Regeling vervallen per 05-01-2011

Verordening toeslagen en verlagingen ingevolge de Wet werk en bijstand

Geldend van 01-01-2005 t/m 04-01-2011

Intitulé

Verordening toeslagen en verlagingen ingevolge de Wet werk en bijstand

De raad van de gemeente Waddinxveen,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 oktober 2004

gelet op het feit dat met ingang van 1 januari 2004 de Wet werk en bijstand van kracht is geworden;

gelet op artikel 8 lid 1 sub c in samenhang met artikel 30 van de Wet werk en bijstand (WWB);

overwegende dat het op grond van genoemde artikelen noodzakelijk is om ingevolge de WWB bij verordening vast te leggen voor welke categorieën de bijstandsnorm wordt verhoogd of verlaagd en welke criteria daaraan ten grondslag liggen;

besluit vast te stellen de volgende:

"Verordening toeslagen en verlagingen ingevolge de Wet werk en bijstand".

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikten die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand (Stb. 2003, nr. 375);

    • b.

      zorgbehoefte: zodanige behoefte aan zorg dat het zelfstandig wonen van de zorgbehoevende niet mogelijk is voor zover dit door middel van een indicatie tot opname of een andere medische indicatie is vastgesteld;

    • c.

      gehuwdennorm de norm als bedoeld in artikel 21, onderdeel c, van de wet.

Artikel 2 Leeftijdsbepaling en individualisering

  • 1. De bepalingen van deze verordening gelden alleen voor de uitkeringsgerechtigden van 21 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening alleen indien beide echtgenoten 21 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar zijn.

  • 2. De bepalingen in hoofdstuk II en III laten de toepassing van artikel 18, eerste lid, van de wet onverlet.

Hoofdstuk 2 Categorieën

Artikel 3 Categorieën

  • 1. Voor belanghebbenden aan wie bijstand kan worden verleend, geldt een categorieaanduiding.

  • 2. De volgende categorieën worden onderscheiden:

    • a.

      alleenstaande;

    • b.

      alleenstaande ouder;

    • c.

      gehuwden.

Hoofdstuk 3 Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm

Artikel 4 De gemeentelijke toeslagen

  • 1. De bijstandsnorm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder wordt conform artikel 25 van de wet verhoogd met een toeslag.

  • 2. Deze toeslag bedraagt 20% van de gehuwdennorm indien in de woning van de alleenstaande of de alleenstaande ouder geen ander zijn hoofdverblijf heeft.

  • 3. De bijstandsnorm als bedoeld in het eerste lid wordt voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder eveneens verhoogd met een toeslag van 20% van de gehuwdennorm indien:

    • a.

      er uitsluitend sprake is van een medebewoner, waarbij als gevolg van die medebewoning beroepsmatige verzorging volledig of in belangrijke mate achterwege blijft;

    • b.

      er uitsluitend één of meerdere kinderen jonger dan 21 jaar hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning, die elk een inkomen hebben dat lager is dan € 500,00 netto per maand;

    • c.

      er uitsluitend sprake is van een inwonende bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad waarbij bij deze bloedverwant sprake is van zorgbehoefte en de alleenstaande of de alleenstaande ouder deze zorg verleent.

  • 4. Als in de woning van de alleenstaande of de alleenstaande ouder één of meerdere niet tot het gezin behorende personen het hoofdverblijf hebben, en er is geen sprake van een situatie als bedoeld in het derde lid, dan wordt de toeslag gesteld op 10% van de gehuwdennorm.

Hoofdstuk 4 Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm of de toeslag

Artikel 5 Verlaging bijstandsnorm voor gehuwden

  • 1. De bijstandsnorm van gehuwden wordt conform artikel 26 van de wet lager vastgesteld als sprake is van lagere noodzakelijke kosten van het bestaan dan waarin de bijstandsnorm voorziet als gevolg van het kunnen delen van deze kosten met een ander.

  • 2. Deze verlaging van de bijstandsnorm blijft achterwege indien:

    • a.

      er uitsluitend sprake is van een medebewoner, waarbij als gevolg van die medebewoning beroepsmatige verzorging volledig of in belangrijke mate achterwege blijft;

    • b.

      er uitsluitend één of meerdere kinderen jonger dan 21 jaar hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning, waarbij per kind sprak is van een inkomen dat lager is dan € 500,- netto per maand;

    • c.

      er uitsluitend sprake is van een inwonende bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad, waarbij bij de bloedverwant sprake is van zorgbehoefte en de gehuwden, of één van hen, deze zorg verlenen.

  • 3. De verlaging als bedoeld in het eerste lid wordt voor gehuwden bepaald op 10% van de gehuwdennorm.

Artikel 6 Verlaging bijstandsnorm of toeslag i.v.m. woonsituatie

  • 1. De bijstandsnorm of toeslag wordt verlaagd als bedoeld in artikel 27 van de wet indien sprake is van lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van de woonsituatie.

  • 2. Deze verlaging bedraagt 10% van de gehuwdennorm als een woning wordt bewoond waaraan voor de belanghebbende geen kosten van huur of hypotheeklasten zijn verbonden.

  • 3. In overige situaties waarin sprake is van lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan in verband met de woonsituatie kan de bijstandsnorm of toeslag afwijkend worden vastgesteld.

Artikel 7 Verlaging bijstandsnorm of toeslag voor schoolverlaters

  • 1. De verlaging voor een schoolverlater als bedoeld in artikel 28 van de wet bedraagt 20% van de gehuwdennorm.

  • 2. Deze verlaging wordt toegepast gedurende zes maanden na het tijdstip van de beëindiging aan onderwijs of een beroepsopleiding.

  • 3. Onder een schoolverlater wordt de belanghebbende verstaan die recent de deelname heeft beëindigd aan onderwijs of beroepsopleiding, waarbij voor het onderwijs of de beroepsopleiding aanspraak bestond op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of op een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten op grand van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

Artikel 8 Verlaging toeslag voor alleenstaanden van 21 jaar

  • 1. Voor een alleenstaande van 21 jaar wordt de toeslag lager vastgesteld, indien de hoogte van deze toeslag mogelijk een belemmering vormt voor de aanvaarding van arbeid.

  • 2. Deze verlaging bedraagt 10% van de gehuwdennorm.

Artikel 9 Anti-cumulatiebepaling

  • 1. Toepassing van de artikelen 4 tot en met 8 geschiedt zodanig, dat de toepasselijke bijstandsnorm voor belanghebbenden tenminste bedraagt:

    • a.

      35% van de gehuwdennorm voor een alleenstaande;

    • b.

      55% van de gehuwdennorm voor een alleenstaande ouder;

    • c.

      65% van de gehuwdennorm voor gehuwden.

  • 2. Als toepassing wordt gegeven aan de verlaging van artikel 7, dan wordt de verlaging van artikel 8 niet toegepast.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 10 Hardheidsclausule

  • 1. Het College van burgemeester en wethouders behoudt zich het recht voor anders te besluiten indien de bepalingen in deze verordening leiden tot onbillijkheden van ernstige aard.

  • 2. In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het College van burgemeester en wethouders.

Artikel 11 Uitvoering van de verordening

Burgemeester en wethouders zijn belast met de uitvoering van deze verordening.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: "Verordening toeslagen en verlagingen ingevolge de Wet werk en bijstand" van de gemeente Waddinxveen.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2005.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad der gemeente
Waddinxveen in zijn openbare vergadering
van 27 oktober 2004.
De griffier, De voorzitter
(Mr F.W. van der Dussen()(H.C.J. Roijers)