Regeling vervallen per 12-03-2019

Besluit van het dagelijks bestuur van het Waterschap Limburg houdende algemene regels voor vergunningverlening

Geldend van 05-01-2017 t/m 11-03-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2017

Intitulé

Besluit van het dagelijks bestuur van het Waterschap Limburg houdende algemene regels voor vergunningverlening

ALGEMENE REGELS VERGUNNINGVERLENING WATERSCHAP PEEL EN MAASVALLEI

Algemene regel Waterkwantiteit Obstakels en medegebruik

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid van de Keur:

a. voor het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van obstakels binnen de kernzone, maar buiten het watervoerend deel, van een oppervlaktewaterlichaam dat in onderhoud is bij het waterschap;

b. voor het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van obstakels binnen de kernzone, maar buiten het watervoerend deel, van een secundair oppervlaktewaterlichaam dat in onderhoud is bij derden;

c. voor het medegebruik van de gronden behorende tot een op de legger opgenomen oppervlaktewaterlichaam dat in onderhoud is bij het waterschap.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die een obstakel aanlegt, heeft, wijzigt of verwijdert als bedoeld in artikel 1, sub a of medegebruik maakt als bedoeld in artikel 1, sub c voldoet aan de volgende voorschriften:

1. Tussen de insteken van het watervoerend deel van het oppervlaktewaterlichaam mag geen obstakel worden aangelegd en behouden.

2. Een obstakel binnen de kernzone van een oppervlaktewaterlichaam dat in onderhoud is van het waterschap, mag de doorstroming in het oppervlaktewaterlichaam niet belemmeren en mag het doelmatig onderhoud van het oppervlaktewaterlichaam niet onevenredig belemmeren.

3. Hekwerken haaks op het oppervlaktewaterlichaam zijn uitsluitend toegestaan met het oog op beveiliging en/of bescherming van aanliggende (bedrijfs-)gebouwen en –terreinen. Langs het oppervlaktewaterlichaam wordt een poort wordt geplaatst met een breedte die minimaal gelijk is aan de breedte van de ter plaatse aanwezige onderhoudstrook. Het waterschap wordt in het bezit gesteld van een sleutel van de poort ingeval de poort voorzien is van een slot. De sluitzijde van de poort moet aan de zijde van het oppervlaktewaterlichaam zijn, zodat de poort richting het aanliggende perceel opent.

4. a. Beplanting binnen de kernzone is niet toegestaan.

b. Uitgroei van beplanting binnen de kernzone mag het doelmatig onderhoud van het oppervlaktewaterlichaam niet onevenredig belemmeren.

5. Het obstakel wordt op kosten van de gebruiker verwijderd

a. op eerste aanschrijving door of namens het bestuur indien het beheer of het voeren van onderhoud door het waterschap dit vereist;

b. indien dit niet meer de functie vervult waarvoor het is aangebracht.

6. Medegebruik leidt niet tot:

a. belemmering van de doorstroming in het oppervlaktewaterlichaam;

b. onevenredige beperking van het doelmatig onderhoud;

c. beschadiging van het oppervlaktewaterlichaam en van de gronden behorende tot het oppervlaktewaterlichaam.

7. Medegebruik wordt op eerste aanschrijving door of namens het bestuur op kosten van de gebruiker gestaakt of beëindigd indien het beheer of het voeren van onderhoud door het waterschap dit vereist. Het waterschap is niet aansprakelijk voor kosten of schade voortvloeiend uit het staken of beëindigen van het medegebruik.

8. Tijdens en na het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van een obstakel of van het medegebruik wordt;

a. de doorstroming in het oppervlaktewaterlichaam niet belemmerd;

b. de onderhoudsstrook en het oppervlaktewaterlichaam in de oorspronkelijke toestand teruggebracht (maaiveldhoogte, talud, stabiliteit van de ondergrond).

Artikel 3 Voorschriften

Degene die een obstakel aanlegt, heeft, wijzigt of verwijdert als bedoeld in artikel 1, sub b voldoet aan de volgende voorschriften:

1. de wateraf- en –doorvoerfunctie van het oppervlaktewaterlichaam wordt niet belemmerd als gevolg van het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van een obstakel.

Artikel 4 Melding

1. Degene die een bouwwerk aanlegt of wijzigt alsmede degene die een hekwerk of afrastering haaks op het oppervlaktewaterlichaam aanbrengt, meldt dit tenminste 4 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met behulp van het door het bestuur vastgesteld formulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam en adres van degene die de werkzaamheden uitvoert;

b. het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

c. gegevens over het aan te leggen werk;

d. de aard van de werkzaamheden;

e. een situatietekening.

3. De melding is geldig voor 1 jaar.

Artikel 5 Overgangsrecht

1. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid van de Keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9, derde lid van de Keur.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

3. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor ingevolge deze algemene regel meldingsplichtige werkzaamheden, wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid van de Keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur een waterstaatwerk te gebruiken anders dan in overeenstemming met zijn functie. Hieronder is ook begrepen het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van obstakels.

Op grond van artikel 3.9 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

Begripsbepaling

In deze algemene regel wordt onder een obstakel verstaan een bouwwerk, hekwerk en overige materialen en stoffen.

Het begrip “bouwwerk” wordt gedefinieerd op de wijze zoals dat plaatsvindt in de model Bouwverordening van de VNG en zoals ook in de rechtspraak toegepast. Het begrip is daarin als volgt gedefinieerd:

elke constructie van hout, steen of ander materiaal, die op de plaats van bestemming, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

Onder een hekwerk wordt verstaan een afscheiding die tot doel heeft een terrein af te sluiten ter beveiliging en/of bescherming van aanliggende (bedrijfs-)gebouwen en -terreinen en die doorgaans bestaat uit een stalen of houten constructie.

Onder beplanting wordt verstaan: meerjarige beplanting in de vorm van bomen, struiken en hagen.

Onder overige materialen en stoffen worden verstaan alle materialen en stoffen die kunnen worden neergelegd of kunnen worden opgeslagen. Voorbeelden zijn bouwmaterialen, hout- en snoeiafval, afvalstoffen, etc.

Onder medegebruik wordt verstaan gebruik van een oppervlaktewaterlichaam door derden anders dan in overeenstemming met de functie van het oppervlaktewaterlichaam.

Bruggen, duikers en in- en uitstroomvoorzieningen zijn geen obstakel als hier bedoeld.

Toepassingsgebied

Deze algemene regel is van toepassing op het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van obstakels binnen de kernzone van een oppervlaktewaterlichaam dat in onderhoud is van het waterschap en op het medegebruik van de gronden behorende tot een op de legger opgenomen oppervlaktewaterlichaam dat in onderhoud is van het waterschap. Van het oppervlaktewaterlichaam maken ook de daarbij behorende en als zodanig op de legger aangegeven onderhoudsstroken deel uit.

Daarnaast is deze algemene regel van toepassing op het aanleggen, hebben, wijzigen en

verwijderen van obstakels (exclusief beplanting) binnen de kernzone van een secundair oppervlaktewaterlichaam dat in onderhoud is bij derden.

Deze algemene regel ziet niet op het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van bruggen, duikers en in- en uitstroomvoorzieningen.

Raakvlakken met ander beleid

Algemene regels Brug, Duiker, Brengen van water in een oppervlaktewaterlichaam, Onttrekken van water, Beplanting, Buisdrainage

Beleidsregel Uitgangspunten nieuwe legger 2005

Beleidsregel Bergingsvoorzieningen

Motivering van de algemene regel

De aanwezigheid van obstakels binnen de kernzone van een op de legger opgenomen oppervlaktewaterlichaam kan leiden tot belemmeringen in de doorstroming in het oppervlaktewaterlichaam, beschadiging van het oppervlaktewaterlichaam en tot beperkingen voor het op doelmatige wijze plegen van onderhoud.

Met het oog op het waarborgen van het doorstroomprofiel geldt voor werken tussen de insteken van een oppervlaktewaterlichaam de vergunningplicht. Voor enkele van deze werken gelden specifieke algemene regels (duiker, brug, in- en uitstroomvoorziening).

Met het oog op het kunnen voeren van doelmatig onderhoud van oppervlaktewaterlichamen die in onderhoud zijn van het waterschap mogen de onderhoudsmogelijkheden niet onevenredig wordt belemmerd. Van onevenredige beperking van het doelmatig onderhoud is sprake indien de gebruikelijke wijze van het voeren van onderhoud ter plaatse van het betrokken oppervlaktewaterlichaam wezenlijk wordt beïnvloed. Dit kan aan de orde zijn bij het plaatsen en hebben van obstakels. Het plaatsen van afrasteringen en hekwerken haaks op de insteek is alleen toegestaan uit veiligheids- en/of beveiligingsoverwegingen ten behoeve van aanliggende (bedrijfs-)gebouwen en -terreinen. Het waterschap moet zich eenvoudig toegang kunnen verschaffen. Hiertoe zijn voorwaarden in deze algemene regel opgenomen.

Ook medegebruik van gronden behorende tot het oppervlaktewaterlichaam dat in onderhoud is bij het waterschap kan consequenties hebben voor het zonder onevenredige beperkingen kunnen voeren van onderhoud. Medegebruik mag niet leiden tot beschadiging van de gronden met het oog op de stabiliteit van het oppervlaktewaterlichaam en met het oog op het veilig kunnen voeren van onderhoud. Het maken en hebben van een afwateringssleuf wordt onder medegebruik begrepen.

Het hebben van obstakels op gronden behorende tot een oppervlaktewaterlichaam en\of het medegebruik van gronden behorende tot de kernzone van een oppervlaktewaterlichaam is te allen tijden ondergeschikt aan de waterstaatkundige functie van het oppervlaktewaterlichaam. Indien beheer of onderhoud dit vereisen kan het bestuur de gebruiker aanschrijven tot het verwijderen van het obstakel en tot het staken of beëindigen van het medegebruik. Hiermee verband houdende kosten zijn geheel voor rekening van de gebruiker van het obstakel of van de medegebruiker van de betreffende gronden.

Het is van belang dat de ingrepen in het waterstaatswerk goed worden uitgevoerd. Daarvoor is het noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de uitgevoerde werkzaamheden. Om deze reden is de meldplicht in deze algemene regel opgenomen.

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OlO) worden ingediend. Het OlO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl.

Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.wpm.nl.

Algemene regel Waterkwantiteit Beplanting

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid van de Keur voor het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van beplanting:

a. Op onderhoudspaden die gecombineerd zijn met de wegberm en gelegen zijn binnen de kernzone van een oppervlaktewaterlichaam dat in onderhoud is bij het waterschap. De betreffende onderhoudspaden zijn als zodanig in de legger opgenomen.

b. Binnen de kernzone van oppervlaktewaterlichamen die in onderhoud zijn bij derden.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die beplanting aanbrengt, heeft, wijzigt of verwijdert als bedoeld in artikel 1, onder a voldoet aan de volgende voorschriften:

a. Beplanting is niet toegestaan binnen 1,00 meter uit de insteek van een oppervlaktewaterlichaam dat in onderhoud is bij het waterschap. Beplanting is zodanig geplaatst en gesnoeid dat de doorgang ten behoeve van het voeren van doelmatig onderhoud niet onevenredig wordt belemmerd.

b. a. De minimale onderlinge plantafstand bedraagt 10 meter.

b. De bomen dienen tot 4 meter boven het maaiveld takvrij te worden gehouden (opsnoeien). Afkomend snoeisel wordt direct verwijderd.

c. Beplanting leidt niet tot beschadiging van het oppervlaktewaterlichaam en van de gronden behorende tot het oppervlaktewaterlichaam.

d. Beplanting wordt op kosten van de gebruiker verwijderd op eerste aanschrijving door of namens het bestuur indien het beheer of het voeren van onderhoud door het waterschap dit vereist.

e. Tijdens en na het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van beplanting wordt;

a. de doorstroming in het oppervlaktewaterlichaam niet belemmerd;

b. de onderhoudsstrook en het oppervlaktewaterlichaam in de oorspronkelijke toestand

teruggebracht (maaiveldhoogte, talud, stabiliteit van de ondergrond) en behouden.

Artikel 3 Voorschriften

Degene die beplanting aanbrengt, heeft, wijzigt of verwijdert als bedoeld in artikel 1, onder b voldoet aan de volgende voorschriften:

a. De wateraf- en –doorvoerfunctie van het oppervlaktewaterlichaam wordt niet belemmerd als gevolg van het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van beplanting.

Artikel 4 Melding

1. Degene die beplanting aanlegt of wijzigt, meldt dit tenminste 4 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met behulp van het door het bestuur vastgesteld formulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam en adres van degene die de werkzaamheden uitvoert;

b. het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

c. gegevens over het aan te leggen werk;

d. de aard van de werkzaamheden;

e. een situatietekening.

3. De melding is geldig voor 1 jaar.

Artikel 5 Overgangsrecht

1. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid van de Keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9, derde lid van de Keur.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

3. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor ingevolge deze algemene regel meldingsplichtige werkzaamheden, wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid van de Keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur een waterstaatwerk te gebruiken anders dan in overeenstemming met zijn functie. Hieronder is ook begrepen het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van beplanting.

Op grond van artikel 3.9 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

Begripsbepaling

Onder beplanting wordt verstaan meerjarige beplanting in de vorm van bomen.

Toepassingsgebied

Deze algemene regel is van toepassing op het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van beplanting op onderhoudspaden die gecombineerd zijn met de wegberm en gelegen zijn binnen de kernzone van een oppervlaktewaterlichaam dat in onderhoud is van het waterschap. De betreffende onderhoudspaden zijn als zodanig in de legger opgenomen.

Daarnaast is deze algemene regel van toepassing op het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van beplanting binnen de kernzone van oppervlaktewaterlichamen die in onderhoud zijn bij derden.

Raakvlakken met ander beleid

Beleidsregel Uitgangspunten nieuwe legger 2005

Beleidsregel Bergingsvoorzieningen

Motivering van de algemene regel

De aanwezigheid van beplanting op onderhoudspaden die gecombineerd zijn met de wegberm en gelegen zijn binnen de kernzone van een op de legger opgenomen oppervlaktewaterlichaam kan enerzijds leiden tot beperkingen van mogelijkheden tot aanpassingen van het profiel van oppervlaktewaterlichamen en anderzijds tot belemmeringen in de doorstroming in het oppervlaktewaterlichaam, beschadiging van het oppervlaktewaterlichaam en tot beperkingen voor het op doelmatige wijze plegen van onderhoud.

Met het oog op het waarborgen van het doorstroomprofiel gelden voor de meest voorkomende werken tussen de insteken van een oppervlaktewaterlichaam (duiker, brug, in- en uitstroomvoorziening) specifieke algemene regels. Andere werken die tot belemmering van de doorstroming kunnen leiden zijn vergunningplichtig.

Met het oog op het kunnen voeren van doelmatig onderhoud van oppervlaktewaterlichamen die in onderhoud zijn van het waterschap mogen de onderhoudsmogelijkheden niet onevenredig wordt belemmerd. Van onevenredige beperking van het doelmatig onderhoud is sprake indien de gebruikelijke wijze van het voeren van onderhoud ter plaatse van het betrokken oppervlaktewaterlichaam wezenlijk wordt beïnvloed. Met het oog op het voorkomen van beschadigingen aan het oppervlaktewaterlichaam is beplanting binnen 1 meter uit de insteek niet toegestaan.

Het is van belang dat de ingrepen in het waterstaatswerk goed worden uitgevoerd. Daarvoor is het noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de uitgevoerde werkzaamheden. Om deze reden is de meldplicht in deze algemene regel opgenomen.

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OlO) worden ingediend. Het OlO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl.

Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.wpm.nl.

Algemene regel Waterkwantiteit Recreatief medegebruik

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid van de Keur:

a. Voor recreatief medegebruik in de vorm van lopen binnen de op de legger opgenomen oppervlaktewaterlichamen, tenzij met borden is aangegeven dat het verboden is te lopen. Deze algemene regel is niet van toepassing op het inrichten en beheren van wandelroutes. Daarvoor geldt de vergunningplicht.

b. Voor recreatief medegebruik in de vorm van fietsen op de onderhoudspaden behorende bij de op de legger opgenomen oppervlaktewaterlichamen, tenzij met borden is aangegeven dat het verboden is te fietsen. Deze algemene regel is niet van toepassing op het inrichten en beheren van (verharde) fietspaden. Daarvoor geldt de vergunningplicht.

c. Voor recreatief medegebruik in de vorm van het varen met kano’s en kajaks op de volgende (trajecten van) oppervlaktewaterlichamen:

1. Niers, vanaf Duitse grens tot aan de brug over de Niers bij de rondweg in Gennep;

2. Swalm, vanaf het zwembad te Swalmen tot aan de Maas en binnen de periode van 1 oktober tot en met 31 maart;

3. Tungelroysebeek, vanaf de Provinciale weg Horn-Roggel (N279) tot het Kanaal Wessem-Nederweert;

4. Tungelroysebeek, vanaf instroom Raam tot het Kanaal Wessem-Nederweert en binnen de periode van 1 oktober tot en met 15 juni;

5. Groote Molenbeek, vanaf de A73 (Horst) tot aan het krooshek tussen Meerlo en Wanssum ter hoogte van de St. Goarkapel;

6. Kanaal van Deurne (Limburgs deel);

7. Oude Helenavaart (Noordelijk van Heldensedijk);

8. Helenavaart, voorzover gelegen binnen de provincie Limburg;

9. Uffelsebeek, vanaf Belgische grens tot de A2 en binnen de periode van 1 oktober tot en met 31 maart.

Deze algemene regel is niet van toepassing op het varen met vlotten en roeiboten. Daarvoor

geldt de vergunningplicht.

d. Voor recreatief medegebruik in de vorm van Hengelsport voor zover het oppervlaktewaterlichamen betreft waarvan het visrecht door het waterschap op grond van een overeenkomst krachtens de Visserijwet 1963 aan derden is verhuurd.

e. Voor recreatief medegebruik in de vorm van schaatsen binnen de op de legger opgenomen oppervlaktewaterlichamen, tenzij met borden is aangegeven dat het verboden is te schaatsen.

f. Voor recreatief medegebruik in de vorm van pootje baden binnen de op de legger opgenomen oppervlaktewaterlichamen, tenzij met borden is aangegeven dat het verboden is pootje te baden.

g. Voor recreatief medegebruik in de vorm van survival binnen de op de legger opgenomen oppervlaktewaterlichamen, tenzij met borden is aangegeven dat survival en soortgelijke activiteiten verboden zijn.

h. Voor recreatief medegebruik in de vorm van ruitersport op de onderhoudspaden welke deel uitmaken van de op de legger opgenomen oppervlaktewaterlichamen, tenzij met borden is aangegeven dat ruitersport verboden is.Deze algemene regel is niet van toepassing op het inrichten en beheren van ruiterpaden. Daarvoor geldt de vergunningplicht.

i. Voor recreatief medegebruik in de vorm van mountainbiken op de onderhoudspaden welke deel uitmaken van de op de legger opgenomen oppervlaktewaterlichamen, tenzij met borden is aangegeven dat moutainbiken verboden is. Deze algemene regel is niet van toepassing op het inrichten en beheren van mountainbikeroutes. Daarvoor geldt de vergunningplicht.

Artikel 2 Voorschriften

Voor recreatief medegebruik als bedoeld in artikel 1, onder d. (hengelsport) gelden de volgende voorschriften: de vrijstelling geldt alleen indien de visser in het bezit is van een machtiging afgegeven door de visrechthebbende.

Artikel 3 Voorschriften

Voor recreatief medegebruik als bedoeld in artikel 1 gelden de volgende voorschriften:

Tijdens het recreatief medegebruik dienen de volgende regels in acht te worden genomen:

a. Het is verboden tijdens het recreatief medegebruik schade toe te brengen aan de oppervlaktewaterlichamen en de daarbij behorende onderhoudsstroken en kunstwerken.

b. Het is verboden in of op oppervlaktewaterlichamen en de daarbij behorende onderhoudsstroken en kunstwerken afval achter te laten.

c. Het is verboden aanwezige vangmiddelen voor het bestrijden van muskus- en/of

beverrattten te beschadigen en los of open te maken.

d. Het is verboden om aanwezig vee op de aangrenzende percelen te verontrusten.

e. Het is verboden om zich tijdens het recreatief medegebruik op aanwezige stuwen,

vistrappen, gemalen alsmede in- en uitstroomvoorzieningen te bevinden.

f. Meegebrachte huisdieren dienen te allen tijde aangelijnd te zijn.

g. Het recreatieve medegebruik dient zodanig plaats te vinden dat de privacy van bewoners

van huizen op de aangrenzende percelen zo min mogelijk wordt geschaad.

h. Het gebruik van oppervlaktewaterlichamen voor recreatief medegebruik vindt plaats op

eigen risico.

Artikel 4. Overgangsrecht

1. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid van de Keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9, derde lid van de Keur.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

3. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor ingevolge deze algemene regel meldingsplichtige werkzaamheden, wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting:

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid van de Keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur

een waterstaatwerk te gebruiken anders dan in overeenstemming met zijn functie. Hieronder is

ook begrepen het medegebruik van oppervlaktewaterlichamen voor recreatieve doeleinden.

Op grond van artikel 3.9 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

Begripsomschrijving

In het kader van deze algemene regel wordt onder recreatief medegebruik uitsluitend verstaan:

• Lopen, al of niet vergezeld van een aangelijnd huisdier;

• Varen met kano’s/kajaks;

• Fietsen;

• Hengelsport;

• Schaatsen;

• Pootje baden;

• Survival en soortgelijke activiteiten;

• Ruitersport;

• Mountainbiken.

Onder huisdier worden begrepen kleine huisdieren als honden en katten.

Motivering van de algemene regel

Recreatief medegebruik binnen de kernzone van op de legger opgenomen oppervlaktewaterlichamen vindt veelvuldig plaats. Recreatief medegebruik in de vorm van

lopen, al dan niet vergezeld van een aangelijnd klein huisdier, wordt vrijgesteld van een vergunning- en meldplicht tenzij met borden is aangegeven dat het verboden is te lopen.

Het varen met kano’s en kajaks is zonder vergunning toegestaan op de hiervoor onder “toepassingsgebied” vermelde oppervlaktewaterlichamen en perioden. Aan het aantal kano’s en kajaks wordt geen maximum meer gesteld.

Ruitersport en moutainbiken is zonder vergunning toegestaan op de hiervoor onder “toepassinggebied” aangegeven gronden.

Recreatief medegebruik in de vorm van vissen is zonder vergunning of melding toegestaan

indien de visser in het bezit is van een machtiging afgegeven door de visrechthebbende. Het waterschap heeft als eigenaar van een groot aantal oppervlaktewaterlichamen het visrecht

verhuurd aan hengelsportfederaties. In de betreffende huurovereenkomst zijn de voorwaarden opgenomen waaraan voldaan dient te worden. Extra regulering, anders dan in deze algemene

regel vermeld is niet nodig.

Algemene regel Waterkwantiteit Brug

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid van de Keur voor het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van bruggen over de op de legger opgenomen oppervlaktewaterlichamen.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die een brug aanlegt, heeft, wijzigt of verwijdert over een oppervlaktewaterlichaam dat in de legger is aangeduid als “primair” of “secundair in onderhoud bij het waterschap” voldoet aan de volgende voorschriften:

1. Per kadastraal perceel mag maximaal één brug aanwezig zijn.

2. De aanwezigheid van een brug (incl. brugleuningen) mag geen onevenredige belemmering vormen voor het gebruik van de bij het oppervlaktewaterlichaam behorende onderhoudsstroken ten behoeve van het voeren van onderhoud.

3. De op- en afrit van de brug dient 1:10 te zijn. Hiertoe dient het maaiveld deugdelijk aangevuld te worden.

4. De doorstroming in het oppervlaktewaterlichaam wordt door de brug niet verstoord. Daartoe dient drijvend vuil en dergelijke regelmatig te worden verwijderd.

5. De brug, inclusief het profiel onder de brug en twee meter weerszijden van de brug, wordt in een goede staat van onderhoud gehouden.

6. De minimale afstand tussen een brug en een ander kunstwerk bedraagt tenminste 10 meter.

7. Het bestuur wordt minimaal vijf werkdagen vóór de realisering van de brug geïnformeerd over datum en tijdstip van aanvang van de werkzaamheden.

8. De brug wordt verwijderd indien deze niet meer de functie vervult waarvoor de brug is aangelegd.

Artikel 3 Voorschriften

Degene die een brug aanlegt, heeft, wijzigt of verwijdert over een oppervlaktewaterlichaam dat varend wordt onderhouden en als zodanig op de bij deze algemene regel behorende kaart is aangegeven, voldoet aan de volgende voorschriften:

1. De voorschriften als bedoeld in artikel 2, met uitzondering van de leden 3 en 4 zijn van toepassing.

2. De doorvaarhoogte is minimaal de afstand tussen onderkant brug en hoogwaterpeil (peil bij maatgevende afvoer) zoals aangegeven op de bij deze algemene regel behorende kaart.

Artikel 4 Voorschriften

Voor het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van een brug over een oppervlaktewaterlichaam dat in de legger is aangeduid als “secundair in onderhoud bij derden” geldt een vrijstelling van het verbod als bedoeld in artikel 3.2, eerste lid van de Keur indien aan de volgende voorschriften wordt voldaan:

1. de wateraf- en –doorvoerfunctie van het oppervlaktewaterlichaam wordt niet belemmerd als gevolg van het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van een brug.

Artikel 5 Melding

1. Degene die overgaat tot het aanleggen, wijzigen of verwijderen van een brug over een oppervlaktewaterlichaam dat in de legger is aangeduid als “primair” of “secundair in onderhoud bij het waterschap” meldt dit tenminste 4 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met behulp van het door het bestuur vastgesteld formulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam en adres van degene die de werkzaamheden uitvoert;

b. het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

c. gegevens over het aan te leggen werk;

d. de aard van de werkzaamheden;

e. een situatietekening.

3. De melding is geldig voor 1 jaar.

Artikel 6 Maatwerkvoorschrift

Het bestuur kan, al dan niet op verzoek, met het oog op de te beschermen waterstaatkundige belangen, op grond van artikel 3.9, derde lid van de Keur maatwerkvoorschriften stellen ter zake ligging, constructie en onderhoud van de brug.

Artikel 7 Overgangsbepaling

1. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid van de Keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9, derde lid van de Keur.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

3. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor ingevolge deze algemene regel meldingsplichtige werkzaamheden, wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting:

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid van de Keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur een waterstaatswerk te gebruiken anders dan in overeenstemming met zijn functie. Hieronder is ook begrepen het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van bruggen over oppervlaktewaterlichamen.

Op grond van artikel 3.9 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

Raakvlakken met ander beleid

Algemene regel Obstakels en medegebruik

Motivering van de algemene regel

Het aanleggen, hebben, wijzigen of verwijderen van een brug over oppervlaktewaterlichamen is een vanuit waterstaatkundig oogpunt eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterstaatkundige belangen (waterdoorvoer en doelmatig onderhoud) kunnen voldoende worden gewaarborgd via het stellen van algemene regels.

Voor het aanleggen, hebben, wijzigen of verwijderen van een brug over oppervlaktewaterlichamen die door het waterschap worden onderhouden geldt een meldplicht.

Voor het aanleggen, hebben, wijzigen of verwijderen van een brug over een oppervlaktewaterlichaam dat varend wordt onderhouden gelden aanvullende voorwaarden.

Het is van belang dat de ingrepen in het waterstaatswerk goed worden uitgevoerd. Daarvoor is het noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de uitgevoerde werkzaamheden. Om deze reden is de meldplicht in deze algemene regel opgenomen.

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OlO) worden ingediend. Het OlO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl.

Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.wpm.nl.

Algemene regel Waterkwantiteit Duiker

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid van de Keur voor het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van een duiker in een oppervlaktewaterlichaam dat op de legger is aangeduid als “secundair” oppervlaktewaterlichaam.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die een duiker aanlegt, heeft, wijzigt of verwijdert als bedoeld in artikel 1 voldoet aan de volgende voorschriften:

1. De duiker wordt aangelegd, behouden, gewijzigd en verwijderd overeenkomstig de bij de melding overgelegde gegevens.

2. Ter plaatse van de grondaanvullingen dienen de taluds te worden opgezet overeenkomstig de taluds van het bestaande profiel, doch met een minimale helling van 1:1.

3. De diameter van de duiker is minimaal 0,50 meter.

4. De duiker dient met een diepte van 10% van de diameter beneden de in de legger opgenomen bodemhoogte van het oppervlaktewaterlichaam gelegd te worden.

5. De duiker, inclusief het profiel van het oppervlaktewaterlichaam over een breedte van een meter aan weerszijden van de lengterichting van de duiker, wordt in een goede staat van onderhoud gehouden.

6. De doorstroming van het water wordt niet verstoord. Daartoe dient drijvend vuil en dergelijke regelmatig te worden verwijderd.

7. De minimale afstand tussen een duiker en een ander kunstwerk moet 10 meter bedragen.

8. Indien een duiker in een secundair oppervlaktewaterlichaam wordt gelegd, welke in de legger is opgenomen als “Secundair Buffer”, dient het verlies aan bergend vermogen te worden gecompenseerd.

9. Het bestuur wordt minimaal vijf werkdagen van tevoren geïnformeerd over datum en tijdstip van aanvang van de werkzaamheden. Dit dient te gebeuren via een mail aan handhaving@wpm.nl.

10. De duiker wordt verwijderd indien deze niet meer de functie vervult waarvoor de duiker is aangelegd.

Artikel 3 Melding

1. Degene die overgaat tot het aanleggen, wijzigen of verwijderen van een duiker in een oppervlaktewaterlichaam dat in de legger is aangeduid als “secundair”, meldt dit tenminste 4 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met behulp van het door het bestuur vastgesteld formulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam en adres van degene die de werkzaamheden uitvoert;

b. het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

c. gegevens over het aan te leggen werk;

d. de aard van de werkzaamheden;

e. een situatietekening;

f. Indien een duiker in een secundair oppervlaktewaterlichaam wordt gelegd, welke in de legger is opgenomen als “Buffer”, dient op het meldingsformulier te worden aangegeven op welke wijze het verlies aan bergend vermogen wordt gecompenseerd.

3. De melding is geldig voor 1 jaar.

Artikel 4 Maatwerkvoorschrift

Het bestuur kan, al dan niet op verzoek, met het oog op de te beschermen waterstaatkundige belangen, op grond van artikel 3.9, derde lid van de Keur maatwerkvoorschriften stellen ter zake ligging, constructie en onderhoud van de duiker en van het profiel van het oppervlaktewaterlichaam over een breedte van een meter aan weerszijden van de lengterichting van de duiker.

Artikel 5 Overgangsbepaling

1. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid van de Keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9, derde lid van de Keur.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

3. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor ingevolge deze algemene regel meldingsplichtige werkzaamheden, wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting:

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid van de Keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur een waterstaatswerk te gebruiken anders dan in overeenstemming met zijn functie. Hieronder is ook begrepen het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van een duiker in oppervlaktewaterlichamen.

Op grond van artikel 3.9 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

Begripsbepaling

Het begrip duiker wordt als volgt gedefinieerd: een kokervormige constructie met als doel de wederzijdse verbinding tussen oppervlaktewater te waarborgen met het oog op het realiseren van een toegang tot een perceel of het kruisen van het oppervlaktewaterlichaam met een openbare weg, waarbij in principe de bodem van de waterloop, in tegenstelling tot die van de brug, wordt onderbroken.

Raakvlakken met ander beleid

Algemene regel Obstakels en medegebruik.

Motivering van de algemene regel

Het aanleggen, hebben, wijzigen of verwijderen van een duiker in secundaire oppervlaktewaterlichamen is een vanuit waterstaatkundig oogpunt eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen voldoende worden gewaarborgd via het stellen van algemene regels. Vanuit beheersoverwegingen geldt een meldplicht.

Het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van een duiker in primaire oppervlaktewaterlichamen is vergunningplichtig vanwege het belang van het functioneren van het betreffende oppervlaktewaterlichaam.

Het is van belang dat de ingrepen in het waterstaatswerk goed worden uitgevoerd. Daarvoor is het noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de uitgevoerde werkzaamheden. Om deze reden is de meldplicht in deze algemene regel opgenomen.

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OlO) worden ingediend. Het OlO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl.

Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.wpm.nl.

Algemene regel Waterkwantiteit Kabels en leidingen

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid van de Keur:

1. voor het kruisen van een oppervlaktewaterlichaam dat is opgenomen op de legger met een kabel en/of leiding;

2. voor het leggen, wijzigen en verwijderen van een kabel en/of leiding parallel aan een oppervlaktewaterlichaam dat is opgenomen op de legger.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die een oppervlaktewaterlichaam met een kabel en/of leiding kruist als bedoeld in artikel 1, eerste lid voldoet aan de volgende voorschriften:

1. Indien de kabel of leiding onder de bodem van het oppervlaktewaterlichaam wordt gelegd, dient de bovenzijde van de kabel of leiding op minimaal 1,00 meter onder de in de legger opgenomen bodemhoogte van het oppervlaktewater, de taluds, het werkpad en het maaiveld te worden gelegd.

2. Indien de kabel of leiding onder een duiker wordt gelegd, dient de bovenzijde van de kabel of leiding op minimaal 1,00 meter onder de onderzijde van de in de legger opgenomen bodemhoogte te worden gelegd.

3. De kabel- of leidingkruising dient zodanig te worden aangebracht en onderhouden dat de wateraf- en doorvoerfunctie van het oppervlaktewaterlichaam niet wordt belemmerd en het doelmatig onderhoud van het oppervlaktewaterlichaam niet onevenredig wordt belemmerd.

4. Het bestuur wordt minimaal vijf werkdagen van tevoren geïnformeerd over datum en tijdstip van aanvang van de werkzaamheden. Dit dient te gebeuren via een mail aan handhaving@wpm.nl.

Artikel 3 Voorschriften

Degene die een kabel en/of leiding parallel aan een oppervlaktewaterlichaam legt, heeft, wijzigt of verwijdert als bedoeld in artikel 1, tweede lid voldoet aan de volgende voorschriften:

1. de kabel of leiding wordt op de grens van het oppervlaktewaterlichaam aangelegd;

2. de kabel of leiding wordt op een diepte van minimaal 1,00 meter onder maaiveld gelegd;

3. de kabel of leiding wordt op een zodanige wijze aangelegd, gewijzigd of verwijderd dat de wateraf- en doorvoerfunctie van het oppervlaktewaterlichaam niet wordt belemmerd en het doelmatig onderhoud van het oppervlaktewaterlichaam niet onevenredig wordt belemmerd.

Artikel 4 Melding

1. Degene die overgaat tot het aanleggen, wijzigen of verwijderen van een kruising van een op de legger als “primair” of “secundair” aangeduid oppervlaktewaterlichaam met kabels en leidingen en het parallel daaraan leggen van een kabel of leiding, meldt dit tenminste 4 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met behulp van het door het bestuur vastgesteld formulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam en adres van degene die de werkzaamheden uitvoert;

b. het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

c. gegevens over het aan te leggen werk;

d. de aard van de werkzaamheden;

e. een situatietekening;

f. bij het meldingsformulier dient gevoegd te worden een technische tekening op schaal, voorzien van maatvoering met dwarsdoorsnede en een kadastrale situatietekening. Tevens dient een werkbeschrijving te worden overgelegd ter zake de uitvoering van het werk (in den droge, omleiding, bemaling, boring, etc)

3. De melding is geldig voor 1 jaar.

Artikel 5 Maatwerkvoorschrift

Het bestuur kan, al dan niet op verzoek, met het oog op de te beschermen waterstaatkundige belangen, op grond van artikel 3.9, derde lid van de Keur maatwerkvoorschriften stellen ter zake ligging en uitvoering van het werk.

Artikel 6 Overgangsbepaling

1. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid van de Keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9, derde lid van de Keur.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

3. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor ingevolge deze algemene regel meldingsplichtige werkzaamheden, wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting:

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid van de Keur is het zonder vergunning van het bestuur verboden een waterstaatswerk anders dan in overeenstemming met de functie van het waterstaatswerk te gebruiken. Hieronder is ook begrepen het kruisen van een oppervlaktewaterlichaam met een kabel of leiding dan wel het parallel daaraan leggen van een kabel of leiding.

Op grond van artikel 3.9 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

Begripsbepaling

Kabels en leidingen: lokale distributieleidingen en –kabels. Voorbeelden hiervan zijn transportleidingen van de waterleidingmaatschappijen met een diameter van maximaal 300 mm, gastransportleidingen (mits geen hogedrukleiding), electriciteitskabels en andere compacte kabels, gemeentelijke rioolleidingen, glasvezel- en coax-kabels alsmede overige leidingen en kabels met een diameter van maximaal 250 mm. Indien een mantelbuis wordt gebruikt, is de diameter van de mantelbuis bepalend.

Raakvlakken met ander beleid

Besluit bodemkwaliteit,

Motivering van de algemene regel

Het kruisen van oppervlaktewaterlichamen met kabels en leidingen vindt plaats onder de bodem van het oppervlaktewaterlichaam en veelal langs openbare wegen. Een kabel- en leidingkruising is vanuit waterstaatkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. Dit geldt ook voor het leggen en wijzigen van een kabel of leiding parallel aan een oppervlaktewaterlichaam. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen voldoende worden gewaarborgd via het stellen van algemene regels.

Het is van belang dat de ingrepen in het waterstaatswerk goed worden uitgevoerd. Daarvoor is het noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de uitgevoerde werkzaamheden. Om deze reden is de meldplicht in deze algemene regel opgenomen.

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OlO) worden ingediend. Het OlO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl.

Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.wpm.nl.

Algemene regel Waterkwantiteit Brengen van water in een oppervlaktewaterlichaam

Artikel 1 Criteria

1. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.4, eerste lid van de Keur voor het brengen van water in oppervlaktewaterlichamen tot maximaal 100 m³ per uur.

2. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid van de keur voor het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van een uitstroomvoorziening.

Artikel 2 Voorschriften lozing

Degene die water brengt in oppervlaktewaterlichamen als bedoeld in artikel 1, eerste lid voldoet aan de volgende voorschriften:

1. De lozing veroorzaakt geen schade aan het oppervlaktewaterlichaam.

2. De lozing leidt niet tot wateroverlast.

Artikel 3 Voorschriften lozingsvoorziening

Degene die een uitstroomvoorziening aanlegt, heeft, wijzigt of verwijdert als bedoeld in artikel 1, tweede lid voldoet aan de volgende voorschriften:

1. De uitstroomvoorziening mag de doorstroming in het oppervlaktewaterlichaam niet belemmeren.

2. De uitstroomvoorziening mag het onderhoud van het oppervlaktewaterlichaam niet onevenredig belemmeren.

3. De uitstroomvoorziening wordt verwijderd indien deze geen functie meer vervult.

4. Het bepaalde onder 2, 3 en 4 is niet van toepassing voor zover de uitstroomvoorziening wordt aangelegd of is gelegen in een oppervlaktewater dat in de legger is aangeduid als “secundair in onderhoud bij derden”.

Artikel 4 Melding

1. Degene die overgaat tot het brengen van water in een oppervlaktewaterlichaam waarop deze algemene regel ziet, meldt dit tenminste 4 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur. Daarbij wordt tevens melding gedaan van het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van uitstroomvoorzieningen voor zover deze worden aangebracht in een oppervlaktewaterlichaam dat op de legger als “primair” of “secundair in onderhoud bij het waterschap” is aangeduid.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met behulp van het door het bestuur vastgesteld formulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam en adres van degene die de werkzaamheden uitvoert;

b. het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

c. gegevens over het aan te leggen werk;

d. de aard van de werkzaamheden;

e. een situatietekening.

3. De melding is geldig voor 1 jaar.

Artikel 5 Maatwerkvoorschrift

Het bestuur kan, al dan niet op verzoek, met het oog op de te beschermen waterstaatkundige belangen, op grond van artikel 3.9, derde lid van de Keur maatwerkvoorschriften stellen ter zake de lozingsintensiteit en de uitvoering van de stroomvoorziening.

Artikel 6 Overgangsbepaling

1. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid van de Keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9, derde lid van de Keur.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

3. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor ingevolge deze algemene regel meldingsplichtige werkzaamheden, wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting:

Kader

Op grond van artikel 3.4 van de Keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur water te brengen in oppervlaktewaterlichamen.

Op grond van artikel 3.2, eerste lid van de Keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur een waterstaatswerk te gebruiken anders dan in overeenstemming met de functie. Hieronder is begrepen het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van uitstromingsvoorzieningen.

Op grond van artikel 3.9 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

Begripsomschrijving

brengen: het door middel van een werk of via een ander oppervlaktewaterlichaam, brengen van water, niet zijnde hemelwater, in een oppervlaktewaterlichaam (bijv. lozen bronneringswater, spoelwater, e.d.);

uitstroomvoorziening: een constructie om water in een oppervlaktewater te laten stromen;

Toepassingsgebied

Deze algemene regel is van toepassing op de waterkwantiteitsaspecten van lozingen, niet zijnde hemelwater, in oppervlaktewaterlichamen tot maximaal 100 m³ per uur.

Deze algemene regel ziet niet op de waterkwaliteitsaspecten van het lozen van verontreinigende en schadelijke stoffen. Dat is geregeld bij of krachtens de Waterwet (artikel 6.2). Mogelijk is op basis van die wetgeving een melding of vergunning vereist voor de lozing.

Deze algemene regel is tevens van toepassing op het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van uitstroomvoorzieningen die onlosmakelijk verbonden zijn met het lozen van water.

Raakvlakken met ander beleid

Algemene regel Obstakels en medegebruik; Algemene regel buisdrainage; Algemene regel onttrekking voor bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering.

Motivering van de algemene regel

Gevarieerde lozingen tot 100 m³ per uur hebben uit kwantiteitsoogpunt beperkte effecten op een oppervlaktewaterlichaam en kunnen afdoende gereguleerd worden met algemene regels. De voorwaarden die bij dit soort lozingen gelden, hebben met name betrekking op de bescherming van het oppervlaktewaterlichaam tegen beschadiging en op het voorkomen van wateroverlast.

Een meldplicht voor gevarieerde lozingen is wenselijk met het oog op het kunnen toezien op uitvoering van de lozing. Dit met het oog op het belang van het watersysteem als geheel en met het oog op het voorkomen van wateroverlast.

Het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van uitstroomvoorzieningen kan voldoende via algemene regels worden gereguleerd, reden waarom hiervoor (onder verbinding van voorwaarden) vrijstelling wordt verleend van de in de keur opgenomen vergunningplicht.

De meldingsplicht voor de uitstroomvoorziening behoeft niet te gelden in het geval van secundaire oppervlaktewaterlichamen die, blijkens de legger, niet in onderhoud zijn bij het waterschap.

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OlO) worden ingediend. Het OlO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl.

Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.wpm.nl.

Algemene regel Waterkwantiteit Onttrekken van water

Artikel 1 Criteria

1. Vrijstelling wordt verleend van het verbod , bedoeld in artikel 3.4, tweede lid van de Keur voor het onttrekken van water uit oppervlaktewaterlichamen waarbij de wijze van onttrekken leidt tot een onttrekking van maximaal 60 m³ per uur en voor zover de onttrekking plaats vindt uit de oppervlaktewaterlichamen die zijn aangegeven op de kaart behorende bij artikel 3.4a van de Keur.

2. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid van de keur voor het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van een instroomvoorziening.

Artikel 2 Voorschriften instroomvoorziening

Degene die een instroomvoorziening aanlegt, heeft, wijzigt of verwijdert als bedoeld in artikel 1, tweede lid voldoet aan de volgende voorschriften:

1. De instroomvoorziening mag de doorstroming in het oppervlaktewaterlichaam niet belemmeren.

2. De instroomvoorziening mag het onderhoud van het oppervlaktewaterlichaam niet onevenredig belemmeren.

3. De instroomvoorziening wordt verwijderd indien deze geen functie meer vervult.

4. De instroomvoorziening dient zodanig gemarkeerd te zijn dat de ligging duidelijk zichtbaar is.

5. Het bepaalde onder 2 tot en met 4 is niet van toepassing voor zover de instroomvoorziening wordt aangelegd of is gelegen in een oppervlaktewater dat in de legger is aangeduid als “secundair in onderhoud bij derden”.

Artikel 3 Melding

1. Degene die overgaat tot het onttrekken van water uit een oppervlaktewaterlichaam waarop deze algemene regel ziet, meldt dit eenmalig tenminste 4 weken voor aanvang of wijziging van de onttrekking aan het bestuur. Daarbij wordt tevens melding gedaan van het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van instroomvoorzieningen voor zover deze worden aangebracht in een oppervlaktewaterlichaam dat op de legger als “primair” of “secundair in onderhoud bij het waterschap” is aangeduid.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met behulp van het door het bestuur vastgesteld formulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam en adres van degene die de werkzaamheden uitvoert;

b. het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

c. gegevens over het aan te leggen werk;

d. de aard van de werkzaamheden;

e. een situatietekening.

3. De melding is geldig voor 1 jaar.

4. De verplichting opgenomen in lid 1 geldt niet indien niet meer dan 10 m³ water per uur kan worden onttrokken.

Artikel 4 Maatwerkvoorschrift

Het bestuur kan, al dan niet op verzoek, met het oog op de te beschermen waterstaatkundige belangen, op grond van artikel 3.9, derde lid van de Keur maatwerkvoorschriften stellen ter zake de werken en handelingen waarop deze algemene regel ziet.

Artikel 5 Overgangsbepaling

1. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid van de Keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9, derde lid van de Keur.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

3. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor ingevolge deze algemene regel meldingsplichtige werkzaamheden, wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting:

Kader

Op grond van artikel 3.4 van de Keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur water te brengen in en te onttrekken uit oppervlaktewaterlichamen.

Op grond van artikel 3.2, eerste lid van de Keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur een waterstaatswerk te gebruiken anders dan in overeenstemming met de functie. Hieronder is begrepen het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van instroomvoorzieningen.

Op grond van artikel 3.9 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

Begripsomschrijving

onttrekken: het door middel van een werk of via een ander oppervlaktewaterlichaam, halen van water uit een oppervlaktewaterlichaam;

instroomvoorziening: een constructie om water uit een oppervlaktewaterlichaam te laten stromen.

Toepassingsgebied

Deze algemene regel is van toepassing op de waterkwantiteitsaspecten van het onttrekken van water uit oppervlaktewaterlichamen. Deze algemene regel is van toepassing in de situatie dat de wijze van onttrekken leidt tot een onttrekking van maximaal 60 m³ per uur.

Een meldplicht geldt voor onttrekking van meer dan 10 m³ tot maximaal 60 m³ per uur.

Bij een onttrekking van meer dan 60 m³ geldt de vergunningplicht.

Deze algemene regel is tevens van toepassing op het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van instroomvoorzieningen die onlosmakelijk verbonden zijn met het onttrekken van water.

Raakvlakken met ander beleid

Algemene regel Obstakels en medegebruik.

Motivering van de algemene regel

Onttrekken van water uit oppervlaktewaterlichamen komt veelvuldig voor. De gevolgen van onttrekkingen voor oppervlaktewaterlichamen zijn uit kwantiteitsoptiek beperkt en kunnen afdoende gereguleerd worden met algemene regels. Dat geldt ook voor het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van instroomvoorzieningen. De in deze algemene regel opgenomen normen hebben in de praktijk bewezen goed te functioneren. Een meldplicht voor deze activiteiten is vanuit waterhuishoudkundig oogpunt wenselijk. Kleine onttrekkingen (niet groter dan 10 m³ per uur), hoeven vanwege de zeer geringe gevolgen, niet te worden gemeld.

Deze meldingsplicht voor de instroomvoorziening behoeft niet te gelden in het geval van secundaire oppervlaktewaterlichamen die, blijkens de legger, niet in onderhoud zijn bij het waterschap.

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OlO) worden ingediend. Het OlO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl.

Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.wpm.nl.

Algemene regel Waterkwantiteit Bouwwerken en transportleidingen/kabels buiten kernzone maar binnen het profiel van vrije ruimte van een primair oppervlaktewaterlichaam

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid van de Keur:

a. voor het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van niet kapitaalintensieve bouwwerken, buiten de kernzone, maar binnen het profiel van vrije ruimte van een primair oppervlaktewaterlichaam;

b. voor het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van transportleidingen met een diameter tot en met 300 mm of hogedruk gasleidingen en overige kabels en leidingen tot en met 250 mm buiten de kernzone, maar binnen het profiel van vrije ruimte van een primair oppervlaktewaterlichaam.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die niet kapitaalintensieve bouwwerken, transportleidingen of kabels als bedoeld in artikel 1 aanlegt, heeft, wijzigt of verwijdert voldoet aan de volgende voorschriften:

1. Niet kapitaalintensieve bouwwerken, transportleidingen of kabels worden niet aangelegd, behouden, gewijzigd of verwijderd indien daardoor mogelijke toekomstige verbeteringen of het functioneren van het oppervlaktewaterlichaam onevenredig wordt belemmerd.

Artikel 3 Melding

1. Degene die een bouwwerk, transportleiding of kabel als bedoeld in artikel 1 buiten de kernzone maar binnen het profiel van vrije ruimte aanlegt of wijzigt, meldt dit tenminste 4 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met behulp van het door het bestuur vastgesteld formulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam en adres van degene die de werkzaamheden uitvoert;

b. het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

c. gegevens over het aan te leggen werk;

d. de aard van de werkzaamheden;

e. een situatietekening.

3. De melding is geldig voor 1 jaar.

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid van de Keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9, derde lid van de Keur.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

3. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor ingevolge deze algemene regel meldingsplichtige werkzaamheden, wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Kader

Op grond van artikel 3.2, tweede lid van de Keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur een bouwwerk, kabel of leiding aan te leggen, te hebben, te wijzigen of te verwijderen binnen het profiel van vrije ruimte van een primair oppervlaktewaterlichaam.

Op grond van artikel 3.9 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

Begripsbepalingen

Bouwwerk: het begrip “bouwwerk” wordt gedefinieerd op de wijze zoals dat plaatsvindt in de model Bouwverordening van de VNG en zoals ook in de rechtspraak toegepast. Het begrip is daarin als volgt gedefinieerd: elke constructie van hout, steen of ander materiaal, die op de plaats van bestemming, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

Toepassingsgebied

Deze algemene regel is van toepassing op het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van niet kapitaalintensieve bouwwerken buiten de kernzone, maar binnen het profiel van vrije ruimte van een primair oppervlaktewaterlichaam. Niet kapitaalintensieve bouwwerken zijn bouwwerken waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist op basis van het Besluit omgevingsrecht (BOR).

Deze algemene regel is verder van toepassing op het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van transportleidingen en kabels tot een bepaalde omvang buiten de kernzone, maar binnen het profiel van vrije ruimte van een primair oppervlaktewaterlichaam:

- transportleidingen van de waterleidingmaatschappijen met een diameter tot en met 300 mm;

- hoge druk gastransportleidingen alsmede overige leidingen en kabels met een diameter tot en met 250 mm.

Indien een mantelbuis wordt gebruikt, is de diameter van de mantelbuis bepalend.

Raakvlakken met ander beleid

Algemene regel Obstakels en medegebruik; Algemene regel Brug, Algemene regel Duiker; Algemene regel brengen van water in een oppervlaktewaterlichaam; Algemene regel Beplanting; Algemene regel Kabels en leidingen; Algemene regel Onttrekken van water; Algemene regel buisdrainage

Beleidsregel Uitgangspunten nieuwe legger 2005

Beleidsregel Bergingsvoorzieningen

Motivering van de algemene regel

Op basis van het tweede lid van artikel 3.2 van de Keur is het zonder vergunning van het bestuur verboden in het profiel van vrije ruimte werken te plaatsen, te wijzigen of te behouden. Het profiel van vrije ruimte is bedoeld om toekomstige verbeteringen aan het waterstaatswerk te kunnen uitvoeren. Via de verbodsbepaling in de keur is geborgd dat in het profiel van vrije ruimte geen ontwikkelingen plaatsvinden die deze mogelijkheden bij voorbaat ernstig belemmeren. Daarbij kan gedacht worden aan het aanleggen van kapitaalintensieve bouwwerken en het aanbrengen van leidingen en kabels met een grotere diameter. Via deze algemene regel wordt vrijstelling verleend van voornoemde vergunningplicht voor activiteiten die dat opzicht geen probleem opleveren, te weten niet kapitaalintensieve bouwwerken en kabels en leidingen tot een bepaalde omvang.

Om te kunnen toetsen of het functioneren van het oppervlaktewaterlichaam of dat voorziene toekomstige verbeteringen onevenredig worden belemmerd geldt een meldingsplicht.

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OlO) worden ingediend. Het OlO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl.

Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.wpm.nl.

Algemene regel Grondwater Buisdrainage

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod bedoeld in artikel 3.2, eerste lid en artikel 3.5 van de Keur voor het aanleggen, behouden of verwijderen van een buisdrainage en bijbehorende lozingsvoorzieningen in een oppervlaktewaterlichaam voor zover deze:

a. niet wordt aangelegd, behouden of verwijderd in een waterkering of de bijbehorende beschermingszones;

b. niet wordt aangelegd, behouden of verwijderd in een bos- en natuurgebied en in de aangewezen nieuwe natuurgebieden zoals aangegeven op de kaart 4b 'groene waarden', behorende bij het Provinciaal Omgevingsplan Limburg;

c. is gecombineerd met een werk waarmee de hoeveelheid te lozen water kan worden gestuurd overeenkomstig het bepaalde in deze algemene regel, en

toelichting:

Het werk waarmee wordt gestuurd dient geschikt te zijn om te kunnen voldoen aan de normen die bij artikel 2 sub a zijn opgenomen. In de situatie dat een werk (bijv. een stuw) wordt aangelegd of gebruikt, dat in het kader van peilgestuurd draineren een negatieve invloed in de vorm van gewas- en structuurschade op andere percelen die worden beïnvloed door het werk kan hebben, dan wordt het werk niet als een geschikt middel beschouwd.

d. de lozingsvoorziening verzonken in het talud en/of buiten het profiel van het oppervlaktewaterlichaam wordt aangelegd.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die een buisdrainage en bijbehorende lozingsvoorzieningen aanlegt of behoudt als bedoeld in artikel 1:

a. voldoet aan onderstaande zomerstand of winterstand van het overlooppeil en grondwaterstand in centimeters onder maaiveld:

Grondgebruik

Zomerstand

Winterstand

Grasland

30

60

Bouwland/akkerland

40-50

70

Diep wortelende gewassen

60-70

70

Tuinbouw

60

70

b. in afwijking van onderdeel a, kan het overlooppeil worden bijgesteld:

i. indien de werkelijk gemeten grondwaterstand in de direct te ontwateren grond hoger is dan de in onderdeel a, opgenomen grondwaterstand;

ii. indien het aannemelijk is dat de grondwaterstand binnen een week hoger wordt dan de grondwaterstand, opgenomen in onderdeel a, of

iii. indien werkzaamheden binnen een week uitgevoerd worden die bij de werkelijk gemeten grondwaterstand tot gewas- of bodemstructuurschade leiden;

iv. bij bepaling van het overlooppeil van de drains of de grondwaterstand als hiervoor bedoeld, wordt gerekend in centimeters beneden het maaiveld van het 10 % laagste deel van de direct te ontwateren grond.

c. het bestuur kan bekend maken wanneer de zomerstand moet worden ingesteld en kan adviseren wanneer de winterstanden ingesteld kunnen worden, hetgeen afhankelijk is van de hydrologische en meteorologische omstandigheden alsmede van de meteorologische verwachtingen;

d. legt de lozingsvoorziening zo aan dat de actuele ontwateringsbasis op elk moment afleesbaar is;

e. richt de lozingsvoorziening zo in dat het te lozen water altijd direct afgesteld kan worden op het actuele grondgebruik;

f. bouwt een bestaand buisdrainagesysteem uiterlijk op 1 januari 2018 om tot een peilgestuurde drainage;

g. voorziet de uitmonding van de lozingsvoorziening met een voorziening om uitspoeling van het talud te voorkomen;

h. voorkomt onevenredige belemmeringen bij onderhoudswerkzaamheden.

Artikel 3 Melding

1. Degene die een buisdrainage en bijbehorende lozingsvoorziening aanlegt of verwijdert als bedoeld in artikel 1, meldt dit tenminste 4 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met behulp van het door het bestuur vastgesteld formulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. contactgegevens van degene die de werkzaamheden uitvoert;

b. het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

c. gegevens over het aan te leggen werk;

d. de aard van de werkzaamheden;

e. een situatietekening.

3. De melding is geldig voor 1 jaar.

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Indien voor het onttrekken van grondwater als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.6, eerste lid, van de Keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoelt in artikel 3.9, derde lid, van de Keur.

2. Indien het onttrekken van grondwater als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

3. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor ingevolge deze algemene regel meldingplichtige werkzaamheden, wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.5 is het verboden zonder watervergunning gronden te ontwateren met drainagemiddelen. Op grond van artikel 3.9 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

Buisdrainage: ontwateringsmiddel voor het kunstmatig beïnvloeden van de grondwaterstand;

Lozingsvoorziening: een constructie om water in een oppervlaktewaterlichaam te laten stromen.

Profiel: breedte en diepte van het oppervlaktewaterlichaam als aangegeven op de legger of Keurkaart.

Peilgestuurde drainage: buisdrainage, gecombineerd met een peilregulerend werk.

Motivering

Deze algemene regel is van toepassing op de aanleg , behoud en verwijdering van peilgestuurde drainage.

Bestaande drainages moeten uiterlijk 1 januari 2018 omgebouwd te zijn tot een peilgestuurd systeem. Dit geldt voor alle bestaande buisdrainages.

Deze algemene regel is niet van toepassing op de bos- en natuurgebieden en de aangewezen nieuwe natuurgebieden zoals aangegeven op kaart 4b ‘Groene waarden’ behorende bij het Provinciaal Omgevingsplan Limburg. Voor deze gebieden geldt dat geen nieuwe buisdrainagesystemen mogen worden aangelegd. Een reeds bestaand buisdrainagesysteem moet wel worden omgebouwd tot een peilgestuurd systeem.

Deze algemene regel heeft ook betrekking op de lozingsvoorzieningen die moeten worden aangebracht om het drainagewater te kunnen lozen in een oppervlaktewaterlichaam. De buisdrainage en de lozingsvoorziening zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Door buisdrainagesystemen zodanig in te richten dat de hoeveelheid te lozen water kan worden gestuurd, zodat een bepaalde grondwaterstand kan worden gerealiseerd, wordt bijgedragen aan de bestrijding van de verdroging, aan het conserveren van water en (mede) daardoor aan het beperken van de noodzaak voor het onttrekken van grondwater en oppervlaktewater ten behoeve van beregening- en bevloeiingsdoeleinden. Zowel het peilgestuurd draineren als het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van lozingsvoorzieningen zijn vanuit waterstaatkundig oogpunt relatief eenvoudig en veelvoorkomend. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen voldoende worden gewaarborgd via het stellen van algemene regels.

Het is van belang dat de ingrepen in het waterstaatswerk goed worden uitgevoerd. Daarvoor is het noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de uitgevoerde werkzaamheden. Om deze reden is de meldplicht in deze algemene regel opgenomen.

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OlO) worden ingediend. Het OlO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl.

Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.wpm.nl.

Algemene regel grondwater Onttrekking voor beregening en bevloeiing voor landbouwkundige doeleinden

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid van de Keur, voor het onttrekken van grondwater voor beregening en bevloeiing van landbouwkundige doeleinden indien het een bestaande onttrekkingsinrichting betreft. Een bestaande onttrekkingsinrichting is een inrichting die uiterlijk op 1 januari 2008 is opgenomen in het grondwaterregister.

Deze algemene regel is niet van toepassing op beregening en bevloeiing van sportvelden.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die grondwater onttrekt als bedoeld in artikel 1:

1. meet de onttrokken hoeveelheid grondwater;

2. de meting als bedoeld onder 1. vindt plaats door vermenigvuldiging van het aantal uren dat onttrokken is met de pompcapaciteit van de voor de onttrekking gebruikte pomp;

3. doet uiterlijk op 31 januari van elk jaar of, indien de onttrekking is beëindigd, binnen een maand na het tijdstip van beëindiging, opgave aan het bestuur over de in het voorgaande kalenderjaar gemeten hoeveelheden grondwater;

4. de opgave als bedoeld onder 3. geschiedt middels het daartoe door het bestuur beschikbaar gestelde formulier;

5. brengt op elke pomp het door het bestuur toe te kennen registratienummer aan;

6. wijziging van de onttrekkingsinrichting, gelegen in de gebieden aangewezen als bufferzones verdroogde natuurgebieden op de bij artikel 3.16 van de Omgevingsverordening Limburg behorende kaart, is toegestaan mits de afstand van de locatie van de onttrekkingsput tot het hydrologisch gevoelige natuurgebied niet afneemt;

7. wijziging van de onttrekkingsinrichting, gelegen buiten de onder 6 bedoelde gebieden, is toegestaan, mits het aantal onttrekkingsputten niet toeneemt;

8. zorgt ervoor dat indien een onttrekkingsput niet in gebruik is, deze zodanig is afgedicht dat verontreiniging van het grondwater wordt voorkomen;

9. voorkomt bij het aanleggen en beheren van de voorziening voor de grondwateronttrekking dat uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

10. verwijdert of dicht voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking zodat geen uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

11. informeert het bestuur zo spoedig mogelijk over eventuele ontstane schade en over de reeds door hem getroffen en nog te treffen maatregelen.

Artikel 3 Melding

1. Degene die een wijziging aanbrengt in de onttrekkingsinrichting als bedoeld in artikel 1, meldt dit ten minste vier weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met behulp van het door het bestuur vastgesteld formulier.

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Indien voor het onttrekken van grondwater als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.6, eerste lid, van de Keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoelt in artikel 3.9, derde lid, van de Keur.

2. Indien het onttrekken van grondwater als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

3. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor ingevolge deze algemene regel meldingplichtige werkzaamheden, wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.6 van de Keur is het verboden om zonder watervergunning grondwater te onttrekken of water te infiltreren. Onder dat verbod valt mede het onttrekken van grondwater voor beregening en bevloeiing voor landbouwkundige doeleinden die niet in andere algemene regels zijn verwoord. Met deze algemene regel wordt gebruik gemaakt van artikel 3.9 van de Keur. Dit betekent dat de vergunningplicht voor een groot deel van onttrekkingen voor agrarische doeleinden die niet in andere algemene regels zijn verwoord wordt vervangen door algemene regels.

Motivering

Artikel 1 Criteria

In artikel 3.6 van de Keur, is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning grondwater te onttrekken. In artikel 3.16 van de Omgevingsverordening Limburg zijn regels gesteld inzake registratie en is bepaald dat geen nieuwe grondwateronttrekkingen ten behoeve van beregening en bevloeiing zijn toegestaan dan ter vervanging van bestaande grondwateronttrekkingen (stand still-beleid). Met deze algemene regel wordt onder voorwaarden een vrijstelling van het verbod gegeven.

Het keurverbod geeft invulling aan de in de Omgevingsverordening Limburg opgenomen instructienorm, inhoudende dat nieuwe grondwateronttrekkingen ten behoeve van beregening en bevloeiing voor landbouwkundige doeleinden niet zijn toegestaan. Vervanging van een bestaande onttrekking door een nieuwe onttrekking is onder voorwaarden toegestaan. Basis voor de instructiebepaling in de Omgevingsverordening Limburg is het ter zake vastgestelde provinciale grondwaterbeleid, dat ook in het Waterbeheerplan van het waterschap Peel en Maasvallei is overgenomen. Op basis van dit beleid is een verdere toename van de ten behoeve van beregening en bevloeiing voor landbouwkundige doeleinden onttrokken hoeveelheid grondwater niet gewenst in het kader van de bescherming van grondwaterafhankelijke natuurgebieden in het bijzonder en in het kader van verdrogingsbestrijding en waterconservering in het algemeen. Alle in het grondwaterregister opgenomen onttrekkingen worden als bestaande onttrekkingen beschouwd. Toevoeging van onttrekkingen aan dit register is alleen mogelijk in het geval van vervanging van een in het register opgenomen onttrekking.

Artikel 2 Voorschriften

Uitwisseling grondwater

Uitwisseling van grondwater tussen de diverse watervoerende pakketten is ongewenst. Dit artikel bepaalt daarom dat tijdens de aanleg van de voorziening(en) voor de grondwateronttrekking, tijdens het beheer van de voorziening en na beëindiging van de grondwateronttrekking moet worden voorkomen dat uitwisseling van grondwater kan plaatsvinden. In de praktijk zal bij het doorkruisen van een scheidende laag veelal gebruik worden gemaakt van zwelklei om deze uitwisseling van grondwater te voorkomen. Het SIKB heeft Het protocol Mechanisch boren (protocol 2101) opgesteld. Indien volgens dit protocol wordt gewerkt, wordt de juiste invulling gegeven aan de verplichtingen uit dit artikel. Het protocol is te raadplegen via: www.sikb.nl.

Zorgplicht

De onttrekking van grondwater kan nadelige gevolgen voor de omgeving veroorzaken. Denk hierbij aan schade aan de landbouw(opbrengst), schade aan natuurgebieden (verdroging), verplaatsing van grondwaterverontreinigingen, schade aan bouwwerken als gevolg van zetting en negatieve beïnvloeding op overige grondwateronttrekkingen (in het bijzonder bodemenergiesystemen). Degene die de onttrekking verricht, heeft de verplichting om deze nadelige gevolgen te inventariseren, te voorkomen en als dat niet mogelijk is zo veel mogelijk te beperken.

Indien de onttrekking nadelige gevolgen veroorzaakt, neemt degene die grondwater onttrekt zo spoedig mogelijk maatregelen om deze gevolgen te beperken. Denk hierbij aan het staken van de onttrekking of het treffen van compenserende maatregelen. Verder informeert degene die grondwater onttrekt het bestuur zo spoedig mogelijk over de geconstateerde nadelige gevolgen en de te treffen of getroffen maatregelen.

Verbod bij waterschaarste

De Keur bepaalt dat het waterschap tijdelijk een onttrekkingverbod kan instellen, indien er een tekort aan oppervlakte- en grondwater ontstaat of dreigt te ontstaan.

Artikel 3 Melding

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OlO-water) worden ingediend. Het OlO-water is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl.

Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.wpm.nl.

Artikel 4 Overgangsrecht

In dit artikel is onder meer bepaald dat de voorschriften uit bestaande vergunningen als maatwerkvoorschrift blijven bestaan. De komst van deze algemene regel heeft voor de reeds vergunde onttrekkingen dus geen gevolgen.

Ook is geregeld dat vergunningaanvragen voor het onttrekken van grondwater waarvoor op grond van de algemene regel vrijstelling geldt als een melding worden aangemerkt. Hierdoor worden extra handelingen voor de aanvrager voorkomen.

Algemene regel grondwater Onttrekking voor bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering

Artikel 1 Criteria

1. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid van de Keur, voor het onttrekken van grondwater voor bouwputbemaling, proefbronnering of grondsanering, indien de onttrekking plaatsvindt:

a. buiten de bufferzones verdroogde natuurgebieden;

b. binnen de Roerdalslenk en niet onder de bovenste Brunssumklei;

c. binnen de Venloschol en niet dieper dan 5 meter boven NAP;

zoals aangeduid op de kaart behorende bij artikel 3.16 van de Omgevingsverordening Limburg

EN

voor zover de onttrekking niet:

a. meer bedraagt dan 100 m³ per uur;

b. meer bedraagt dan 50.000 m³ per maand, en

c. langer duurt dan 24 weken.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die grondwater onttrekt als bedoeld in artikel 1:

1. verlaagt de freatische grondwaterstand of de stijghoogte in het eerste watervoerende pakket niet meer dan noodzakelijk;

2. plaatst een peilbuis of meetput om de stijghoogte te bepalen indien spanningsbemaling wordt toegepast;

3. voorkomt bij het aanleggen en beheren van de voorziening voor de grondwateronttrekking dat uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

4. verwijdert of dicht voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking zodat geen uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

5. brengt bij een retourbemaling het grondwater in het watervoerende pakket terug waaruit het onttrokken grondwater afkomstig is;

6. voorkomt de nadelige gevolgen van de onttrekking, dan wel beperkt deze gevolgen zoveel mogelijk als die niet te voorkomen zijn;

7. informeert het bestuur zo spoedig mogelijk over eventuele ontstane schade en over de reeds door hem getroffen en nog te treffen maatregelen, en

8. doet uiterlijk 24 uur voor aanvang van de onttrekking een startmelding.

9. doet uiterlijk 24 uur na beëindiging van de onttrekking een afmelding.

Artikel 3 Melding

1. Degene die grondwater onttrekt als bedoeld in artikel 1, meldt dit ten minste 4 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met behulp van het door het bestuur vastgesteld formulier.

3. De onttrekking moet binnen een termijn van 1 jaar na de melding zijn aangevangen.

Artikel 4 Meetplicht

Degene die grondwater onttrekt als bedoeld in artikel 1:

1. Meet de onttrokken hoeveelheid grondwater met behulp van een meetinstrument (watermeter) waarvan een geldig meetcertificaat kan worden overgelegd waaruit blijkt dat het meetinstrument voldoet aan de vereiste nauwkeurigheid van 95 %. (conform art 6.11 waterbesluit). De gebruikte watermeter dient tenminste 1 x per jaar te worden geijkt waardoor de vereiste nauwkeurigheid gewaarborgd blijft.

2. Meet het grondwater dat wordt onttrokken met een watermeter, die overeenkomstig de door de leverancier verstrekte voorschriften is ingebouwd. Bij het ontbreken van inbouwvoorschriften van de leverancier dienen de watermeters zodanig geplaatst te worden, dat minimaal een rechte leiding van 10 keer de diameter van deze leiding vóór de watermeter en 5 keer de diameter ná de watermeters geïnstalleerd is. De watermeter dient tijdens het meten volledig gevuld te zijn met water.

3. Installeert watermeters, op een goed toegankelijke, veilige plaats zodat deze goed afleesbaar zijn.

4. Registreert bij aanvang van de bemaling de begindatum en beginstand van de watermeter.

5. Registreert de einddatum en eindstand van de watermeter bij beëindiging van de bemaling.

6. Registreert onder opgave van datum, voorvallen die van invloed kunnen zijn op de meting.

7. Vervangt een defecte watermeter uiterlijk binnen twee werkdag en registreert zowel de eindstand van de defecte watermeter alsook de beginstand van de nieuw geplaatste watermeter.

8. Kan de registraties binnen een tijdsbestek van twee werkdagen aan een toezichthouder van het Waterschap Peel en Maasvallei overleggen. Dit kan bijvoorbeeld door toezending van de gegevens per e-mail aan handhaving@wpm.nl.

9. Stuurt uiterlijk op 31 januari of indien de onttrekking is beëindigd, binnen een maand na het tijdstip van beëindiging van de grondwateronttrekking de onttrokken gemeten hoeveelheden grondwater toe aan het Waterschap Peel en Maasvallei. Dit kan bijvoorbeeld door toezending van de gegevens per e-mail aan vergunningen@wpm.nl.

Artikel 5 Overgangsrecht

1. Indien voor het onttrekken van grondwater als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.6, eerste lid, van de Keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoelt in artikel 3.9, derde lid, van de Keur.

2. Indien het onttrekken van grondwater als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

3. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor ingevolge deze algemene regel meldingplichtige werkzaamheden, wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.6 van de Keur is het verboden om zonder watervergunning grondwater te onttrekken of water te infiltreren. Onder dat verbod valt mede het onttrekken van grondwater voor een bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering. Op grond van artikel 3.9 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

Bouwputbemaling

Een bouwputbemaling is het onttrekken van grondwater met als doel het kunnen uitvoeren van werkzaamheden in de bodem. Voorbeelden van deze werkzaamheden zijn: het aanleggen van kabels, leidingen of riolering en het bouwen van kelders. De bouwputbemaling kan via verschillende methoden worden uitgevoerd.

Proefbronnering

Een proefbronnering is het onttrekken van grondwater met als doel het onderzoeken van de hoeveelheid grondwater dat tijdens toekomstige werkzaamheden moet worden onttrokken. Een proefbronnering is veelal kortdurend.

Grondsanering

Bij een grondsanering wordt veelal in verontreinigde grond gegraven. Indien de verontreiniging zich uitsluitend in de bodem en niet in het grondwater bevindt, is de onttrekking van grondwater vergelijkbaar met een bouwputbemaling. Het doel is het uitvoeren van de werkzaamheden.

Spanningsbemaling

Het onttrekken van grondwater uit het watervoerende pakket met als doel de opwaartse druk te verlagen om opbarsten van de bodem te voorkomen.

Motivering

Artikel 1 Criteria

Het keurverbod geeft invulling aan het door de provincie Limburg vastgestelde beleid vastgelegd in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg. Buiten de aangewezen beschermde gebieden en onder de omstandigheden zoals hiervoor aangegeven kan worden volstaan met het stellen van algemene regels.

In de aangewezen beschermde gebieden en bij overschrijding van omvang of tijdsduur zoals hiervoor onder “criteria” is aangegeven, is een individuele afweging in het kader van een vergunning met het oog op de potentiële invloed van de onttrekking op de betrokken belangen wenselijk. Deze onttrekkingen kunnen naast invloed op het grondwaterbeheer, ook invloed hebben op betrokken belangen in het invloedsgebied van de onttrekking. Om deze reden is deze algemene regel niet op deze onttrekkingen van toepassing en geldt daarvoor de vergunningplicht.

De Waterregeling bevat voorschriften ten aanzien van melden en meten van grondwateronttrekkingen. In het bij deze algemene regel behorende meldingsformulier zijn de onderwerpen opgenomen die op basis van de Waterregeling bij een melding overlegd moeten worden.

Artikel 2 Voorschriften

De onttrekking van grondwater is noodzakelijk voor het uitvoeren van werkzaamheden. Voor het beheer van het grondwater is het echter belangrijk dat de onttrekking niet groter is dan noodzakelijk. Dit artikel stelt een beperking aan de onttrekking.

Maximale verlaging grondwaterstand/stijghoogte

De freatische grondwaterstand of de stijghoogte in het watervoerende pakket mag niet meer worden verlaagd dan noodzakelijk. Dit betekent in ieder geval dat de freatische grondwaterstand niet meer mag worden verlaagd dan 0,5 meter beneden het actuele ontgravingsniveau. Hierdoor kan de freatische grondwaterstand of de stijghoogte in het watervoerende pakket per fase van de werkzaamheden verschillen, afhankelijk van de ontgravingsdiepte per fase.

Peilbuis of meetput bij spanningsbemaling

Voor de handhaafbaarheid van de maximale verlaging van de freatische grondwaterstand of de stijghoogte in het watervoerende pakket is het noodzakelijk dat het niveau gemeten kan worden. Hiervoor moet een peilbuis of meetput op een doelmatige locatie worden geplaatst. Vanuit het streven naar zo laag mogelijke lasten, is het plaatsen van een peilbuis of meetput niet bij alle onttrekkingen voorgeschreven. Deze verplichting beperkt zich tot de onttrekkingen via spanningsbemaling.

Locatie peilbuis of meetput bij spanningsbemaling

Afhankelijk van de aard van de onttrekking en de specifieke locatie kan de locatie van de peilbuis of meetput belangrijk zijn. In deze gevallen kan het bestuur via een maatwerkvoorschrift voorschrijven waar de peilbuis of meetput moet worden aangebracht.

Peilbuis of meetput bij freatische onttrekkingen

Bij freatische onttrekkingen is het plaatsen van een peilbuis of meetput in beginsel niet noodzakelijk. Deze algemene regel schrijft dit daarom niet voor. Desondanks kan de locale situatie aanleiding geven tot het plaatsen van een peilbuis of meetput. Een voorbeeld hiervan is de aanwezigheid van zettinggevoelige objecten. Met een maatwerkvoorschrift kan het bestuur in deze uitzonderlijke situaties een peilbuis of meetput voorschrijven. Hierbij kan tevens worden bepaald waar de peilbuis of meetput moet worden aangebracht.

Uitwisseling grondwater

Uitwisseling van grondwater uit de diverse watervoerende pakketten is ongewenst. Dit artikel bepaalt daarom dat tijdens de aanleg van de voorziening(en) voor de grondwateronttrekking, tijdens het beheer van de voorziening en na beëindiging van de grondwateronttrekking moet worden voorkomen dat uitwisseling van grondwater kan plaatsvinden. In de praktijk zal bij het doorkruisen van een scheidende laag veelal gebruik worden gemaakt van zwelklei om deze uitwisseling van grondwater te voorkomen. Het SIKB heeft Het protocol Mechanisch boren (protocol 2101) opgesteld. Indien volgens dit protocol wordt gewerkt, wordt de juiste invulling gegeven aan de verplichtingen uit dit artikel. Het protocol is te raadplegen via: www.sikb.nl.

Terugbrengen grondwater

Indien retourbemaling wordt toegepast, is het vanuit een oogpunt van goed grondwaterbeheer noodzakelijk dat het grondwater wordt teruggebracht in het grondwaterpakket waaruit het is onttrokken. Hiermee wordt ongewenste uitwisseling van grondwater uit de diverse watervoerende pakketten voorkomen.

Zorgplicht

De onttrekking van grondwater kan nadelige gevolgen voor de omgeving veroorzaken. Denk hierbij aan schade aan de landbouw(opbrengst), schade aan natuurgebieden (verdroging), verplaatsing van grondwaterverontreinigingen, schade aan bouwwerken als gevolg van zetting en negatieve beïnvloeding op overige grondwateronttrekkingen (in het bijzonder bodemenergiesystemen). Degene die de onttrekking verricht, heeft de verplichting om deze nadelige gevolgen te inventariseren, te voorkomen en als dat niet mogelijk is zo veel mogelijk te beperken.

Monitoring van de effecten van de grondwateronttrekking kan van groot belang zijn. Desondanks wordt monitoring niet bij iedere onttrekking voorgeschreven. Via een maatwerkvoorschrift kan het bestuur, indien daartoe aanleiding bestaat, monitoring voorschrijven. Met deze methode wordt voorkomen dat kosten worden gemaakt, terwijl hier geen aanleiding voor is.

Indien de onttrekking nadelige gevolgen veroorzaakt, neemt degene die grondwater onttrekt zo spoedig mogelijk maatregelen om deze gevolgen te beperken. Denk hierbij aan het staken van de onttrekking of het treffen van compenserende maatregelen. Verder informeert degene die grondwater onttrekt het bestuur zo spoedig mogelijk over de geconstateerde nadelige gevolgen en de te treffen of getroffen maatregelen.

Meten en rapporteren

Op grond van artikel 6.11, tweede lid, van het Waterbesluit moet degene die grondwater onttrekt per kwartaal meten hoeveel grondwater is onttrokken. Deze meting moet geschieden met een nauwkeurigheid van 95%. De resultaten van deze meting moeten uiterlijk op 31 januari van ieder jaar of, indien de onttrekking is beëindigd, binnen een maand na het tijdstip van beëindiging, aan het bestuur worden opgegeven.

Start- en afmelding van de onttrekking

Ter controle van de opgegeven start- en einddatum, moet de daadwerkelijke startdatum ten minste 24 uur van tevoren worden doorgegeven. Voor de einddatum geldt dat deze maximaal 24 uur na einde van de onttrekking moet worden doorgegeven.

Artikel 3 Melding

In artikel 6.11, eerste lid, van het Waterbesluit is bepaald dat degene die grondwater onttrekt waarvoor geen vergunning nodig is de onttrekking moet melden. Bij deze melding wordt de volgende informatie verstrekt (artikel 6.11, eerste lid, van het Waterbesluit en de artikelen 6.4, eerste lid, en 6.27 van de Waterregeling):

a. het doel waarvoor het te onttrekken grondwater wordt gebruikt;

b. het aantal bestaande en nieuw in te richten putten;

c. een nadere plaatsaanduiding van de putten ten opzichte van het Rijksdriehoeksnet;

d. de diepte van de onderkant en de bovenkant van de filters van iedere put ten opzichte van het maaiveld en het N.A.P.;

e. de diameter en de lengte van de filters in iedere put;

f. de pompcapaciteit in m3 per uur en het te installeren vermogen in m3 per uur per put;

g. de maximaal te onttrekken hoeveelheden water per uur, per dag, per maand, per kwartaal en per jaar, en

h. een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die zijn of worden getroffen om de negatieve gevolgen van de onttrekking te voorkomen of te beperken.

Bij de termijn voor melding is aangesloten bij de termijnen voor het melden van een lozing van grondwater bij ontwatering. Deze termijnen zijn opgenomen in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) en het Besluit lozen buiten inrichtingen. Hiermee wordt de regeldruk aanzienlijk verminderd.

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OlO-water) worden ingediend. Het OlO-water is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl.

Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.wpm.nl

Algemene regel grondwater Onttrekking voor grondwatersanering

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid van de Keur, voor het onttrekken van grondwater voor een grondwatersanering indien de onttrekking plaatsvindt:

a. buiten de bufferzones verdroogde natuurgebieden;

b. binnen de Roerdalslenk en niet onder de bovenste Brunssumklei;

c. binnen de Venloschol en niet dieper dan 5 meter boven NAP;

zoals aangeduid op de kaart behorende bij artikel 3.16 van de Omgevingsverordening Limburg

EN

voor zover de onttrekking niet:

d. meer bedraagt dan 20.000 m³ per maand, en

e. langer duurt dan 36 maanden.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die grondwater onttrekt als bedoeld in artikel 1:

1. verlaagt de freatische grondwaterstand of de stijghoogte in het eerste watervoerende pakket niet meer dan noodzakelijk;

2. voorkomt bij het aanleggen en beheren van de voorziening voor de grondwateronttrekking dat uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

3. verwijdert of dicht voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking zodat geen uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

4. voorkomt de nadelige gevolgen van de onttrekking, dan wel beperkt deze gevolgen zoveel mogelijk als die niet te voorkomen zijn;

5. informeert het bestuur zo spoedig mogelijk over eventuele ontstane schade en over de reeds door hem getroffen en nog te treffen maatregelen, en

6. doet uiterlijk 24 uur voor aanvang van de onttrekking een startmelding.

7. doet uiterlijk 24 uur na beëindiging van de onttrekking een afmelding.

Artikel 3 Melding

1. Degene die grondwater onttrekt als bedoeld in artikel 1, meldt dit ten minste 4 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met behulp van het door het bestuur vastgesteld formulier.

3. De onttrekking moet binnen een termijn van 1 jaar na de melding zijn aangevangen.

Artikel 4 Meetplicht

Degene die grondwater onttrekt als bedoeld in artikel 1:

1. Meet de onttrokken hoeveelheid grondwater met behulp van een meetinstrument (watermeter) waarvan een geldig meetcertificaat kan worden overgelegd waaruit blijkt dat het meetinstrument voldoet aan de vereiste nauwkeurigheid van 95 %. (conform art 6.11 waterbesluit). De gebruikte watermeter dient tenminste 1 x per jaar te worden geijkt waardoor de vereiste nauwkeurigheid gewaarborgd blijft.

2. Meet het grondwater dat wordt onttrokken met een watermeter, die overeenkomstig de door de leverancier verstrekte voorschriften is ingebouwd. Bij het ontbreken van inbouwvoorschriften van de leverancier dienen de watermeters zodanig geplaatst te worden, dat minimaal een rechte leiding van 10 keer de diameter van deze leiding vóór de watermeter en 5 keer de diameter ná de watermeters geïnstalleerd is. De watermeter dient tijdens het meten volledig gevuld te zijn met water.

3. Installeert watermeters, op een goed toegankelijke, veilige plaats zodat deze goed afleesbaar zijn.

4. Registreert bij aanvang van de bemaling de begindatum en beginstand van de watermeter.

5. Registreert de einddatum en eindstand van de watermeter bij beëindiging van de bemaling.

6. Registreert onder opgave van datum, voorvallen die van invloed kunnen zijn op de meting.

7. Vervangt een defecte watermeter uiterlijk binnen twee werkdag en registreert zowel de eindstand van de defecte watermeter alsook de beginstand van de nieuw geplaatste watermeter.

8. Kan de registraties binnen een tijdsbestek van twee werkdagen aan een toezichthouder van het Waterschap Peel en Maasvallei overleggen. Dit kan bijvoorbeeld door toezending van de gegevens per e-mail aan handhaving@wpm.nl.

9. Stuurt uiterlijk op 31 januari of indien de onttrekking is beëindigd, binnen een maand na het tijdstip van beëindiging van de grondwateronttrekking de onttrokken gemeten hoeveelheden grondwater toe aan het Waterschap Peel en Maasvallei. Dit kan bijvoorbeeld door toezending van de gegevens per e-mail aan vergunningen@wpm.nl.

Artikel 5 Overgangsrecht

1. Indien voor het onttrekken van grondwater als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.6, eerste lid, van de Keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoelt in artikel 3.9, derde lid, van de Keur.

2. Indien het onttrekken van grondwater als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

3. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor ingevolge deze algemene regel meldingplichtige werkzaamheden, wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.6 van de Keur is het verboden om zonder watervergunning grondwater te onttrekken of water te infiltreren. Onder dat verbod valt mede het onttrekken van grondwater voor een grondwatersanering. Op grond van artikel 3.9 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

Grondwatersanering

Een grondwatersanering is het onttrekken van verontreinigd grondwater met als doel de verontreinigde bodem te reinigen en het verontreinigde grondwater te verwijderen.

Het onttrokken verontreinigde grondwater wordt in het algemeen na zuivering afgevoerd naar het gemeente riool of oppervlaktewater. De lozing wordt in andere wet- en regelgeving gereguleerd. Ook een onttrekking die wordt toegepast als beheermaatregel uitgevoerd in het kader van een saneringsplan valt onder deze algemene regel.

Motivering

Artikel 1 Criteria

Het keurverbod geeft invulling aan het door de provincie Limburg vastgestelde beleid vastgelegd in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg. Buiten de aangewezen beschermde gebieden en onder de omstandigheden zoals hiervoor aangegeven kan worden volstaan met het stellen van algemene regels.

In de aangewezen beschermde gebieden en bij overschrijding van omvang of tijdsduur zoals hiervoor onder “criteria” is aangegeven, is een individuele afweging in het kader van een vergunning met het oog op de potentiële invloed van de onttrekking op de betrokken belangen wenselijk. Deze onttrekkingen kunnen naast invloed op het grondwaterbeheer, ook invloed hebben op betrokken belangen in het invloedsgebied van de onttrekking. Om deze reden is deze algemene regel niet op deze onttrekkingen van toepassing en geldt daarvoor de vergunningplicht.

De Waterregeling bevat voorschriften ten aanzien van melden en meten van grondwateronttrekkingen. In het bij deze algemene regel behorende meldingsformulier zijn de onderwerpen opgenomen die op basis van de Waterregeling bij een melding overlegd moeten worden.

Artikel 2 Voorschriften

Hoeveelheid te onttrekken grondwater

De onttrekking van grondwater is noodzakelijk voor het verwijderen van de grondwaterverontreiniging. Voor het beheer van het grondwater is het echter belangrijk dat de onttrekking niet groter is dan noodzakelijk. Dit artikel geeft een beperking aan de onttrekking.

Uitwisseling grondwater

Uitwisseling van grondwater uit de diverse watervoerende pakketten is ongewenst. Dit artikel bepaalt daarom dat tijdens de aanleg van de voorziening(en) voor de grondwateronttrekking, tijdens het beheer van de voorziening en na beëindiging van de grondwateronttrekking moet worden voorkomen dat uitwisseling van grondwater kan plaatsvinden. In de praktijk zal bij het doorkruisen van een scheidende laag veelal gebruik worden gemaakt van zwelklei om deze uitwisseling van grondwater te voorkomen. Het SIKB heeft Het protocol Mechanisch boren (protocol 2101) opgesteld. Indien volgens dit protocol wordt gewerkt, wordt de juiste invulling gegeven aan de verplichtingen uit dit artikel. Het protocol is te raadplegen via: www.sikb.nl.

Zorgplicht

De onttrekking van grondwater kan nadelige gevolgen voor de omgeving veroorzaken. Denk hierbij aan schade aan de landbouw(opbrengst), schade aan natuurgebieden (verdroging), verplaatsing van grondwaterverontreinigingen, schade aan bouwwerken als gevolg van zetting en negatieve beïnvloeding op overige grondwateronttrekkingen (in het bijzonder bodemenergiesystemen). Degene die de onttrekking verricht, heeft de verplichting om deze nadelige gevolgen te inventariseren, te voorkomen en als dat niet mogelijk is zo veel mogelijk te beperken.

Monitoring van de effecten van de grondwateronttrekking kan van groot belang zijn. Desondanks wordt monitoring niet bij iedere onttrekking voorgeschreven. Via een maatwerkvoorschrift kan het bestuur, indien daartoe aanleiding bestaat, monitoring voorschrijven. Met deze methode wordt voorkomen dat kosten worden gemaakt, terwijl hier geen aanleiding voor is.

Indien de onttrekking nadelige gevolgen veroorzaakt, neemt degene die grondwater onttrekt zo spoedig mogelijk maatregelen om deze gevolgen te beperken. Denk hierbij aan het staken van de onttrekking of het treffen van compenserende maatregelen. Verder informeert degene die grondwater onttrekt het bestuur zo spoedig mogelijk over de geconstateerde nadelige gevolgen en de te treffen of getroffen maatregelen.

Meten en rapporteren

Op grond van artikel 6.11, tweede lid, van het Waterbesluit moet degene die grondwater onttrekt per kwartaal meten hoeveel grondwater is onttrokken. Deze meting moet geschieden met een nauwkeurigheid van 95%. De resultaten van deze meting moeten uiterlijk op 31 januari van ieder jaar of, indien de onttrekking is beëindigd, binnen een maand na het tijdstip van beëindiging, aan het bestuur worden opgegeven.

Start- en afmelding van de onttrekking

Ter controle van de opgegeven start- en einddatum, moet de daadwerkelijke startdatum ten minste 24 uur van tevoren worden doorgegeven. Voor de einddatum geldt dat deze maximaal 24 uur na einde van de onttrekking moet worden doorgegeven.

Artikel 3 Melding

In artikel 6.11, eerste lid, van het Waterbesluit is bepaald dat degene die grondwater onttrekt waarvoor geen vergunning nodig is de onttrekking moet melden. Bij deze melding wordt de volgende informatie verstrekt (artikel 6.11, eerste lid, van het Waterbesluit en de artikelen 6.4, eerste lid, en 6.27 van de Waterregeling):

a. het doel waarvoor het te onttrekken grondwater wordt gebruikt;

b. het aantal bestaande en nieuw in te richten putten;

c. een nadere plaatsaanduiding van de putten ten opzichte van het Rijksdriehoeksnet;

d. de diepte van de onderkant en de bovenkant van de filters van iedere put ten opzichte van het maaiveld en het N.A.P.;

e. de diameter en de lengte van de filters in iedere put;

f. de pompcapaciteit in m³ per uur en het te installeren vermogen in m³ per uur per put;

g. de maximaal te onttrekken hoeveelheden water per uur, per dag, per maand, per kwartaal en per jaar, en

h. een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die zijn of worden getroffen om de negatieve gevolgen van de onttrekking te voorkomen of te beperken.

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OlO-water) worden ingediend. Het OlO-water is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl.

Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.wpm.nl

Algemene regel grondwater Onttrekking voor overige doeleinden

Artikel 1 Criterium

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid van de Keur, voor:

1. Onttrekkingen ten behoeve van veedrenking, mits niet mechanisch aangedreven;

2. Onttrekkingen, met uitzondering van die waarvoor een specifieke algemene regel is vastgesteld, waarvan de pompcapaciteit niet meer bedraagt dan 10 m³ per uur en voor zover deze zijn gelegen:

a. buiten de bufferzones verdroogde natuurgebieden;

b. binnen de Roerdalslenk en niet onder de bovenste Brunssumklei;

c. binnen de Venloschol en niet dieper dan 5 meter boven NAP;

zoals aangeduid op de kaart behorende bij artikel 3.16 van de Omgevingsverordening Limburg.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die grondwater onttrekt als bedoeld in artikel 1:

1. voorkomt bij het aanleggen en beheren van de voorziening voor de grondwateronttrekking dat uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

2. verwijdert of dicht voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking zodat geen uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

3. voorkomt de nadelige gevolgen van de onttrekking, dan wel beperkt deze gevolgen zoveel mogelijk als die niet te voorkomen zijn, en

4. informeert het bestuur zo spoedig mogelijk over eventuele ontstane schade en over de reeds door hem getroffen en nog te treffen maatregelen.

Artikel 3 Overgangsrecht

1. Indien voor het onttrekken van grondwater als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.6, eerste lid, van de Keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoelt in artikel 3.9, derde lid, van de Keur.

2. Indien het onttrekken van grondwater als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

3. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor ingevolge deze algemene regel meldingplichtige werkzaamheden, wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.6 van de Keur is het verboden om zonder watervergunning grondwater te onttrekken of water te infiltreren. Onder dat verbod valt mede het onttrekken van grondwater voor overige onttrekkingen die niet in andere algemene regels zijn verwoord. Op grond van artikel 3.9 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

Motivering

Artikel 1 Criterium

In artikel 3.6 van de Keur, is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning grondwater te onttrekken. In artikel 1 van deze algemene regel wordt dit verbod voor een groot deel opgeheven. Hierbij is het uitgangspunt dat de minder risicovolle onttrekkingen worden vrijgesteld. Voorwaarde voor de vrijstelling is dat aan alle criteria is voldaan. Het betreft dus een cumulatieve opsomming.

Artikel 2 Voorschriften

Uitwisseling grondwater

Uitwisseling van grondwater uit de diverse watervoerende pakketten is ongewenst. Dit artikel bepaalt daarom dat tijdens de aanleg van de voorziening(en) voor de grondwateronttrekking, tijdens het beheer van de voorziening en na beëindiging van de grondwateronttrekking moet worden voorkomen dat uitwisseling van grondwater kan plaatsvinden. In de praktijk zal bij het doorkruisen van een scheidende laag veelal gebruik worden gemaakt van zwelklei om deze uitwisseling van grondwater te voorkomen. Het SIKB heeft Het protocol Mechanisch boren (protocol 2101) opgesteld. Indien volgens dit protocol wordt gewerkt, wordt de juiste invulling gegeven aan de verplichtingen uit dit artikel. Het protocol is te raadplegen via: www.sikb.nl.

Zorgplicht

De onttrekking van grondwater kan nadelige gevolgen voor de omgeving veroorzaken. Denk hierbij aan schade aan de landbouw(opbrengst), schade aan natuurgebieden (verdroging), verplaatsing van grondwaterverontreinigingen, schade aan bouwwerken als gevolg van zetting en negatieve beïnvloeding op overige grondwateronttrekkingen (in het bijzonder bodemenergiesystemen). Degene die de onttrekking verricht, heeft de verplichting om deze nadelige gevolgen te inventariseren, te voorkomen en als dat niet mogelijk is zo veel mogelijk te beperken.

Monitoring van de effecten van de grondwateronttrekking kan van groot belang zijn. Desondanks wordt monitoring niet bij iedere onttrekking voorgeschreven. Via een maatwerkvoorschrift kan het bestuur, indien daartoe aanleiding bestaat, monitoring voorschrijven. Met deze methode wordt voorkomen dat kosten worden gemaakt, terwijl hier geen aanleiding voor is.

Indien de onttrekking nadelige gevolgen veroorzaakt, neemt degene die grondwater onttrekt zo spoedig mogelijk maatregelen om deze gevolgen te beperken. Denk hierbij aan het staken van de onttrekking of het treffen van compenserende maatregelen. Verder informeert degene die grondwater onttrekt het bestuur zo spoedig mogelijk over de geconstateerde nadelige gevolgen en de te treffen of getroffen maatregelen.

Vrijstelling meet- en rapportageplicht

Aan de meet- en rapportageplicht zijn administratieve lasten gebonden. Deze administratieve lasten zijn bij beperkte onttrekkingen onevenredig groot. In deze algemene regel wordt ingevolge artikel 6.11, vijfde lid, van het Waterbesluit bepaalt dat de meet- en rapportageplicht voor deze beperkte onttrekkingen niet gelden. De grenzen van onttrekkingen die als beperkt worden aangemerkt, staan in de voorschriften.

Artikel 3 Overgangsrecht

In dit artikel is onder meer bepaald dat de voorschriften uit bestaande vergunningen als maatwerkvoorschrift blijven bestaan. De komst van deze algemene regel heeft voor de reeds vergunde onttrekkingen dus geen gevolgen.

Ook is geregeld dat vergunningaanvragen voor het onttrekken van grondwater waarvoor op grond van de algemene regel vrijstelling geldt als een melding worden aangemerkt. Hierdoor worden extra handelingen voor de aanvrager voorkomen.

Algemene regel grondwater Overige drainagemiddelen

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, en artikel 3.5, van de Keur, voor het aanleggen, behouden, of verwijderen van een overig drainagemiddel met bijbehorende lozingsvoorziening voor zover deze niet wordt aangelegd, behouden of verwijderd in een waterkering of de bijbehorende beschermingszones.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die een overig drainagemiddel aanlegt of behoudt als bedoeld in artikel 1:

a. voldoet aan onderstaande zomerstand of winterstand van het overlooppeil en de grondwaterstand in centimeters onder maaiveld:

Grondgebruik

Zomerstand

Winterstand

Grasland

30

80

Bouwland/akkerland

50

80-100

Diep wortelende gewassen

80-100

100-120

Tuinbouw

50-80

80-100

b. in afwijking van onderdeel a, kan de grondwaterstand worden bijgesteld:

a. indien de werkelijk gemeten grondwaterstand in de direct te ontwateren grond hoger is dan de in onderdeel a, opgenomen grondwaterstand;

b. indien het aannemelijk is dat de grondwaterstand binnen een week hoger wordt dan de grondwaterstand, opgenomen in onderdeel a, of

c. indien werkzaamheden binnen een week uitgevoerd worden die bij de werkelijk gemeten grondwaterstand tot gewas- of bodemstructuurschade leiden;

d. bij bepaling van het overlooppeil of de grondwaterstand als hiervoor bedoeld, wordt gerekend in centimeters beneden het maaiveld van het 10 % laagste deel van de direct te ontwateren grond;

c. het bestuur kan bekend maken wanneer de zomerstand moet worden ingesteld en kan adviseren wanneer de winterstanden ingesteld kunnen worden, hetgeen afhankelijk is van de hydrologische en meteorologische omstandigheden alsmede van de meteorologische verwachtingen;

d. voorziet de uitmonding van elk overig drainagemiddel met een voorziening om uitspoeling van het talud te voorkomen;

e. voorkomt onevenredige belemmeringen bij onderhoudswerkzaamheden.

Artikel 3 Overgangsrecht

1. Indien voor het onttrekken van grondwater als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.6, eerste lid, van de Keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoelt in artikel 3.9, derde lid, van de Keur.

2. Indien het onttrekken van grondwater als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

3. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor ingevolge deze algemene regel meldingplichtige werkzaamheden, wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid van de Keur is het verboden zonder watervergunning gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te laten staan of liggen. Op grond van artikel 3.9 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

Verder is het op grond van artikel 3.5 van de Keur verboden zonder watervergunning gronden te ontwateren met drainagemiddelen. Op grond van artikel 3.9 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

Overig drainagemiddel: werken met het oog op beïnvloeden van het grondwaterpeil (bv greppels, verondiepingen etc.), niet zijnde een buisdrainagesysteem.

Lozingsvoorziening: een constructie om water in een oppervlaktewaterlichaam te laten stromen.

Profiel: breedte en diepte van het oppervlaktewaterlichaam als aangegeven op de legger of Keurkaart.

Motivering

Deze algemene regel is van toepassing op de aanleg, behoud en verwijdering van overige drainagemiddelen.

Deze algemene regel heeft ook betrekking op de lozingsvoorzieningen die moeten worden aangebracht indien het drainagewater wordt geloosd in een oppervlaktewaterlichaam. Het overig drainagemiddel en de lozingsvoorziening zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

De aanleg van overige drainagemiddelen vindt plaats met het oog op (plaatselijk) beïnvloeden van het watersysteem. Door peilen te verbinden aan deze overige drainagemiddelen wordt gezorgd dat een bepaald grondwaterpeil wordt gerealiseerd waarmee wordt bijgedragen aan de bestrijding van de verdroging, aan het conserveren van water en (mede) daardoor aan het beperken van de noodzaak voor het onttrekken van grondwater en oppervlaktewater ten behoeve van beregening- en bevloeiingsdoeleinden. Daarmee functioneert het overig drainagemiddel binnen het peilbeheer, zoals vastgelegd in ons Waterbeheerplan en Nieuw Limburgs Peil, waarbij betrokken functies optimaal kunnen worden bediend.

Het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van lozingsvoorzieningen zijn vanuit waterstaatkundig oogpunt relatief eenvoudig en veelvoorkomend. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen voldoende worden gewaarborgd via het stellen van algemene regels.

Algemene regel Grondwater Stuwen en andere peilregulerende werken

Artikel 1 Criteria

Deze algemene regel voor het instellen en in stand houden van stuwpeilen als bedoeld in artikel 2.10 van de Keur geldt voor zover de stuw of het andere peilregulerende werk is aangelegd in een oppervlaktewaterlichaam dat niet is opgenomen op de legger als bedoeld in artikel 5.1 van de Waterwet.

Artikel 2 Voorschriften

De eigenaar van een stuw of ander peilregulerend werk als bedoeld in artikel 1, neemt bij het gebruik ervan de onderstaande voorschriften in acht.

1. Stelt de stuw of het ander peilregulerend werk tenminste in op de peilen zoals in onderstaande tabel opgenomen.

Grondgebruik

Zomerstand

Winterstand

Grasland

30

80

Bouwland/akkerland

50

80-100

Diep wortelende gewassen

80-100

100-120

Tuinbouw

50-80

80-100

2. Maatgevend voor de instelling van de stuwpeilen is de drooglegging ten opzichte van het 10% laagste maaiveld van het perceel met het meest kritieke gewas binnen het beïnvloedingsgebied van de stuw of van het peilregulerende werk.

3. Het bestuur kan afkondigen wanneer het zomer- of winterpeil wordt ingesteld.

4. De neerwaartse aanpassing van het stuwpeil geschiedt met maximaal 20 cm per etmaal.

5. Van de hiervoor vermelde voorschriften kan, onder meer ingeval van acute dreiging van inundatie, van verzadiging van de bovengrond of bij verwachting van veel neerslag worden afgeweken.

Het bestuur kan daarbij instructies geven die opgevolgd dienen te worden.

Artikel 3 Overgangsrecht

1. Indien voor het onttrekken van grondwater als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.6, eerste lid, van de Keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoelt in artikel 3.9, derde lid, van de Keur.

2. Indien het onttrekken van grondwater als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

3. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor ingevolge deze algemene regel meldingplichtige werkzaamheden, wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 2.10 van de Keur zijn eigenaren van stuwen verplicht door het bestuur vastgestelde stuwpeilen in te stellen en in stand te houden. Op grond van artikel 1.2 van de Keur rusten de verplichtingen ook op gebruikers, niet zijnde eigenaar. Artikel 2.11 van de Keur biedt het bestuur de bevoegdheid tot het stellen van nadere regels met betrekking tot deze verplichting. Met deze algemene regel wordt daar invulling aan gegeven.

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regel. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

Eigenaar

Eigenaar als bedoeld in boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede de gebruiker van een werk, niet zijnde eigenaar. Gebruik vindt plaats krachtens zakelijk dan wel krachtens persoonlijk recht.

Stuw of overig peilregulerend werk

Een vaste of beweegbare constructie die dient om de waterstand bovenstrooms van de constructie te regelen (bron: Aquo Adventus).

Perceel met meest kritieke gewas

Het perceel dat binnen het beïnvloedingsgebied van een stuw of overig peilregulerend werk het diepste grondwaterpeil vraagt.

Motivering

Deze algemene regel is van toepassing op stuwen en overige peilregulerende werken die zijn aangebracht in een watergang die niet op de legger is opgenomen en die niet door het waterschap worden onderhouden en beheerd. Deze algemene regel ziet hiermee met name op de zogenaamde haarvaten van het watersysteem. Met deze werken wordt een bijdrage geleverd aan waterconservering en verdrogingsbestrijding. De in deze algemene regel opgenomen voorschriften zien met name op het beheer van deze werken in relatie tot (het gebruik van) de percelen die worden beïnvloed door deze werken. Bij het instellen van stuwpeilen, is het perceel waarop het meest kritieke gewas staat, maatgevend. De te hanteren peilen zijn voor de zomer en de winter in artikel 2 van deze algemene regel opgenomen. Het bestuur kan zo nodig afwijkende perioden van zomer en winter vaststellen. Van de voorgeschreven peilen kan worden afgeweken in situaties van (dreigend) waterbezwaar. Het bestuur geeft aan wanneer van zo’n situatie sprake is en kan daarbij nadere instructies geven die door de eigenaren of gebruikers van de werken moeten worden opgevolgd. Handelen in strijd met een dergelijke instructie is in artikel 4.3 van de Keur strafbaar gesteld.

De verplichtingen uit deze algemene regel gelden voor de eigenaar van het werk en voor de gebruiker, niet zijnde eigenaar van het werk. Primair heeft immers met name de gebruiker van de aanliggende percelen, die in het algemeen ook gebruiker is van de watergang, belang bij het te hanteren peil.

Algemene regel Grondwater Versnelde afvoer via nieuw verhard oppervlak

Artikel 1 Criteria

1. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.3, eerste lid van de Keur voor het afvoeren van hemelwater via nieuw verhard oppervlak naar een oppervlaktewaterlichaam voor zover:

a. het totaal aaneengesloten oppervlak verharding niet meer bedraagt dan 2.000 m² in stedelijk gebied, of

b. het totaal aaneengesloten oppervlak verharding niet meer bedraagt dan 5.000 m² in landelijk gebied, of

c. voor het project waarvoor een totaal aaneengesloten oppervlak verharding wordt aangelegd waarbij de oppervlaktes als genoemd onder a. en b. worden overschreden:

1. een wateradvies is verstrekt door het waterschap waarin maatregelen zijn opgenomen ter zake het verlies aan infiltratiemogelijkheden als gevolg van de nieuw aan te leggen verharding. en

2. het project wordt uitgevoerd conform het door het waterschap verstrekte wateradvies.

2. Tevens wordt vrijstelling verleend, in samenhang met het hiervoor bepaalde, van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid van de Keur waar het gaat om het gebruik van een waterstaatswerk anders dan in overeenstemming met zijn waterstaatkundige functie voor zover het betreft:

a. het aanleggen van een lozingsvoorziening.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die water versneld afvoert als bedoeld in artikel 1 in een oppervlaktewaterlichaam dat blijkens de legger in onderhoud is bij het waterschap:

1. legt de lozingsvoorziening op een zodanige wijze aan en onderhoudt deze op zodanige wijze dat het voeren van onderhoud niet onevenredig wordt belemmerd;

2. legt de lozingsvoorziening op een zodanige wijze aan en onderhoudt deze op zodanige wijze dat de waterdoorvoer in het oppervlaktewaterlichaam niet wordt belemmerd;

3. verwijdert de lozingsvoorziening op eerste aanzegging van het waterschap indien deze naar het oordeel van het waterschap geen functie meer vervult.

Artikel 3 Melding

1. Degene die een project uitvoert als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder c, meldt dit tenminste 4 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met behulp van het door het bestuur vastgesteld formulier. Daarbij wordt in elk geval vermeld respectievelijk toegevoegd:

a. contactgegevens van degene die het project uitvoert;

b. de locatie waar het project wordt uitgevoerd;

c. een projectplan waarin het project is uitgewerkt.

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Indien voor het onttrekken van grondwater als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.6, eerste lid, van de Keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoelt in artikel 3.9, derde lid, van de Keur.

2. Indien het onttrekken van grondwater als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

3. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor ingevolge deze algemene regel meldingplichtige werkzaamheden, wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.3 van de Keur is het verboden zonder watervergunning neerslag door nieuw verhard oppervlak versneld tot afvoer te laten komen. Op grond van artikel 3.9 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. Hiervan is in deze algemene regel gebruik gemaakt.

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regel.

Wateradvies: in het kader van de watertoets door het waterschap uitgebracht advies ter zake ruimtelijke plannen en –besluiten.

Motivering

Aanleg van (nieuwe) verharding heeft tot gevolg dat hemelwater niet meer in de daarvoor bestaande onverharde bodem kan infiltreren. Hemelwater zal versneld worden afgevoerd, vaak naar oppervlaktewaterlichamen. Indien het grotere verhardingen betreft, kan dit tot gevolg hebben dat de capaciteit van de ontvangende oppervlaktewaterlichamen overbenut wordt, hetgeen wateroverlast tot gevolg kan hebben. Hemelwater afkomstig van verharde oppervlakken tot 2.000 m² in stedelijk en tot 5.000 m² in landelijk gebied hebben dit risico in het algemeen niet tot gevolg. Reden waarom hiervoor vrijstelling van het verbod wordt gegeven via deze algemene regel. Tevens is vrijstelling verleend van het verbod tot het aanleggen van een lozingsvoorziening. In artikel 2 zijn voorschriften opgenomen waaraan moet worden voldaan bij het aanleggen en in stand houden van een lozingsvoorziening.

Wanneer in het kader van een watertoetsproces in verband met een ruimtelijk plan of –besluit door het waterschap een wateradvies is verstrekt en de door het waterschap in het wateradvies opgenomen maatregelen conform het verstrekte wateradvies worden uitgevoerd, dan geldt de vrijstelling ook voor aanleg van grotere oppervlakken verharding dan in artikel 1 lid 1, onder a en b is vermeld. De reden hiervan is dat in het wateradvies maatregelen zijn opgenomen met het oog op het compenseren of mitigeren van de effecten van verlies aan infiltratiemogelijkheden voor hemelwater in de bodem. Hiermee wordt dubbele regulering vermeden.

Het aanleggen en in stand houden van een lozingsvoorziening dient op een zodanige wijze plaats te vinden dat de doorstroming in het oppervlaktewaterlichaam niet wordt belemmerd en dat de onderhoudsmogelijkheden niet onevenredig worden belemmerd. Met dit laatste wordt met name bedoeld dat de gebruikelijke wijze van onderhoud moet kunnen blijven plaatsvinden.

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OlO-water) worden ingediend. Het OlO-water is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl.

Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.wpm.nl

Algemene regel waterkering Aanbrengen en behouden van beplanting

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de Keur, voor het aanbrengen en behouden van beplanting:

a. in de beschermingszone vanaf 5 meter uit de binnenteenlijn van een niet verheelde of niet aangeheelde waterkering, mits er geen pipingvoorziening aanwezig is;

b. in de beschermingszone vanaf 5 meter uit de buitenteenlijn van een (niet) verheelde of (niet) aangeheelde waterkering, mits er geen pipingvoorziening aanwezig is;

c. in de beschermingszone, waarbij het een kadastrale erfafscheiding met een maximale hoogte van 2 meter betreft, vanaf 0,5 meter uit de kernzone van een (niet) verheelde of (niet) aangeheelde waterkering, mits er geen pipingvoorziening aanwezig is;

d. in een verheelde of aangeheelde waterkering:

i. waarbij bomen op minimaal 10 meter uit de buitenkruinlijn worden aangebracht, of;

ii. waarbij struiken op minimaal 7 meter uit de buitenkruinlijn worden aangebracht.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die beplanting aanbrengt als bedoeld in artikel 1:

a. brengt binnen de kern- en beschermingszones geen ondergrondse voorzieningen aan voor beluchting, drainage of watervoorziening;

b. beperkt ingravingen tot een minimum en dicht deze aan het eind van elke werkdag met het uitgekomen materiaal;

c. wijzigt of verwijdert de beplanting op eigen kosten op eerste aanzegging van het bestuur indien dit noodzakelijk is voor het uitvoeren van beheer-, of onderhoudshandelingen door het waterschap of anderszins in het belang van de waterstaat.

Artikel 3 Melding

1. Degene die beplanting aanbrengt als bedoeld in artikel 1, meldt dit tenminste 4 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met behulp van het door het bestuur vastgesteld formulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam en adres van degene die de werkzaamheden uitvoert;

b. het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

c. gegevens over het aan te leggen werk (o.a. type beplanting);

d. de aard van de werkzaamheden;

e. een situatietekening;

f. een dwarsprofieltekening van de werken in combinatie met de waterkering.

3. De melding is geldig voor 1 jaar.

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Indien het aanbrengen van beplanting als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid, van de Keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoelt in artikel 3.9, derde lid, van de Keur.

2. Indien het aanbrengen van beplanting als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

3. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor ingevolge deze algemene regel meldingsplichtige werkzaamheden, wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de Keur is het verboden om zonder watervergunning beplanting aan te brengen op de waterkering en de bijbehorende beschermingszones Op grond van artikel 3.9 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

Aangeheelde waterkering: waterkering waarvan de hoogte van de achterliggende gronden tot op minimaal 25 meter landinwaarts op kunstmatige wijze op gelijke hoogte of hoger dan de kruin van de waterkering is gelegen. Tevens dient de aanheling tenminste 10 meter breed te zijn.

Beplanting: bomen, struiken en lage beplanting, uitgezonderd gras.

Buitenkruinlijn: buitenkruinlijn zoals aangegeven in Bijlage I bij deze algemene regel.

Binnenteenlijn: binnenteenlijn zoals aangegeven in Bijlage I bij deze algemene regel.

Buitenteenlijn: buitenteenlijn zoals aangegeven in Bijlage I bij deze algemene regel.

Verheelde waterkering: waterkering waarvan de hoogte van de achterliggende gronden tot op minimaal 25 meter landinwaarts op natuurlijke wijze op gelijke hoogte of hoger dan de kruin van de waterkering is gelegen. Tevens dient de verheling tenminste 10 meter breed te zijn.

Motivering

Beplanting kan effect hebben op de waterkering, het onderhoud belemmeren, leiden tot aantasting van het talud of negatieve invloed hebben op de ecologie. Daarom is het niet toegestaan om beplanting aan te leggen in een niet verheelde of niet aangeheelde waterkering (zie figuur AR1.1, AR1.2 en AR1.3), of op een bepaalde afstand van een verheeld of aangeheelde waterkering (zie figuur AR1.4 en AR1.5).

afbeelding binnen de regeling

Figuur AR1.1: beplanting niet verheelde en niet aangeheelde waterkering

afbeelding binnen de regeling

Figuur AR1.2: beplanting pipingvoorziening

afbeelding binnen de regeling

Figuur AR1.3: beplanting kadastrale erfafscheiding niet verheelde en niet aangeheelde waterkering

afbeelding binnen de regeling

Figuur AR1.4: beplanting verheelde en aangeheelde waterkering

afbeelding binnen de regeling

Figuur AR1.5: beplanting kadastrale erfafscheiding verheelde en aangeheelde waterkering

Voor de stabiliteit van de waterkering is het van belang dat de ingrepen in het waterstaatswerk goed worden uitgevoerd. Daarvoor is het noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de uitgevoerde werkzaamheden aan het waterstaatswerk. Om deze reden is de meldplicht in deze algemene regel opgenomen.

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OlO-water) worden ingediend. Het OlO-water is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl.

Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.wpm.nl.

Algemene regel waterkering Verwijderen van beplanting

Artikel 1 Criteria

1. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de Keur, voor het verwijderen van beplanting, niet zijnde gras, binnen de kernzone van een waterkering.

2. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de Keur, voor het verwijderen van beplanting, inclusief gras, binnen de beschermingszones van een waterkering.

Artikel 2 Voorschriften

1. Degene die houtachtige beplanting uit de kernzone verwijdert als bedoeld in artikel 1, eerste lid:

a. verwijdert de stronken en wortels van de gerooide beplanting in de periode tussen 15 maart en 15 oktober tot op een diepte van tenminste 1 meter uit de grond (beplanting mag in de periode tussen 15 oktober en 15 maart wel worden afgezaagd);

b. voert de gerooide bomen, takken, wortels en andere resten van de beplanting af;

c. vult de gaten die zijn ontstaan bij het verwijderen van beplanting met daarvoor geschikte grond:

* voor het buitentalud: klei met erosiebestendigheid categorie 1, met een lutumpercentage tussen 25%-37%, en

* voor het binnentalud: klei met erosiebestendigheid categorie 2, met een lutumpercentage tussen 15%-25%.;

d. zaait de aangevulde grond in met een graszaadmengsel type D1 in een hoeveelheid van 40-70 kg/ha.

2. Degene die houtachtige beplanting uit de beschermingszones verwijdert als bedoeld in artikel 1, tweede lid:

a. voert de gerooide bomen, takken, wortels en andere resten van de beplanting af, en

b. vult de gaten die zijn ontstaan bij het verwijderen van beplanting met hetzelfde type grond als de directe omgeving van het gat.

Artikel 3 Melding

1. Degene die houtachtige beplanting uit de waterkering verwijdert als bedoeld in artikel 1, meldt dit tenminste 4 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met behulp van het door het bestuur vastgesteld formulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam en adres van degene die de werkzaamheden uitvoert;

b. het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

c. gegevens over het aan te leggen werk;

d. de aard van de werkzaamheden;

e. een kadastrale situatietekening.

3. De melding is geldig voor 1 jaar.

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Indien het verwijderen van beplanting als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid, van de Keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoelt in artikel 3.9, derde lid, van de Keur.

2. Indien voor het verwijderen van beplanting als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

3. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor ingevolge deze algemene regel meldingplichtige werkzaamheden, wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de Keur is het verboden om zonder watervergunning beplanting te verwijderen van de waterkering en de bijbehorende beschermingszones. Op grond van artikel 3.9 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

Beplanting: bomen, struiken en overige planten, uitgezonderd gras.

Houtachtige beplanting: beplanting met opgaande stam(men) van hout.

Motivering

Artikel 1

Gras heeft een belangrijke functie voor de bescherming tegen erosie van de waterkering. Het is in beginsel onwenselijk gras van de waterkering te verwijderen. Daarom is in deze algemene regel geen vrijstelling voor het verwijderen van gras in de kernzone opgenomen. Het verwijderen van houtachtige beplanting is goed via algemene regels te reguleren.

Het verwijderen van overige beplanting hoeft niet aan voorwaarden te worden verbonden.

Een natuurvriendelijke oever valt niet onder het begrip beplanting en valt dus niet onder deze algemene regel.

Artikel 2

Voor het verwijderen van houtachtige beplanting zijn voorschriften opgenomen. Er gelden geen voorschriften voor het verwijderen van niet houtachtige beplanting.

Aan het verwijderen van beplanting van de waterkering kleven verschillende waterhuishoudkundige risico’s. Door de voorschriften die in dit artikel zijn opgenomen worden de risico’s afgedekt.

Aan het verwijderen van houtachtige beplanting uit de beschermingszone zijn minder waterhuishoudkundige risico’s verbonden. Desondanks is het in verband met onderhoud en inspectie van belang dat de gerooide plantresten uit de beschermingszone worden afgevoerd en dat de ontstane gaten worden aangevuld.

Artikel 3

Voor de stabiliteit van de waterkering is het van belang dat de ingrepen in het waterstaatswerk goed worden uitgevoerd. Daarvoor is het noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de uitgevoerde werkzaamheden aan het waterstaatswerk. Om deze reden is de meldplicht voor het verwijderen van houtachtige beplanting in deze algemene regel opgenomen.

Voor het verwijderen van andere (geen houtachtige) beplanting uit de kernzone of beschermingszones geldt dus geen meldplicht.

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OlO-water) worden ingediend. Het OlO-water is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl.

Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.wpm.nl.

Algemene regel waterkering Plaatsen, behouden en verwijderen van hekken en schuttingen

Artikel 1 Criteria

1. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de Keur, voor het plaatsen, of behouden van een hek of schutting in kern- en beschermingszones voor zover:

a. bij een niet verheelde of niet aangeheelde waterkering, het hek of de schutting:

i. vanaf 4 meter uit de binnen- en buitenteenlijn met een maximale hoogte van 2 meter wordt aangelegd;

ii. binnen 0,5 meter uit de kernzone, waarbij het een kadastrale erfafscheiding met een maximale hoogte van 2 meter betreft;

iii. niet dieper dan 0,50 meter in het maaiveld wordt aangelegd.

b. bij een verheelde of aangeheelde waterkering,:

i. het hek of de schutting in de waterkering tot 4,5 meter uit de buitenkruinlijn een maximale hoogte heeft van 2 meter;

ii. binnen 0,5 meter uit de kernzone, waarbij het een kadastrale erfafscheiding met een maximale hoogte van 2 meter betreft;

iii. niet dieper dan 0,50 meter in het maaiveld wordt aangelegd.

2. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de Keur, voor het in de kern- en beschermingszones van waterkeringen verwijderen van een hek of schutting.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die een hek of schutting plaatst, behoudt of verwijdert als bedoeld in artikel 1 voldoet aan de volgende voorschriften:

a. bij het verwijderen van een hek of schutting wordt geen schade toegebracht aan de waterkering;

b. bij het verwijderen van een hek of schutting worden uitkomende materialen afgevoerd;

c. gaten die zijn ontstaan bij het verwijderen van een hek of schutting uit het waterstaatswerk worden direct volledig gevuld met zwelklei of bentoniet voor een blijvend waterdichte afdichting;

d. wijzigt of verwijdert het hek of de schutting op eigen kosten op eerste aanzegging van het bestuur indien dit noodzakelijk is voor het uitvoeren van beheer-, of onderhoudshandelingen door het waterschap of anderszins in het belang van de waterstaat.

Artikel 3 Melding

1. Degene die een hek of schutting plaatst of verwijdert als bedoeld in artikel 1, meldt dit tenminste 4 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met behulp van het door het bestuur vastgesteld formulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam en adres van degene die de werkzaamheden uitvoert;

b. het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

c. gegevens over het aan te leggen werk;

d. de aard van de werkzaamheden;

e. een situatietekening;

f. een dwarsprofieltekening van de werken in combinatie met de waterkering

3. De melding is geldig voor 1 jaar.

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Indien het aanleggen, behouden of verwijderen van een hek of schutting als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid, van de Keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoelt in artikel 3.9, derde lid, van de Keur.

2. Indien voor het aanleggen, behouden of verwijderen van een hek of schutting als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

3. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor ingevolge deze algemene regel meldingplichtige werkzaamheden, wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de Keur is het verboden om zonder watervergunning hekken of schuttingen aan te leggen, behouden of verwijderen op waterkeringen en de bijbehorende beschermingszones. Op grond van artikel 3.9 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

Aangeheelde waterkering: waterkering waarvan de hoogte van de achterliggende gronden op kunstmatige wijze op gelijke hoogte of hoger dan de kruinhoogte van de waterkering zijn gelegen.

Buitenkruinlijn: buitenkruinlijn zoals aangegeven in Bijlage I bij deze algemene regel.

Hek: afscheiding met vrij doorzicht

Hekken kunnen onderverdeeld worden in een hekwerk of een afrastering. Beide werken hebben een vrij doorzicht, waarbij een hek bestaat uit in de grond geplaatste palen met daartussen een frame van spijlen of gaas. Een afrastering wordt veelal gebruikt om vee te keren en bestaat voornamelijk uit in de grond geplaatste palen met daartussen prikkeldraad, staaldraad of schrikdraad.

Schutting: afscheiding zonder vrij doorzicht

Schuttingen zijn werken die geen vrij doorzicht hebben en bestaan veelal uit in de grond geplaatste palen met daartussen een gesloten scherm van opgroeiende beplanting, hout, beton of andersoortige materialen. Door de gesloten constructie kunnen schuttingen veel wind vangen en is het redelijkerwijs noodzakelijk om een schutting dieper aan te leggen.

Teenlijn: teenlijn zoals aangegeven in Bijlage I bij deze algemene regel.

Verheelde waterkering: waterkering waarvan de hoogte van de achterliggende gronden op natuurlijke wijze op gelijke hoogte of hoger dan de kruinhoogte van de waterkering zijn gelegen.

Motivering

De hoogte van het hek of de schutting wordt begrensd vanwege het beperken van de windvang en de daarmee samenhangende diepte van de palen en het visueel kunnen inspecteren van de kering. Een te hoog en/of te diep hek of schutting kan een negatief effect hebben op de waterkering. Daarom is het niet toegestaan om een hek of schutting te plaatsen in een niet verheelde of niet aangeheelde waterkering (zie figuur AR3.1 en AR3.2), of op een bepaalde afstand van een verheeld of aangeheelde waterkering (zie figuur AR3.3 en AR3.4).

afbeelding binnen de regeling

Figuur AR3.1: hek of schutting niet verheelde en niet aangeheelde waterkering

afbeelding binnen de regeling

Figuur AR3.2: hek of schutting kadastrale erfafscheiding niet verheelde en niet aangeheelde waterkering

afbeelding binnen de regeling

Figuur AR3.3: hek of schutting verheelde en aangeheelde waterkering

afbeelding binnen de regeling

Figuur AR3.4: hek of schutting kadastrale erfafscheiding verheelde en aangeheelde waterkering

Voor de stabiliteit van de waterkering is het van belang dat de ingrepen in de waterkering en bijbehorende beschermingszones goed worden uitgevoerd. Daarvoor is het noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de uitgevoerde werkzaamheden aan het waterstaatswerk. Om deze reden is de meldplicht in deze algemene regel opgenomen.

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OlO-water) worden ingediend. Het OlO-water is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl.

Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.wpm.nl.

Algemene regel waterkering Bemesten en ploegen

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de Keur, voor het bemesten en ploegen in de beschermingszone en buitenbeschermingszone van waterkeringen voor zover:

1. bemesting en ploegen plaatsvindt tot aan de kernzone van de waterkering;

2. er tot een maximale diepte van 0,5 meter wordt geploegd.

Artikel 2 Overgangsrecht

1. Indien het bemesten en ploegen als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid, van de Keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9, derde lid, van de Keur.

2. Indien het bemesten en ploegen als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

3. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor ingevolge deze algemene regel meldingplichtige werkzaamheden, wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de Keur is het verboden om zonder watervergunning te bemesten en te ploegen in de (buiten)beschermingszones. Op grond van artikel 3.9 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Er zijn geen voorschriften verbonden aan het bemesten en het ploegen. Er geldt ook geen meldplicht.

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels.

Bemesten: verspreiden van meststoffen

Ploegen: het met een landbouwwerktuig omkeren van grond.

Algemene regel waterkering Plaatsen en behouden van kleine bouwwerken en objecten

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de Keur, voor het aanleggen, of behouden van kleine bouwwerken of objecten voor zover:

1. het bouwwerk of object wordt aangelegd buiten de kernzone;

2. voor het egaal maken van het maaiveld een aanvulling van minder dan 3 m³ noodzakelijk is;

3. het bouwwerk of object een maximaal oppervlak heeft van 10 m²;

4. het bouwwerk of object niet hoger wordt dan 2,5 m;

5. het bouwwerk of object in zijn geheel verwijderbaar of eenvoudig demontabel is;

6. het bouwwerk of object geen belemmering vormt voor het beheer en onderhoud van de waterkering.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die kleine bouwwerken of objecten aanlegt of behoudt als bedoeld in artikel 1:

a. ontgraaft voor het aanbrengen van de fundering van het bouwwerk of het object maximaal 30 cm ten opzichte van het bestaande maaiveld;

b. gebruikt voor de vloer van het bouwwerk of object tegels met een grootte van maximaal 30 bij 60 cm;

c. wijzigt of verwijdert het bouwwerk of object op eigen kosten op eerste aanzegging van het bestuur indien dit noodzakelijk is voor het uitvoeren van beheer-, of onderhoudshandelingen door het waterschap of anderszins in het belang van de waterstaat.

Artikel 3 Melding

1. Degene die kleine bouwwerken of objecten als bedoeld in artikel 1, meldt dit tenminste 4 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met behulp van het door het bestuur vastgesteld formulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam en adres van degene die de werkzaamheden uitvoert;

b. het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

c. gegevens over het aan te leggen werk;

d. de aard van de werkzaamheden;

e. een situatietekening;

f. een dwarsprofieltekening van de werken in combinatie met de waterkering.

3. De melding is geldig voor 1 jaar.

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Indien het aanleggen of behouden van kleine bouwwerken of objecten als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid, van de Keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoelt in artikel 3.9, derde lid, van de Keur.

2. Indien het aanleggen of behouden van kleine bouwwerken of objecten als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

3. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor ingevolge deze algemene regel meldingsplichtige werkzaamheden, wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur is het verboden om zonder watervergunning kleine bouwwerken of objecten aan te leggen of behouden op de waterkering en de bijbehorende beschermingszones. Op grond van artikel 3.9 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

Klein bouwwerk of object: hierbij wordt gedacht aan tuinhuisjes, kippenhokken, tuinhaarden en recreatieve voorzieningen zoals prullenbakken, fietsenrekken en (picknick)bankjes.

Motivering

Het plaatsen van kleine bouwwerken of objecten op het waterstaatswerk of de bijbehorende beschermingszone betreft vanuit waterstaatkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. Omdat kleine bouwwerken of objecten verplaatsbaar of eenvoudig demontabel zijn, kunnen deze worden verwijderd of verplaatst indien dit noodzakelijk is, bijvoorbeeld voor het uitvoeren van groot onderhoud of dijkverbetering. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.

Aan realiseren van kleine bouwwerken of objecten op het waterstaatswerk kleven verschillende waterstaatkundige risico’s, in het bijzonder met betrekking tot (noodzakelijke) ontgravingen en eventuele verzakking van de waterkering en/of beschermingszone na aanbrengen van kleine bouwwerk of object. Door de voorwaarden die in dit lid zijn opgenomen worden de risico’s afgedekt.

Aan het realiseren van kleine bouwwerken of objecten in de beschermingszone zijn minder waterhuishoudkundige risico’s verbonden. Desondanks is het in verband met het voorkomen van kwel, piping en de stabiliteit van de waterkering van belang dat er slechts beperkte ontgravingen plaatsvinden.

Voor de stabiliteit van de waterkering is het van belang dat de ingrepen in het waterstaatswerk goed worden uitgevoerd. Daarvoor is het noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de uitgevoerde werkzaamheden aan het waterstaatswerk. Om deze reden is de meldplicht in deze algemene regel opgenomen. De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan.

Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OlO-water) worden ingediend. Het OlO-water is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl.

Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.wpm.nl.

Algemene regel waterkering Uitvoeren van kleine verbouwingen

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de Keur, voor het uitvoeren van een kleine verbouwing van een bouwwerk binnen de kern- en beschermingszones van waterkeringen voor zover:

a. het oppervlak van het bouwwerk niet of met maximaal 10 m³ wordt vergroot;

b. de bestaande fundering niet wordt aangepast;

c. er geen verlaging van het vloerpeil plaatsvindt;

d. de uitbreiding niet plaatsvindt aan de dijkzijde van het bouwwerk;

e. een eventuele uitbreiding niet op palen gefundeerd wordt, en

f. het vloerpeil van een eventuele uitbreiding niet lager komt te liggen dan het vloerpeil van het bestaande bouwwerk.

Artikel 2 Melding

1. Degene die kleine verbouwingen als bedoeld in artikel 1 uitvoert in de waterkering en bijbehorende beschermingszones, meldt dit tenminste 4 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met behulp van het door het bestuur vastgesteld formulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam en adres van degene die de werkzaamheden uitvoert;

b. het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

c. gegevens over het aan te leggen werk;

d. de aard van de werkzaamheden;

e. een situatietekening;

f. een dwarsprofieltekening van de werken in combinatie met de waterkering.

3. De melding is geldig voor 1 jaar.

Artikel 3 Overgangsrecht

Indien het uitvoeren van een kleine verbouwing van een bouwwerk als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid, van de Keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoelt in artikel 3.9, derde lid, van de Keur.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de Keur is het verboden om zonder watervergunning een kleine verbouwing van een bouwwerk uit te voeren op de waterkering en de bijbehorende beschermingszones. Op grond van artikel 3.9 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels.

Motivering

Het vergroten van bouwwerken op of nabij een waterkering kan grote invloed hebben op toekomstige dijkverbetering en op het waterkerend vermogen en stabiliteit van de waterkering.. Daarom is deze algemene regel alleen van toepassing bij een bepaalde maximale grootte van de uitbreiding. Voor grote uitbreidingen of verbouwingen waarbij een aanpassing aan de fundering noodzakelijk is geldt een vergunningsplicht.

Voor de stabiliteit van de waterkering is het van belang dat de ingrepen in het waterstaatswerk goed worden uitgevoerd. Daarvoor is het noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de uitgevoerde werkzaamheden aan het waterstaatswerk. Om deze reden is de meldplicht in deze algemene regel opgenomen. De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan.

Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OlO-water) worden ingediend. Het OlO-water is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl.

Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.wpm.nl.

Algemene regel waterkering Verwijderen van bebouwing

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de Keur, voor het verwijderen van bouwwerken binnen de kern- en beschermingszones van waterkeringen voor zover:

a. het bouwwerk geen onderdeel uitmaakt van de kernzone van de waterkering of is gelegen binnen een pipingvoorziening;

b. er geen grondkerende constructies worden verwijderd binnen de beschermingszones;

c. de fundering, met uitzondering van eventueel aanwezige funderingspalen, volledig wordt verwijderd;

d. eventuele funderingspalen tot een diepte van 2 meter onder het bestaande maaiveld verwijderd worden.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die bouwwerken verwijdert als bedoeld in artikel 1:

a. voert alle materialen die vrijkomen bij de werkzaamheden af;

b. vult gaten die zijn ontstaan bij het verwijderen van het bouwwerk aan met schone grond conform Besluit Bodem Kwaliteit (Stb. 469, 22-11-2007);

c. past geen grondroering toe in de periode tussen 15 oktober tot 15 maart.

Artikel 3 Melding

1. Degene die bouwwerken verwijdert als bedoeld in artikel 1, op een waterkering meldt dit tenminste 4 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met behulp van het door het bestuur vastgesteld formulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam en adres van degene die de werkzaamheden uitvoert;

b. het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

c. gegevens over het aan te leggen werk;

d. de aard van de werkzaamheden;

e. een situatietekening;

f. een dwarsprofieltekening van de te verwijderen werken in combinatie met de waterkering.

3. De melding is geldig voor 1 jaar.

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Indien het verwijderen van bouwwerken als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid, van de Keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoelt in artikel 3.9, derde lid, van de Keur.

2. Indien het verwijderen van bouwwerken als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

3. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor ingevolge deze algemene regel meldingplichtige werkzaamheden, wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de Keur is het verboden om zonder watervergunning bouwwerken te verwijderen van de waterkering en de bijbehorende beschermingszones. Op grond van artikel 3.9 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels.

Grondkerende constructie: kunstmatige begrenzing, die het achterliggende grondlichaam op zijn plaats houdt

Motivering

Het verwijderen van bouwwerken die onderdeel uitmaken van de waterkering, zoals coupures, damwanden en grondkerende muren levert direct gevaar op voor de stabiliteit of waterkerende functie van een waterkering. Daarom is in deze algemene regel geen vrijstelling voor het verwijderen van bouwwerken die onderdeel uitmaken van de waterkering opgenomen.

Voor de stabiliteit van de waterkering is het van belang dat de ingrepen in het waterstaatswerk goed worden uitgevoerd. Daarvoor is het noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de uitgevoerde werkzaamheden aan het waterstaatswerk. Om deze reden is de meldplicht in deze algemene regel opgenomen.

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OlO-water) worden ingediend. Het OlO-water is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl.

Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.wpm.nl.

Algemene regel waterkering Uitvoeren van grondmechanisch onderzoek

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de Keur, voor het uitvoeren van grondmechanisch onderzoek in een waterkering of de bijbehorende beschermingszones voor zover:

a. het onderzoek bestaat uit:

i. sonderingen;

ii. handboringen met een maximale diameter van 0,15 meter;

iii. mechanische boringen met een maximale diameter van 0,15 meter;

b. het toe te passen materieel op de taluds, of op de kruin van een waterkering zonder openbare weg, maximaal 3,5 ton weegt;

c. maximaal 20 sonderingen of boringen worden uitgevoerd.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die grondmechanisch onderzoek uitvoert als bedoeld in artikel 1:

a. vult gaten die zijn ontstaan door de werkzaamheden direct volledig aan met zwelklei of bentoniet voor een blijvend waterdichte afdichting;

b. steekt voorafgaand aan de werkzaamheden de graszoden (minimaal 10 cm diep) uit en plaatst deze na uitvoering van de werkzaamheden terug, en

c. gegevens dienen binnen 4 weken na het uitvoeren van de werkzaamheden, digitaal ter beschikking te worden gesteld aan het waterschap (GEF-formaat);

Artikel 3 Melding

1. Degene die grondmechanisch onderzoek uitvoert als bedoeld in artikel 1, meldt dit tenminste 4 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met behulp van het door het bestuur vastgesteld formulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam en adres van degene die de werkzaamheden uitvoert;

b. het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

c. gegevens over het aan te leggen werk;

d. de aard van de werkzaamheden;

e. een situatietekening van de boorlocaties.

3. De melding is geldig voor 1 jaar.

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Indien voor het uitvoeren van grondmechanisch onderzoek als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid, van de Keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoelt in artikel 3.9, derde lid, van de Keur.

2. Indien voor het uitvoeren van grondmechanisch onderzoek als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

3. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor ingevolge deze algemene regel meldingplichtige werkzaamheden, wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de Keur is het verboden om zonder watervergunning grondmechanische onderzoek uit te voeren op de waterkering en de bijbehorende beschermingszones. Op grond van artikel 3.9 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels.

Motivering

Voor grondonderzoek worden vaak grondboringen en sonderingen uitgevoerd binnen waterkeringen en bijbehorende beschermingszones. In de meeste gevallen hebben dergelijke werkzaamheden een zeer gering effect op de staat van een waterkering. Uitgezonderd zijn seismische onderzoeken, omdat de trillingen die hierbij worden veroorzaakt een gevolg kunnen hebben voor het waterkerend vermogen van de waterkering.

Het uitvoeren van grondboringen en sonderingen betreft vanuit waterstaatkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.

Voor de stabiliteit van de waterkering is het van belang dat de ingrepen in het waterstaatswerk goed worden uitgevoerd. Daarvoor is het noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de uitgevoerde werkzaamheden aan het waterstaatswerk. Om deze reden is de meldplicht in deze algemene regel opgenomen.

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OlO-water) worden ingediend. Het OlO-water is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl.

Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.wpm.nl.

Algemene regel waterkering Uitvoeren van klein onderhoud aan wegen en het plaatsen, behouden of verwijderen van wegmeubilair

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de Keur, voor het uitvoeren van klein onderhoud aan wegen of het aanleggen, behouden, of verwijderen van wegmeubilair langs wegen binnen de kern- en beschermingszones van waterkeringen voor zover:

a. het wegmeubilair niet wordt voorzien van een betonnen voet;

b. indien ingravingen niet onder het maatgevend hoogwaterpeil plaatsvinden;

c. het wegmeubilair niet dieper wordt gefundeerd dan 60 cm;

d. voor zover er op aangeven van het waterschap geen aanpassing van de waterkering nodig is.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die klein onderhoud aan wegen uitvoert of wegmeubilair langs wegen aanlegt, behoudt, of verwijdert als bedoeld in artikel 1:

a. voert geen werkzaamheden uit in waterkeringen en bijbehorende beschermingszones in de periode tussen 15 oktober en 15 maart;

b. voert alle materialen die vrijkomen bij de werkzaamheden af;

c. gebruikt het talud van de waterkering niet als opslagplaats voor materiaal of materieel;

d. plaatst geen wegmeubilair op de taluds van de waterkering;

e. plaatst wegmeubilair op de kruin ter hoogte van de binnenkruin;

f. plaatst geen wegmeubilair op minder dan 10 meter vanuit een ander object;

g. vult de gaten die zijn ontstaan bij het verwijderen van het wegmeubilair met daarvoor geschikte grond:

* voor het buitentalud: klei met erosiebestendigheid categorie 1, met een lutumpercentage tussen 25%-37%, en

* voor het binnentalud: klei met erosiebestendigheid categorie 2, met een lutumpercentage tussen 15%-25%;

h. zaait de aangevulde grond in met een graszaadmengsel type D1 in een hoeveelheid van 40-70 kg/ha.

Artikel 3 Melding

1. Degene die klein onderhoud aan wegen uitvoert of wegmeubilair langs wegen aanlegt, behoudt, of verwijdert als bedoeld in artikel 1, meldt dit tenminste 4 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met behulp van het door het bestuur vastgesteld formulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam en adres van degene die de werkzaamheden uitvoert;

b. het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

c. gegevens over het aan te leggen werk;

d. de aard van de werkzaamheden;

e. een situatietekening;

f. een dwarsprofieltekening van het wegmeubilair in combinatie met de waterkering.

3. De melding is geldig voor 1 jaar.

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Indien voor uitvoeren van klein onderhoud aan wegen of het aanleggen, behouden, of verwijderen van wegmeubilair langs wegen als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid, van de Keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoelt in artikel 3.9, derde lid, van de Keur.

2. Indien voor uitvoeren van klein onderhoud aan wegen of het aanleggen, behouden, of verwijderen van wegmeubilair langs wegen als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

3. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor ingevolge deze algemene regel meldingplichtige werkzaamheden, wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de Keur is het verboden om zonder watervergunning klein onderhoud aan wegen uit te voeren of wegmeubilair langs wegen aan te leggen, te behouden of te verwijderen op de waterkering en de bijbehorende beschermingszones. Op grond van artikel 3.9 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

Buitenkruinlijn: buitenkruinlijn zoals aangegeven in Bijlage I bij deze algemene regel.

Klein onderhoud: vervangen van verharding van een weg waarbij de fundering niet wordt aangepast.

Maatgevend hoogwaterpeil: waterstand behorend bij het wettelijk bepaald veiligheidsniveau voor waterkeringen.

Wegmeubilair: alle voor het wegbeheer noodzakelijke objecten zoals lichtmasten (excl. daarbij behorende kabels en leidingen) en verkeersborden.

Motivering

Op veel waterkeringen zijn wegen aanwezig. Omwille van de verkeersveiligheid is het in sommige gevallen noodzakelijk dat er onderhoud aan de weg plaatsvindt of dat er wegmeubilair, zoals verkeersborden of lichtmasten, geplaatst worden. Om doelmatig beheer en onderhoud aan de waterkering uit te kunnen voeren is het van belang dat objecten niet te dicht op elkaar geplaatst worden. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.

Voor het plaatsen van recreatieve voorzieningen zoals prullebakken, fietsenrekken en (picknick)bankjes geldt een de algemene regel voor het aanleggen van kleine bouwwerken en objecten.

Voor het aanleggen van nieuwe wegen of het verharden van onverharde paden is een watervergunning nodig.

Aan het verrichten van klein onderhoud aan wegen zijn waterhuishoudkundige risico’s verbonden, in het bijzonder met betrekking tot ontgravingen en de bereikbaarheid van de waterkering. Ook aan het plaatsen van wegmeubilair op het waterstaatswerk zijn waterhuishoudkundige risico’s verbonden. In het bijzonder valt te denken aan hinder voor doelmatig beheer en onderhoud van de waterkering en toegankelijkheid van het buitentalud bij hoogwater. Door de voorwaarden in deze algemene regel worden deze risico’s afgedekt.

Voor de stabiliteit van de waterkering is het van belang dat de ingrepen in het waterstaatswerk goed worden uitgevoerd. Daarvoor is het noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de uitgevoerde werkzaamheden aan het waterstaatswerk. Om deze reden is de meldplicht in deze algemene regel opgenomen.

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OlO-water) worden ingediend. Het OlO-water is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl.

Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.wpm.nl.

Algemene regel waterkering Aanbrengen, behouden en verwijderen van verharding

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid van de Keur, voor het aanleggen, behouden of verwijderen van verharding binnen de kern- en beschermingszones van waterkeringen voor zover:

a. niet meer dan 500 m² aan nieuwe verharding wordt aangelegd en de verharding niet binnen de kernzone van de waterkering wordt aangelegd;

b. de verharding binnen de kern- en beschermingszones van de waterkering wordt verwijderd.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die verharding aanlegt, behoudt of verwijdert als bedoeld in artikel 1:

a. legt de constructie van de verharding, inclusief fundering, niet dieper aan dan 30 cm onder het bestaande maaiveld;

b. legt de verharding zo aan dat de afwatering van de waterkering niet gehinderd wordt en dat er geen vernatting van de teen van de waterkering optreedt;

c. vult de gaten die zijn ontstaan bij het verwijderen van de verharding met daarvoor geschikte grond:

* voor het buitentalud: klei met erosiebestendigheid categorie 1, met een lutumpercentage tussen 25%-37%, en

* voor het binnentalud: klei met erosiebestendigheid categorie 2, met een lutumpercentage tussen 15%-25%;

d. zaait de aangevulde grond in met een graszaadmengsel type D1 in een hoeveelheid van 40-0 kg/ha.

Artikel 3 Overgangsrecht

1. Indien voor het aanleggen, behouden of verwijderen van verharding als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid, van de Keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoelt in artikel 3.9, derde lid, van de Keur.

2. Indien voor het aanleggen, behouden of verwijderen van verharding als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

3. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor ingevolge deze algemene regel meldingplichtige werkzaamheden, wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de Keur is het verboden om zonder watervergunning verharding aan te brengen, te behouden of te verwijderen op de waterkering en de bijbehorende beschermingszones. Op grond van artikel 3.9 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Er geldt geen meldingsplicht.

Algemene regel waterkering Recreatief medegebruik

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de Keur, voor het wandelen, al dan niet vergezeld van een aangelijnd huisdier, fietsen en het tijdelijk inrichten van een wandel-, fiets- en/of hardloopparcours binnen de kern- en beschermingszones van waterkeringen voor zover:

a. er niet met borden is aangegeven dat het verboden is te wandelen en/of hard te lopen;

b. er met borden is aangegeven dat fietsen is toegestaan.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die wandelt, fietst of een tijdelijk wandel-, fiets- en/of hardloopparcours inricht binnen de kern- en beschermingszones als bedoeld in artikel 1:

a. dient de voorwaarden en aanwijzingen vermeld op de borden na te leven;

b. brengt geen schade toe aan en laat geen afval achter op de waterkering, de daarbij behorende onderhoudsstroken en kunstwerken.

Artikel 3 Melding

1. Degene die een tijdelijk wandel-, fiets- en/of hardloopparcours inricht als bedoeld in artikel 1, meldt dit tenminste 4 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met behulp van het door het bestuur vastgesteld formulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam en contactgegevens van de melder;

b. de periode en datum van het evenement;

c. overzichtstekening van parcours en locaties waar objecten worden geplaatst;

d. tijdstip van aanvang en einde van de totale werkzaamheden inclusief opbouwen en afbreken.

3. De melding is geldig voor 1 jaar.

Artikel 3 Overgangsrecht

1. Indien voor het wandelen, fietsen of inrichten van een tijdelijk parcours als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid, van de Keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoelt in artikel 3.9, derde lid, van de Keur.

2. Indien voor het wandelen, fietsen of inrichten van een tijdelijk parcours als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

3. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor ingevolge deze algemene regel meldingplichtige werkzaamheden, wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de Keur is het verboden om zonder watervergunning te wandelen, fietsen of inrichten van een tijdelijk parcours binnen de kern- en beschermingszones. Op grond van artikel 3.9 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

Huisdier: onder huisdier worden begrepen kleine huisdieren als honden en katten. Paarden worden nadrukkelijk niet begrepen onder het begrip huisdier.

Parcours: route die deelnemers aan een wedstrijd moeten afleggen.

Motivering

Recreatief medegebruik binnen de kern- en beschermingszones vindt veelvuldig plaats. Recreatief medegebruik in de vorm van wandelen, al dan niet vergezeld van een aangelijnd klein huisdier, wordt vrijgesteld van een vergunning- en meldplicht tenzij met borden is aangegeven dat het verboden is te wandelen. Nadrukkelijk moet worden vermeld dat paarden niet onder het in deze algemene regel gehanteerde begrip van huisdier vallen. Recreatief medegebruik met paarden, (brom) fietsen, motoren en overige voertuigen is niet toegestaan vanwege het aanbrengen van schade aan waterkering of bijbehorende onderhoudsstrook. Op sommige tracés is fietsen toegestaan. Daar waar fietsen is toegestaan, is dit met bebording aangegeven. Voor het inrichten van een tijdelijk parcours ten behoeven van een evenement geldt een meldplicht.

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OlO-water) worden ingediend. Het OlO-water is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl.

Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.wpm.nl.

Algemene regel waterkering Onderhoudsplicht ondersteunende kunstwerken en werken

Artikel 1 Criteria

De onderhoudsplichtigen van in de legger aangegeven ondersteunende kunstwerken en werken behorende bij waterkeringen , dienen deze onverminderd het bepaalde in de artikelen 2.2, 2.3 en 2.4 aantoonbaar waterkerend te houden.

Artikel 2 Voorschriften

Van de waterkerende werken als bedoeld in artikel 1:

a. dragen de eigenaren zorg dat de in waterkeringen voorkomende afsluitbare openingen op eerste aanzegging door of namens het bestuur worden gesloten;

b. het werk, inclusief aanwezige keer- en afsluitmiddelen bestemd tot afsluiting van afsluitbare openingen dienen door de eigenaar aantoonbaar in goede staat van onderhoud te worden gehouden en zo vaak als dat door het bestuur nodig wordt geoordeeld te worden getoond;

c. het bestuur is bevoegd om beproeving te eisen van het werk en keer- en afsluitmiddelen door de eigenaar en de onderhoudsplichtige;

d. zijn de onderhoudsplichtigen genoemd in lid 1 verplicht de werken vijfjaarlijks te toetsen, conform de vijf jaarlijks wettelijk vastgestelde “Voorschriften toetsen op veiligheid en bijbehorende hydraulische randvoorwaarden” en hiervan verslag uit te brengen aan het bestuur. Binnen een door het bestuur te stellen termijn dienen zij de door het bestuur opgedragen aanpassingen uit te voeren;

e. de in lid d genoemde toetsing dient te worden uitgevoerd overeenkomstig de door het bestuur eventueel te stellen aanvullende voorschriften;

f. op werkzaamheden uitgevoerd op grond van deze algemene regel zijn de verbodsbepalingen van artikel 3.2 onverminderd van toepassing;

g. het bestuur kan in aanvulling op het bepaalde onder a tot en met d nadere regels stellen.

Artikel 3 Maatwerkvoorschrift

Het bestuur kan, al dan niet op verzoek, met het oog op de te beschermen waterstaatkundige belangen, op grond van artikel 3.9, derde lid van de Keur maatwerkvoorschriften stellen ter zake het onderhoud van de onder deze algemene regel begrepen werken.

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Indien voor het wandelen en fietsen als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid, van de Keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoelt in artikel 3.9, derde lid, van de Keur.

2. Indien voor het wandelen of fietsen als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

3. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor ingevolge deze algemene regel meldingplichtige werkzaamheden, wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 2.11 van de Keur kan het bestuur voor de verplichtingen in de artikelen 2.2 tot en met 2.10 en 2.12, algemene regels stellen, die mede kunnen inhouden een gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de in deze artikelen genoemde geboden of nadere regels met betrekking tot deze verplichtingen. Op basis van dit artikel zijn in deze algemene regel nadere regels gesteld ter zake de onderhoudsplicht van ondersteunende kunstwerken en werken behorende bij waterkeringen die in de legger zijn opgenomen.

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

Ondersteunende kunstwerken en werken: werken in, op, aan, boven, onder in de legger opgenomen waterkeringen die (mede) een waterkerende functie hebben, dan wel als onderdeel van de waterkering bijdragen aan het waterkerend vermogen.

Motivering

In deze algemene regel wordt geregeld aan welke eisen het onderhoud aan ondersteunende kunstwerken en werken behorende bij waterkeringen dient te voldoen. Uitwerking van deze onderhoudsplicht via algemene regels, vast te stellen door het bestuur, heeft als voordeel boven opname in de Keur, dat de Keur kan worden gehanteerd als kaderstellend instrument. Uitwerking vindt plaats via algemene regels. Dit past in de algehele systematiek van de Keur.

Algemene regel grondwater Onttrekking voor beregening en bevloeiing van bedekte teelten en pot- en containervelden

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod bedoeld in artikel 3.6 lid 1 van de Keur, voor het onttrekken van grondwater voor beregening en bevloeiing van bedekte teelten en pot- en containervelden voor zover

1. de onttrekking plaatsvindt uit een uiterlijk op 15 december 2015 gemelde en in gebruik zijnde onttrekkingsput, en

2. wordt onttrokken met een uiterlijk op 15 december 2015 gemelde en in gebruik zijnde onttrekkingspomp, en

3. per kalenderjaar niet meer wordt onttrokken dan de op basis van artikel 3, lid 1 berekende toegestane maximale onttrekkingshoeveelheid.

Artikel 2 Begripsomschrijving

1. Bedekte teelten: bedrijfsmatige teelten in een glastuinbouwbedrijf of bedrijfsmatige teelt in tunnels.

2. Glastuinbouwbedrijf: inrichting die uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor het in een kas telen van gewassen.

3. Tunnel: (min of meer) halfronde constructies, permanent overtrokken met al dan niet lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, bestemd voor het voortrekken van gewassen of het opkweken van plantmateriaal en ter bescherming van gewassen tegen neerslag.

4. Pot- en containervelden: bedrijfsmatige teelten welke los staan van de ondergrond en niet wortelen in de bodem.

5. Bestuur: het dagelijks bestuur van het waterschap Peel en Maasvallei.

6. Teelt op stellingen: bedrijfsmatige teelt, los van de ondergrond, waarbij gebruik wordt gemaakt van goten en/of bakken op stellages.

Artikel 3 Voorschriften

12. Per hectare teeltoppervlak mag jaarlijks niet meer dan 12.500 m3 grondwater worden onttrokken.

13. Degene die grondwater onttrekt als bedoeld in artikel 1

a. gebruikt voor de meting als bedoeld in artikel 6.11 lid 2 van het Waterbesluit een watermeter, en

b. gebruikt voor de opgave als bedoeld in artikel 6.11 lid 4 van het Waterbesluit het daartoe door het bestuur beschikbaar gestelde formulier.

(toelichting: de tekst van artikel 6.11 Waterbesluit is als bijlage bij deze algemene regel gevoegd.)

Artikel 4 Vervangingsregeling

1. Vervanging van een geregistreerde onttrekkingsput is toegestaan, met dien verstande dat de vervangende onttrekkingsput binnen de Roerdalslenk onder de bovenste Brunssumklei en binnen de Venloschol dieper dan 5 meter boven NAP niet is toegestaan.

2. Vervanging van een geregistreerde onttrekkingsput, gelegen in de gebieden aangewezen als bufferzones verdroogde natuurgebieden op de bij artikel 5.8.2 van de Omgevingsverordening Limburg behorende kaart, is toegestaan mits de afstand van de locatie van de onttrekkingsput tot het hydrologisch gevoelige natuurgebied niet afneemt.

3. Vervanging van een geregistreerde onttrekkingspomp is toegestaan.

4. Degene die een geregistreerde onttrekkingsput en/of -pomp vervangt, meldt dit ten minste vier weken voor ingebruikname van de onttrekkingsput en/of -pomp aan het bestuur. Indien vervanging van de geregistreerde onttrekkingsput en/of -pomp plaatsvindt als gevolg van onvoorziene omstandigheden, dient dit voor ingebruikname van de onttrekkingsput en/of -pomp gemeld te worden.

5. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met behulp van het door het bestuur vastgesteld formulier.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.6 lid 1 van de Keur is het verboden om zonder watervergunning grondwater te onttrekken of water te infiltreren. Onder dat verbod valt mede het onttrekken van grondwater voor beregening en bevloeiing van bedekte teelten en pot- en containervelden. Met deze algemene regel wordt gebruik gemaakt van artikel 3.9 van de Keur. Dit betekent dat de vergunningplicht voor bestaande onttrekkingen voor bedekte teelten en pot- en containervelden die bij het dagelijks bestuur zijn gemeld uiterlijk op 15 december 2015 wordt vervangen door algemene regels. Het toepassingsbereik van deze algemene regel is nadrukkelijk beperkt tot de uiterlijk op 15 december 2015 gemelde en in werking zijnde onttrekkingen.

Met deze algemene regel is beoogd op de peildatum bestaande grondwateronttrekkingen voor bedekte teelten en pot- en containervelden te registreren. De algemene regel vloeit voort uit het besluit van de Limburgse waterschappen en de provincie Limburg tot het creëren van een beheerbare situatie wat betreft deze groep van grondwateronttrekkingen.

Motivering

Artikel 1 Criteria

De algemene regel ziet alleen op de uiterlijk op 15 december 2015 feitelijk aanwezige en als zodanig gemelde onttrekkingen. De bedrijven zijn in de gelegenheid gesteld aanwezige onttrekkingen te melden bij het waterschap. Alle meldingen zijn door het waterschap gecontroleerd ten einde te voorkomen dat ook putten en pompen worden geregistreerd die feitelijk nog niet bestaan en waarop het legaliseringsbesluit nadrukkelijk geen betrekking heeft.

Nieuwe onttrekkingen zijn op basis van deze algemene regel niet vrijgesteld van de vergunningplicht opgenomen in artikel 3.6 lid 1 van de keur. Dit betekent dat een nieuwe onttrekking vergunningplichtig is. Dit betekent ook dat als een bestaand bedrijf wordt verplaatst, voor het nieuwe bedrijf een vergunning voor het onttrekken van grondwater moet worden aangevraagd.

De geregistreerde onttrekking voor beregening en bevloeiing van bedekte teelten en pot- en containervelden kan niet worden gebruikt voor andere onttrekkingsdoeleinden (bijv. voor onttrekking voor beregening van open teelten). Ingeval van beëindiging van het bedrijf zal derhalve de registratie van de onttrekking doorgehaald worden.

Indien echter één en dezelfde put – op basis van rechtsgeldige meldingen - zowel is geregistreerd voor beregening en bevloeiing van bedekte teelten en pot- en containervelden als voor beregening en bevloeiing van open teelten, dan is sprake van een dubbelbestemming. Bij beëindiging van de ene onttrekking, kan de andere onttrekking gewoon worden doorgezet.

De vrijstelling geldt wanneer de onttrekking voldoet aan de volgende voorwaarden:

a) de onttrekking vindt plaats uit een uiterlijk op 15 december 2015 gemelde en in gebruik zijnde onttrekkingsput, en

b) de onttrekking vindt plaats met een uiterlijk op 15 december 2015 gemelde en in gebruik zijnde onttrekkingspomp.

Grondwateronttrekkingen voor beregening en bevloeiing van bedekte teelten en pot- en containervelden die niet aan de hiervoor vermelde voorwaarden voldoen zijn vergunningplichtig en zijn zonder vergunning verboden.

Artikel 2 Begripsomschrijving

De voor de toepassing van deze algemene regel meest belangrijke begrippen zijn hierin omschreven. De omschrijving van het begrip glastuinbouwbedrijf is afgeleid van de omschrijving van dit begrip in het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Artikel 3 Voorschriften

Maximale onttrekkingshoeveelheid

Met het opnemen van een maximaal toegestane onttrekkingshoeveelheid wordt een prikkel gegeven tot het beperken van de omvang van de onttrekking. Deze prikkel sluit aan op in de milieuwet- en regelgeving opgenomen hergebruiksverplichting van water met het oog op het terugdringen van verontreinigende lozingen uit de glastuinbouwsector.

De opgenomen hoeveelheid van 12.500 m3 per hectare teeltoppervlak is gebaseerd op een onttrekking van gemiddeld 3,5 liter per m2 per dag.

De door elke melder maximaal te onttrekken hoeveelheid grondwater per jaar wordt bepaald door het aantal ha teeltoppervlak te vermenigvuldigen met 12.500 m3. Als het teeltoppervlak na de peildatum vergroot wordt maar de te onttrekken hoeveelheid gelijk blijft, hoeft geen vergunning aangevraagd te worden. Bijvoorbeeld: u heeft op dit moment een glastuinbouwbedrijf met een oppervlakte van 2 ha. U mag dan 2 ha x 12.500 m3 = 25.000 m3 grondwater per jaar onttrekken. Over 3 jaar breidt u uw bedrijf uit met 1 ha. Als u voor het beregenen van deze 3 ha niet meer dan 25.000 m3 grondwater per jaar onttrekt, blijft uw onttrekking onder de algemene regel vallen. Wilt u meer onttrekken dan 25.000 m3 grondwater per jaar, dan moet u een vergunning aanvragen.

Meet- en rapportageverplichting

In artikel 6.11 van het Waterbesluit is een meldings-, meet- en registratieverplichting opgenomen. De tekst van artikel 6.11 van het Waterbesluit is als bijlage bij deze algemene regel gevoegd.

In deze algemene regel is aanvullend aan artikel 6.11 van het Waterbesluit toegevoegd dat de onttrokken hoeveelheden met een watermeter moeten worden gemeten en dat opgave van onttrokken hoeveelheden dient te geschieden met behulp van een door het bestuur beschikbaar gesteld formulier ten einde de verwerking van de opgegeven hoeveelheden te vergemakkelijken.

Aan de hand van de onttrekkingsgegevens die op grond van artikel 6.11 van het Waterbesluit jaarlijks aan het bestuur gerapporteerd moeten worden, kan aanpassing van de in dit voorschrift opgenomen maximaal toegelaten onttrekkingshoeveelheid per hectare teeltoppervlak plaatsvinden. Hiertoe is aanpassing van de algemene regel vereist.

Met het oog op de duidelijkheid is de tekst van artikel 6.11 van het Waterbesluit als bijlage bij deze algemene regel gevoegd. Artikel 6.11 van het Waterbesluit bevat de juridische grondslag voor de meet-, registratie- en rapportageverplichtingen.

Artikel 4 Vervangingsregeling

Het besluit tot registratie van grondwateronttrekkingen is wat betreft het toepassingsbereik beperkt tot op de peildatum gemelde en feitelijk aanwezige grondwaterputten en –pompen. Na verloop van tijd kan het nodig zijn dat een bestaande put en/of pomp moet worden vervangen. Vervangen van een onder deze algemene regel begrepen grondwaterput of –pomp is vrijgesteld van de vergunningplicht. Indien geen vervangingsregeling in de algemene regel opgenomen zou zijn, dan zou een nieuwe put of pomp binnen het bedrijf slechts met vergunning toelaatbaar zijn. Kern van het registratiebesluit is dat de bestaande onttrekkingssituatie voor registratie in aanmerking komt. Een vervanging van een put en/of pomp leidt materieel niet tot wijziging van de op de peildatum aanwezige situatie en is derhalve vrijgesteld van de vergunningplicht. Vervanging van een bestaande onttrekkingsput die is gelegen binnen de Roerdalslenk onder de bovenste Brunssumklei en binnen de Venloschol dieper dan 5 meter boven NAP mag enkel plaatsvinden door een nieuwe onttrekkingsput die niet onder de bovenste Brunssumklei respectievelijk niet dieper dan 5 meter boven NAP in de Venloschol reikt. Dit ter bescherming van de zich daaronder bevindende grondwaterlagen die met het oog op bescherming van de strategische grondwatervoorraad moeten worden beschermd op basis van provinciaal beleid en provinciale regelgeving (Omgevingsverordening Limburg).

De in lid 3 en 4 van dit artikel opgenomen meldplicht is gekoppeld aan de in lid 1 en 2 van dit artikel opgenomen vervangingsregeling en is gericht op het behouden van een actuele registratie van onder de algemene regel vallende onttrekkingen en daarbij benodigde put en pomp.

Ondertekening

Bijlage 1 Tekst artikel 6.11 Waterbesluit (versie 21 november 2014)

Artikel 6.11

1. Degene die grondwater onttrekt of water infiltreert, waarvoor geen vergunning is vereist krachtens artikel 6.4 van de wetartikel 6.10a of een verordening van het waterschap, meldt dit bij het bevoegd gezag. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de gegevens die bij de melding worden verstrekt.

2. Degene die grondwater onttrekt of water infiltreert, meet de in elk kwartaal onttrokken hoeveelheid grondwater of geïnfiltreerd water met een nauwkeurigheid van ten minste 95%. Voor kortdurende of seizoensgebonden onttrekkingen of infiltraties kan het bevoegd gezag in de voorschriften van de vergunning voor het onttrekken van grondwater of het infiltreren van water of, indien geen vergunning is vereist, bij maatwerkvoorschrift bepalen dat de hoeveelheid over een kortere tijdsspanne wordt gemeten.

3. Degene die water infiltreert, meet de kwaliteit van dat water volgens bij ministeriële regeling te stellen regels.

4. Uiterlijk op 31 januari van elk jaar of, indien de onttrekking of infiltratie is beëindigd, binnen een maand na het tijdstip van beëindiging, wordt opgave gedaan aan het bevoegd gezag over de in het voorgaande kalenderjaar gemeten hoeveelheden onttrokken grondwater, geïnfiltreerd water en de kwaliteit van het geïnfiltreerde water.

5. Bij provinciale verordening, voor zover het betreft het onttrekken van grondwater of het infiltreren van water als bedoeld in artikel 6.4 van de wet, dan wel bij verordening van het waterschap, voor zover het betreft het onttrekken van grondwater of het infiltreren van water in andere gevallen dan bedoeld in dat artikel, kunnen gevallen worden aangewezen waarin de verplichtingen, bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, niet gelden.

Bijlage 2

afbeelding binnen de regeling