Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR601339
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR601339/1
Regeling vervallen per 07-07-2023
BELEIDSLIJN VOOR DE TOEPASSING VAN DE WET BEVORDERING INTEGRITEITSBEOORDELINGEN DOOR HET OPENBAAR BESTUUR
Geldend van 01-01-2017 t/m 06-07-2023
Intitulé
BELEIDSLIJN VOOR DE TOEPASSING VAN DE WET BEVORDERING INTEGRITEITSBEOORDELINGEN DOOR HET OPENBAAR BESTUURDe Burgemeester en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Maastricht ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;
Overwegende:
dat de integriteit van het overheidsorgaan wordt aangetast als bij een verleende of te verlenen beschikking (vergunning, subsidie), overheidsopdracht of vastgoedtransactie, er sprake is van het aanwenden door betrokkene van financieel voordeel uit (reeds gepleegde) criminele activiteiten dan wel het plegen van strafbare feiten;
dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) en zelf de bevoegdheid hebben om te bepalen in welke van de door de wet geboden mogelijkheden, zij dit instrument daadwerkelijk zullen toepassen;
dat de vergunningen/ontheffingen voortkomende uit gemeentelijke verordeningen opgenomen in dit beleid zijn gekozen op basis van ervaringen in de achterliggende jaren, waarbij gebleken is dat de bedrijfsmatige activiteiten middels deze beschikkingen gekenmerkt worden door o.a.:
Laagdrempeligheid door de geringe functie-eisen.
Hoge omloop van contant geld, waardoor sprake is van extra kwetsbaarheid voor criminaliteit.
Veel wisselingen in de exploitatie/exploitant, waarbij de financiering in veel gevallen plaatsvindt vanuit privévermogen of onderhandse leningen.
Mindere locatie-/plaatsgebondenheid, waardoor het zogenaamde "waterbedeffect" zich hier nadrukkelijk kan voordoen.
dat de Wet Bibob beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;
dat op 6 januari 2004 op grond van de Wet Bibob beleidsregels zijn vastgesteld inzake de toepassing van de Wet Bibob, welk beleid is aangevuld c.q. gewijzigd bij besluiten van 14 februari 2006, 21 november 2006 en laatstelijk 31 augustus 2010;
dat onderhavig beleid geldt ter vervanging van de eerdere Bibob-beleidslijn(en) van de gemeente Maastricht.
Besluiten:
- I.
In te trekken de laatstelijk vastgestelde beleidslijn Bibob van 31 augustus 2010
- II.
Vast te stellen de‘Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur gemeente Maastricht (Bibob-beleidslijn)’
Paragraaf 1 Algemeen
1.1 Begripsomschrijvingen
- 1.
De definities in artikel 1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidslijn, tenzij daarover in lid 2 anders is bepaald.
- 2.
In deze beleidslijn wordt verstaan onder:
- a.
bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot besluitvorming bij beschikkingen van de gemeente Maastricht.
- b.
betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning/ontheffing, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer.
- c.
Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
- d.
RIEC: het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum Limburg.
- e.
Eigen onderzoek: het onderzoek door het bestuursorgaan of, en zo ja, in hoeverre sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 3, artikel 4 en/of artikel 9 van de Wet Bibob en de beoordeling of in de resultaten van dit onderzoek grond is gelegen om een negatieve beslissing te nemen dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen.
- f.
Bibob-quickscan: een beperkte Bibob-toets met als doel het inzichtelijk krijgen van de financiering.
- g.
Volledige Bibob-toets: een uitgebreide toets op basis van het door de Minister vastgestelde volledige Bibob-vragenformulier.
- a.
1.2 Uitvoering Bibob-toets in afwijking van beleidslijn
Deze beleidslijn laat onverlet dat al dan niet in afwijking van de hierna volgende bepalingen (gemotiveerd) tot uitvoering van een Bibob-toets kan worden besloten indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven.
1.3 Uitvoering eigen onderzoek
De Bibob-toets bestaat op basis van deze beleidslijn in principe in de eerste plaats uit een Bibob-quickscan. Dit houdt in dat inzichtelijk gemaakt moet worden op welke wijze de financiering plaatsvindt. Om de financiering inzichtelijk te maken dient (voor zover van toepassing) het volgende aangetoond te worden:
- •
Welke investeringen er worden gedaan (inventaris, verbouwing, e.d.);
- •
Wat de koopsom is geweest bij overname (aankoop vastgoed, goodwill, activa, e.d.);
- •
Op welke wijze de financiering plaatsvindt (leningen, eigen vermogen, e.d.);
- •
Dat de betalingen ook daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.
Een volledige Bibob-toets zal vervolgens worden toegepast indien na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over met name:
- a.
de bedrijfsstructuur, of de activiteiten in en/of in de directe omgeving van de onderneming;
- b.
de financiering van het bedrijf/(bouw)project;
- c.
de omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming/(bouw)project of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd of de inventaris van de inrichting;
- d.
(andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten;
- e.
(andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd.
Paragraaf 2 Publiekrechtelijke beschikkingen
2.1 Toepassingsbereik bij openbare inrichtingen, speelautomatenhallen, seksbedrijven en evenementen
- 1.
Een Bibob-toets vindt plaats bij de volgende aanvragen om een vergunning/ontheffing:
- a.
horecavergunningen (artikel 3 Drank- & Horecawet), met uitzondering van paracommerciële horeca-inrichtingen als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet.
- b.
ontheffingen voor de openstelling van avondwinkels (artikel 6 Verordening Winkeltijden Maastricht).
- c.
exploitatievergunningen voor droge horeca, coffeeshops en afhaalbedrijven (artikel 2.3.1.2 Algemene Plaatselijke Verordening).
- d.
evenementenvergunningen (artikel 3 van Evenementenverordening van de gemeente Maastricht). De toepassing van de Bibob-toets zal daarbij beperkt blijven tot de bij afzonderlijk besluit van de Burgemeester aangewezen evenementen1 .
- e.
vergunningen speelautomatenhallen (artikel 2.3.3.1 Algemene Plaatselijke Verordening).
- f.
vergunningen voor seksinrichtingen en escortbedrijven (artikel 3.2.1 Algemene Plaatselijke Verordening).
- g.
exploitatievergunningen voor smart- en/of headshop (artikel 2.3.1a.2 Algemene Plaatselijke Verordening).
- a.
2.2 Toepassingsbereik bij omgevingsvergunningen
- 1.
Een Bibob-toets vindt plaats bij de volgende aanvragen om een omgevingsvergunning:
- a.
vergunningen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit) bij:
- I.
bouwactiviteiten met bouwkosten2 van € 500.000,- of meer.
- II.
bouwactiviteiten met bouwkosten tussen de € 100.000,- en € 500.000,- indien de aanvraag ziet op een gebruiksfunctie die valt binnen een van de navolgende risicocategorieën:
- •
horecabedrijven (inclusief coffeeshops, hotels, etc.)
- •
seksbedrijven (inclusief seksbioscopen, sekswinkels, massagesalons, etc.)
- •
belwinkels
- •
escortbedrijven
- •
wisselkantoren
- •
Autohandelbedrijven
- •
Sloopbedrijven
- •
- I.
- b.
vergunningen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet (omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer) betreffende het oprichten of het veranderen van de werking van een (afvalstoffen)inrichting als bedoeld in categorie 28, onder 28.4 t/m 28.6 van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht, met uitzondering van inrichtingen als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid van voornoemd Besluit alwaar Gedeputeerde Staten bevoegd gezag is.
- a.
2.3 Toepassingsbereik bij publiekrechtelijke beschikkingen in overige gevallen (aanleiding)
Een Bibob-toets vindt plaats bij de hierna onder a t/m e genoemde aanvragen indien sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het OM als bedoeld in artikel 11 juncto artikel 26 van de Wet Bibob en/of het Bureau zoals bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob, die aanleiding vormt om te vermoeden dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob:
- a.
de aanvraag als bedoeld in artikel 30a van de Drank- en Horecawet;
- b.
de aanvraag als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet, in het geval het een horecabedrijf betreft, als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet (paracommerciële instelling);
- c.
de aanvragen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit) voor zover deze niet reeds onder de in artikel 2.2, eerste lid, onder a, van de in deze beleidslijn genoemde regels vallen;
- d.
de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer) voor zover deze niet reeds onder de in artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de in deze beleidslijn genoemde regels vallen;
- e.
de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1., eerste lid, aanhef en onder i van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op de activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in geval en onder voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieu toets). De toepassing blijft beperkt tot de bedrijven als benoemd in artikel 2.2a, eerste lid, onder b en tweede lid, onder c tot en met f van het Besluit omgevingsrecht.
2.4 Vrijstellingen
De Wet Bibob wordt niet toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van:
- a.
Overheidsinstanties;
- b.
Semi-overheidsinstanties3 ;
- c.
Toegelaten woning(bouw)corporaties; (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning).
2.5 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen
Een Bibob-toets vindt plaats met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:
- 1.
de verstrekte beschikking betrekking heeft op een locatie, die gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het bestuursorgaan na de verstrekking van de beschikking, is aangewezen als risicogebied.
- 2.
de verstrekte beschikking betrekking heeft op een bepaalde (binnen het toepassingsbereik van de Wet Bibob vallende) branche, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het bestuursorgaan na de verstrekking van de beschikking, is aangewezen als risicobranche.
- 3.
vanuit eigen informatie dan wel vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, er aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.
- 4.
informatie als bedoeld in artikel 11 juncto artikel 26 van de Wet Bibob is verkregen, vanuit het OM, direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau, die duidt op een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.
- 5.
bekend wordt dat tegen betrokkene in een andere gemeente of op een andere locatie binnen de gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd.
2.6 Toepassingsbereik bij subsidies
Het bestuursorgaan voert een Bibob-toets uit met betrekking tot een aanvraag voor dan wel de intrekking van een reeds verleende subsidie als bedoeld in de gemeentelijke subsidieregeling, indien sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het OM als bedoeld in artikel 11 juncto artikel 26 van de Wet Bibob en/of het Bureau zoals bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob, die aanleiding vormt om te vermoeden dat sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.
Paragraaf 3 : Privaatrechtelijke transacties
3.1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties
De gemeente kan de Wet Bibob toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties zoals bedoeld in artikel 1 onder o van de Wet Bibob, waarbij de gemeente partij is. Bij de start van onderhandelingen daartoe, zal de gemeente de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-toets deel kan uitmaken van de procedure.
In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst bij een ernstige mate van gevaar, dan wel een mindere mate van gevaar. De integriteitsclausule houdt tevens in dat het niet beantwoorden van vragen op grond van artikel 30 en artikel 12 van de Wet kan leiden tot ontbinding van de overeenkomst.
Bij vastgoedtransacties waarbij de gemeente onroerend goed (met uitzondering van zogenaamd “snippergroen” en groenstroken tot 150m2) verkoopt zal in beginsel altijd een Bibob-toets (conform artikel 1.3 van deze beleidslijn) plaatsvinden.
Bij de navolgende vastgoedtransacties kan een Bibob-toets toegepast worden, indien er aanleiding bestaat om te vermoeden dat bij een vastgoedtransactie sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 9, derde lid, van de Wet Bibob. Het gaat om vastgoedtransacties waarbij:
- •
de gemeente onroerend goed aankoopt;
- •
de gemeente onroerende zaken huurt of verhuurt;
- •
de gemeente deelneemt aan een vennootschap, die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt;
- •
de gemeente een gebruiksrecht verleent.
Dit vermoeden wordt gebaseerd op:
- •
eigen ambtelijke informatie en/of
- •
informatie verkregen van het Bureau en/of
- •
informatie verkregen vanuit het OM conform artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of
- •
informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC.
Indien de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.
Naast de in artikel 3.1 genoemde gevallen zal een Bibob-toets plaatsvinden bij ver- en aankoop van onroerend goed, dat gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het bestuursorgaan is aangewezen.
3.2 Toepassingsbereik bij aanbestedingen
De gemeente voert ten aanzien van een gegadigde of onderaannemer in de zin van de wet, een Bibob-toets uit bij overheidsopdrachten, indien sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het OM als bedoeld in artikel 11 juncto artikel 26 van de Wet Bibob en/of het Bureau zoals bedoeld in artikel 11a van de Wet, die aanleiding vormt om te vermoeden dat sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.
De gemeente past de Bibob-toets conform het bovenstaande alleen toe binnen de sectoren milieu, informatiecommunicatietechnologie (ICT) of bouw en die, conform de geldende richtlijnen van de gemeente Maastricht, voor aanbesteden van werken respectievelijk van diensten en leveringen moeten worden aanbesteed.
3.3 Vrijstellingen
De Wet Bibob wordt niet toegepast, ingeval de wederpartij bij een vastgoedtransactie of de gegadigde of onderaannemer bij een overheidsopdracht een van de onderstaande partijen betreft:
- a.
Overheidsinstanties;
- b.
Semi-overheidsinstanties4 ;
- c.
Toegelaten woning(bouw)corporaties; (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning).
Paragraaf 4 : Uitvoering
4.1 Bibob-toets
Het niet of niet volledig aanleveren van de in het kader van de Wet Bibob gevraagde gegevens leidt op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht tot het niet in behandeling nemen van de aanvraag, dan wel op grond van artikel 4 eerste lid juncto artikel 30 Wet Bibob tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning, dan wel de ontbinding van een overeenkomst inzake een overheidsopdracht, dan wel de opschorting of ontbinding van een overeenkomst inzake een vastgoedtransactie.
Het Bibob-vragenformulier en documenten stellen het bestuursorgaan in staat om het eigen onderzoek te verrichten. Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van het door de aanvrager/houder van de vergunning ingevulde Bibob-vragenformulier (incl. bijlagen), justitiële en politiële gegevens, extra aangeleverde informatie en een open bronnen onderzoek.
Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat sprake is van een 'ernstig gevaar' als bedoeld in de Wet Bibob, kan het overgaan tot:
- a.
intrekking van een eerder verleende beschikking.
- b.
weigering van de aangevraagde beschikking.
- c.
het niet aangaan van een vastgoedtransactie, dan wel het inroepen van een ontbindende voorwaarde als bedoel in artikel 5a onder b. van de Wet.
- d.
afwijzing van een inschrijving op een overheidsopdracht. Daarbij kan in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.
4.2 Bibob-advies
Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Landelijk Bureau Bibob worden gevraagd indien:
- a.
na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd dan wel waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft.
- b.
na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking/vastgoedtransactie te verbinden onderneming(en).
- c.
na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking/vastgoedtransactie te verbinden activiteiten.
- d.
de officier van justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een Bibob-advies aan te vragen.
De adviesaanvraag bij het Bureau is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken. De betrokkene wordt door het bestuursorgaan geïnformeerd over het feit dat een advies is gevraagd.
4.3 Beslissing na advies
- 1.
Indien uit het afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob kan het bestuursorgaan overgaan tot:
- a.
intrekking van een eerder verleende beschikking.
- b.
weigering van de aangevraagde beschikking.
- c.
het niet aangaan van een vastgoedtransactie, dan wel het inroepen van een ontbindende voorwaarde als bedoel in artikel 5a onder b. van de Wet.
- d.
afwijzing van een inschrijving op een overheidsopdracht, dan wel ontbinding van de overeenkomst inzake een overheidsopdracht. Daarbij kan in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.
- a.
- 2.
Indien uit het afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat sprake is van een 'mindere mate van gevaar' als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob kan het bestuursorgaan overgaan tot:
- a.
verbinden van Bibob gerelateerde voorschriften aan de beschikking.
- b.
het niet aangaan van een vastgoedtransactie, dan wel het inroepen van een ontbindende voorwaarde als bedoel in artikel 5a onder b. van de Wet.
- c.
afwijzing van een inschrijving op een overheidsopdracht dan wel ontbinding van de overeenkomst inzake een overheidsopdracht. Daarbij kan in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde mindere mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.
- a.
Paragraaf 5 : Geheimhouding
5.1 Geheimhoudingsplicht
Het advies van het Bureau zal worden gebruikt ter onderbouwing van de uiteindelijke beslissing omtrent de vergunning, subsidie, aanbesteding of vastgoedtransactie. In geval aan betrokkene op grond van de Wet Bibob een kopie van het adviesrapport van het Bureau ter hand wordt gesteld, is betrokkene gebonden aan de geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de Wet Bibob.
Een ieder die krachtens de Wet Bibob de beschikking krijgt over gegevens met betrekking tot een derde, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover een bij deze wet gegeven voorschrift mededeling toelaat.
Paragraaf 6 : Invoering
6.1 Invoeringsdatum
Deze beleidslijn is vastgesteld door de Burgemeester respectievelijk het College van Burgemeester en Wethouders op 13 december 2016 en treedt in werking op 1 januari 2017.
Aldus besloten door het college van Burgemeester en Wethouders van Maastricht d.d. 13 december 2016,
De Secretaris,
P.J. Buijtels
De Burgemeester,
J.M. Penn-te Strake
Ondertekening
Noot
11 Voor de door de Burgemeester aangewezen evenementvergunning(en) die onder het toepassingsbereik van het Bibob-beleid vallen wordt verwezen naar het bij dit beleid behorende aanwijzingsbesluit Bibob bij evenementen.
Noot
33 Semi-overheid is een algemene aanduiding voor allerlei soorten overheidsorganisaties, die "dicht tegen de overheid aan zitten". Kenmerken van semi-overheid is dat er sprake is van:a. wettelijke taken en/of het dienen van een uitgesproken publiek belang enb. een (flinke) publieke financiering.
Noot
44 Semi-overheid is een algemene aanduiding voor allerlei soorten overheidsorganisaties, die "dicht tegen de overheid aan zitten". Kenmerken van semi-overheid is dat er sprake is van:a. wettelijke taken en/of het dienen van een uitgesproken publiek belang enb. een (flinke) publieke financiering.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl