Regeling vervallen per 15-07-2020

KENNISGEVING wijziging Gemeenschappelijke Regeling Gemeentelijk Belastingkantoor Twente

Geldend van 01-01-2017 t/m 14-07-2020

Intitulé

KENNISGEVING wijziging Gemeenschappelijke Regeling Gemeentelijk Belastingkantoor Twente

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Almelo, Borne, Enschede, Haaksbergen, Hengelo, Losser en Oldenzaal;

overwegende dat:

  • het huidige samenwerkingsverband GBT (gemeente Almelo, Borne, Enschede, Haaksbergen, Hengelo, Losser en Oldenzaal), bij de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en gemeentelijke belastingen, alsmede bij de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken vorm is gegeven op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • de gemeente Twenterand als nieuwe deelnemer per 1 januari 2017 toetreedt;

  • de colleges van burgemeester en wethouders van hun gemeenteraden daartoe de vereiste toestemmingen hebben verkregen;

  • het voornemen bestaat om met ingang van 1 januari 2017 de samenwerking operationeel te hebben en de taken daadwerkelijk gezamenlijk te gaan uitvoeren;

  • gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen, hoofdstukken I en XII;

besluiten:

de gemeenschappelijke regeling Gemeentelijk Belastingkantoor Twente te wijzigen, zodanig dat de regeling als volgt komt te luiden:

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • 1.

    afvalstoffenheffing: de belasting die wordt geheven op grond van artikel 15.33 van de Wet milieubeheer

  • 2.

    algemeen bestuur: het algemeen bestuur van het GBT

  • 3.

    ambtenaar van het GBT: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van het GBT, als bedoeld in artikel 232, lid 4, sub c, van de Gemeentewet, bevoegd tot de heffing of de invordering van belastingen, en tot de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken

  • 4.

    belastingdeurwaarder: de door het dagelijks bestuur aangewezen (onbezoldigd) ambtenaar van het GBT als bedoeld in artikel 232, lid 4, sub d, van de Gemeentewet, dan wel een als belastingdeurwaarder aangewezen gerechtsdeurwaarder, bedoeld in de Gerechtsdeurwaarderswet

  • 5.

    belastingen: de in dit artikel onder 1 en 16 genoemde belastingen

  • 6.

    belastingverordening: de door de gemeenteraden van de deelnemers vastgestelde verordening tot heffing en invordering van belastingen

  • 7.

    college: college van burgemeester en wethouders van een deelnemende gemeente

  • 8.

    dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het GBT

  • 9.

    deelnemer: een aan deze regeling deelnemend college

  • 10.

    deelnemende gemeente: de gemeente van de deelnemer

  • 11.

    derde: een niet aan deze gemeenschappelijke regeling deelnemende publiekrechtelijke organisatie waarvoor GBT op basis van een fiscale uitvoeringsovereenkomst werkzaamheden verricht

  • 12.

    dienstverleningsovereenkomst: een overeenkomst tussen deelnemer (opdrachtgever) en het GBT (opdrachtnemer) waarin de afspraken over de dienst en het dienstverleningsniveau zijn vastgelegd. Hierin wordt onder andere beschreven: de diensten, het kwaliteitsniveau, de soorten heffingen (indien van toepassing), de tarieven en de termijnen

  • 13.

    directeur: de door het dagelijks bestuur van het GBT benoemde directeur

  • 14.

    fiscale uitvoeringsovereenkomst: een overeenkomst tussen een derde (opdrachtgever) en het GBT (opdrachtnemer), waarin de afspraken over de dienst en het dienstverleningsniveau zijn vastgelegd. Hierin wordt onder andere beschreven: de diensten, het kwaliteitsniveau, de soorten heffingen (indien van toepassing), de tarieven en de termijnen

  • 15.

    GBT: Gemeentelijk Belastingkantoor Twente

  • 16.

    gemeentelijke belastingen: de belastingen en rechten die de gemeente heft als bedoeld in de artikelen 220 e.v. van de Gemeentewet

  • 17.

    heffingen: belastingen en rechten

  • 18.

    heffingsambtenaar: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van het GBT, als bedoeld in artikel 232, lid 4, sub a, van de Gemeentewet, bevoegd tot het heffen van belastingen, en tot de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken

  • 19.

    invorderingsambtenaar: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van het GBT, als bedoeld in artikel 232, lid 4, sub b, van de Gemeentewet, bevoegd tot invordering van belastingen

  • 20.

    kwijtscheldingsregels: de door de gemeenteraden van de deelnemers vastgestelde kwijtscheldingsregels voor gemeentelijke belastingen en rechten

  • 21.

    nadere regels: nadere regels ter uitvoering van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, van de Invorderingswet 1990 en van de belastingverordening

  • 22.

    raad: de gemeenteraad van de deelnemende gemeente

  • 23.

    regeling: Gemeenschappelijke Regeling Gemeentelijk Belastingkantoor Twente

  • 24.

    twee derde meerderheid van de colleges van de deelnemers: omvattende ten minste twee derde van het aantal inwoners, gebaseerd op de bevolkingscijfers, van de aan het GBT deelnemende gemeenten, op 1 januari van het jaar van het collegebesluit

  • 25.

    wet: Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr)

Hoofdstuk 2 Het Openbaar Lichaam

Artikel 2 Openbaar lichaam GBT

  • 1.

    Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam genaamd “Gemeenschappelijke Regeling Gemeentelijk Belastingkantoor Twente” hierna te noemen GBT.

    • Vestigingsplaats

  • 2.

    Het GBT is gevestigd te Hengelo Ov.

    • Gebied

  • 3.

    Het gebied waarvoor deze regeling geldt omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten.

Artikel 3 Bestuur

Het bestuur van het GBT bestaat uit:

  • a.

    het algemeen bestuur;

  • b.

    het dagelijks bestuur;

  • c.

    de voorzitter.

Hoofdstuk 3 Doelstelling, belangen, taken en bevoegdheden

Artikel 4 Doelstelling, te behartigen belangen en taken

  • 1.

    De regeling heeft tot doel, met inachtneming van hetgeen in deze regeling is bepaald, om die gemeenschappelijke belangen van de deelnemende gemeenten te behartigen, welke verband houden met een efficiënte en effectieve uitvoering van de onder artikel 4, tweede, derde en vierde lid, genoemde uitvoeringstaken.

  • 2.

    In het kader van deze gemeenschappelijke regeling worden de belangen van de deelnemers elk voor zover het hun grondgebied en hun belangen betreft, welke nader zijn omschreven in de betreffende dienstverleningsovereenkomst, behartigd op het gebied van:

    • a.

      de heffing en invordering van belastingen en rechten;

    • b.

      de uitvoering van kwijtschelding;

    • c.

      de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken waaronder tevens wordt begrepen de administratie van vastgoedgegevens en het verstrekken van vastgoedgegevens aan de deelnemers en derden*;

  • 3.

    Het GBT voert uitsluitend taken uit voor de deelnemers genoemd onder lid 2. Uitvoering van andere taken is slechts toegestaan na een expliciet besluit daartoe van het algemeen bestuur.

  • 4.

    Het GBT voert de taken en bevoegdheden voor derden uitsluitend uit na een besluit daartoe van het algemeen bestuur.

* In onderhavig geval omvat het begrip derden niet slechts de derden waarvoor het GBT werkzaamheden verricht maar alle derden, zoals bijvoorbeeld de Belastingdienst.

Artikel 5 Overdracht bevoegdheden en toepasselijkheid Gemeentewet

  • 1.

    Ter uitvoering van de in artikel 4 genoemde belangen dragen de deelnemende gemeenten aan het GBT de bevoegdheden over, welke benodigd zijn voor de uitvoering van de werkzaamheden met betrekking tot:

    • a.

      de heffing en invordering van belastingen en rechten, en

    • b.

      de uitvoering van kwijtschelding;

    • c.

      de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken waaronder tevens wordt begrepen de administratie van vastgoedgegevens en het verstrekken van vastgoedgegevens aan de deelnemers en derden.

  • 2.

    De deelnemers kunnen bij separaat besluit bevoegdheden overdragen met betrekking tot overige taken voor wat betreft de in artikel 4, lid 3 genoemde belangen.

  • 3.

    Aan het GBT worden geen verordenende bevoegdheden toegekend.

  • 4.

    De uit te voeren taken, werkzaamheden en randvoorwaarden worden nader geduid in separate dienstverleningsovereenkomsten per deelnemer en fiscale uitvoeringsovereenkomsten per derde.

Hoofdstuk 4 Algemeen bestuur

Artikel 6 Omvang en samenstelling algemeen bestuur

  • 1.

    Aan het hoofd van het GBT staat een algemeen bestuur, waarvan door elk van de colleges van de deelnemers één lid wordt aangewezen. Indien het door de deelnemende gemeente aangewezen bestuurslid optreedt als voorzitter, dan kan deze deelnemende gemeente een tweede algemeen bestuurslid aanwijzen, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.

  • 2.

    Ieder college van een deelnemer wijst uit zijn midden een plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur aan.

  • 3.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op de dag waarop de zittingsperiode van de gemeenteraden afloopt. De aftredende leden blijven hun functie waarnemen tot het tijdstip waarop de raden der deelnemers de nieuwe wethouders hebben benoemd en de colleges de nieuwe leden vervolgens hebben aangewezen.

  • 4.

    De stemverhouding van de gezamenlijke bestuursleden per deelnemer is verdeeld naar rato van het aantal inwoners van de deelnemers, met dien verstande dat iedere deelnemer met meer dan 100.000 inwoners 6 stemmen, iedere deelnemer met meer dan 50.000 inwoners 4 stemmen, en iedere deelnemer met minder dan 50.000 inwoners 2 stemmen heeft.

    De stemverhouding wordt jaarlijks vastgesteld op basis van de actuele inwoneraantallen op 1 januari van het betreffende kalenderjaar.

  • 5.

    Het algemeen bestuur streeft naar unanieme besluitvorming. Bij een afwijkend standpunt van meer dan één gemeente wordt de besluitvorming doorgeschoven naar de eerstvolgende bestuursvergadering. Staken de stemmen in de eerstvolgende algemeen bestuursvergadering, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 6.

    De colleges van de deelnemers beslissen binnen twee maanden na de benoeming als bedoeld in het derde lid over de aanwijzing van de nieuwe leden van het algemeen bestuur.

  • 7.

    De voorziening in een tussentijdse vacature geschiedt binnen twee maanden.

  • 8.

    De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter, alsmede het college dat hen heeft aangewezen en de raad van de gemeente waaruit ze afkomstig zijn, schriftelijk in kennis.

  • 9.

    Het algemeen bestuur wordt bijgestaan door een secretaris.

Artikel 7 Vergaderingen van algemeen bestuur

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks ten minste tweemaal en voorts zo dikwijls als de voorzitter of een lid van het bestuur hier schriftelijk onder opgaaf van redenen om vragen. De artikelen 16, 17, 19, 20, 22, 26 en 28 t/m 33 van de Gemeentewet zijn, voor zover daarvan niet is afgeweken, van overeenkomstige toepassing op de vergaderingen van het algemeen bestuur, met dien verstande dat de openbare kennisgeving op verzoek van de voorzitter door de deelnemers op de aldaar gebruikelijke wijze geschiedt.

    De voorzitter draagt er tevens zorg voor – bijzondere omstandigheden uitgezonderd – dat het tijdstip van de vergadering op de website van het GBT (www.gbtwente.nl) bekend wordt gemaakt.

  • 2.

    De deuren worden gesloten indien een vijfde deel van het aantal aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 3.

    In de besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd, noch een besluit worden genomen over:

    • a.

      het vaststellen of wijzigen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de jaarrekening;

    • c.

      een voorgenomen besluit tot aanpassing van deze regeling.

  • 4.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

Artikel 8 Reglement van orde

Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. Dit reglement wordt ter kennis gebracht van de deelnemers.

Artikel 9 Informatie- en verantwoordingsplicht tussen (lid) bestuur en college

  • 1.

    Het algemeen bestuur geeft aan de colleges van de deelnemers gevraagd dan wel ongevraagd alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het algemeen bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig zijn.

  • 2.

    Het reglement van orde voor het algemeen bestuur regelt de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde inlichtingen worden verstrekt.

  • 3.

    Een lid van het algemeen bestuur geeft aan het dagelijks bestuur of college dat hem heeft aangewezen alle inlichtingen die door dat dagelijks bestuur of college, of een of meer leden daarvan, worden verlangd.

  • 4.

    Een lid van het algemeen bestuur is aan het dagelijks bestuur of college dat hem heeft aangewezen verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

Artikel 9a Informatie- en verantwoordingsplicht tussen lid bestuur en gemeenteraad

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur voorziet de raad van zijn gemeente van alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het lid in het algemeen bestuur gevoerde en te voeren bestuur noodzakelijk is.

  • 2.

    Het college verleent daartoe de nodige medewerking door onder meer tijdig de agenda’s van de vergaderingen van het algemeen bestuur, ter inzage te leggen voor de raad.

  • 3.

    Een lid van het algemeen bestuur geeft de raad van zijn gemeente de door één of meer leden daarvan, overeenkomstig het reglement van orde van die raad verlangde inlichtingen met in achtneming van artikel 16 lid 5 van de wet.

  • 4.

    Een lid van het algemeen bestuur is aan de raad van zijn gemeente verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde bestuur.

  • 5.

    Een raadslid heeft het recht de raad te verzoeken om het lid van het algemeen bestuur te interpelleren of vragen te stellen tijdens een raadsvergadering.

  • 6.

    De interpellatie of vragenstelling als bedoeld in lid 2 vindt plaats op de wijze, geregeld in het reglement van orde voor de vergaderingen van de betreffende raad.

Artikel 9b Taken en bevoegdheden

  • 1.

    Aan het algemeen bestuur behoren de taken en bevoegdheden toe die in deze regeling aan dit bestuur zijn opgedragen, alsmede alle bevoegdheden die niet aan het dagelijks bestuur of de voorzitter zijn opgedragen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden overdragen met uitzondering van de bevoegdheid tot:

    • a.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de jaarrekening;

    • c.

      het vaststellen van regels als bedoeld in de artikelen 213 en 214 van de Gemeentewet;

    • d.

      de benoeming, schorsing en ontslag van leden van het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Hoofdstuk 5 Dagelijks bestuur

Artikel 10 Omvang en samenstelling

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit drie leden, waaronder de voorzitter.

  • 2.

    Met in achtneming van artikel 14, lid 3 van de wet worden uit de deelnemers met een inwonertal van meer dan 50.000 inwoners twee leden aangewezen. Het derde lid wordt aangewezen uit de deelnemers met een inwonertal van minder dan 50.000 inwoners.

  • 3.

    De zittingsduur van de leden van het dagelijks bestuur wordt vastgesteld op maximaal acht jaar, zijnde twee zittingsperiodes.

  • 4.

    Van de deelnemers die niet in het dagelijks bestuur vertegenwoordigd zijn, kunnen desgewenst de aangewezen algemeen bestuursleden aanwezig zijn bij een vergadering van het dagelijks bestuur zonder deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 5.

    De leden van het dagelijks bestuur worden benoemd door en uit het algemeen bestuur.

  • 6.

    Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt van rechtswege, zodra men ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur.

  • 7.

    Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur vacant wordt, kiest het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid van het dagelijks bestuur.

  • 8.

    Gaat het openvallen van een plaats in het dagelijks bestuur gepaard met het openvallen van een plaats in het algemeen bestuur, dan wordt het kiezen van een nieuw lid van het dagelijks bestuur uitgesteld totdat de opengevallen plaats in het algemeen bestuur is bezet.

  • 9.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.

  • 10.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet hiervan mededeling aan het algemeen bestuur. Een lid dat ontslag heeft genomen blijft zijn functie waarnemen totdat zijn opvolger zijn benoeming heeft aanvaard.

  • 11.

    Het dagelijks bestuur stelt voor haar vergaderingen een reglement van orde vast.

  • 12.

    Het dagelijks bestuur brengt dit reglement en eventueel daarin aan te brengen wijzigingen zo spoedig mogelijk ter kennis van het algemeen bestuur.

  • 13.

    Het dagelijks bestuur wordt bijgestaan door een secretaris.

  • 14.

    Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter het nodig oordeelt of indien een lid de voorzitter hierom vraagt, schriftelijk met redenen omkleed.

Artikel 11 Algemene taken van het dagelijks bestuur

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is belast met de dagelijkse aangelegenheden van het GBT, tenzij de voorzitter bij of krachtens de wet of krachtens deze regeling daarmee is belast.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur is belast met de voorbereiding van al hetgeen in de vergadering van het algemeen bestuur ter overweging en besluitvorming moet worden gebracht.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de besluiten van het algemeen bestuur, tenzij de voorzitter daarmee krachtens deze regeling is belast.

Artikel 12 Specifieke taken van het dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur is in ieder geval belast met:

  • a.

    de organisatorische inrichting en de bedrijfsvoering van het GBT en de personele aangelegenheden;

  • b.

    het beheer van de inkomsten, uitgaven en het vermogen van het GBT;

  • c.

    de zorg, voor zover niet aan anderen opgedragen, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

  • d.

    het houden van toezicht op de uitoefening van de bevoegdheden door de heffingsambtenaar, de invorderingsambtenaar, de ambtenaar van het GBT en de belastingdeurwaarder;

  • e.

    de behartiging van de belangen van het GBT bij andere overheden, instellingen, diensten of personen, waarmee contact voor het GBT van belang is;

  • f.

    het beheer van een register met de belastingverordeningen en de kwijtscheldingsregels die het GBT voor de deelnemers uitvoert.

Artikel 13 Bevoegdheden van het dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur is in ieder geval bevoegd tot:

  • a.

    het nemen van conservatoire maatregelen zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming en verjaring en verlies van recht of bezit;

  • b.

    het voeren van rechtsgedingen en het instellen van (hoger) beroep en beroep in cassatie;

  • c.

    benoeming, schorsing en ontslag van de directeur en het personeel van het GBT;

  • d.

    het regelen van de rechtspositie en arbeidsvoorwaarden van de directeur en het personeel;

  • e.

    uitoefening van de bevoegdheden en verplichtingen die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Wet milieubeheer en de Wet waardering onroerende zaken zijn toegekend aan de Minister van Financiën, het bestuur van ’s Rijksbelastingdienst en de directeur, respectievelijk het college van burgemeester en wethouders of het dagelijks bestuur van de deelnemers;

  • f.

    de aanwijzing van een of meer ambtenaren van het GBT als heffingsambtenaar en als invorderingsambtenaar;

  • g.

    de aanwijzing van een of meer (onbezoldigd) ambtenaren van het GBT of een gerechtsdeurwaarder als belastingdeurwaarder;

  • h.

    het aanwijzen van een of meer ambtenaren van het GBT als ambtenaar van het GBT als bedoeld in artikel 1 onder 3;

  • i.

    het stellen van nadere regels met betrekking tot de heffing en invordering van belastingen en rechten;

  • j.

    het vaststellen van instructies en beleids- en uitvoeringsregels voor de heffingsambtenaar, invorderingsambtenaar, de ambtenaar van het GBT en de (onbezoldigd) belastingdeurwaarder voor de uitoefening van hun bevoegdheden;

  • k.

    het geheel of gedeeltelijk oninbaar verklaren van de belasting;

  • l.

    het besluiten tot het aanbesteden van leveringen en diensten;

  • m.

    het besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het GBT;

  • n.

    het doen van aangifte van strafbare feiten, waarvan het kennis heeft genomen;

  • o.

    de voorbereiding van het afhandelen van het administratief beroep van kwijtschelding.

Artikel 14 Informatie en verantwoording aan algemeen bestuur

  • 1.

    Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden verstrekken aan het algemeen bestuur de door één of meer leden van dit bestuur gevraagde inlichtingen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden leggen op verzoek van het algemeen bestuur verantwoording af over het door het dagelijks bestuur of door een der leden gevoerde bestuur.

Hoofdstuk 6 De voorzitter

Artikel 15 Aanwijzing voorzitter

  • 1.

    Het algemeen bestuur wijst één van de in artikel 6 genoemde leden van het algemeen bestuur aan als voorzitter.

  • 2.

    De voorzitter van het algemeen bestuur is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur.

    • Plaatsvervangend voorzitter

  • 3.

    Het algemeen bestuur kiest uit de in artikel 10 lid 2 bedoelde leden van het dagelijks bestuur een plaatsvervangend voorzitter, die de voorzitter bij afwezigheid vervangt.

Artikel 16 Taken en bevoegdheden van de voorzitter

  • 1.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur.

  • 2.

    De voorzitter ondertekent met de secretaris alle stukken welke van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan.

  • 3.

    De voorzitter vertegenwoordigt het GBT in en buiten rechte. Hij kan de vertegenwoordiging aan een door hem gemachtigde opdragen.

  • 4.

    Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een deelnemer die partij is bij een geding waarbij het GBT is betrokken oefent de plaatsvervangend voorzitter met betrekking tot dat geding de in lid 3 genoemde bevoegdheid uit.

  • 5.

    Indien ook de deelnemer van welks bestuur de plaatsvervangend voorzitter deel uitmaakt bij het in lid 4 bedoelde geding betrokken is, wordt een ander lid van het dagelijks bestuur gemandateerd om het GBT met betrekking tot dat geding te vertegenwoordigen.

Hoofdstuk 7 De directeur

Artikel 17

  • 1.

    Het GBT heeft een ambtelijke organisatie, met aan het hoofd een directeur.

    • Instructie directeur

  • 2.

    De directeur handelt in overeenstemming met de door het dagelijks bestuur vastgestelde instructie.

    • Taken directeur

  • 3.

    De dagelijkse leiding van het GBT berust bij de directeur.

  • 4.

    De directeur is voor zijn beleid verantwoording verschuldigd aan het dagelijks bestuur.

    • Vervanging

  • 5.

    Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de directeur.

    • Secretaris

  • 6.

    De directeur is secretaris van het algemeen en het dagelijks bestuur en van de door het bestuur ingestelde commissies.

  • 7.

    De secretaris woont de vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur bij en heeft in de vergadering een adviserende stem.

  • 8.

    De secretaris staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter bij de uitoefening van hun taak met raad en daad terzijde.

  • 9.

    De secretaris staat de voorzitters van de door het bestuur ingestelde commissies met raad en daad terzijde in alles wat de hun opgedragen taken aangaat.

  • 10.

    Alle stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan worden door de secretaris mede ondertekend.

Hoofdstuk 8 De heffingsambtenaar, de invorderingsambtenaar, de ambtenaar van het GBT en de belastingdeurwaarder

Artikel 18

Het GBT heeft een of meer heffingsambtenaren, invorderingsambtenaren, ambtenaren van het GBT en belastingdeurwaarders.

Artikel 19 Bevoegdheden heffingsambtenaar

  • 1.

    De heffingsambtenaar is bevoegd tot heffing van de belastingen waarvoor door de gemeenteraden van de deelnemers een belastingverordening is vastgesteld en waarvan de heffing en invordering door de colleges is opgedragen aan het GBT.

  • 2.

    De heffingsambtenaar heeft de bevoegdheden en verplichtingen die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Wet milieubeheer en de Wet waardering onroerende zaken zijn toegekend aan de inspecteur, respectievelijk ambtenaar belast met de heffing van de deelnemers.

  • 3.

    Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in de leden 1 en 2 neemt de heffingsambtenaar de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht en houdt hij rekening met de beleidsregels die het dagelijks bestuur heeft geformuleerd ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

Artikel 20 Bevoegdheden invorderingsambtenaar

  • 1.

    De invorderingsambtenaar is bevoegd tot invordering van alle belastingen die door de heffingsambtenaar op grond van artikel 19, lid 1 van deze regeling worden geheven.

  • 2.

    De invorderingsambtenaar heeft de bevoegdheden en verplichtingen die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Waterschapswet, Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Wet milieubeheer zijn toegekend aan de ontvanger, respectievelijk ambtenaar belast met de invordering van de deelnemers.

  • 3.

    De invorderingsambtenaar beslist niet tot het voeren van een executieprocedure in eerste aanleg en tot hoger beroep dan nadat hij het dagelijks bestuur van zijn voornemen op de hoogte heeft gesteld.

  • 4.

    Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in de leden 1 en 2 neemt de invorderingsambtenaar de kwijtscheldingsregels van de desbetreffende deelnemer en de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht, alsmede houdt hij rekening met de beleidsregels van het dagelijks bestuur ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

  • 5.

    De invorderingsambtenaar is bevoegd het dagelijks bestuur gemotiveerd te verzoeken tot het nemen van een besluit als bedoel in artikel 13 onder k van de regeling.

Artikel 21 Bevoegdheden ambtenaar van het GBT

  • 1.

    De ambtenaar van het GBT oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Wet milieubeheer en de Wet waardering onroerende zaken zijn toegekend aan de ambtenaren van de Rijksbelastingdienst, respectievelijk ambtenaar belast met de heffing of invordering van de deelnemers als bedoeld in artikel 231, lid 2, sub d van de Gemeentewet.

  • 2.

    Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in lid 1 neemt de ambtenaar van het GBT de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht, alsmede houdt hij rekening met de beleidsregels van het dagelijks bestuur ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

Artikel 22 Bevoegdheden belastingdeurwaarder

  • 1.

    De belastingdeurwaarder oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet en de Wet milieubeheer zijn toegekend aan de belastingdeurwaarder.

  • 2.

    Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in lid 1 neemt de belastingdeurwaarder de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht en houdt hij rekening met de beleidsregels die het dagelijks bestuur heeft geformuleerd ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

Hoofdstuk 9 Personeel en organisatie

Artikel 23 Ambtelijke organisatie

  • 1.

    Het GBT heeft een ambtelijke organisatie met aan het hoofd een directeur.

    • Aanstelling medewerkers

  • 2.

    De ambtenaren en de directeur, alsmede het personeel werkzaam op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht worden benoemd door het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur stelt de bezoldiging vast.

    • Ondernemingsraad

  • 3.

    Het GBT heeft ten behoeve van de medezeggenschap van de werknemers een ondernemingsraad op basis van de Wet op de ondernemingsraden.

Hoofdstuk 10 Begroting, rekening administratie en controle

Artikel 24 Vaststelling begroting

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt jaarlijks vóór 15 juli voorafgaande aan het jaar waarvoor deze geldt de begroting vast.

    • Toezending ontwerp begroting aan deelnemers

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerp begroting acht weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden toe aan de gemeenteraden van de deelnemers. De ontwerp begroting wordt gelijktijdig toegezonden aan de leden van het algemeen bestuur.

    • Ter inzage legging en verkrijgbaar stelling

  • 3.

    De ontwerpbegroting wordt door de zorg van ieder der deelnemers voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van kosten algemeen verkrijgbaar gesteld.

    • Zienswijzen deelnemers

  • 4.

    De gemeenteraden van de deelnemers kunnen omtrent de ontwerp begroting aan het dagelijks bestuur hun zienswijzen naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin de zienswijze is vervat bij de ontwerp begroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

    • Vastgestelde begroting versturen naar raden van de deelnemende gemeenten

  • 5.

    Het dagelijks bestuur zendt nadat de begroting is vastgesteld, zo nodig, de begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten, die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

    • Vastgestelde begroting versturen naar Gedeputeerde State

  • 6.

    Het dagelijks bestuur zendt binnen twee weken na vaststelling van de begroting door het algemeen bestuur, doch uiterlijk vóór 1 augustus de begroting aan gedeputeerde staten.

    • Begrotingswijzigingen

  • 7.

    Het bepaalde in het tweede, vierde, vijfde en zesde lid is mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

    • Uitzondering bij begrotingswijzigingen

  • 8.

    Het bepaalde in het zevende lid is niet van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting waarbij in de bijdrage van de deelnemers geen wijziging wordt gebracht.

Artikel 25 Vaststelling berekeningswijze bijdrage deelnemers

  • 1.

    De berekeningswijze van de bijdrage van de deelnemers wordt door het algemeen bestuur vastgesteld met een meerderheid van tenminste twee derde van het aantal stemmen.

    • Bijdrage deelnemers

  • 2.

    In de begroting wordt aangegeven de door elke deelnemer voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft verschuldigde bijdrage.

    • Voorschotbetalingen

  • 3.

    De deelnemers betalen bij wijze van voorschot jaarlijks vóór 16 januari, vóór 16 april, vóór 16 juli en vóór 16 oktober telkens een kwart van de in het tweede lid bedoelde verschuldigde bijdrage.

  • 4.

    De deelnemers dragen er zorg voor dat het GBT te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al haar verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

Artikel 26 Jaarrekening

  • 1.

    Van de inkomsten en uitgaven van het GBT over het afgelopen jaar wordt vóór 1 mei door het dagelijks bestuur verantwoording afgelegd aan het algemeen bestuur onder overlegging van de jaarrekening met de daarbij behorende bescheiden.

    • Toezending voorlopige jaarrekening aan deelnemers

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.

    • Controleverklaring en verslag

  • 3.

    Het dagelijks bestuur voegt bij de jaarrekening een controleverklaring en een verslag van bevindingen van de accountant.

    • Vaststelling

  • 4.

    Het algemeen bestuur onderzoekt de jaarrekening over het afgelopen jaar en stelt haar vast vóór 1 juli volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft.

    • Inzending aan gedeputeerde staten

  • 5.

    Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft aan gedeputeerde staten.

    • Mededeling aan de deelnemers

  • 6.

    Van de vaststelling van de jaarrekening doet het dagelijks bestuur mededeling aan de algemeen besturen en de gemeenteraden van de deelnemers.

    • Décharge

  • 7.

    De vaststelling van de jaarrekening strekt het dagelijks bestuur tot décharge, behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden, ten aanzien van het daarin verwoorde financieel beheer.

Artikel 27 Definitieve bijdrage

1. In de jaarrekening wordt de door elk van de deelnemers over het betreffende dienstjaar werkelijk verschuldigde bijdrage opgenomen.

Verrekening definitieve bijdrage

2. Verrekening van het verschil tussen het op grond van artikel 25 lid 1 bepaalde bedrag en de werkelijk verschuldigde bijdrage vindt plaats terstond na de in artikel 26, lid 6 bedoelde mededeling.

Artikel 28 Regels met betrekking tot administratie

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de administratie en het beheer van vermogenswaarden. Deze regels dienen te waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid, doelmatigheid verantwoording en controle wordt voldaan.

    • Aanwijzing accountant

  • 2.

    De regels, bedoeld in het eerste lid, voorzien onder meer in de aanwijzing van een registeraccountant als bedoeld in artikel 2:393 van het Burgerlijk Wetboek belast met het onderzoek van de jaarrekening alsmede het ter zake uitbrengen van een verslag, dat behalve de verklaring bij de rekening bevindingen bevat over de vraag of de administratie en het beheer voldoen aan de eisen van rechtmatigheid en doelmatigheid.

    • Gescheiden administraties

  • 3.

    Het GBT houdt de administratie van de opgelegde aanslagen en de ingevorderde belastingen gescheiden van de administratie voor de bedrijfsvoering van het GBT.

    • Gescheiden rekeningen

  • 4.

    De ingevorderde belastingen worden beheerd op een uitsluitend daartoe bestemde rekening.

    • Geen verrekening

  • 5.

    Het is het GBT niet toegestaan te ontvangen of ontvangen belastingen te verrekenen met de bijdragen van de deelnemers.

    • Overmakingstermijn belastingen

  • 6.

    Ingevorderde belastingen worden periodiek overgemaakt naar de rekening van de betreffende deelnemer. Het algemeen bestuur bepaalt de duur van de periode.

    • Overzichten

  • 7.

    Het dagelijks bestuur zendt periodiek aan de dagelijks besturen en colleges van de deelnemers een overzicht van de te heffen, geheven, in te vorderen en ingevorderde belastingen. Het algemeen bestuur bepaalt de duur van de periode

    • Beleidsinformatie

  • 8.

    Het GBT verstrekt aan de deelnemers de informatie die deze opvragen om hun beleid te kunnen vormen ten aanzien van de in artikel 4 bedoelde onderwerpen.

Artikel 29 Controleregels

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de controle op de administratie en op het beheer van de vermogenswaarden. De regels dienen onder meer te waarborgen dat de rechtmatigheid en doelmatigheid van de administratie en het beheer worden getoetst.

    • Archief

  • 2.

    Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor het archief;

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt nadere regels vast betreffende de zorg voor en het beheer van de archiefbescheiden.

Hoofdstuk 11 Toetreding en uittreding

Artikel 30 Toetreding

  • 1.

    Het college van een gemeente respectievelijk het dagelijks bestuur van een gemeenschappelijke regeling dat wenst toe te treden dient het verzoek tot toetreding, met inbegrip van de verkregen toestemming van de gemeenteraad of het algemeen bestuur, in bij het dagelijks bestuur.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur legt het verzoek tot toetreding ter advisering voor aan het algemeen bestuur. Vervolgens zendt het dagelijks bestuur het verzoek tot toetreding met het advies van het algemeen bestuur aan de colleges en dagelijks besturen van de deelnemers.

  • 3.

    Het college van een gemeente respectievelijk het dagelijks bestuur van een gemeenschappelijke regeling treedt toe tot de regeling, indien tenminste twee derde meerderheid van de colleges van de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling, na verkregen toestemming van hun gemeenteraden, hebben ingestemd met de verzochte toetreding.

  • 4.

    De toetreding gaat in op de eerste dag van het jaar volgende op het jaar waarin de in lid 3 vermelde instemming tot de toetreding is verleend.

  • 5.

    Bij besluit van het algemeen bestuur kan worden afgeweken van het toetredingsmoment genoemd in het vorige lid, met dien verstande dat toetreding geschiedt op de eerste van een maand.

  • 6.

    Het college van een nieuw toetredende gemeente of het dagelijks bestuur van een gemeenschappelijke regeling doet na instemming van de deelnemers zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een maand na toetredingsdatum, de nodige benoemingen overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 van deze regeling.

Artikel 31 Uittreding

  • 1.

    Een deelnemer kan uittreden uit de regeling.

  • 2.

    Gedurende vier jaren na de datum van toetreding tot de regeling is het niet mogelijk om uit de regeling uit te treden.

  • 3.

    Voor uittreding uit de regeling wordt een opzegtermijn van tenminste één jaar in acht genomen.

  • 4.

    Uittreding uit de regeling vindt plaats aan het einde van het kalenderjaar.

  • 5.

    Een deelnemer die uit de regeling wenst te treden maakt, na verkregen toestemming van de gemeenteraad, zijn voornemen tot uittreding bij aangetekend schrijven kenbaar aan het algemeen bestuur van het GBT en aan de overige deelnemers.

  • 6.

    Na ontvangst van het in lid 5 vermelde schrijven wordt een in overleg met de uittredende deelnemer aan te wijzen onafhankelijke registeraccountant opdracht verleend een liquidatieplan op te stellen als ware tot opheffing van de gemeenschappelijk regeling besloten. Het liquidatieplan voorziet in de regeling van de personele gevolgen. Het liquidatieplan wordt vastgesteld door het algemeen bestuur en de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen zijn bindend.

  • 7.

    Nadat het liquidatieplan is vastgesteld is de uittredende deelnemer gehouden om binnen zes maanden de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen aan het GBT te voldoen.

  • 8.

    De kosten van het opstellen van het liquidatieplan komen voor rekening van de deelnemer die het voornemen heeft om uit te treden.

Hoofdstuk 12 Wijziging en opheffing

Artikel 32 Wijziging van de regeling

  • 1.

    De regeling kan door de deelnemers worden gewijzigd op voorstel van het algemeen bestuur. Het dagelijks bestuur van de regeling en de colleges van de deelnemers kunnen het algemeen bestuur oproepen om een wijzigingsvoorstel vast te stellen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de deelnemers het voorstel tot wijziging alsmede het advies van het algemeen bestuur en verzoekt de deelnemers tot het nemen van een besluit omtrent de voorgestelde wijziging.

  • 3.

    De colleges van de deelnemers besluiten omtrent de voorgestelde wijziging nadat zij daartoe toestemming hebben verkregen van hun gemeenteraden. Van hun besluit stellen zij het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling schriftelijk in kennis.

  • 4.

    Een wijziging van de regeling is tot stand gekomen wanneer de colleges van alle deelnemers zich op de wijze als vermeld in lid 3 daarvoor hebben verklaard voor zover de wijziging (mede) een uitbreiding van de overgedragen bevoegdheden betreft zoals genoemd in artikel 10 lid 2, tweede volzin van de wet. Een wijziging van de regeling waarbij geen van de aanpassingen betrekking heeft op artikel 10 lid 2 van de wet komt tot stand wanneer een twee derde meerderheid van de colleges van de deelnemers zich op de wijze als vermeld in lid 3 daarvoor hebben verklaard.

  • 5.

    Tenzij in een daartoe strekkend besluit anders is bepaald treedt een wijziging van de regeling in werking op de dag volgende op die waarop is voldaan aan het bepaalde in lid 4.

  • 6.

    In afwijking van de vorige leden van dit artikel kan een wijziging of intrekking van artikel 25, lid 1 en van dit lid slechts plaats vinden bij een unaniem besluit van alle deelnemers aan de regeling.

Artikel 33 Opheffing en liquidatie

  • 1.

    De regeling wordt opgeheven bij gelijkluidend besluit met een twee derde meerderheid van de colleges van de deelnemers.

  • 2.

    Artikel 32 is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Ingeval een besluit tot opheffing volgens het eerste lid is genomen, besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt het, gehoord de deelnemers, een liquidatieplan vast.

  • 4.

    Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemers tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing. Voorts voorziet het liquidatieplan in de regeling van de personele gevolgen.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van het liquidatieplan.

  • 6.

    Zo nodig blijft het dagelijks bestuur ook na het tijdstip van opheffing in functie totdat het liquidatieplan is uitgevoerd.

Hoofdstuk 13 Klachten en geschillen

Artikel 34 Klachtenregeling

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt, met inachtneming van hoofdstuk 9, titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht, een interne klachtenregeling vast.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur sluit, teneinde te voldoen aan de bepalingen in hoofdstuk 9, titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht, een overeenkomst met de Nationale ombudsman.

Artikel 35 Geschillen

  • 1.

    Over geschillen tussen de deelnemers onderling of tussen een of meer deelnemers en het bestuur van het GBT omtrent de toepassing, in de ruimste zin, van deze regeling wordt beslist door gedeputeerde staten.

  • 2.

    Het verzoek aan gedeputeerde staten vindt niet plaats dan nadat partijen zich tot het uiterste hebben inspannen het geschil in onderling overleg op te lossen.

  • 3.

    Mocht een voor partijen bevredigende oplossing niet binnen drie maanden na aanvang van het in het tweede lid bedoelde overleg zijn gevonden, dan wordt voorafgaande aan het nemen van een besluit omtrent het geschil, het geschil ter advisering voorgelegd aan een door het algemeen bestuur samengestelde geschillencommissie. Nadat advies is uitgebracht neemt het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een besluit.

Hoofdstuk 14 Slotbepalingen

Artikel 36 Bekendmaking, inwerkingtreding en inzending regeling

  • 1.

    Het college van de gemeente Hengelo maakt de regeling tijdig in alle deelnemende gemeenten bekend door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant.

  • 2.

    De regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag volgende op die waarop de colleges van de gemeenten Almelo, Borne, Enschede, Haaksbergen, Hengelo, Losser, Oldenzaal en Twenterand hun besluit tot het aangaan dan wel tot wijzigen van de regeling hebben bekend gemaakt doch niet eerder dan 1 januari 2017.

  • 3.

    Deze regeling dient ter vervanging van de bestaande gemeenschappelijke regeling Gemeentelijk Belastingkantoor Twente.**

  • 4.

    Na de inwerkingtreding van deze regeling berusten de op grond van de voorgaande gemeenschappelijke regeling opgenomen besluiten op deze regeling.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Gemeentelijk Belastingkantoor Twente wordt belast met de inzending van deze regeling aan gedeputeerde staten.

** De regeling met ingangsdatum 1 januari 2016

Artikel 37 Duur van de regeling

De gewijzigde regeling wordt aangegaan voor onbepaalde duur.

Artikel 38 Citeertitel en deelnemende gemeenten

  • 1.

    Deze regeling wordt aangehaald als “Gemeenschappelijke Regeling Gemeentelijk Belastingkantoor Twente”.

  • 2.

    De deelnemende gemeenten aan deze gewijzigde regeling zijn met ingang van 1 januari 2017: Almelo, Borne, Enschede, Haaksbergen, Hengelo, Losser, Oldenzaal en Twenterand.

Aldus besloten door:

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeenten Almelo, Borne, Enschede, Haaksbergen, Hengelo, Losser, Oldenzaal en Twenterand.

Ondertekening