Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen houdende regels omtrent valwild Besluit valwild provincie Groningen

Geldend van 15-04-2017 t/m heden

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen houdende regels omtrent valwild Besluit valwild provincie Groningen

Gedeputeerde Staten van Groningen maken bekend dat zij in hun vergadering van 21 maart 2017, nr. A.8, afdeling LGW, zaaknummer 497571, het Aanwijzingsbesluit valwild provincie Groningen van 3 december 2013, zaaknummer 454336, Provinciaal Blad 2013/55, hebben gewijzigd. De wijziging vloeit voort uit tegen het Aanwijzingsbesluit ingediende bezwaarschriften. Het aangepaste besluit maakt onderdeel uit van het besluit op bezwaar van 21 maart 2017, zaaknummer 497571 en corr.nr. 2017-14.115, en luidt als volgt:

Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen

Overwegende dat de noodzaak bestaat om zieke en gewonde reeën uit hun lijden te verlossen, er geen andere bevredigende oplossing bestaat en er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de ree;

Gelet op de Wet natuurbescherming, het Besluit natuurbescherming en de Regeling natuurbescherming;

Besluiten:

Vast te stellen hetgeen volgt:

Besluit valwild provincie Groningen

Artikel 1 Opdracht

in het belang van het voorkomen of bestrijden van onnodig lijden van zieke en gebrekkige reeën (Capreolus capreolus), als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, aanhef, onder c, onderdeel 3, van de Wnb (hierna Wnb), en mede om gevolg te geven aan de in artikel 1.11, eerste en tweede lid, van de Wnb bedoelde zorgplicht, wordt gezien de artikelen 3.18, eerste en derde lid, en 3.8, vijfde lid, onder a en c, van de Wnb, en in afwijking van het bepaalde bij of krachtens artikel 3.10, eerste lid, onder a, van de Wnb opdracht gegeven aan:

  • a.

    Jachtaktehouders, die lid zijn van een wildbeheereenheid en beschikken over een verlof als bedoeld in de Circulaire wapens en munitie 2016, onder 5.7, dan wel andere door GS aan te wijzen jachtaktehouders, als categorie van personen die, in afwijking van het bepaalde bij of krachtens artikel 3.10, eerste lid, onder a, van de Wnb, zieke en gewonde reeën mogen vangen en doden, of -niet zieke of gewonde- achtergebleven reekalveren mogen vangen, ter voorkoming of bestrijding van onnodig lijden van deze dieren, met inachtneming van de in artikel 2 vermelde voorschriften.

  • b.

    Leden van de Stichting Zweethonden Nederland, die zijn vermeld op de meest recente zg. "zweethondenlijst Noord Nederland" en die beschikken over een verlof als bedoeld in de Circulaire wapens en munitie 2016, onder 5.7, dan wel andere door GS aan te wijzen deskundigen op het gebied van nazoekwerk, als categorie van personen die in afwijking van het bepaalde bij of krachtens artikel 3.10, eerste lid, onder a, van de Wnb, nazoekwerk mogen verrichten als begeleider van een daartoe speciaal opgeleide en eveneens op bovengenoemde zweethondenlijst vermelde hond, ten behoeve van het vangen en doden van zieke, dan wel gewonde reeën, alsmede ten behoeve van het vangen van -niet zieke of gewonde- achtergebleven reekalveren, ter voorkoming of bestrijding van onnodig lijden van deze dieren, met inachtneming van de in artikel 2 vermelde voorschriften.

Artikel 2 Voorschriften

De in artikel 1 aangewezen categorieën van personen mogen de in dat artikel bedoelde handelingen verrichten met inachtneming van de volgende voorschriften:

  • 1.

    Dit besluit is van toepassing op het grondgebied gelegen binnen de grenzen van de provincie Groningen.

  • 2.

    • -

      Van de in artikel 1, onder a, bedoelde personen mogen twee jachtaktehouders per wildbeheereenheid gelegen in de provincie Groningen gebruik maken van deze opdracht voor zover zij door de desbetreffende wildbeheereenheid zijn voorgedragen aan de Faunabeheereenheid Groningen en zijn opgenomen op een door de Faunabeheereenheid Groningen opgestelde en bij te houden lijst van deelnemers aan de Regeling wildaanrijdingen die van toepassing is in de provincie Groningen.

    • -

      Van de in arikel 1, onder a, bedoelde personen mogen tevens maximaal vier coördinatoren van de Regeling wildaanrijdingen die van toepassing is in de provincie Groningen gebruik maken van deze opdracht, mits zij zijn opgenomen op een door de Faunabeheereenheid Groningen opgestelde en bij te houden lijst van deelnemers aan de Regeling wildaanrijdingen die van toepassing is in de provincie Groningen.

  • 3.

    De in artikel 1, onder b, bedoelde personen mogen van deze opdracht gebruik maken wanneer zij zijn opgenomen op een door de Faunabeheereenheid Groningen opgestelde en bij te houden lijst van deelnemers aan de Regeling wildaanrijdingen die van toepassing is in de provincie Groningen en wanneer zij door de in artikel 1, onder a, bedoelde personen worden opgeroepen voor het verrichten van nazoekwerk, ten behoeve van het opsporen, vangen en doden van gewonde of zieke reeën of achtergebleven reekalveren.

  • 4.

    Degenen die bevoegd zijn tot het gebruik van deze opdracht mogen op grond van artikel 3.25, eerste lid, van de Wnb, voor het doden van zieke of gewonde reeën gebruik maken van het geweer, dat voldoet aan de in of krachtens de Wnb gestelde eisen, en zo nodig, mede gelet op artikel 3.24, eerste lid, van de Wnb, is voorzien van een lichtbron en mogen gebruikmaken van een restlichtversterker. Tevens mag gebruik worden gemaakt van een (jacht)mes.

  • 5.

    Een ieder die gebruik maakt van deze opdracht is verplicht, indien gebruik wordt gemaakt van het geweer, een geldige jachtakte bij zich te dragen en dit document op eerste vordering aan de daartoe bevoegde ambtenaren ter inzage te geven.

  • 6.

    De in artikel 1, onder a en b, bedoelde personen zijn bij gebruik van deze aanwijzing tevens verplicht het verlof, bedoeld in de Circulaire wapens en munitie 2016, dan wel een kopie daarvan, bij zich te dragen en op eerste vordering aan de daartoe bevoegde ambtenaren ter inzage te geven.

  • 7.

    De in artikel 1, onder a en b, bedoelde personen mogen slechts gebruik maken van deze opdracht indien zij zijn vermeld op de meest recente lijst met deelnemers aan de Regeling wildaanrijdingen die van toepassing is in de provincie Groningen.

  • 8.

    De in artikel 1, onder a en b, bedoelde personen zijn, indien zij gebruik maken van deze opdracht, verplicht in het bezit te zijn van een geldig legitimatiebewijs en deze op eerste vordering aan de daaartoe bevoegde ambtenaren ter inzage te geven, mede om aan te tonen dat zij respectievelijk deelnemer zijn aan de Regeling wildaanrijdingen die van toepassing is in de provincie Groningen, volgens de door de Faunabeheereenheid Groningen bij te houden lijst, dan wel zijn vermeld op de meest recente "zweethondenlijst Noord Nederland" van de Stichting Zweethonden Nederland.

  • 9.

    De in artikel 1, onder b, bedoelde personen dienen tevens een document (legitimatiebewijs) bij zich te dragen, waarmee kan worden aangetoond, dat de hond die deelneemt aan de zoekactie en van wie zij begeleider zijn is vermeld op de meest recente "zweethondenlijst Noord Nederland" van de Stichting Zweethonden Nederland.

  • 10.

    De in artikel 1, onder a en b, bedoelde personen mogen ingevolge artikel 3.18, tweede lid, onder a, van de Wnb, voor het uitvoeren van de in deze opdracht bedoelde handelingen, van deze opdracht gebruik maken op alle gronden binnen het onder voorschrift 1 begrensde gebied en zonder voorafgaande toestemming van de grondgebruiker, voor zover het betreden van diens gronden noodzakelijk is voor het uitvoeren van de in artikel 1, onder a en b, genoemde activiteiten. De in artikel 1, onder a en b, aangewezen personen zijn gerechtigd zich daartoe zonodig met behulp van de sterke arm toegang te verschaffen. Alvorens tot het betreden van gronden zonder toestemming van de grondgebruiker wordt overgegaan, wordt voor zover mogelijk en indien de situatie het toelaat (het welzijn van het ree is bepalend) de grondgebruiker van de voorgenomen actie op de hoogte gesteld. Het zelfde geldt bij gronden in beheer/gebruik bij terreinbeherende organisaties.

  • 11.

    De in artikel 1, onder a en b, bedoelde personen mogen op grond van artikel 3.26, derde lid, en in afwijking van het bepaalde bij of krachtens artikel 3.26, eerste lid, onder b, van de Wnb, juncto artikel 3.12, eerste lid, onder a, van het Besluit natuurbescherming voor het uitvoeren van de in deze opdracht onder a en b genoemde activiteiten, van deze opdracht gebruik maken op een jachtveld dat niet voldoet aan de wettelijke oppervlakte eis van tenminste 40 hectare.

  • 12.

    De in artikel 1, onder a en b, bedoelde personen mogen op grond van artikel 3.26, derde lid, en in afwijking van het bepaalde bij of krachtens artikel 3.26, tweede lid, onder a, van de Wnb, juncto artikel 3.16, eerste lid, onder a en b, van het Besluit natuurbescherming, voor het uitvoeren van de in deze opdracht bedoelde handelingen, gebruik maken van het geweer voor zonsopgang en na zonsondergang, en binnen de bij gemeenteraad vastgestelde grenzen van de bebouwde kom of in de onmiddellijk aan de bebouwde kom grenzende terreinen.

  • 13.

    De in artikel 1, onder a en b, bedoelde personen mogen op grond van artikel 3.26, derde lid, en in afwijking van het bepaalde bij of krachtens artikel 3.26, tweede lid, onder a, van de Wnb, juncto artikel 3.6, tweede en derde lid, van het Besluit natuurbescherming, voor het uitvoeren van de in deze opdracht bedoelde handelingen, gebruik maken van het geweer op zon- en feestdagen (nieuwjaarsdag, tweede paas- en pinksterdag, beide kerstdagen en Hemelvaartsdag), en op begraafplaatsen.

  • 14.

    Tevens mag, onder verwijzing naar artikel 3.24, zesde lid, van de Wnb, de zweethond, niet zijnde een lange hond, waarvan de in artikel 1, onder b, genoemde personen de begeleider zijn, in voorkomende gevallen het zieke of gewonde ree doden.

  • 15.

    Een ree dient door de in artikel 1, onder a of b, bedoelde personen, en wel door degene die het desbetreffende dier heeft gedood, te worden voorzien van een door de Faunabeheereenheid Groningen nader vast te stellen reemerk, met inachtneming van het volgende:

    • a.

      Het reemerk moet terstond na het doden van het ree onlosmakelijk aan het dier worden aangebracht.

    • b.

      Degene die het desbetreffende dier heeft gedood dient binnen 24 uur na gebruik van het merk, dit te registreren op een nader door de Faunabeheereenheid Groningen vast te stellen wijze en/of in een door haar vastgestelde applicatie.

  • 16.

    Reekalveren, niet ziek of gewond, of reeën die nog overlevingskansen hebben, dienen te worden aangeboden aan een reeënopvangcentrum dat gerechtigd is de dieren onder zich te hebben. Het vervoer naar het reeënopvangcentrum dient te geschieden door de in artikel 1, onder a of b, aangewezen personen, en wel door degene die het desbetreffende dier heeft opgespoord en bemachtigd of een daartoe anderszins gerechtigde persoon of instantie.

  • 17.

    Gedode reeën of delen daarvan, mogen, mits voorzien van een door de Faunabeheereenheid Groningen nader vast te stellen reemerk, door de in artikel 1, onder a of b, bedoelde personen, te weten degene die het ree heeft gedood, voor eigen gebruik worden geconsumeerd en mogen niet in de handel worden gebracht.

  • 18.

    Gedode reeën of delen daarvan mogen ter destructie worden aangeboden, of in het veld (niet zichtbaar voor publiek) worden achtergelaten, voor zover zij niet voor eigen gebruik worden aangewend.

  • 19.

    De bij voorschrift 18 bedoelde reeën, die ter destructie worden aangeboden, of als biomassa in het veld worden achtergelaten, moeten eveneens worden geregisteerd op een door de Faunabeheereenheid Groningen nader vast te stellen wijze, en/of in een door haar nader vast te stellen applicatie. Het reemerk dient daarbij niet aan het ree te worden bevestigd, maar op onlosmakelijke wijze te worden dichtgeknepen.

  • 20.

    De in artikel 1, onder a en b, bedoelde personen moeten, indien zij gebruik hebben gemaakt van deze opdracht, hiervan binnen 24 uur melding maken op een door de Faunabeheereenheid Groningen nader vast te stellen wijze en/of in een door haar nader vast te stellen applicatie. Daarbij moet o.a. worden aangegeven het aantal reeën, het geslacht, de geschatte leeftijd, per ree de locatie, het tijdstip van doden, de conditie etc. Tevens moet aan de Faunabeheereenheid Groningen worden aangegeven of reeën met overlevingskansen, dan wel gezonde reekalveren zijn aangeboden aan een opvangcentrum en zo ja, aan welk opvangcentrum.

Artikel 3 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit valwild provincie Groningen.

Ondertekening

Groningen, 4 april 2017.

Gedeputeerde Staten voornoemd:

R. Staghouwer,

voorzitter.

R. Schrikkema,

secretaris.

Dit besluit maakt integraal onderdeel uit van het besluit op bezwaar van Gedeputeerde Staten d.d. 21 maart 2017, zaaknummer 497571 en corr.nr. 2017-14.115.

Beroepsclausule

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kunt u tegen dit besluit binnen zes weken na de dag van verzending van dit besluit, beroep instellen bij de Rechtbank Noord-Nederland. Het instellen van beroep schort de werking van dit besluit niet op. U kunt daarvoor een verzoek om voorlopige voorziening indienen bij de Rechtbank Noord-Nederland.

Meer informatie over het instellen van beroep en het vragen van een voorlopige voorziening kunt u vinden op www.rechtspraak.nl .

Toelichting op het besluit

Aanleiding

Met enige regelmaat komt het voor dat in het veld zieke of gebrekkige reeën worden aangetroffen, die geen overlevingskansen hebben. Het kan daarbij onder andere gaan om verkeers- en verdrinkingsslachtoffers of reeën die anderszins ziek of gebrekkig zijn. De Wet natuurbescherming staat niet zonder meer toe dat jachtaktehouders een ziek of gebrekkig ree uit zijn lijden verlossen. Jaarlijks is sprake van 300 tot 400 gevallen van dergelijk valwild onder reeën.

Organisaties als de dierenambulance en reeënopvangcentra zijn er op gericht zieke en gebrekkige reeën te redden. Dieren met overlevingskansen worden naar een opvangcentrum vervoerd en in het gunstigste geval kunnen zij daarna weer worden teruggezet in de vrije natuur.

Er doen zich echter ook regelmatig gevallen voor, waarbij reeën geen overlevingskansen hebben en ze onnodig lang moeten lijden, alvorens ze sterven, omdat het in vele situaties illegaal is het lijden van deze reeën te beëindigen. Vervoer naar een opvangcentrum om daar een beeld te krijgen van de gezondheidstoestand van het dier is ook niet in alle gevallen zinvol, omdat de dieren erg stressgevoelig zijn en in de meeste gevallen dan alsnog moeten worden geëuthanaseerd, met als gevolg extra lijden.

Dit vinden wij vanuit oogpunt van dierenwelzijn, mede gezien de in artikel 1.11. van de wet verankerde zorgplicht, een ongewenste situatie.

Wij hebben daarom gemeend een een regeling te moeten treffen, die het in aanvulling op de reeds bestaande regelgeving (ontheffing ex art. 68 van de Flora- en faunawet) en het werk van organisaties als de dierenambulance of reeënopvangcentra, mogelijk maakt zieke en gebrekkige reeën, mede op gronden van derden, uit hun lijden te verlossen en deze, alsmede achtergebleven reekalveren zonodig op te sporen met behulp van zweethonden.

Zieke en gebrekkige reeën kunnen namelijk ook wegkruipen, waardoor ze voor mensen moeilijk op te sporen zijn. Hetzelfde geldt voor achtergebleven, gezonde reekalveren.

Zieke en gewonde reeën kunnen een gevaar vormen voor de openbare (verkeers)veiligheid, wanneer ze bijvoorbeeld proberen de weg op te kruipen, of wanneer sprake is van aanrijdingsslachtoffers die zich op de openbare weg bevinden. Verder is het overdragen van ziektes, bijvoorbeeld op landbouwhuisdieren en het veroorzaken van botulisme door verdrinkingsslachtoffers die in het water blijven liggen niet uitgesloten.

Wij constateren dat het onderhavige besluit mede een bijdrage kan leveren aan het voorkomen van dergelijke ongewenste situaties.

Samenwerking

Het onderhavige besluit biedt de juridische grondslag voor het doden van reeën of het vangen en vervoeren van reeën met overlevingskansen, of achtergebleven reekalveren naar opvangcentra, teneinde het onnodige lijden van deze reeën te voorkomen of bestrijden.

Samenwerking tussen verschillende organisaties in het veld, zoals de op grond van dit besluit aangewezen jachtaktehouders, medewerkers van dierenambulances en van opvangcentra, is van groot belang om tot een optimaal resultaat te komen. Het is aan deze actoren zelf om hieraan invulling te geven.

Provinciaal beleid

In de beleisnotitie Flora- en Faunawet 2009 (vastgesteld op 30 juni 2009) is het opstellen van een valwildbesluit als actiepunt opgenomen.

Zorgplicht

Eén van de uitgangspunten van de Wet natuurbescherming is de intrinsieke waarde van het dier. Het doden van dieren ten behoeve van bij wet bepaalde belangen wordt dan ook slechts toegestaan op basis van het "nee, tenzij" principe. Het genoemde uitgangspunt krijgt onder andere in artikel 1.11 van de wet zijn beslag, het zogenaamde zorgplichtartikel.

Op grond van dit artikel moet een ieder voldoende zorg in acht nemen voor o.a. in het wild levende dieren en hun directe leefomgeving. Verder moet een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor (o.a.) in het wild levende dieren kunnen worden veroorzaakt, dergelijk handelen achterwege laten en voorzover dit niet in redelijkheid kan worden gevergd, die gevolgen voorkomen of wanneer dit niet kan deze zoveel mogelijk beperken of ongedaan te maken. Met het toestaan van het voorkomen en bestrijden van onnodig lijden van reeën geven wij mede invulling aan dit artikel.

Jachtaktehouders moesten in het verleden vaak machteloos toezien als zij werden geconfronteerd met een ziek of gewond ree en zij konden geen maatregelen treffen om het onnodig lijden van het dier te beëindigen of om een achtergebleven reejong naar een opvangcentrum te vervoeren.

De mogelijkheden om zieke en gewonde reeën zonder overlevingskansen uit hun lijden te verlossen zijn op grond van de bestaande regelgeving, te weten een ontheffing ex art. 68 van de Flora- en faunawet, namelijk beperkt. Om deze handeling op elk tijdstip en locatie mogelijk te maken, is dit besluit op grond van artikel 3.18 van de Wet natuurbescherming nodig.

Andere bevredigende oplossing en gunstige staat van instandhouding

Er bestaat geen andere mogelijkheid ter voorkoming of bestrijding van onnodig lijden, dan het doden van een ziek of gebrekkig ree, dat ten dode is opgeschreven. De beoordeling of de ree nog overlevingskansen heeft ligt op grond van het onderhavige besluit bij de jachtaktehouder die bevoegd is hiervan gebruik te maken. Wij zijn er van overtuigd dat deze beperkte groep jachtaktehouders dit op een verantwoordelijke en objectieve wijze zal doen. Het onderhavige besluit sluit echter niet uit, dat een ziek en gebrekkig ree wordt verzorgd door medewerkers van een ter plaatse aanwezige dierenambulance en vervolgens wordt vervoerd naar een opvangcentrum. Dit besluit is er op gericht, het in gevallen waar de ree geen overlevingskansen heeft, hetzij geconstateerd door een bevoegde jachtaktehouder, of als die mogelijkheid bestaat door een dierenarts, het leven van de desbetreffende ree snel en vakkundig te beëindigen.

Het doden van een ree zonder overlevingskansen heeft geen invloed op de staat van instandhouding van de reeënpopulatie, anders dan wanneer deze handeling zou worden nagelaten.

Ontheffing ex art. 68 Flora- en faunawet

De ree (Capreolus capreolus) is een beschermde inheemse diersoort. De provincie Groningen heeft ingevolge artikel 68 van de Flora- en faunawet een ontheffing verleend voor het afschot van reeën in het belang van populatiebeheer ten behoeve van de verkeersveiligheid, op grond van de schadehistorie ter plaatse en van het omliggende gebied. Hiertoe is op basis van meerjarige gemiddelden een doelstand berekend waarbij naar verwachting het aantal aanrijdingen met reeën in ieder geval niet zal stijgen. Verder is een proef gedaan met het plaatsen van reewildspiegels om het aantal aanrijdingen te verminderen. In het kader van deze ontheffing mag, mede gelet op de intrinsieke waarde van het dier worden ingegrepen bij onnodig lijden, ontstaan door diverse oorzaken. Grondgebruikers of personen die in het bezit zijn van een grondgebruikersverklaring en zodoende gerechtigd zijn de desbetreffende gronden te betreden, mogen mits zij in het bezit zijn van een geldige jachtakte en gemachtigd zijn tot het gebruik van de ontheffing, met gebruikmaking van het geweer zieke en gebrekkige reeën uit hun lijden verlossen.

Opdracht op grond van artikel 3.18 van de Wet natuurbescherming

Het is op grond van bovengenoemde ontheffing niet mogelijk zieke of gebrekkige reeën uit hun lijden te verlossen op gronden van derden. Een opdracht op grond van artikel 3.18 van de Wet natuurbescherming biedt Gedeputeerde Staten de mogelijkheid om personen of categorieën van personen de opdracht te geven om ter voorkoming of bestrijding van onnodig lijden van zieke en gebrekkige reeën, onder strikte voorwaarden, zieke en gebrekkige reeën op gronden van derden te doden. Gedeputeerde Staten kunnen daarnaast bepalen wat met de bemachtigde dieren dient te geschieden, waardoor vervoer, bezit en handel (kunnen) worden gelegaliseerd, teneinde de acties tot een bevredigend resultaat te kunnen brengen. Tevens kunnen Gedeputeerde Staten bepalen welke middelen voor het vangen en doden mogen worden gebruikt, waardoor het gebruik van onder andere zweethonden ter ondersteuning van het opsporen mogelijk wordt. Het onderhavige besluit strekt tot het mogelijk maken van deze handelingen.

De in dit besluit, in artikel 1, onder a en b, bedoelde categorieën van personen, zijn onder de in het besluit genoemde voorwaarden tevens bevoegd van deze opdracht gebruik te maken in de bebouwde kommen der gemeenten, op begraafplaatsen, op zon- en feestdagen, op een jachtveld dat niet voldoet aan de daaraan wettelijk gestelde eisen, en voor zonsopkomst en na na zonsondergang.

Toegestane middelen

Voor het doden van zieke en gebrekkige reeën zonder overlevingskansen mag gebruik worden gemaakt van het geweer.

Omdat het opsporen van zieke of gewonde reeën 's nachts erg moeilijk is, mede omdat de dieren soms wegkruipen, mag zonodig tevens gebruik worden gemaakt van kunstlicht en mag het geweer zijn voorzien van een lichtbron en mag gebruik gemaakt worden van een restlichtversterker. Deze middelen dragen er ook toe bij dat een trefzeker schot kan worden geplaatst.

Omdat het, mede vanuit veiligheidsoverwegingen, niet altijd wenselijk is een geweer te gebruiken, mag ook gebruik worden gemaakt van een (jacht)mes.

In incidentele gevallen kan het voorkomen dat het zieke of gewonde ree wordt gedood door de zweethond. Het is daarom toegestaan dat de zweethond die deelneemt aan de desbetreffende nazoekactie het zieke of gewonde ree doodt.

Deelname aan de Regeling wildaanrijdingen

De deelnemers aan de Regeling wildaanrijdingen die van toepassing is in de provincie Groningen, zijn vermeld op een lijst die door de Faunabeheereenheid Groningen wordt bijgehouden. Per Wildbeheereenheid worden twee leden als deelnemer aan de Regeling wildaanrijdingen voorgedragen aan de Faunabeheereenheid Groningen. Voor de handhaafbaarheid van deze regeling is het van essentieel belang dat elke wijziging door de Faunabeheereenheid Groningen terstond wordt doorgegeven aan de provinciale inspecteur Natuurwetgeving, zodat deze te allen tijde over de meest recente lijst beschikt.

Hierover zijn afspraken gemaakt met de Faunabeheereenheid Groningen.

Zweethondenlijst

Op een lijst van de Stichting Zweethonden Nederland zijn nazoekteams opgenomen (begeleider + zweethond) die lid zijn van deze stichting en zijn gekwalificeerd voor het uitvoeren van nazoekwerk bij het opsporen van onder andere zieke en gewonde reeën of achtergebleven reekalveren. Degenen die zijn vermeld op de zweethondenlijst Noord Nederland (inclusief hond) en die tevens beschikken over een verlof in het kader van de Circulaire wapens en munitie 2016 mogen van deze opdracht gebruik maken, nadat zij ter ondersteuning zijn opgeroepen door een der deelnemers aan de Regeling wildaanrijdingen.

Beperkte groep

Ten behoeve van veiligheid en handhaafbaarheid, alsmede uit privacy-overwegingen (in verband met het betreden van gronden van derden) is de groep personen die van deze aanwijzing gebruik mag maken zo beperkt mogelijk gehouden

Merkensysteem

Uit oogpunt van registratie, toezicht en handhaving wordt het noodzakelijk geacht dat gedode reeën worden voorzien van een reemerk. Hiervoor wordt bij het afschot van reeën op grond van de voornoemde ontheffing ex art. 68 Flora- en faunawet eveneens gebruik gemaakt van door de Faunabeheereenheid Groningen nader vast te stellen reemerken. Registratie vindt plaats op een door deze faunabeheereenheid nader vast te stellen wijze en/of in een door haar nader vast te stellen applicatie.

Afschotquotum

In de bovengenoemde ontheffing ex art. 68 Flora- en faunawet, die is afgegeven in het belang van populatiebeheer, ten behoeve van de verkeersveiligheid, is vastgelegd dat vanwege dit belang jaarlijks een bepaald aantal reeën mag worden afgeschoten. Afhankelijk van de situatie kan de Faunabeheereenheid Groningen nog 10% extra afschot toewijzen in verband met zieke en gewonde reeën.

Dit geldt zowel voor reeën die in het kader van de ontheffing ex artikel 68 Flora- en faunawet worden gedood in verband met ziekte en gebrekkigheid, als voor de reeën die in het kader van de onderhavige opdracht worden gedood. Mocht het aantal valwildgevallen daartoe aanleiding geven, dan kan er tussentijds een bijstelling van het valwildquotum plaatsvinden.

Toezicht en handhaving

Het toezicht op het gebruik van dit aanwijzingsbesluit zal steekproefsgewijs worden uitgeoefend door de provinciale inspecteurs Natuurwetgeving.