Ouders: ouder(s) of verzorger(s) van de peuter;

  • -

    Peuteropvang: Kortdurende en intentionele opvang voor peuters van 2 tot 4 jaar, gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool en die voldoet aan de wettelijke eisen die aan kinderopvang worden gesteld;

  • -

    Peuterplaats: een aanbod peuteropvang van 320 uur per jaar gebaseerd op gemiddeld 8 uur per week, gedurende 40 weken per jaar, op ten minste 2 verschillende dagen, voor peuters vanaf 2 jaar tot het moment dat de peuter naar de basisschool uitstroomt;

  • -

    Voorschoolse voorziening: peuteropvang en kinderdagverblijven, die zijn geregistreerd in het LRK als VE- gecertificeerd binnen de gemeente Zwolle;

  • -

    VE: voorschoolse educatie;

  • -

    VE-peuterplaats: een aanbod peuteropvang van 960 uur gedurende 18 maanden gebaseerd op gemiddeld 16 uur per week gedurende 40 weken voor doelgroeppeuters van 2,5 jaar tot het moment dat de doelgroeppeuter naar de basisschool uitstroomt. Dit dient plaats te vinden op 4 verschillende dagen per week;

  • -

    VE-jaarbedrag: een vergoeding in de vorm van een jaarbedrag aan de houder voor de extra werkzaamheden voor een doelgroeppeuter;

  • -

    VE-programma: een erkend voorschools programma waarin op een gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling, voor zover dit programma is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut (NJI);

  • -

    VNG Adviestabel: de VNG adviestabel ouderbijdrage peuteropvang voor het betreffende jaar, zoals gepubliceerd op www.vng.nl;

  • -

    Warme overdracht: een mondeling overleg tussen de voorschoolse voorziening en de basisschool op basis van het gemeentelijk overdrachtsformulier.

Artikel 16.2 Subsidiedoel

Deze subsidieregeling heeft als doel het verstrekken van subsidies aan voorschoolse voorzieningen ten behoeve van het binnen de gemeente Zwolle bieden van pedagogisch verantwoorde voorzieningen waar kinderen van 2 tot 4 jaar kunnen spelen, elkaar kunnen ontmoeten, zich optimaal kunnen ontwikkelen en waar eventuele belemmeringen in hun ontwikkeling gesignaleerd en verholpen worden.

Artikel 16.3 Subsidievoorwaarden

Om in aanmerking te komen voor subsidie moet een houder:

  • a.

    voldoen aan de Wet kinderopvang;

  • b.

    voldoen aan de basisvoorwaarden voor kwaliteit uit het Beluit kwaliteit kinderopvang en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

Artikel 16.4 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Subsidieaanvragen kunnen uitsluitend schriftelijk worden ingediend vóór 15 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de peuteropvang plaatsvindt, door houders die met een kinderdagverblijf of peuteropvanglocatie staan vermeld in het LRK en die gevestigd zijn in de gemeente Zwolle.

  • 2.

    De aanvraag dient te worden gedaan op basis van een reële inschatting van het aantal bezette (VE)-peuterplaatsen en de te factureren ouderbijdragen over het gehele kalenderjaar.

  • 3.

    De aanvraag dient een opgave te bevatten van het voor peuteropvang te hanteren uurtarief voor het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd.

  • 4.

    Voor het aanvragen van subsidie moet het daartoe door het college vastgestelde formulier voor peuteropvang volledig ingevuld en ondertekend worden.

Artikel 16.5 Hoogte subsidieopvang

  • 1.

    Het college stelt vóór 15 september van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar het maximum uurtarief per (VE-) peuterplaats en het VE-jaarbedrag vast.

  • 2.

    Het college stelt jaarlijks vóór 15 september de inkomensafhankelijke ouderbijdrage vast. Deze is gebaseerd op de VNG adviestabel.

  • 3.

    De grondslag voor subsidie is het werkelijke aantal peuters dat gebruik maakt van peuteropvang en het werkelijke aantal afgenomen uren.

  • 4.

    Het college bepaalt de subsidiebedragen als volgt:

  • a.

    per bezette peuterplaats voor zover ouders van de peuter in kwestie geen recht hebben op kinderopvangtoeslag: gemiddeld 8 uren per week voor tenminste 40 weken met een maximum van 320 uur per jaar maal het in het eerste lid bedoelde uurtarief minus de ouderbijdrage genoemd in lid 2.;

  • b.

    per geplaatste doelgroeppeuter in een VE geregistreerde dagopvang aanvullend op regulier aantal uren voor peuteropvang 8 uren per week vermenigvuldigd met het maximum uurtarief voor VVE-peuterplaats;

  • c.

    per doelgroeppeuter: een VE-jaarbedrag, waarbij het bedrag naar rato wordt verstrekt indien een doelgroeppeuter een gedeelte van het jaar deelneemt aan peuteropvang.

  • 5.

    Houders innen zelf de ouderbijdragen en zijn verantwoordelijk voor het risico van niet-betalers.

Artikel 16.6 Subsidieplafond

Het college stelt jaarlijks een subsidieplafond vast voor de subsidie voor peuteropvang. Het beschikbare subsidiebedrag wordt als volgt verdeeld:

  • a.

    Het college hanteert als subsidieplafond het door de raad bij de jaarbegroting vastgestelde budget voor peuteropvang.

  • b.

    Indien het totaalbedrag van de aangevraagde subsidies voor peuteropvang en VE het subsidieplafond overschrijdt, wordt eerst voorrang gegeven aan doelgroeppeuters.

Artikel 16.7 Weigeringsgrond

Onverminderd de weigeringsgronden zoals opgenomen in artikel 1:21 ASV kan de subsidie ook (gedeeltelijk) worden geweigerd indien:

  • 1.

    één van de voorzieningen op het moment van subsidieaanvraag onderwerp is van een bestuursrechtelijke handhavingsprocedure in het kader van de Wet kinderopvang;

  • 2.

    niet voldaan wordt aan het gestelde in deze verordening;

  • 3.

    het subsidieplafond bereikt is.

Artikel 16.8 Subsidieverlening

De beschikking van de subsidieverlening peuterplaatsen, VE-peuterplaatsen en de VE-jaarbedragen, bevat in ieder geval:

  • a.

    de periode, het aantal peuters en het aantal doelgroeppeuters waarvoor de subsidie wordt verstrekt;

  • b.

    de bevoorschotting per kwartaal in gelijke termijnen tot een totaal van 100% van de verleende subsidie.

Artikel 16.9 Subsidieverplichtingen

Na de subsidieverlening dient de houder te voldoen aan de navolgende verplichtingen:

  • a.

    Binnen twee weken na afloop van ieder halfjaar, uiterlijk op 15 januari en 15 juli van het betreffende jaar, dient de houder een bezettingsoverzicht te tonen van het voorafgaande halfjaar. Indien blijkt dat het aantal geplaatste (doelgroep)peuters 20% of meer afwijkt van het in de beschikking vermelde aantal geplaatste (doelgroep)peuters, kan een heroverweging van de verleende subsidie over het lopende jaar plaatsvinden. Mocht deze heroverweging leiden tot een wijziging van de verleende subsidie, dan ontvangt de houder een gewijzigd subsidieverleningsbesluit. Aan nieuwe houders kunnen andere termijnen worden gevraagd;

  • b.

    houder werkt mee aan de uitvoering van het gemeentelijk beleid met betrekking tot de ontwikkeling van jonge kinderen;

  • c.

    houder verleent doelgroeppeuters voorrang bij de plaatsing van peuters;

  • d.

    houder geeft peuters die woonachtig zijn in de gemeente Zwolle voorrang bij plaatsing;

  • e.

    houder past een door het college vastgestelde inkomensafhankelijke ouderbijdrage toe voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag, conform artikel 16.5;

  • f.

    voor het bepalen van de hoogte van het inkomen dient houder gebruik te maken van de meest recente definitief vastgestelde Inkomensverklaring van beide ouders, of bij een eenoudergezin van de inkomensverklaring van de betreffende ouder;

  • g.

    houder voldoet aan de basisvoorwaarden voor kwaliteit van voorschoolse educatie als bedoeld in het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

  • h.

    houder verschaft op verzoek informatie aan de gemeente, de Inspectie van het Onderwijs, het Ministerie van Onderwijs of aan andere door het college aangewezen instanties;

  • i.

    houder werkt mee aan de monitor peuteropvang van de gemeente Zwolle. Ieder halfjaar levert de houder digitaal gegevens aan;

  • j.

    houder zoekt proactief samenwerking met ‘natuurlijke partners’ in de gemeente Zwolle, onderwijs, kinderopvang en welzijn; er wordt gestreefd naar een eenduidige pedagogische visie;

  • k.

    houder neemt deel aan periodiek door de gemeente georganiseerd overleg peuteropvang;

  • l.

    de houder beschikt over onderliggende gegevens en kan deze indien gewenst, binnen een redelijke termijn beschikbaar stellen aan het college. Het gaat daarbij onder meer om:

  • -

    een door de ouders ondertekend contract met daarin de namen, adres(sen) en BSN van ouders;

  • -

    naam, geboortedatum en BSN van de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • -

    het aantal uren opvang per kind, de kostprijs per uur, de aanvangsdatum en de (verwachte) einddatum van de opvang;

  • -

    een ‘Verklaring geen recht op Kinderopvangtoeslag’ en een Inkomensverklaring van de niet-werkende ouder, voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag;

  • -

    inkomensgegevens van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag middels recente Inkomensverklaringen of een kopie van de definitieve aanslag van de inkomstenbelasting van het voorgaande jaar;

  • -

    indien het gaat om een VVE-peuterplaats: een bewijs van indicatiestelling voor VVE van het consultatiebureau van de Jeugdgezondheidszorg.

Artikel 16.10 Kwaliteitseisen peuteropvang

Het peuteropvangaanbod voldoet aan de volgende kwaliteitseisen zoals opgenomen in het Besluit kwaliteit kinderopvang en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse voorzieningen:

  • a.

    alle houders zijn in staat om op ten minste één Zwolse locatie voor peuteropvang een VE-programma aan te bieden ongeacht of er doelgroeppeuters aanwezig zijn;

  • b.

    pedagogisch medewerkers zijn gecertificeerd voor het VE-programma waarmee wordt gewerkt;

  • c.

    de gesubsidieerde peuteropvang wordt gegeven in horizontale peutergroepen;

  • d.

    er wordt gebruik gemaakt van een kind-volgsysteem;

  • e.

    de overdracht van peuters naar de basisschool is conform de afspraken in het overdrachtsprotocol;

  • f.

    er is sprake van een warme overdracht bij uitstroom van een doelgroeppeuter naar de basisschool of een andere vervolgvoorziening;

  • g.

    er is een aantoonbare samenwerking met tenminste één basisschool middels een jaarplan, waarin de doorgaande lijn voor (doelgroep)peuters is geborgd. Het jaarplan is ondertekend door beide partijen en bevat minimaal afspraken over de samenwerking op het gebied van:

  • -

    de inhoudelijke thema’s waarmee in de groepen wordt gewerkt;

  • -

    ouderbetrokkenheid;

  • -

    de overdracht van peuters naar de basisschool;

  • -

    de warme overdracht van doelgroeppeuters;

  • -

    borging van de doorgaande lijn voor (doelgroep)peuters.

Artikel 16.11 Subsidie vaststelling

  • 1.

    Voor de aanvraag tot subsidievaststelling dient gebruik gemaakt te worden van het door het college vastgestelde vaststellingsformulier.

  • 2.

    De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van het werkelijk aantal (doelgroep)peuters, dat gedurende een jaar of een gedeelte van het jaar gebruik heeft gemaakt van de voorschoolse voorzieningen.

  • 3.

    Voor de vaststelling van de subsidie registreert de houder de volgende gegevens:

  • a.

    het aantal doelgroeppeuters, uitgesplitst naar ouders met en zonder kinderopvangtoeslag;

  • b.

    het aantal niet-doelgroeppeuters, uitgesplitst naar ouders met en zonder kinderopvangtoeslag;

  • c.

    het aantal uren dat doelgroep- en niet-doelgroeppeuters gebruik hebben gemaakt van peuteropvang gedurende de subsidieperiode, uitgesplitst naar peuters van ouders met en zonder kinderopvangtoeslag;

  • d.

    de werkelijke inschaling ten opzichte van de aangevraagde inschaling van inkomens op basis van de adviestabel ouderbijdrage peuteropvang;

  • e.

    Het aantal peuters uit minima gezinnen dat deel heeft genomen aan gesubsidieerde (VVE) peuteropvang.

  • 4.

    De verantwoording zoals opgenomen in lid 1 en 2 van dit artikel dient vergezeld te gaan van een accountantsverklaring.

Artikel 16.12 inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2020.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening subsidie peuteropvang en VE gemeente Zwolle 2020.

TOELICHTING HOOFDSTUK 16

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 16:1 Begripsbepalingen

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 16:2 Subsidiedoel

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 16:3

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 16:4 Subsidieaanvraag

Er wordt een specifiek aanvraagformulier voor peuteropvang door het college vastgesteld. Dit aanvraagformulier is een vast bestanddeel van de subsidieaanvraag.

Artikel 16:5 Hoogte subsidie peuteropvang

Dit artikel regelt de grondslag voor subsidie peuteropvang gebaseerd op het principe van kindgebonden financiering. Dat wil zeggen dat alleen subsidie wordt verleend voor daadwerkelijke aantallen peuters.

Lid 1: het maximum uurtarief peuterplaats is gelijk aan de maximale hoogte van de kinderopvangtoeslag. Dit tarief wordt jaarlijks bekend gemaakt door de Belastingdienst. Het maximum uurtarief voor een VVE-peuterplaats wordt jaarlijks door het college vastgesteld en bestaat uit het hierboven genoemde tarief verhoogd met een toeslag voor VVE. Het VVE-jaarbedrag is een vaste vergoeding per VVE-peuterplaats per jaar.

Lid 2: De inkomensafhankelijke ouderbijdrage voor ouders in de laagste inkomenscategorie in de VNG adviestabel wordt volledig door de gemeente vergoed. Het gaat hier om ouders met een inkomen tot maximaal 110% van het sociaal minimum. Kinderopvangtoeslag is ook voor deze doelgroep voorliggend. Zij dienen, indien van toepassing, kinderopvangtoeslag aan te vragen.

Lid 3: dit lid spreekt voor zich.

Lid 4, sub a: Voor reguliere peuteropvang wordt de subsidie als volgt berekend:

het vastgestelde uurtarief minus - de inkomensafhankelijke bijdrage van ouders op grond van de in lid 2 genoemde tarieventabel. De uitkomst hiervan x 320 uur x het aantal peuters.

Rekenvoorbeeld 1: reguliere opvang:

Een peuter gaat in het jaar 2020 40 weken lang 8 uur in de week reguliere peuteropvang volgen. Het verzamelinkomen van de ouders is € 50.000,- en het vastgestelde uurtarief is € 8,17. De subsidie aan de houder bedraagt voor deze peuter dan: (€ 8,17 - € 1,36) x 320 x 1= € 2.179,20

Lid 4 sub b en c: Voor VVE-peuteropvang wordt de subsidie als volgt berekend:

De berekening voor de eerste 8 uur is gelijk aan de berekening voor reguliere opvang. De extra VVE-uren worden als volgt berekend: 320 uur x het vastgestelde VVE-uurtarief x het aantal doelgroeppeuters aangevuld met het VVE-jaarbedrag per doelgroeppeuter.

Rekenvoorbeeld 1: peuteropvang met VVE:

Een peuter gaat in het jaar 2020 320 uur in de week reguliere peuteropvang volgen plus 320 uur VVE. Het verzamelinkomen van de ouders is € 50.000,- en het vastgestelde uurtarief is € 8,17 voor de reguliere opvang. Het vastgestelde uurtarief voor VVE bedraagt in 2020 € 9,22 en het vaste jaarbedrag is € 500,- De subsidie aan de houder bedraagt voor deze peuter dan: 320 x (€ 8,17 - € 1,36) + 320 x € 9,22 + € 500 = € 5.629,60

Artikel 16:6 Subsidieplafond

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 16:7 Weigeringsgrond

De subsidie wordt geweigerd voor een specifieke locatie indien daar sprake is van een bestuursrechtelijke handhavingsprocedure. De houder kan in dat geval nog wel subsidie aanvragen voor andere locaties gelegen in de gemeente Zwolle.

Artikel 16:8 Subsidieverlening

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 16:9 Subsidieverplichtingen

Sub a: Aangezien de subsidie wordt verleend op werkelijke aantallen peuters, is het van belang inzicht te hebben in de reële aantallen peuters op de verschillende locaties van de houder. In dit artikel wordt voorgeschreven dat binnen 2 weken na afloop van een kwartaal een bezettingsoverzicht (per locatie) wordt overlegd. Mocht er sprake zijn van een grote afwijking van de gegevens die bij de aanvraag zijn overlegd (meer dan 20%), dan zal de subsidieverlening daarop worden aangepast.

Sub d: peuters vanuit gemeenten buiten de gemeente Zwolle zijn welkom op peuteropvanglocaties, maar komen niet voor subsidie in aanmerking. In het geval er wachtlijsten (dreigen te) ontstaan, dan dienen de Zwolse peuters voorrang te krijgen op de peuters van buitenaf.

Sub f: ouders moeten elk najaar nieuwe Inkomensverklaringen overleggen voor het vaststellen van de ouderbijdrage in het nieuwe jaar. Bij sterke afwijking van het inkomen of wanneer ouders geen Inkomensverklaring kunnen overleggen, kan gebruik worden gemaakt van aanvullende documenten zoals een salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering etc. Uit de documenten dient te blijken dat de inkomenswijziging structureel is, en in ieder geval, van toepassing is in de maand voorafgaand aan plaatsing.

Dit rest van dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 16:10 Kwaliteitseisen peuteropvang

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 16:11 Subsidie vaststelling

Indien de kostprijs hoger ligt dan het door de Gemeente Zwolle vastgestelde maximum uurtarief wordt dat deel dat boven het maximum uurtarief ligt en in rekening wordt gebracht bij ouders niet op het maximum uurtarief in mindering gebracht. Er is een vaststellingsformulier door het college vastgesteld.

Artikel 16:12 inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.

HOOFDSTUK 22 ZAALHUUR ZWOLSE THEATERS EN HEDON

Artikel 22:1 Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

Zwolse (semi-)amateurgezelschappen: statutair in Zwolle gehuisveste gezelschappen op het gebied van kunst en cultuur die volledig of voor het grootste deel uit amateurs bestaan.

Artikel 22:2 Subsidiedoel

De gemeente Zwolle stelt jaarlijks een budget beschikbaar dat is bedoeld om (semi-) amateurverenigingen en instellingen op het gebied van kunst en cultuur door middel van het toekennen van subsidie tegemoet te komen in de kosten van de kale zaalhuur van Zwolse Theaters en Hedon, wanneer zij kunst- en cultuuruitingen organiseren op een podium van Odeon, De Spiegel en/of Hedon.

Artikel 22:3 Subsidiecriteria

Een subsidie kan slechts worden verleend indien wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • -

    de activiteit is voor een ieder toegankelijk

  • -

    de activiteit dient geen godsdienstig of politiek doel

  • -

    met de activiteit wordt niet het behalen van winst beoogd

Artikel 22:4 Subsidiemethodiek

  • 1.

    De subsidie bedraagt maximaal 50% van de kosten van de zaalhuur.

  • 2.

    Het subsidiebedrag bedraagt per activiteit maximaal €1.500,--.

  • 3.

    Subsidie kan per subsidieaanvrager maximaal tweemaal per kalenderjaar worden verleend, tenzij de subsidie door een Zwolse koepelorganisatie op het gebied van amateurkunst wordt aangevraagd namens een Zwols (semi-)amateurgezelschap.

Artikel 22:5 Subsidieplafond

Het subsidieplafond is vastgesteld op maximaal €25.000,-- per kalenderjaar. Wanneer het subsidieplafond van het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft is bereikt, worden nieuwe subsidieaanvragen voor dat kalenderjaar geweigerd.

Artikel 22:6 Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor een subsidie dient tenminste vier weken voor de datum waarop de activiteit gehouden wordt te worden ingediend. Daarbij dient gebruik te worden gemaakt van het daarvoor bestemde aanvraagformulier.

  • 2.

    De aanvraag dient voorzien te zijn van een offerte waaruit blijkt wat de kosten van de kale zaalhuur voor de betreffende activiteit zijn.

Artikel 22:7 Subsidieverlening

Een subsidieverlening vindt plaats in de vorm van een besluit tot subsidievaststelling.

TOELICHTING ZAALHUUR ZWOLSE THEATERS EN HEDON

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 22:1

Onder Zwolse (semi-)amateurgezelschappen vallen ook (semi-)amateurgezelschappen die een professional inzetten voor een specifieke taak, zoals een dirigent bij een orkest.

Artikel 22:2

Onder kunst- en cultuuruitingen wordt verstaan een eenmalige activiteit of openbare voorstelling van een of meer podiumkunsten, gedurende een afgeronde periode.

Artikel 22:4

Met “per activiteit” wordt bedoeld: de specifieke voorstelling of uitvoering waarvoor de zaal wordt gehuurd. Wanneer een bepaalde voorstelling bijvoorbeeld twee keer wordt opgevoerd en de zaal dus tweemaal hiervoor wordt gehuurd, dan geldt dat dit als één activiteit wordt beschouwd, waarvoor dus maximaal € 1500,- aan zaalhuur kan worden toegekend. Ook een voorstelling waarbij sprake is van een repetitie op de ene dag en de uitvoering/voorstelling op een andere dag wordt dan als één activiteit beschouwd, waarvoor dus in totaal maximaal € 1500,- aan zaalhuur kan worden toegekend.

Met “een Zwolse koepelorganisatie op het gebied van amateurkunst” wordt bedoeld een koepelorganisatie op het gebied van amateurkunst waarbij meerdere Zwolse (semi-) amateurgezelschappen zijn aangesloten. Deze koepelorganisaties kunnen een subsidie aanvragen namens een Zwols (semi-)amateurgezelschap dat geen volledige rechtsbevoegdheid heeft. Ook hierop is een maximum van 2 keer per jaar per gezelschap van toepassing.

Artikel 22:7

Verlening, dus toekenning, van de subsidie krachtens dit hoofdstuk, is gelijk ook het besluit tot subsidievaststelling. Omdat het in deze regeling om relatief lage subsidiebedragen gaat, wordt uitgegaan van zo beperkt mogelijke administratieve handelingen. Dit enerzijds om verenigingen en instellingen niet onnodig te belasten en anderzijds om te voorkomen dat de ambtelijke inzet een te hoge financiële inzet vergt.

HOOFDSTUK 25: STIMULERING DUURZAAMHEID EN WONINGBOUWPRODUCTIE

Artikel 25:1 Begripsomschrijving

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • 1.

    duurzame woning: een nieuwbouw woning in Zwolle met een bepaalde minimum EPC-waarde en GPR-waarde

  • 2.

    energie neutrale woning: een nieuwbouw woning in Zwolle met een EPC ≤ 0

  • 3.

    ontwikkelaar: de natuurlijke of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de ontwikkeling, realisatie en verkoop c.q. verhuur van de duurzame woningen.

  • 4.

    particuliere opdrachtgever: de particuliere persoon, die opdrachtgever is voor de bouw, en tevens eigenaar en eerste bewoner is van de in Zwolle te bouwen duurzame eigen woning.

  • 5.

    koper: de natuurlijke persoon die een duurzame nieuwbouwwoning koopt van een ontwikkelaar en daarin zelf als eerste eigenaar-bewoner gaat wonen; voor de toepassing van deze regeling wordt daaronder ook verstaan verwerver van een appartementsrecht.

  • 6.

    subsidiegerechtigde: bij koopwoningen: de particuliere opdrachtgever of koper van de te bouwen woning, die tevens de eerste bewoner van de woning is bij huurwoningen: de eigenaar-verhuurder van de woning;

  • 7.

    GPR: Gemeentelijke Praktijkrichtlijn Gebouw is een computerprogramma dat ontwerpgegevens van een gebouw omzet in kwaliteit- en duurzaamheidsprestaties, verdeeld over de thema’s energie, materialen, afval, water, gezondheid en woonkwaliteit. Het programma is bruikbaar voor zowel woningbouw als utiliteitsbouw (kantoren en scholen). Een GPR = 7 komt overeen met de toepassing van de vaste, kostenneutrale maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzame (Utiliteit)bouw (maatregelen, die altijd technisch goed toepasbaar zijn en in de regel kostenneutraal zijn). De gemeente stelt het computerprogramma ter beschikking van de ontwikkelaar of particuliere opdrachtgever.

Artikel 25:2 Subsidiedoel

Met deze subsidieregeling wordt beoogd de bouw van duurzame woningen te stimuleren en de woningproductie te stimuleren.

Artikel 25:3 Subsidiecriteria

Een subsidie uit hoofde van dit hoofdstuk wordt slechts verstrekt indien de woning een nieuw te bouwen woning in Zwolle is, waarvoor geldt:

  • 1.

    bij indiening aanvraag vanaf datum inwerkingtreding tot en met 31 december 2012: EPC ≤ 0,50 en GPR ≥ 7,5.

  • 2.

    bij indiening aanvraag van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013: EPC ≤ 0,45 en GPR ≥ 7,5.

  • 3.

    bij indiening aanvraag van 1 januari 2014 tot en met 30 juni 2014: EPC ≤ 0,40 en GPR ≥ 7,5

  • 4.

    bij indiening aanvraag vanaf 1 juli 2014: EPC ≤ 0 (.energieneutraal) en GPR ≥ 8.

  • 5.

    bij de projectmatige bouw van meer dan een woning geldt het projectgemiddelde.

  • 6.

    voor het project of de woning geen andere financiële bijdrage is verkregen.

Artikel 25:4 Subsidiemethodiek

  • 1.

    Indien de aanvraag om subsidie is ingediend in de periode vanaf datum inwerkingtreding tot en met 31 december 2012, bedraagt de subsidie € 3.000,-- per woning; van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013, bedraagt de subsidie € 2.500,-- per woning; van 1 januari 2014 tot en met 30 juni 2014, bedraagt de subsidie € 2.000,-- per woning; vanaf 1 juli 2014 bedraagt de subsidie € 3.000,-- per woning.

  • 2.

    Voor de toepassing van dit onderdeel geldt dat, indien de aanvrager op grond van artikel 4:5 Awb de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag is aangevuld geldt als indieningsdatum.

Artikel 25:5 Subsidieplafond

Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast dat ten hoogste beschikbaar is voor de subsidiering krachtens dit hoofdstuk.

Artikel 25:6 Procedure projectmatig te bouwen koopwoningen

Aanvraag besluit tot toelating tot de subsidieregeling

  • 1.

    De aanvraag van een besluit tot toelating tot de subsidieregeling wordt ingediend door de ontwikkelaar van voor de verkoop bestemde duurzame koopwoningen

  • 2.

    De aanvraag wordt gedaan door middel van volledige invulling en ondertekening van een aanvraagformulier, dat door het college is vastgesteld.

Indieningsvereisten

  • 3.

    De aanvraag wordt ingediend nadat de bouw- of omgevingsvergunning is verleend, maar voor de start van de bouw.

  • 4.

    De aanvraag gaat vergezeld van een opgave (nummer, datum) of kopie van de verleende bouw of omgevingsvergunning, de EPC-berekening, de GPR-berekening en een opgave (bij voorkeur in de vorm van een kaart) van de bouwnummers of adressen van de woningen waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Indien de subsidie wordt aangevraagd voor meer dan een woning (dus bij complexmatige en projectmatige bouw) moeten de EPC- en GPR-berekening worden ingediend voor elk woningtype, waarbij tevens het complex-/projectgemiddelde wordt vermeld.

Toelatingsbesluit

  • 5.

    De aanvragen worden behandeld in de volgorde waarin zij worden ingediend. Indien de aanvrager op grond van artikel 4:5 Awb de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt de dag waarop de aanvraag is aangevuld als indieningsdatum.

  • 6.

    Het college neemt binnen zes weken een besluit op de aanvraag tot toelating tot de subsidieregeling. De aanvraag wordt afgewezen wanneer niet aan de subsidiecriteria en de indieningsvereisten is voldaan.

  • 7.

    In het toelatingsbesluit legt het college de verplichting op dat de bouw van de woningen binnen twee jaar na het toelatingsbesluit is voltooid.

  • 8.

    Het toelatingsbesluit wordt in elk geval ingetrokken als blijkt dat de woning(en) niet zullen worden gerealiseerd. Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 9.

    De toekenning van de subsidie heeft plaats in de vorm van een subsidievaststelling

  • 10.

    De aanvraag van een besluit tot vaststelling van de subsidie wordt ingediend door de natuurlijke persoon die bij oplevering van de woning zowel eigenaar als bewoner van de woning is.

  • 11.

    De aanvraag wordt gedaan door middel van volledige invulling en ondertekening van een aanvraagformulier dat door het college is vastgesteld.

Indieningsvereisten

  • 12.

    De aanvraag van een besluit tot Vaststelling van de subsidie wordt gedaan na de eerste bewoningdatum zoals die in de GBA is opgenomen en binnen twee jaar na de datum van het toelatingsbesluit.

  • 13.

    De aanvraag gaat vergezeld van een opgave (nummer, datum) of kopie van het besluit tot Toelating tot de subsidieregeling, een opgave van het bouwnummer of adres van de woning waarvoor het vaststellingsbesluit wordt aangevraagd, een kopie van de eigendomsakte, een opgave van de eerste bewoningdatum die in de GBA is opgenomen, alsmede een opgave van de betaalrichting (uitsluitend Nederlandse bankrekening).

Besluit tot Subsidievaststelling

  • 14.

    Het college neemt binnen zes weken een besluit op de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 15.

    De aanvraag wordt afgewezen wanneer niet aan de subsidiecriteria of de indieningsvereisten is voldaan.

  • 16.

    Het college is bevoegd om te controleren dat de woning is gebouwd overeenkomstig de gegevens die ten grondslag liggen aan de EPC-berekening en de GPR-berekening.

Artikel 25:7 Procedure in het geval van koopwoningen in particulier opdrachtgeverschap en huurwoningen.

Aanvraag subsidieverlening

  • 1.

    De aanvraag van een besluit tot Verlening van de subsidie wordt ingediend door de particuliere opdrachtgever van de koopwoning, of door de eigenaar-verhuurder van de huurwoningen.

  • 2.

    De aanvraag wordt gedaan door middel van volledige invulling en ondertekening van een aanvraagformulier dat door het college is vastgesteld.

Indieningsvereisten

  • 3.

    De aanvraag wordt ingediend nadat de bouw- of omgevingsvergunning is verleend, maar voor de start van de bouw.

  • 4.

    De aanvraag gaat vergezeld van een opgave (nummer, datum) of kopie van de verleende bouw of omgevingsvergunning, de EPC-berekening, de GPR-berekening en een opgave (bi voorkeur in de vorm van een kaart) van de bouwnummers of adressen van de woningen waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Indien de subsidie wordt aangevraagd voor meer dan een woning (dus bij complexmatige en projectmatige bouw) moeten de EPC- en GPR-berekening worden ingediend voor elk woningtype, waarbij tevens het complex-/projectgemiddelde wordt vermeld.

Verleningsbesluit

  • 5.

    De aanvragen worden behandeld in de volgorde waarin zij worden ingediend. Indien de aanvrager op grond van artikel 4:5 Awb de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt de dag waarop de aanvraag is aangevuld als indieningsdatum.

  • 6.

    Het college neemt binnen zes weken een besluit op de aanvraag tot Verlening van de subsidie. De aanvraag wordt afgewezen wanneer niet aan de subsidiecriteria en de indieningsvereisten is voldaan.

  • 7.

    In het Verleningsbesluit legt het college de verplichting op dat de bouw van de woningen binnen twee jaar na het Verleningsbesluit is voltooid.

  • 8.

    Het Verleningsbesluit wordt in elk geval ingetrokken als blijkt dat de woning(en) niet zullen worden gerealiseerd.

Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 9.

    De aanvraag van een besluit tot subsidievaststelling wordt ingediend door de natuurlijke persoon die bij oplevering van de woning zowel eigenaar als bewoner van de woning is, of door de eigenaar-verhuurder van de huurwoningen.

  • 10.

    De aanvraag wordt gedaan door middel van volledige invulling en ondertekening van een aanvraagformulier dat door het college is vastgesteld.

Indieningsvereisten

  • 11.

    De aanvraag van een besluit tot Vaststelling van de subsidie wordt gedaan na de oplevering van de woning(en) en binnen twee jaar na de datum van het Verleningsbesluit.

  • 12.

    De aanvraag gaat vergezeld van een opgave (nummer, datum) of kopie van het Verlening besluit, een opgave van het bouwnummer of adres van de woning waarvoor het Vaststellingsbesluit wordt aangevraagd, en een opgave van de betaalrichting (uitsluitend Nederlandse bankrekening). In het geval van een koopwoning in particulier opdrachtgever schap dient tevens de eerste bewoningdatum die in de GBA is opgenomen te worden opgegeven en een kopie van de eigendomsakte te worden bijgevoegd

Besluit tot subsidievaststelling

  • 13.

    Het college neemt binnen zes weken een besluit op de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 14.

    De aanvraag wordt afgewezen wanneer niet aan de subsidiecriteria of de indieningsvereisten is voldaan.

  • 15.

    Het college is bevoegd om te controleren dat de woning is gebouwd overeenkomstig de gegevens die ten grondslag liggen aan de EPC-berekening en de GPR-berekening.

TOELICHTING STIMULERING DUURZAAMHEID EN WONINGBOUWPRODUCTIE

Artikel 25:1

Definitie energie neutrale woning: In het Nationaal Plan Bijna-Energie Neutrale Gebouwen (BENG) is bepaald dat een volledig energieneutraal gebouw een EPC = 0 heeft. De energieprestatiecoëfficiënt EPC wordt bepaald aan de hand van de norm NEN 7120: Energieprestatie van gebouwen - Bepalingsmethode (EPG), waarbij gebruik gemaakt kan worden van de voornorm NVN 7125 Energieprestatienorm Maatregelen op Gebiedsniveau (EMG). Kenmerken van deze bepalingsmethoden zijn:

  • het energiegebruik wordt bepaald onder standaard gebruik- en klimaatcondities;

  • alleen het gebouw gebonden energiegebruik wordt gewaardeerd in de energieprestatie;

  • gebied gebonden maatregelen kunnen - indien aan de orde - met de EMG worden gewaardeerd;

  • de opwekking van energie kan in en buiten het gebouw plaatsvinden;

  • hernieuwbare energiebronnen worden gewaardeerd;

  • het netto energiegebruik wordt bepaald over een jaar.

Artikel 25:3 Subsidiecriteria

Subsidiecriteria, artikel 25:4 Subsidiemethodiek Uit deze artikelen blijkt dat er sprake is van drie ‘perioden’, waarin de subsidie-eisen (EPC) achtereenvolgens zwaarder worden en de subsidiebedragen achtereenvolgens lager worden. Hiermee wordt een stimulans beoogd om plannen vroeg in te dienen. In combinatie met de eis dat de woningen binnen twee jaar na de subsidietoekenning (Toelating of Verlening, zie artikelen 25:6 en 25:7) gereed zijn moet hiervan een woningproductie verhogende werking uitgaan. Met de achtereenvolgende verzwaringen van de EPC-eis wordt bovendien in de pas gelopen met de periodieke aanpassingen van de EPC-eisen in het bouwbesluit. De verwachting is dat vanaf 1 januari 2015 alle nieuwbouwwoningen moeten voldoen aan de eis dat de EPC 0,4 of lager is. Vanaf 1 juli 2014 geldt alleen nog een subsidie voor energie neutrale nieuwbouwwoningen met een GPR ≥ 8. Deze subsidie blijft bestaan tot de eerstvolgende aanpassing van de EPC in het Bouwbesluit na 1 januari 2015.

Artikel 25:3 Subsidiecriteria

Lid 2: Hier is geregeld dat projecten waarvoor andere financiële bijdrage is verkregen, niet voor een subsidie uit hoofde van deze regeling Duurzame Nieuwbouwwoningen in aanmerkingkomen. Met die andere financiële bijdrage wordt gedoeld op ISV- BLS- of stadsvernieuwingsbijdragen, gemeentelijke cofinancieringsconstructies bij provinciale bijdragen, bijzondere grondexploitatieconstructies en dergelijke. In geval van twijfel is het raadzaam van te voren contact op te nemen met de gemeente, afdeling Ruimte & Economie.

Artikel 25:5 Subsidieplafond

Omdat bij de vaststelling van de verordening het subsidieplafond nog niet bekend was, is er voor gekozen dat niet de raad maar het college het subsidieplafond vaststelt. Dit vereenvoudigt bovendien de procedure als er gedurende de looptijd van de regeling wijziging van het subsidieplafond nodig of mogelijk is. De werking van de subsidieregeling eindigt overigens zodra het subsidieplafond wordt overschreden.

Artikel 25:6 en 25:7 Toelichting op de twee Subsidieprocedures

Er is een belangrijk verschil tussen enerzijds projectmatig ontwikkelde koopwoningen en anderzijds koopwoningen in particulier opdrachtgever schap en (complexen) huurwoningen. In artikel 25:6 is de volledige procedure voor projectmatige koopwoningen opgenomen In artikel 25:7 gaat het om de volledige procedure voor koopwoningen in particulier opdrachtgever schap en voor huurwoningen.

afbeelding binnen de regeling

Artikel 25:6 Procedure projectmatig te bouwen koopwoningen

Bij koopwoningen is de woningkoper (eigenaar-bewoner) de subsidiegerechtigde; hij is het immers die de duurzaamheidsmaatregelen betaald heeft. Bij projectmatig te bouwen koopwoningen zijn de kopers op het aanvraagmoment echter nog niet bekend. Bij deze projectmatig ontwikkelde koopwoningen is daarom gekozen voor een systematiek waarbij de ontwikkelaar een (initiële)‘toelating’ tot de regeling aanvraagt/verkrijgt. Toelating betekent hier dat de subsidieverplichting wordt aangegaan en dat de woningen aan de gestelde criteria voldoen. De subsidiegerechtigden zijn echter nog niet bekend omdat doorgaans de woningen in dat stadium nog niet zijn verkocht. Na de oplevering van de woningen kunnen de eigenaar-bewoners dan op basis van dat toelatingsbesluit de subsidie opvragen (vaststellen en uitbetalen) Lid 5: In dit lid wordt geregeld dat voor de indieningsdatum geldt de datum waarop deze compleet en ontvankelijk is. Het indienen van incomplete aanvragen vlak voor het einde van een ‘periode’ (zie artikel 25:4 lid 1) en het completeren van de aanvraag na het begon van de volgende ‘periode’, heeft dus niet als gevolg dat een lagere EPC-eis geldt en een hoger subsidiebedrag. Lid 12: De aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet worden gedaan door de eigenaar-bewoner, nadat hij in de woning is gaan wonen en zich op dat adres heeft laten inschrijven in het GBA (Gemeentelijke Basis Administratie, voorheen het bevolkingsregister). Die eerste bewoningsdatum moet bij de aanvraag worden opgegeven. Lid 13: Met de mee te zenden ‘kopie van de eigendomsakte’ wordt gedoeld op de notariële akte van de aankoop van de woning c.q. de levering van de grond.

Artikel 25:7 Procedure in het geval van koopwoningen in particulier opdrachtgever schap en huurwoningen.

Bij koopwoningen in particulier opdrachtgever schap is de eigenaar-bewoner de subsidiegerechtigde. Hij is het immers die de duurzaamheidsmaatregelen betaald heeft. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor huurwoningen. De initiële aanvraag kan in deze gevallen dus dadelijk leiden tot een subsidieverlening. Dat is meer dan een ‘toelating’ zoals bij projectmatige koopwoningen. De subsidieverplichting kan op basis van die aanvraag worden aangegaan en de subsidiegerechtigde staat dan ook al vast. Na oplevering van de woningen kan de subsidie worden vastgesteld en uitbetaald. In beide gevallen geldt dat de aanvraag wordt ingediend nadat de omgevingsvergunning is verleend, dan zijn alle relevante duurzaamheidseigenschappen van de woning immers vastgelegd. De ontwikkelaar/opdrachtgever moet de woning realiseren overeenkomstig het plan waarvoor de omgevingsvergunning is afgegeven. Teneinde de woningproductiestimulans veilig te stellen (dit is een van de twee doelen van de subsidieregeling) is bepaald dat de woningen binnen twee jaar na de subsidieverlening moeten zijn opgeleverd. Zonder een dergelijke termijn zou de subsidieverplichting tot in lengte van jaren kunnen blijven bestaan, zonder dat de woning daadwerkelijk tot stand wordt gebracht. Lid 5: In dit lid wordt geregeld dat voor de indieningdatum geldt de datum waarop deze compleet en ontvankelijk is. Het indienen van incomplete aanvragen vlak voor het einde van een ‘periode’ (zie artikel 25:4 lid 1) en het completeren van de aanvraag na het begon van de volgende ‘periode’, heeft dus niet als gevolg dat een lagere EPC-eis geldt en een hoger subsidiebedrag. Lid 11: Voor zowel koopwoningen van particuliere opdrachtgevers als voor huurwoningen geldt dat de aanvraag tot vaststelling moet worden gedaan na de oplevering van de woningen. Bij de koopwoningen kan dat worden aangetoond door de inschrijving in het GBA. Voor huurwoningen geldt dat de oplevering moet zijn gemeld aan de afdeling Toezicht en Handhaving. Daartoe wordt er bij de omgevingsvergunning een gereedmeldingsbriefje verstrekt; het is dus van belang dit gereedmeldingsbriefje daadwerkelijk in te zenden als de woningen zijn opgeleverd. (Overigens geldt ook alle opdrachtgevers (ook de ontwikkelaars van koopwoningen en particuliere opdrachtgevers) dat het de bedoeling is dat het gereedmeldingsbriefje wordt ingediend bij de oplevering.

HOOFDSTUK 27 SUBSIDIEREGELING DUURZAME ONTWIKKELING DIEZE-OOST ZWOLLE

Artikel 27:1 Begripsomschrijvingen In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • 1.

    Subsidiegerechtigde: een particuliere woning-eigenaar of huurder van een particuliere woning (niet zijnde een woningbouwcorporatiewoning), die zijn hoofdverblijf houdt in Dieze-Oost.

  • 2.

    Woning: grondgebonden woning of meergezinswoning

  • 3.

    Eigen dak: dak van de woning waar subsidiegerechtigde zijn hoofdverblijf houdt, gelegen in het gebied Dieze-Oost zoals aangegeven op de kaart in bijlage 1.

  • 4.

    Daken vastgoed (niet zijnde woningen): daken van gebouwen waarin verenigingen, maatschappelijke instellingen of bedrijven gevestigd zijn, gelegen in het gebied Diezerpoort zoals aangegeven op de kaart in bijlage 2.

  • 5.

    Buurtcoöperatie: een bij de KvK ingeschreven organisatie, die is gevestigd in Dieze, met als doelstelling de duurzame ontwikkeling van Dieze en daartoe lidmaatschap met zeggenschap aanbiedt aan de inwoners van Dieze-Oost, PV-systemen verhuurt aan inwoners van Dieze-Oost en daarnaast aanvullende andere diensten binnen Dieze-Oost aanbiedt die bijdragen aan het behalen van de doelstelling van de coöperatie.

  • 6.

    PV-systeem: photo-voltaische panelen voor de opwekking van elektriciteit + omvormer, benodigde bekabeling en netaansluiting.

  • 7.

    Huurovereenkomst zonnepanelen: overeenkomst voor de huur van zonnepanelen waarin het aantal panelen wordt vermeld dat wordt geplaatst/gehuurd, de maandelijkse huur en de huurperiode.

  • 8.

    Regeling Verlaagd Tarief: deze landelijke fiscale regeling wordt ook wel de PostCodeRoos regeling genoemd. Deze regeling biedt vrijstelling van energiebelasting over de energie die de deelnemers in een gezamenlijk project opwekken. Hierbij hoeven de zonnepanelen niet op het eigen dak te liggen, maar kunnen worden geplaatst op daken of grond in de buurt binnen een zogenaamd postcoderoosgebied. Deelnemers ontvangen naar rato van het aantal zonparticipaties jaarlijks een teruggave van energiebelasting die zij betaald hebben over de energie die zij hebben verbruikt.

 Artikel 27.2. Subsidiedoel

Met deze subsidieregeling wordt beoogd om voor particuliere woning-eigenaren en huurders van particuliere woningen (niet zijnde woningbouwcorporatiewoningen) in Dieze-Oost de drempel te verlagen om mee te doen aan de verduurzaming in de wijk en de mogelijkheid gegeven om de energielasten te verlagen door aanleg en verhuur van PV-panelen op eigen dak of op daken van vastgoed (niet zijnde woningen) met gebruikmaking van de Regeling Verlaagd Tarief.

Artikel 27.3. Subsidiecriteria

Een subsidie uit hoofde van dit hoofdstuk wordt slechts verstrekt indien:

  • 1.

    De subsidiegerechtigde lid is van een buurtcoöperatie, en een huurovereenkomst heeft afgesloten met deze buurtcoöperatie voor de verhuur van een PV-systeem op eigen dak of op een dak van vastgoed (niet zijnde woningen) met gebruikmaking van de Regeling Verlaagd Tarief.

  • 2.

    Op het adres van de subsidiegerechtigde nog geen subsidie uit hoofde van dit hoofdstuk is verstrekt.

  • 3.

    Voor het PV-systeem eveneens geen andere financiële bijdrage is verkregen.

  • 4.

    Uit de huurovereenkomst zonnepanelen blijkt dat minimaal 6 m² aan panelen wordt geplaatst en gehuurd.

  • 5.

    Uit de overeenkomst voor beschikbaarstelling dak blijkt dat er overeenstemming is tussen de buurtcoöperatie en de VVE of eigenaar grondgebonden woning of eigenaar vastgoed (niet zijnde woningen) over het gebruik van het dak voor de plaatsing en verhuur van het PV-systeem.

  • 6.

    Uit deze overeenkomst voor beschikbaarstelling dak blijkt dat de zonnepanelen minimaal 15 jaar na de subsidievaststelling eigendom zijn en blijven van de buurtcoöperatie en de PV-panelen ten minste vijf jaar na de subsidievaststelling geplaatst moeten blijven op het aangegeven adres, ook bij verkoop van de woning of het vastgoed (niet zijnde woningen).

Artikel 27.4. Subsidiemethodiek

De subsidie bedraagt € 325,- per paneel van circa 1,5 m² met een minimum van €1.300,- (voor 4 panelen van in totaal 6m2 ) en een maximum van € 1.950,- (voor 6 panelen van in totaal 9m2) per adres; de subsidie moet worden aangewend om te participeren in een aansluiting op een PV-systeem via een huurconstructie met een verhuurder, zijnde een buurtcoöperatie.

Artikel 27.5. Subsidieplafond

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen een subsidieplafond van € 260.000,- voor deze subsidieregeling vast.

  • 2.

    Subsidieaanvragen worden behandeld in volgorde van datum van ontvangst.

Artikel 27.6. Procedure

Aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanvraag tot subsidieverlening wordt namens de subsidiegerechtigde ingediend door de buurtcoöperatie.

  • 2.

    De aanvraag wordt gedaan door middel van volledige invulling en ondertekening van een aanvraagformulier dat door het College van B en W is vastgesteld.

    Indieningsvereisten

  • 3.

    De aanvraag wordt ingediend per adres woning of vastgoed (niet zijnde woningen) waarop de panelen worden geplaatst incl. een overeenkomst voor beschikbaarstelling dak door eigenaar of VVE en gaat per woning waarvoor de subsidie wordt aangevraagd vergezeld van:

    • a.

      Een bewijs van lidmaatschap van de buurtcoöperatie,

    • b.

      Een huurovereenkomst met deze buurtcoöperatie voor de huur van zonnepanelen,

    • c.

      Een ondertekende verklaring dat de subsidie namens de subsidiegerechtigde door de buurtcoöperatie wordt aangevraagd en geïnd.

      De subsidieverlening

  • 4.

    Burgemeester en wethouders nemen binnen vier weken een besluit op de aanvraag tot subsidieverlening.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders leggen de verplichting op dat de plaatsing en aansluiting van het PV systeem binnen vier maanden na subsidieverlening is voltooid; Burgemeester en wethouders kunnen de termijn van vier maanden op verzoek van de aanvrager verlengen met een periode van maximaal 20 maanden indien voorafgaand aan plaatsing van het PV-systeem dakonderhoud of andere relevante onderhouds- of verbouwactiviteiten staan gepland.

    Aanvraag tot Vaststelling van de subsidie

  • 6.

    De aanvraag van een besluit tot Vaststelling van de subsidie wordt namens de in artikel 3, lid 1 genoemde subsidiegerechtigde ingediend door de buurtcoöperatie.

  • 7.

    De aanvraag wordt gedaan door middel van volledige invulling en ondertekening van een aanvraagformulier dat door het College van B en W is vastgesteld.

    Indieningsvereisten

  • 8.

    De aanvraag van een besluit tot Vaststelling van de subsidie wordt gedaan binnen vier maanden na de datum van subsidieverlening, dan wel binnen de periode die Burgemeester en wethouders in het besluit op de aanvraag tot subsidieverlening op verzoek van de aanvrager op grond van art. 6.5 hebben toegekend.

  • 9.

    De aanvraag wordt ingediend per adres woning of vastgoed (niet zijnde woningen) waarop de panelen zijn geplaatst vergezeld van een bewijs van oplevering van het PV-systeem, waarin een opgave van het aantal geplaatste panelen, een duidelijke foto van de geplaatste en geïnstalleerde panelen en, indien sprake is van toepassing Regeling verlaagd tarief, een kopie van de afgegeven ‘certificaten voor verdeling van energie’.

    Het Besluit tot Vaststelling van de subsidie

  • 10.

    Burgemeester en wethouders nemen binnen vier weken een besluit op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

  • 11

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om te controleren dat het PV-systeem is aangelegd overeenkomstig de gegevens die ten grondslag liggen aan de huurovereenkomst.

Artikel 27.7. Inwerkingtreding en looptijd regeling

Deze subsidieregeling treedt in werking de dag na bekendmaking en heeft een looptijd tot 31 december 2020.

Artikelsgewijze toelichting

Art 27.3 lid 3

Indien voor het PV-systeem een andere financiële bijdrage is verkregen, komt deze niet in aanmerking voor een subsidie uit hoofde van deze regeling Duurzame Ontwikkeling Dieze-Oost.. Met een andere financiële bijdrage wordt gedoeld op provinciale duurzaamheidssubsidies of –leningen ten behoeve van het PV-systeem of bijzondere grondexploitatieconstructies.

In geval van twijfel is het raadzaam van te voren contact op te nemen met de gemeente, afdeling Subsidieloket.

HOOFDSTUK 28: BESCHERMD WONEN EN MAATSCHAPPELIJKE OPVANG

Artikel 28.1 Begripsbepalingen

In deze subsidiedeelverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    aanbieder: rechtspersoon die jegens het college gehouden is een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening te leveren op grond van de wet;

  • -

    beschermd wonen: wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving;

  • -

    centrumgemeente: gemeente als bedoeld in artikel 1 onder f van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid.

  • -

    centrumgemeenteregio Zwolle: de regio van gemeenten waarvoor de gemeente Zwolle als centrumgemeente fungeert en die bestaat uit de regiogemeenten Dalfsen, Hardenberg, Kampen, Ommen, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland en Zwolle

  • -

    maatschappelijke opvang: onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving;

  • -

    regiogemeente: een gemeente in de centrumgemeenteregio Zwolle.

 

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die hierboven niet nader zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zwolle, de algemene subsidieverordening Zwolle en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 28.2 Subsidiedoel

Het verstrekken van subsidie op basis van deze verordening heeft als doel aanbieders in staat te stellen beschermd wonen en maatschappelijke opvang te bieden in de centrumgemeenteregio Zwolle ten behoeve van cliënten in de centrumgemeenteregio Zwolle met een door de regiogemeenten geconstateerde behoefte aan beschermd wonen of maatschappelijke opvang in de centrumgemeenteregio Zwolle overeenkomstig het door de gemeente Zwolle vastgestelde beleid op het terrein van beschermd wonen en maatschappelijke opvang.

Artikel 28.3 Subsidieaanvrager

  • 1.

    Subsidie kan worden aangevraagd door een aanbieder die beschermd wonen en/of maatschappelijke opvang aanbiedt en bijdraagt aan het subsidiedoel zoals genoemd in artikel 28.2.

  • 2.

    De aanbieder voldoet aan de vereisten zoals opgenomen in de Wmo 2015.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de vereisten om voor subsidiëring maatschappelijke opvang en beschermd wonen in aanmerking te komen

Artikel 28.4 Aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanvrager maakt bij de aanvraag tot subsidieverlening gebruik van een door het college vastgesteld aanvraagformulier alsmede van voorgeschreven bijlagen.

  • 2.

    Tenzij het college anders bepaalt, dienen aanvragen om subsidieverlening op grond van dit hoofdstuk voor 1 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, te zijn ingediend.

  • 3.

    Bij de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening zoals bedoeld in artikel 28.4 lid 2 wordt een prognose ingediend van het te verwachten aantal cliënten dat een voorziening beschermd wonen en/of maatschappelijke opvang wordt geboden op 1 januari van het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt gevraagd en de daarbij te verwachten kosten.

  • 4.

    In afwijking van artikel 28.4 lid 2 kan een aanbieder een aanvraag tot subsidieverlening indienen gedurende het gehele kalenderjaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft indien:

    • a.

      de aanvrager gedurende dat jaar geconfronteerd wordt met kosten als gevolg van noodzakelijke omzetting van bekostiging van cliënten en/of het met spoed bieden van voorzieningen van beschermd wonen en maatschappelijke opvang aan cliënten na een besluit van de gemeente en/of een door de regiogemeenten gemandateerd toegangsorgaan en;

    • b.

      er zonder (aanvullende) subsidiëring in redelijkheid geen continuïteit van beschermd wonen en/of maatschappelijke opvang aan de betreffende cliënt(en) door de aanvrager kan worden geboden en;

    • c.

      deze continuïteit van beschermd wonen en/of maatschappelijke opvang wel in het belang is van het herstel van de betreffende cliënt(en) en ook de wens is van de betreffende cliënt(en);

  • 5.

    Bij de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening zoals bedoeld in artikel 28.4 lid 4 wordt een prognose ingediend van het te verwachten aantal cliënten dat een voorziening beschermd wonen en/of maatschappelijke opvang wordt geboden gedurende het tijdvak binnen het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt gevraagd en de daarbij te verwachten kosten.

Artikel 28.5 Opschorting beslissing op subsidieaanvraag

Indien subsidieaanvrager voor indiening van de aanvraag tot subsidieverlening, dan wel gedurende de behandeling van de aanvraag om subsidieverlening onderwerp is van een onderzoek op grond van de Wet Bibob, een onderzoek uitgevoerd door of in opdracht van een gemeente of door de aangewezen toezichthouder Wmo, een onderzoek door een Inspectie-instelling, het Zorgkantoor, een zorgverzekeraar of een onderzoek door de Politie of het Openbaar Ministerie, is het college bevoegd om de beslissing op de aanvraag tot subsidieverlening op te schorten tot het moment waarop het betreffende onderzoek is afgerond.

Artikel 28.6 Aanvullende weigeringsgronden

De aanvraag tot subsidieverlening kan, naast de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb en artikel 1.21 van de ASV genoemde weigeringsgronden, geweigerd worden indien:

  • 1.

    naar het oordeel van het college de continuïteit en/of de kwaliteit van de te subsidiëren activiteiten onvoldoende door de subsidieaanvrager kan worden gewaarborgd;

  • 2.

    de subsidieaanvrager een aanwijzing, maatregel of boete opgelegd heeft gekregen van een gemeente of van een van de instanties zoals genoemd in artikel 28.5 in de periode van drie jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd.

  • 3.

    de subsidieaanvrager in een periode van drie jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie word gevraagd bij rechterlijke uitspraak onherroepelijk is veroordeeld.

Artikel 28.7 Subsidieplafond

  • 1.

    Het subsidieplafond voor de subsidiëring krachtens dit hoofdstuk wordt jaarlijks vastgesteld door het college.

  • 2.

    Indien het totaal van de subsidieaanvragen - zoals genoemd in artikel 28.4 lid 2 -het subsidieplafond overschrijdt wordt bij de subsidieverlening allereerst voorrang verleend aan dat deel van de aanvragen dat invulling geeft aan het bieden van continuïteit van beschermd wonen en maatschappelijke opvang aan cliënten in de centrumgemeenteregio Zwolle die deze voorzieningen benutten en waarvoor door de centrumgemeente Zwolle ook subsidie verleend is in het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 3.

    Indien, na toepassing van artikel 28.4 lid 2 van deze verordening, het totaal van de subsidieaanvragen zoals omschreven in artikel 28.4 lid 2 het subsidieplafond overschrijdt, wordt het beschikbare subsidiebudget evenredig onder de aanvragen verdeeld. Indien, na toepassing van artikel 28.4 lid 2 van deze verordening, het subsidieplafond nog niet overschreden is, wordt voorrang gegeven aan die aanvragen die het meeste bijdragen aan het subsidiedoel.

  • 4.

    Voor de aanvragen tot subsidieverlening die gedurende het lopende kalenderjaar kunnen worden ingediend (zoals bedoeld in artikel 28.4 lid 4) kan een afzonderlijk subsidieplafond worden vastgesteld door het college.

  • 5.

    De verdeling van het beschikbare subsidiebudget ten behoeve van de in artikel 28.4 lid 4 omschreven aanvragen vindt plaats op volgorde van datum van ontvangst van de subsidieaanvragen.

Artikel 28.8 Subsidiemethodiek

  • 1.

    De hoogte van de subsidieaanvragen zoals bedoeld in artikel 28,4 lid 2 wordt bepaald door vermenigvuldiging van:

    • a.

      het aantal cliënten dat naar verwachting een voorziening beschermd wonen en/of maatschappelijke opvang wordt geboden op 1 januari van het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, waarbij onderscheid kan worden gemaakt in aard en zwaarte van de te bieden voorziening met:

    • b.

      de, door het college, vastgestelde maximale kosten van de voorzieningen voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang waarbij onderscheid kan worden gemaakt in aard en zwaarte van de te bieden voorziening.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie voor aanvragen zoals bedoeld in artikel 28.4 lid 4 wordt bepaald door vermenigvuldiging van:

    • a.

      het aantal cliënten dat naar verwachting een voorziening beschermd wonen en/of maatschappelijke opvang wordt geboden voor het tijdvak binnen het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, waarbij onderscheid kan worden gemaakt in aard en zwaarte van de te bieden voorziening met:

    • b.

      de, door het college, vastgestelde maximale kosten van de voorzieningen voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang waarbij onderscheid kan worden gemaakt in aard en zwaarte van de te bieden voorziening.

  • 3.

    Een aanvraag tot subsidieverlening wordt geheel of gedeeltelijk geweigerd indien de subsidieaanvrager zelf in de kosten van de voor subsidie in aanmerking komende voorzieningen kan voorzien.

Artikel 28.9 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Dit hoofdstuk van de ASV wordt aangehaald als Subsidieverordening beschermd wonen en maatschappelijke opvang.

  • 2.

    Op aanvragen tot subsidieverstrekking die zijn ingediend voor inwerkingtreding van deze (deel)verordening is deze (deel)verordening van toepassing.

TOELICHTING

Algemeen

Gemeenten zijn vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de uitvoering van taken op het gebied van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Onderdeel hiervan is het bieden van voorzieningen op het gebied van beschermd wonen en maatschappelijk opvang. De basis voor deze subsidiëring dient in een subsidieverordening te liggen omdat voor subsidiëring een wettelijke grondslag vereist is. De uitvoering van de subsidieverordening ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Een subsidieverordening bevat de procedurele eisen en criteria die in het kader van de subsidiëring worden gesteld. Hierin is bijvoorbeeld opgenomen waar een aanvraag aan moet voldoen, welke kosten subsidiabel zijn, welke termijnen van toepassing zijn, en dergelijke.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 28.2 Subsidiedoel

De gemeente Zwolle is op grond van de Wmo 2015 verplicht maatschappelijke opvang en beschermd wonen aan te bieden voor de centrumgemeenteregio Zwolle. Hiervoor ontwikkelt gemeente Zwolle in samenwerking met regiogemeenten, aanbieders en cliënten beleid. Deze subsidieverordening is bedoeld om transparant te zijn over de wijze waarop de beschikbare subsidie voor het realiseren van de beleidsdoelen wordt verdeeld.

Artikel 28.3 Subsidieaanvrager

In artikel 28.3 wordt aangegeven wie subsidie kan aanvragen. In lid 2 wordt daarin aangegeven dat de aanbieder dient te voldoen aan de vereisten zoals opgenomen in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Dit is van belang omdat in de Wmo 2015 alle artikelen zijn opgenomen die vereist zijn bij het bieden van voorzieningen in het kader van de Wmo 2015. Meer in het bijzonder gaat het daarbij onder meer om:

  • -

    Dat de aanbieder aantoont zorg te dragen voor een goede kwaliteit van de maatschappelijke opvang- en de beschermd wonen-voorzieningen. Dat wil zeggen dat de voorziening in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt geboden, is afgestemd op de reële behoefte en de persoonlijke situatie van de cliënt en op andere vormen van zorg of hulp die de cliënt ontvangt, verstrekt wordt in overeenstemming met de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de professionele standaard en verstrekt wordt met respect voor en inachtneming van de rechten van de cliënt.

  • -

    Dat de aanbieder een zo integraal mogelijke dienstverlening biedt door het aanbod maatschappelijke opvang en beschermd wonen voor de cliënt in samenhang te bieden met onder meer andere vormen van maatschappelijke ondersteuning alsmede voorzieningen van publieke gezondheid, preventie, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;

  • -

    Dat de aanbieder zorgdraagt voor een regeling voor medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de cliënten van belang zijn.

  • -

    Dat de aanbieder zorgdraagt voor een vastgestelde regeling voor de afhandeling van klachten van cliënten.

  • -

    Dat de aanbieder een meldcode heeft vastgesteld en hanteert waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden, waarbij de aanbieder aantoont op welke wijze de kennis en het gebruik van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling binnen de aanbieder wordt bevorderd.

  • -

    Naast de wettelijke vereisten kan het college zelf nadere regels stellen (bijvoorbeeld ten aanzien van de vereiste kwaliteit en deskundigheid) om voor subsidiering maatschappelijke opvang en beschermd wonen in aanmerking te komen.

Artikel 28.4 Aanvraag tot subsidieverlening

In artikel 28.4 wordt, in aanvulling op en in afwijking van de algemene subsidieverordening Zwolle, het proces beschreven als het gaat om de aanvraag tot subsidieverlening. Hierbij is in afwijking van de algemene subsidieverordening, die 1 juni als indieningstermijn hanteert, hier gekozen voor 1 september. Dit is bij deze verordening gedaan omdat het daarmee mogelijk wordt voor het college op bij de vaststelling (en bekendmaking) van de maximale kosten van voorzieningen beschermd wonen en maatschappelijke opvang, de hoogte van de rijksuitkeringen beschermd wonen en maatschappelijke opvang (artikel 28.7 lid 1b) te betrekken zoals deze jaarlijks worden vastgesteld in de meicirculaire van de rijksoverheid. Besluitvorming van de maximale kosten kan dan door het college – na overleg met de regiogemeenten - plaatsvinden in de maand juni, zodat aanbieders de periode tussen 1 juli – 1 september beschikbaar hebben om hun aanvraag tot subsidieverlening in te dienen.

Uitgangspunt voor de subsidie beschermd wonen is dat binnen het budget voldoende ruimte is om nieuwe instroom op te vangen. Gedurende het jaar stromen immers ook cliënten uit. Soms kan redelijkerwijs niet worden verwacht dat de aanbieder de kosten voor nieuwe instroom kan opvangen. Zo kunnen aanbieders die tevens jeugdhulp aanbieden geconfronteerd worden met cliënten die 18 jaar worden en waarvan het noodzakelijk is dat zij ook na het bereiken van het 18e levensjaar beschermd wonen. Door middel van het bieden van de mogelijkheid van een aanvullende aanvraag kan ook in die situaties continuïteit van ondersteuning worden geboden door dezelfde aanbieder, indien dit in het belang van de cliënt is en er ook een wens is van de cliënt.

Ook kunnen er situaties ontstaan waarbij het noodzakelijk is de aanbieder voor een bepaald tijdvak te kunnen subsidiëren, zodat de continuïteit van maatschappelijke ondersteuning kan worden geboden. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de aanbieder beschermd wonen biedt aan een cliënt op basis van een andere bekostiging (bijv. Zorgverzekeringswet, Wet langdurige zorg, forensische zorg, Jeugdzorg) in een accommodatie van de betreffende instelling in de centrumgemeenteregio Zwolle en de bekostiging van de cliënt dient te veranderen lopende het kalenderjaar. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als na afloop van een verblijf op forensische titel er bij de cliënt een ondersteuningsbehoefte blijft voor beschermd wonen. Als er subsidie is verleend aan de aanbieder, is het daarbij belangrijk dat de aanbieder aantoont redelijkerwijs onvoldoende mogelijkheden te hebben om deze wijziging van bekostigingsvorm op te vangen in het geheel van de beschikbaar gestelde subsidie (jaarbudget/plaatsen) aan deze aanbieder. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als er sprake is van een geen of (te) weinig sprake van (verwachtte) uitstroom lopende het jaar (en daarmee vrijvallend budget) om de kosten die samenhangen met de instroom van de betreffende cliënt mee te kunnen compenseren. In die omstandigheid kan de aanbieder een aanvullende aanvraag tot subsidieverlening bij de centrumgemeente Zwolle indienen voor maximaal het budget dat nodig is om de cliënt beschermd wonen te kunnen bieden voor het (resterende) deel van het kalenderjaar, waarbij ook de bovenstaande aspecten gemotiveerd worden. Hiermee voorkomen we dat het niet aanvullend subsidiëren van deze aanbieder voor deze cliënt ertoe kan leiden dat de cliënt noodgedwongen dient te verhuizen, enkel omdat de bekostigingsvorm verandert, terwijl dit niet in het belang is van het herstel van de cliënt.

Artikel 28.5 Opschorten beslissing op subsidieaanvraag

Een subsidieaanvrager kan onderwerp van onderzoek zijn bij meerdere instanties of instellingen. Dergelijke onderzoeken richten zich vaak op de kwaliteit van de verleende zorg en worden ingesteld naar meldingen, signalen of klachten over de verleende zorg aan cliënten. In artikel 28.5 wordt een aantal instellingen/instanties genoemd, zoals Gemeente en Inspectie-instellingen. Bij deze laatste categorie dient onder meer gedacht te worden aan de Inspectie Gezondheidszorg, de Inspectie Jeugdzorg of de Inspectie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Wanneer er onderzoek wordt gedaan naar een subsidieaanvrager is met een dergelijk onderzoek doorgaans al snel een aantal maanden gemoeid. Zo lang een dergelijk onderzoek loopt kan het niet wenselijk zijn om vooruitlopend op de uitkomsten van een dergelijk onderzoek al een beslissing op de ingediende subsidieaanvraag te nemen. Artikel 1:10 ASV voorziet in een beslistermijn van 8 acht weken en de mogelijkheid om de beslissing met nog eens 6 weken te verlengen en geeft daarmee onvoldoende ruimte om lopende een onderzoek te wachten met de beslissing op een subsidieaanvraag. Vandaar dat in dit artikel de bevoegdheid is opgenomen om de beslissing op een subsidieaanvraag op te schorten tot het moment waarop het onderzoek is afgerond en de uitkomsten van het onderzoek kunnen worden betrokken bij de beoordeling van de subsidieaanvraag.

Artikel 28.6 Aanvullende weigeringsgronden

In de (subsidie) praktijk is er behoefte aan meer weigeringsgronden dan de gronden die in artikel 1.21 ASV en artikel 4:35 Awb worden genoemd. Zo maakt artikel 28.6 lid 1 het mogelijk om aanbieders waarbij de kwaliteit van de ondersteuning onvoldoende gewaarborgd is of die blijk hebben gegeven van het bieden van ondersteuning die niet aan de kwaliteitseisen voldoet hun subsidieaanvraag te weigeren. De continuïteit en de kwaliteit van de ondersteuning wordt onder meer beoordeeld aan de hand van de documenten en gegevens die moeten worden ingediendbij de subsidieaanvraag. Deze worden genoemd in artikel 28.4 en in de nadere regels die op grond van artikel 28.3 lid 3 door het college zijn vastgesteld.

Aanbieders kunnen, afhankelijk van hun financiering, onderwerp van onderzoek zijn door verschillende inspecties en toezichthouders, zoals gemeenten, Inspectie Jeugdzorg, Inspectie voor de Gezondheidszorg, Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Zorgkantoren en zorgverzekeraars. Deze onderzoeken vinden onder meer plaats naar aanleiding van signalen over het ontbreken van kwaliteit of gebrekkige dienstverlening aan cliënten. De uitkomsten van deze onderzoeken kunnen leiden tot het opleggen van maatregelen, aanwijzingen of (bestuurlijke) boetes door voornoemde instanties. Lid 2 geeft aan dat een opgelegde maatregel, aanwijzing of boete een weigeringsgrond kan opleveren bij een subsidieaanvraag. Onder een maatregel van de gemeente kan een intrekking of wijziging van een eerdere subsidiebeschikking ten nadele van de subsidieontvanger of een weigering van een eerdere subsidieaanvraag worden begrepen.

Lid 3 heeft betrekking op onherroepelijke veroordelingen van de aanvrager op grond van het overtreden van de wet- en regelgeving. Daarbij kan in het bijzonder worden gedacht aan veroordelingen voor strafbare feiten zoals genoemd in artikel 2.86 lid 2 en 6 van de Aanbestedingswet.

Voor toepassing van dit artikel geldt dat het weigeren een bevoegdheid is van het college. Daarbij dient nadrukkelijk de proportionaliteit in het oog te worden gehouden. Niet elke aanwijzing, maatregel, boete behoeft aanleiding te zijn om de gevraagde subsidie te weigeren. Alle relevante feiten en omstandigheden rond een subsidieaanvraag dienen bij de beoordeling betrokken te worden en beseft moet worden dat weigering van een subsidie verstrekkende gevolgen kan hebben voor de subsidieaanvrager.

Artikel 28.7 Subsidieplafond

Jaarlijks wordt door het college een subsidieplafond voor beschermd wonen en maatschappelijk opvang vastgesteld. Bij het toekennen van subsidie is het waarborgen van de continuïteit van maatschappelijke ondersteuning van cliënten die reeds beschermd wonen en maatschappelijke ondersteuning wordt geboden prioriteit. De volgende werkwijze wordt bij de toekenning van subsidie gehanteerd:

  • 1.

    Eerst wordt dat deel van de aanvragen gehonoreerd waarmee invulling wordt gegeven aan de continuïteit van beschermd wonen en maatschappelijke opvang. Mocht het subsidieplafond dan worden overschreden dan wordt elke aanbieder evenredig gekort.

  • 2.

    Eventueel overgebleven middelen na toepassing van stap 1 worden beschikbaar gesteld aan het overige deel van de aanvragen waarbij die aanvragen voorrang krijgen die het meest bijdragen aan het subsidiedoel.

Artikel 28.8 Subsidiemethodiek

 Volgens de Algemene subsidieverordening is het college bevoegd subsidie geheel of gedeeltelijk te weigeren indien de subsidieaanvrager zelf in de kosten van de voor subsidie in aanmerking komende voorzieningen kan voorzien. Het college kan hiervoor nadere regels opstellen.

HOOFDSTUK 29 HUMAN CAPITAL AGENDA ONTWIKKELFONDS REGIO ZWOLLE

ROUTE 1 CO-CREATIE

Inleiding

De Human Capital Agenda Regio Zwolle heeft als doel dat mensen zich verder kunnen ontwikkelen en dat kennisinstellingen en bedrijven het beste uit mensen halen, ten behoeve van versterking economische kracht en ondernemerschap. Het is een integrale agenda gericht op beschikbaarheid, wendbaarheid en inclusiviteit van mensen. Onderdeel van deze agenda is het Ontwikkelfonds Regio Zwolle. Met dit fonds beogen we het stimuleren van Human Capital investeringen in de Regio Zwolle. Het fonds is gevuld met publieke middelen en is bedoeld voor co-financiering van scholing en ontwikkeling van mensen op of naar de arbeidsmarkt.

Deze verordening geeft de richtlijnen en criteria voor de inzet van dit fonds.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    Human Capital Agenda (hierna: HCA): regionaal programma waarbinnen overheden, ondernemers, onderwijsinstellingen, vakbewegingen en het UWV werkbedrijf hun krachten bundelen ten behoeve van een goed werkende arbeidsmarkt, waarbij beschikbaarheid, wendbaarheid en inclusiviteit sleutelwoorden zijn.

  • b.

    Beschikbaarheid: beschikbaarheid van gekwalificeerde mensen: voldoende arbeidskrachten, antwoord op tekort- en groeisectoren nu en op middellange termijn. Van onderwijs naar werk.

  • c.

    Wendbaarheid: investeren in een leven lang ontwikkelen. Van werk naar werk.

  • d.

    Inclusiviteit: Iedereen doet mee: elk talent telt en krijgt ruimte om zich te ontwikkelen. Van werkloosheid of kwetsbare positie op de arbeidsmarkt aan het werk.

  • e.

    Regio Zwolle: licht bestuurlijke samenwerking van ondernemers, onderwijs, maatschappelijke organisaties en overheden. De omvang van het samenwerkingsverband voor het Ontwikkelfonds betreft gemeenten die een bijdrage leveren aan de HCA en is te vinden op www.regiozwolle.info

  • f.

    Sectoraanpak/actietafel: Een aanpak die past binnen de HCA en gekoppeld is aan een samenwerkingsverband in een kansrijke sector, zoals bepaald in het Dagelijks Bestuur HCA

  • g.

    Regionaal Ontwikkelfonds (hierna: Ontwikkelfonds): Dit fonds heeft als doel om Human Capital investeringen te stimuleren in de Regio Zwolle. Het fonds is gevuld met publieke middelen en is bedoeld voor co-financiering van scholing en ontwikkeling van mensen op of naar de arbeidsmarkt.

  • h.

    Erkende onderwijsinstelling en/of opleiding: een onderwijsinstelling of opleiding die op één van de drie lijsten van het ministerie van OCW voorkomt met register opleidingen mbo/ hoger onderwijs en/of een Cedeo-, NRTO- of CRKBO-erkenning heeft. Het college kan andere branchespecifieke certificeringen van opleidingen toestaan.

  • i.

    Dagelijks bestuur HCA:

  • j.

    Regiodeal: Een Regio Deal is een partnerschap tussen Rijk en regio om opgaven in de regio aan te pakken

  • k.

    College: College van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle

Artikel 2 Subsidiedoel

  • 1.

    Het Ontwikkelfonds is één van de regionale instrumenten binnen de Human Capital Agenda en heeft als doel verbinding tussen een sociale en economische agenda te realiseren. Dit gebeurt door het opleiden en ontwikkelen van werkgevers, werknemers en werkzoekenden centraal te stellen.

  • 2.

    Met deze subsidieverordening wordt beoogd de extra investeringen in opleiding en scholing van bedrijven werknemers en werkzoekenden en voor specifieke doelgroepen te stimuleren door middel van het verstrekken van een subsidie in de vorm van cofinanciering.

Artikel 3 Subsidieaanvrager

Een aanvraag kan worden ingediend door een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, fysiek gevestigd in de regio Zwolle die als penvoerder optreedt voor een samenwerkingsverband tussen twee of meer partijen, bestaande uit:

  • 1.

    twee of meer bedrijven, maatschappelijke organisaties of uitvoeringsorganisaties, of

  • 2.

    één of meer bedrijven met één of meer uitkeringsinstanties, brancheorganisaties of fondsen van werkgevers en werknemers, of

  • 3.

    één of meer bedrijven met één of meer scholen of erkende opleidingsinstituten.

 Artikel 4 Subsidiecriteria

Een subsidie kan slechts worden verstrekt indien wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • 1.

    Het plan waarvoor subsidie wordt aangevraagd draagt bij aan de doelstellingen van de Human Capital Agenda, beschikbaarheid, wendbaarheid en inclusiviteit en daarmee aan een goed werkende arbeidsmarkt. Daarnaast moeten aanvragen gelieerd zijn aan een sectoraanpak of actietafel.

  • 2.

    Het plan waarvoor subsidie wordt aangevraagd moet extra investeringen in opleiding en scholing betreffen. De aanvrager moet in de aanvraag aantoonbaar maken waaruit blijkt dat sprake is van extra inzet of opbrengsten. Dit kan door bijvoorbeeld:

  • -

    0-meting van ongewijzigd beleid (zonder dat er sprake is van interventie via middelen ontwikkelfonds). Alleen addionele prestaties komen in aanmerking voor subsidie.

  • -

    cumulatief rekenmodel waarbij inzet van co-financiering (subsidie) vanuit Ontwikkelfonds leidt tot evenredige hogere prestaties.

  • 3.

    Het plan waarvoor subsidie wordt aangevraagd moet doeltreffend en effectief zijn en gerealiseerd kunnen worden. Uit het plan moet blijken dat het aannemelijk is dat het beoogde resultaat zal worden bereikt. Aanvragende partijen moeten

  • a.

    de mate waarin de activiteiten bijdragen aan de doelstellingen van de Human Capital Agenda.

  • b.

    het plan beschrijft welke concrete acties of interventies uitgevoerd gaan worden en hoe deze worden gemonitord.

  • c.

    de doelen en prestaties in het plan zijn meetbaar en er wordt beschreven op welke manier deze gemeten gaan worden.

  • 4.

    Het gevraagde subsidiebedrag moet in verhouding staan tot de activiteit of interventie en de beoogde opbrengsten of resultaten. Dat betekent dat er sprake moet zijn van een redelijke verhouding tussen de activiteiten, doelen en de hoogte van de gevraagde subsidie.

  • 5.

    Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de criteria en uitvoering van deze subsidieverordening.

Artikel 5 Hoogte subsidie

  • 1.

    Het maximaal beschikbare subsidiebedrag per aanvraag is € 100.000,-

  • 2.

    De gevraagde subsidie is een bijdrage aan het plan en bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

Artikel 6 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Subsidiabele kosten zijn:

  • a.

    kosten van scholing en

  • b.

    kosten van begeleiding (met betrekking tot aanpak in het kader van inclusiviteit) gemaakt door derden

  • 2.

    Niet-subsidiabele kosten zijn: interne loonkosten en kosten overhead.

Artikel 7 Weigeringsgronden

Het college weigert de subsidie indien:

  • 1.

    De aanvraag betrekking heeft op regulier bekostigd onderwijs.

  • 2.

    De aanvrager voor de activiteit(en) al een subsidie ontvangt van een gemeente of Provincie in de Regio Zwolle.

  • 3.

    Het project al vanuit een andere Regiodeal of Human Capital Agenda wordt gesubsidieerd.

  • 4.

    Er andere voorliggende voorzieningen beschikbaar zijn, zoals studiefinanciering, volledige bijdrage uit O&O Fonds, scholingsbijdrage van UWV.

Artikel 8 Aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks de indieningsdata voor de subsidieaanvragen vast.

  • 2.

    Een subsidieaanvraag moet voor aanvang van de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd worden ingediend. Dat betekent dat activiteiten nog niet zijn gestart en kosten die reeds voor het indienen van de aanvraag zijn gemaakt niet subsidiabel zijn.

  • 3.

    Een subsidieaanvraag bestaat uit:

  • a.

    een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;

  • b.

    een activiteitenplan met daarin een beschrijving waaruit blijkt op welke manier de subsidieaanvraag een bijdrage levert aan de in artikel 4 van deze verordening genoemde criteria. De verwachte resultaten zijn in volume en/of kwalitatieve termen gedefinieerd. Transparant is wat de beoogde resultaten zonder en met de gevraagde cofinancieringsubsidie zijn. Helder moet worden wat de alternatieven zijn, indien de cofinanciering niet of voor een kleiner percentage plaats vindt.

  • c.

    een sluitende begroting in een door het college vastgesteld format, met onderbouwing, die aansluit bij het activiteitenplan. De begroting geeft inzicht in de gevraagde cofinanciering en de (eigen) investeringen.

  • d.

    een beschrijving van de participerende aanvragers en eventuele andere betrokken partijen waaronder een erkende opleider (zie ministerie OCW: lijsten met erkende opleiders), inclusief een beschrijving van rollen en verantwoordelijkheden.

  • e.

    uit de subsidieaanvraag moet blijken dat alle partijen waaruit het samenwerkingsverband bestaat de aanvraag onderschrijven.

Artikel 9 Vaststelling subsidieplafond

1. Het college stelt jaarlijks het bedrag vast dat ten hoogste beschikbaar is voor de subsidieverlening krachtens dit hoofdstuk.

2. Indien het totaal van de subsidieaanvragen het subsidieplafond overschrijdt, worden aanvragen onderling gewogen en wordt voorrang verleend aan aanvragen voor omscholing van werkenden, loopbaantrajecten (ketenaanpak) en kwetsbare doelgroepen. Vervolgens krijgen prioriteit: vernieuwende, sociaal-economische en arbeidsmarktrelevante opleidings- en scholingsinspanningen.

Artikel 10 Subsidieverlening

  • 1.

    Het college neemt binnen 8 weken na het verstrijken van de door het college vastgestelde indieningsdatum een besluit op de subsidieaanvraag.

  • 2.

    Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste zes weken verlengen.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur van de HCA adviseert het college bij het beoordelen van de subsidieaanvragen.

  • 4.

    Het college beslist op de subsidieaanvraag met inachtneming van het advies van het

  • 5.

    De subsidie wordt verleend voor een periode van maximaal één jaar.

  • 6.

    Een aanvrager kan maximaal één subsidieaanvraag indienen gedurende de looptijd van deze subsidieverordening.

Artikel 11 Aanvraag tot subsidievaststelling

De subsidie moet achteraf worden verantwoord. Dit gaat door middel van het indienen van een aanvraag tot vaststelling.

  • 1.

    Bij de verantwoording van de subsidie moet aangetoond worden hoeveel trajecten geleid hebben tot werk en/of geleid hebben tot ander werk en/of een andere functie.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bestaat uit het door het college vastgestelde aanvraagformulier, een activiteitenverslag en een financieel verslag.

  • 3.

    Bij aanvragen tot subsidievaststelling van een subsidie tot € 40.000,- wordt een goedkeurende verklaring van het bestuur en/of de directie van de aanvrager geleverd.

  • 4.

    Bij aanvragen tot subsidievaststelling van een subsidie hoger dan € 40.000,- gelden de eisen uit artikel 1.22 van de Algemene Subsidie Verordening van de Gemeente Zwolle met betrekking tot het leveren van een accountantsverklaring.

Artikel 12 Evaluatie

  • 1.

    De uitvoering van deze verordening wordt jaarlijks geëvalueerd.

  • 2.

    Naar aanleiding van de uitkomsten van de evaluatie kan het college nadere regels vaststellen ten aanzien van de uitvoering van deze subsidieverordening.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

  • 2.

    Deze regeling eindigt op 31 december 2023, tenzij de verordening eerder wordt ingetrokken.

  • 3.

    Deze regeling wordt aangehaald als: Deelverordening subsidie co-creatie HCA.

 

ROUTE 2 VOUCHERREGELING

 

Inleiding

De Human Capital Agenda Regio Zwolle heeft als doel dat mensen zich verder kunnen ontwikkelen en dat kennisinstellingen en bedrijven het beste uit mensen halen, ten behoeve van versterking economische kracht en ondernemerschap. Het is een integrale agenda gericht op beschikbaarheid, wendbaarheid en inclusiviteit van mensen. Onderdeel van deze agenda is het Ontwikkelfonds Regio Zwolle. Met dit fonds beogen we het stimuleren van Human Capital investeringen in de Regio Zwolle. Het fonds is gevuld met publieke middelen en is bedoeld voor co-financiering van scholing en ontwikkeling van mensen op of naar de arbeidsmarkt.

Deze verordening geeft de richtlijnen en criteria voor de inzet van dit fonds.

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    Human Capital Agenda (hierna: HCA): regionaal programma waarbinnen overheden, ondernemers, onderwijsinstellingen, vakbewegingen en het UWV werkbedrijf hun krachten bundelen ten behoeve van een goed werkende arbeidsmarkt, waarbij beschikbaarheid, wendbaarheid en inclusiviteit sleutelwoorden zijn.

  • b.

    Beschikbaarheid: beschikbaarheid van gekwalificeerde mensen: voldoende arbeidskrachten, antwoord op tekort- en groeisectoren nu en op middellange termijn. Van onderwijs naar werk.

  • c.

    Wendbaarheid: investeren in een leven lang ontwikkelen. Van werk naar werk.

  • d.

    Inclusiviteit: Iedereen doet mee: elk talent telt en krijgt ruimte om zich te ontwikkelen. Van werkloosheid of kwetsbare positie op de arbeidsmarkt aan het werk.

  • e.

    Regio Zwolle: licht bestuurlijke samenwerking van ondernemers, onderwijs, maatschappelijke organisaties en overheden. De omvang van het samenwerkingsverband voor het Ontwikkelfonds betreft gemeenten die een bijdrage leveren aan de HCA en is te vinden op www.regiozwolle.info

  • f.

    Sectoraanpak/actietafel: Een aanpak die past binnen de HCA en gekoppeld is aan een samenwerkingsverband in een kansrijke sector, zoals bepaald in het Dagelijks Bestuur HCA

  • g.

    Regionaal Ontwikkelfonds (hierna: Ontwikkelfonds): Dit fonds heeft als doel om Human Capital investeringen te stimuleren in de Regio Zwolle. Het fonds is gevuld met publieke middelen en is bedoeld voor co-financiering van scholing en ontwikkeling van mensen op of naar de arbeidsmarkt.

  • h.

    Erkende onderwijsinstelling en/of opleiding: een onderwijsinstelling of opleiding die op één van de drie lijsten van het ministerie van OCW voorkomt met register opleidingen mbo/ hoger onderwijs en/of een Cedeo-, NRTO- of CRKBO-erkenning heeft. Het college kan andere branchespecifieke certificeringen van opleidingen toestaan.

  • i.

    College: College van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle

Artikel 2 Subsidiedoel

  • 1.

    Het Ontwikkelfonds is één van de regionale instrumenten binnen de Human Capital Agenda en heeft als doel verbinding tussen een sociale en economische agenda te realiseren. Dit gebeurt door het opleiden en ontwikkelen van werkgevers, werknemers en werkzoekenden centraal te stellen.

  • 2.

    Met deze subsidieverordening wordt beoogd de extra investeringen in opleiding en scholing van bedrijven werknemers en werkzoekenden en voor specifieke doelgroepen te stimuleren door middel van het verstrekken van vouchers ten behoeve van om-, her- en bijscholing of opleiding.

Artikel 3 Subsidieaanvrager

  • 1.

    Bedrijven, ondernemingen of instellingen, met een geldige KvK inschrijving, fysiek gevestigd in de regio Zwolle.

  • 2.

    Werknemers, werkenden of werkzoekenden woonachtig in de regio Zwolle

Artikel 4 Subsidiecriteria

Een subsidie kan worden verstrekt als wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • 1.

    Het betreft een aanvraag tot om-, her- en bijscholing of opleiding.

  • 2.

    De aanvraag wordt gedaan voor één of meerdere individuen die zich willen om-, her- of bijscholen in een vakrichting tot en met MBO/HBO-niveau 5, met een helder perspectief op de Zwolse arbeidsmarkt. Dit geldt tevens voor scholing van individuen uit transitie-/of uitstroomsectoren (intersectorale mobiliteit)

  • 3.

    Degene voor wie de voucher wordt aangevraagd heeft in het verleden maximaal een MBO diploma niveau 4 of vergelijkbaar niveau behaald.

  • 4.

    Er is voor de gewenste scholing geen of onvoldoende financiering voorhanden uit andere fondsen of regelingen, zoals studiefinanciering, bijdrage uit O&O Fonds, scholingsbijdrage van UWV.

  • 5.

    De voucher kan alleen worden verstrekt als de opleider een erkende instelling betreft.

  • 6.

    De aanvrager genoemd onder artikel 3 lid 1 draagt zelf minimaal 50% bij in de kosten.

  • 7.

    Een aanvrager kan voor maximaal 20 werknemers een subsidieaanvraag indienen.

Artikel 5 Hoogte subsidie

  • 1.

    Aan de aanvrager genoemd onder artikel 3 lid 1 kan minimaal € 1.000,- en maximaal € 2.500,- subsidie worden verstrekt.

  • 2.

    Aan de aanvrager genoemd onder artikel 3 lid 2 kan minimaal € 1.000,- en maximaal € 5.000 subsidie worden verstrekt.

  • 3.

    Voor subsidieaanvragen voor meerdere werknemers, kan maximaal € 25.000,- per subsidieaanvraag worden verstrekt.

Artikel 6 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Uitsluitend kosten van de opleiding / het scholingstraject van de erkende opleider komen in aanmerking voor een subsidie.

  • 2.

    Niet subsidiabel zijn overige kosten zoals: reiskosten, kosten voor het inrichten van een studieplek en / of de aanschaf van ICT middelen.

Artikel 7 Weigeringsgronden

Het college weigert de subsidie indien:

  • 1.

    De aanvrager voor de activiteit(en) al een subsidie ontvangt van een gemeente of Provincie in de Regio Zwolle.

  • 2.

    De aanvraag voor een subsidie lager is dan € 1.000,-.

Artikel 8 Aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    Subsidieaanvragen moeten 8 weken voor aanvang van de start van de activiteiten worden ingediend.

  • 2.

    Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend bij het college van BW van de gemeente Zwolle

  • 3.

    Uit de subsidieaanvraag moet blijken voor welke persoon of personen de aanvraag wordt ingediend.

  • 4.

    Een subsidieaanvraag bestaat uit:

  • a.

    een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier zoals door het college vastgesteld;

  • b.

    activiteitenplan

  • c.

    begroting, bestaande uit een offerte van de opleider waaruit de kosten voor de opleiding / het scholingstraject blijken.

  • 5.

    Voor subsidieaanvragen van bedrijven, ondernemingen of instellingen geldt als aanvullende eis dat een geldig uittreksel KvK meegestuurd moet worden.

Artikel 9 Vaststelling subsidieplafond

  • 1.

    Jaarlijks worden door het college twee subsidieplafonds voor de voucherregeling HCA Ontwikkelfonds vastgesteld. Eén subsidieplafond voor bedrijven/instellingen en één subsidieplafond voor werknemers/werkzoekenden.

  • 2.

    Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst.

Artikel 10 Subsidieverlening

  • 1.

    Het college van BW neemt binnen 8 weken na de aanvraag een besluit op de subsidieaanvraag.

  • 2.

    Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste zes weken verlengen.

  • 3.

    De opleiding of het (scholings-)traject moet binnen 12 maanden na datum van de verleningsbeschikking zijn gerealiseerd.

Artikel 11 Subsidievaststelling

De subsidie wordt vastgesteld en uitbetaald nadat de aanvrager een betalingsbewijs en een bewijs van deelname aan de opleiding of het scholingstraject heeft ingediend bij het college.

Artikel 12 Evaluatie

  • 1.

    De uitvoering van deze verordening wordt jaarlijks geëvalueerd.

  • 2.

    Naar aanleiding van de uitkomsten van de evaluatie kan het college nadere regels vaststellen ten aanzien van de uitvoering van deze subsidieverordening.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

  • 2.

    Deze regeling eindigt op 31 december 2023, tenzij de verordening eerder wordt ingetrokken.

  • 3.

    Deze regeling wordt aangehaald als: Deelverordening voucherregeling HCA.

HOOFDSTUK 30 SUBSIDIEVERORDENING AED GEMEENTE ZWOLLE 2020

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • a.

    AED: Automatische Externe Defibrillator, een draagbaar apparaat dat het hartritme weer kan herstellen bij een hartstilstand.

  • b.

    Buitenkast: een, ten behoeve van de AED, voor buitengebruik geschikte, weersbestendige en afsluitbare kast.

  • c.

    Witte vlek: locatie waarvan de AED-check van de Hartstichting (https://www.hartstichting.nl/aed) aantoont dat op betreffende postcode te weinig AED’s 24/7 aanwezig zijn (categorie rood) en waarbij zich binnen een straal van 500 meter vanaf de locatie waar de (gesubsidieerde) AED wordt aangebracht geen andere 24/7 beschikbare AED aanwezig is.

  • d.

    Openbare locatie: een locatie binnen de grenzen van de gemeente Zwolle, die 24 uur per dag, gedurende 7 dagen per week toegankelijk is voor het publiek.

Artikel 2 Subsidiedoel

Het doel van de subsidie is de aanwezigheid van openbaar beschikbare AED’s ten behoeve van hartreanimatie te stimuleren en een betere spreiding hiervan in Zwolle te waarborgen.

Artikel 3 Subsidievoorwaarden

  • 1.

    Subsidie kan worden aangevraagd voor:

    • a.

      de aanschaf van een AED inclusief een buitenkast

    • b.

      de aanschaf van een buitenkast ten behoeve van een reeds beschikbare AED

  • 2.

    Subsidie kan slechts worden aangevraagd voor de initiële aanschafkosten en niet voor kosten van installatie, vervanging, verzekering, beheer en onderhoud, e.d.

  • 3.

    Subsidie wordt alleen verleend indien de AED en/of buitenkast wordt geplaatst op een locatie die door de gemeente wordt beoordeeld als witte vlek.

  • 4.

    De subsidie wordt alleen verleend voor AED’s en/of buitenkasten die na de datum van inwerkingtreding van de verordening worden aangeschaft.

Artikel 4 Subsidieverplichtingen

  • 1.

    De subsidieontvanger dient een AED en buitenkast aan te schaffen waarvan het merk/model/type is toegelaten voor de Nederlandse markt.

  • 2.

    De subsidieontvanger dient zorg te dragen voor een deugdelijk beheer en onderhoud van de AED en buitenkast.

  • 3.

    De AED dient op een openbare locatie geplaatst te worden en goed bereikbaar te zijn.

  • 4.

    De subsidieontvanger is verplicht de AED aan te melden en aangemeld te houden bij HartslagNu overeenkomstig de voorwaarden van HartslagNu.

  • 5.

    De subsidieontvanger is verplicht de AED na een eventuele inzet opnieuw inzet-gereed te maken.

Artikel 5 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Subsidie kan worden aangevraagd door:

    • a.

      natuurlijke personen

    • b.

      rechtspersonen

  • 2.

    Voor het aanvragen van subsidie moet het daartoe door het college vastgestelde formulier volledig ingevuld en ondertekend worden.

  • 3.

    De subsidieaanvraag omvat verder:

    • a.

      Straatnaam, postcode en huisnummer van de locatie waar de AED en/of buitenkast wordt geplaatst

    • b.

      De offerte voor de AED en/of buitenkast

Artikel 6 Hoogte van de subsidie

De hoogte van de subsidie voor de aanschaf van een AED en/of een buitenkast ten behoeve van een AED bedraagt 35 procent van de aanschafkosten met een maximum bijdrage van €650,-- voor een AED inclusief een buitenkast en €300,-- voor een buitenkast.

Artikel 7 Subsidieplafond

  • 1.

    Voor deze subsidieverordening is een maximum bedrag van € 5.000,-- per kalenderjaar beschikbaar gesteld. Dit bedrag geldt als subsidieplafond voor de gehele looptijd van deze subsidieverordening.

  • 2.

    De verdeling van het subsidieplafond vindt plaats op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen, met dien verstande dat ingeval de aanvrager in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aangevulde aanvraag wordt ontvangen aangemerkt wordt als datum van ontvangst.

  • 3.

    Wanneer het subsidieplafond is bereikt, worden nieuwe subsidieaanvragen geweigerd.

Artikel 8 Subsidieverlening en –vaststelling

  • 1.

    Subsidieverlening vindt plaats in de vorm van een besluit tot subsidievaststelling.

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht binnen drie maanden na subsidievaststelling de factuur van de aangeschafte AED en/of buitenkast alsmede een bevestiging dat de AED is aangemeld bij Hartslag u aan de gemeente te overleggen.

Artikel 9 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd indien niet voldaan wordt aan het gestelde in deze verordening.

Artikel 10 Inwerkingtreding en looptijd

Deze subsidieverordening treedt in werking op de dag na bekendmaking en heeft een looptijd tot en met 31 december 2024.

Artikel 11 Citeertitel

Deze subsidieverordening wordt aangehaald als: Subsidieverordening AED gemeente Zwolle 2020