Regeling vervallen per 13-06-2023

Beleidsregels voor het leerlingenvervoer in de gemeente Nieuwkoop 2016

Geldend van 04-06-2022 t/m 12-06-2023

Intitulé

Beleidsregels voor het leerlingenvervoer in de gemeente Nieuwkoop 2016

Algemeen

  • 1.

    Begrippen

    1.1 Ouders

    Onder ouders wordt verstaan: ouders, voogden en verzorgers.

    1.2 Woning

    Onder ‘woning’ wordt verstaan: de plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft. Met andere woorden, de plaats van waaruit het kind de school bezoekt.

    1.3 Toetsdagen

    Onder toetsdagen worden onder andere verstaan: examendagen, tentamendagen en repetitiedagen.

    1.4 Bijzondere activiteiten en aangelegenheden

    Onder bijzondere activiteiten en aangelegenheden kan bijvoorbeeld worden verstaan:

    studiedagdeel voor het personeel, schoolreisje/schoolkamp, sportdag, sinterklaasviering, carnaval, religieuze feestdag, excursie, jaarafsluiting of een vrij dagdeel voorafgaande aan een feestdag of vakantie, die niet is opgenomen in de schoolgids.

    1.5 Individueel vervoer

    Onder individueel vervoer wordt verstaan het vervoeren van een leerling anders dan samen met andere kinderen in het vervoer.

    1.6 Handicap

    Onder handicap wordt verstaan een lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische beperking.

    1.7 Crisisopvang

    Tijdelijke opvang voor kinderen die in noodsituaties verkeren.

     

  • 2.

    De vorm van een aanvraag

    1. Ouders kunnen een aanvraag doen met het digitale formulier op de website of schriftelijk met het daarvoor beschikbaar gestelde formulier.

    2. De digitale aanvraag vindt plaats met behulp van DigiD en is daarmee gelijkwaardig aan een schriftelijke ondertekende aanvraag.

     

  • 3.

    Wijzigingen ten opzichte van beschikking

    Wijzigingen als bedoeld in artikel 6 van de Verordening Leerlingenvervoer 2014 gemeente Nieuwkoop zijn in ieder geval (maar niet uitsluitend):

    a. wijziging in het woonadres van de leerling, door bijvoorbeeld verhuizing (of door crisisopvang of andere tijdelijke wijziging van verblijfplaats die langer duurt dan zes weken);

    b. wijziging van de gezinssamenstelling;

    c. wijziging in de gezinssituatie, die invloed heeft op het al dan niet begeleiden van leerlingen bijvoorbeeld ontslag van één van de ouders;

    d. wijziging van het adres van de school;

    e. wijziging van soort onderwijs bijvoorbeeld overgang van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs.

    f. wijziging van de schooltijden van de school;

    g. lagere frequentie schoolbezoek;

    2. Bij gewijzigde omstandigheden kan ten onrechte genoten bekostiging van de ouders worden teruggevorderd, overeenkomstig artikel 6, 4e lid van de verordening.

     

  • 4.

    Ziekmelding / betermelding

    Het vervallen van vervoer door ziekte moet de ouder uiterlijk een uur voordat de leerling wordt opgehaald melden bij de vervoerder. Betermeldingen (na ziekte) moet de ouder doorgeven aan de vervoerder vóór 17.00 uur de dag voorafgaand aan de (her)start van een geplande rit. Voor betermeldingen die na 17.00 uur worden gemeld, geldt dat het vervoer in principe niet de volgende werkdag uitgevoerd wordt maar de werkdag erna.

      

    Woning

     

  • 5.

    Twee woningen in de zin van de verordening

    Het kan voorkomen dat een leerling twee woningen heeft in de zin van de verordening, bijvoorbeeld bij co-ouderschap. De tweede woning kan zich bevinden in Nieuwkoop of in een andere gemeente. Hieronder wordt voor beide situaties beschreven hoe de gemeente Nieuwkoop hiermee omgaat.

    a. Er wordt één aanvraag bij de gemeente Nieuwkoop ingediend.

    b. Er wordt maximaal één bekostiging verstrekt.

    c. Het moet gaan om vaste dagen in de week.

    2. Een tweede woning in een andere gemeente

    Wanneer een leerling zowel in een woning in de gemeente Nieuwkoop als in een woning in een andere gemeente verblijft, moet voor leerlingenvervoer van en naar deze laatste verblijfplaats een aanvraag bij die andere gemeente worden ingediend.

     

  • 6.

    Vervoer naar crisisopvang/pleeggezinnen/tijdelijke opvang

    Crisisopvang van een leerling uit Nieuwkoop in een andere gemeente (gemeente A):

    1. Als vooraf vast staat dat een leerling gedurende een korte periode (niet langer dan zes weken) in een crisisopvang/pleeggezin geplaatst wordt en derhalve gedurende een korte periode in gemeente A zal verblijven, zal het vaak de voorkeur hebben dat de leerling zijn/haar oude school blijft bezoeken. Als dit het geval is blijft de gemeente Nieuwkoop ook het vervoer bekostigen voor maximaal zes weken. Voorwaarde is dat de leerling op dat moment al recht moet hebben op een bekostiging leerlingenvervoer in de gemeente Nieuwkoop.

    2. Na deze zes weken moet het leerlingenvervoer worden aangevraagd in de gemeente A waar de leerling feitelijk verblijft. Het recht op leerlingenvervoer moet getoetst worden aan de verordening van de gemeente A.

    3. Als er vooraf aan de tijdelijke plaatsing nog geen recht op bekostiging van het leerlingenvervoer bestond, moet in de gemeente A waarin de leerling feitelijk verblijft het leerlingenvervoer worden aangevraagd. Toetsing vindt dan plaats volgens de verordening van die gemeente.

     

    Crisisopvang van een leerling uit een andere gemeente (gemeente A) in de gemeente Nieuwkoop:

    4. Als na de eerste zes weken crisisopvang/pleeggezin duidelijk is dat een leerling in de gemeente Nieuwkoop woonachtig blijft, zal de leerling de aanvraag voor (bekostiging van) leerlingenvervoer bij de gemeente Nieuwkoop indienen. Deze aanvraag wordt getoetst aan Verordening Leerlingenvervoer 2014 van de gemeente Nieuwkoop en het daarop gebaseerde beleid.

    5. Bij de beoordeling van deze aanvraag zal worden onderzocht of de school die de leerling bezoekt de dichtstbijzijnde toegankelijke school is. Als dit niet het geval is wordt beoordeeld of plaatsing op de dichtstbijzijnde toegankelijke school mogelijk is, zoals bepaald in artikel 3 van de Verordening Leerlingenvervoer 2014 gemeente Nieuwkoop.

     

  • 7.

    Ophaalplek

    1. De leerlingen worden bij de woning opgehaald. Dit betekent dat de leerling opgehaald wordt bij de voordeur. Bij een flat of instelling geldt de hal of centrale receptie als ophaalplek.

    2. Voor alle schoollocaties geldt dat de school en de vervoerder bepalen waar de kinderen afgezet worden (bijvoorbeeld bij de toegang van het schoolterrein of in de centrale hal van de school).

      

    Vervoer algemeen

     

  • 8.

    Het vaststellen van afstand en reistijd

    1. Voor het bepalen van de afstand tussen de woning en de school gebruikt het college Nieuwkoop de ANWB-routeplanner.

    2. De toekenning wordt gebaseerd op de kortste route.

    3. De kortste route voor de leerling wordt gemeten van huisnummer naar huisnummer op het moment van toetsing van de aanvraag.

    4. Het vaststellen van de reistijd per openbaar vervoer vindt plaats op basis de door de REIS informatiegroep bv beschikbaar gestelde informatie via 0900-9292, www.9292ov.nl en mobiel.9292ov.nl.

    5. Voor het vaststellen van de reistijd per aangepast vervoer, raadpleegt het college de vervoerder.

    6. Bij de reistijd voor het openbaar vervoer wordt vijf minuten wachttijd bij de bushalte per rit opgeteld.

     

  • 9.

    Overstappen bij reizen met openbaar vervoer

    1. Het beoordelen of het kind wel of niet kan overstappen bij het reizen met het openbaar vervoer is maatwerk. Per kind kijkt het college naar de mogelijkheden.

    2. Het college hanteert daarbij de volgende uitgangspunten:

    a. Een leerling die op de basisschool zit en ouder is dan tien jaar, kan eenmaal per enkele reis overstappen.

    b. Een leerling op de middelbare school kan tot een leeftijd van vijftien jaar twee keer overstappen.

    c. Een leerling op de middelbare school vanaf een leeftijd van vijftien jaar kan meer dan twee keer overstappen.

    3. Bij de beoordeling van de vraag of het kind wel of niet kan overstappen wordt rekening gehouden met problemen die bij het overstappen kunnen ontstaan. Er kan sprake zijn van een probleem bij het overstappen als:

    a. de leerling gedurende de rit moet overstappen op een gevaarlijk punt en hij/zij daar gezien zijn/haar leeftijd te jong voor is;

    b. de aard van de beperking overstappen niet mogelijk maakt.

    4. Als ouders van mening zijn dat hun kind niet één- of tweemaal kan overstappen, kunnen zij desgewenst hun standpunt schriftelijk motiveren. De schriftelijke motivering wordt bij de beoordeling van de aanvraag betrokken.

     

  • 10.

    Tijden vervoer

    1. Vervoer vindt aansluitend plaats op de schooltijden, zoals deze staan vermeld in de schoolgids van de betreffende school.

    2. Op feestdagen die op maandag tot en met vrijdag vallen worden de leerlingen niet vervoerd.

    3. Als de leerling aan het einde van de schooldag langer dan tien minuten op school moet nablijven, vindt voor die leerling aan het einde van de schooldag geen leerlingenvervoer plaats, als dit gevolgen heeft voor het vervoersschema.

    4. Bij een gewijzigde eindtijd door bijvoorbeeld lesuitval is de school of de ouder verantwoordelijk voor opvang van de leerlingen.

    5. Bij het onder schooltijd brengen en ophalen van een leerling ligt de verantwoordelijkheid bij de ouders.

    6. Gewijzigde schooltijden moeten minimaal drie werkdagen voorafgaand aan de schooldag waarop de gewijzigde schooltijd geldt, door de ouders bij de vervoerder worden gemeld.

    7. Als de school de schooltijden wijzigt vanwege bijzondere activiteiten of aangelegenheden, vindt op basis van de gewijzigde schooltijd geen leerlingenvervoer plaats, tenzij:

    a. de gewijzigde schooltijd voor alle leerlingen in het vervoermiddel geldt; en

    b. de vervoerder in staat is de gewijzigde schooltijd in te plannen in zijn vervoersplanning; en

    c. er geen extra kosten verbonden zijn aan het vervoer.

     

  • 11

    Begeleiding

    1. Het schoolbezoek, het vervoer van leerlingen tussen woning en school en de eventuele begeleiding van de leerling in het in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de ouders.

    2. Deze verantwoordelijkheid kunnen de ouders niet op- of overdragen aan het college.

    3. Het college is niet verantwoordelijk voor medische begeleiding in het leerlingenvervoer, die verantwoordelijkheid ligt uitdrukkelijk bij de ouders.

    4. Als er begeleiding nodig is in het aangepast vervoer vanwege het gedrag van de leerling, stelt het college tijdelijk een zitplaats beschikbaar voor één ouder (of andere begeleider)

    5. Over de noodzaak van begeleiding kan het college zich laten adviseren door een deskundige.

      

    Bekostiging

     

  • 12

    Meest goedkope bekostiging van het vervoer

    Het college gaat bij de bekostiging uit van de meest goedkope en passende mogelijkheid van vervoer voor de leerling.

     

  • 13

    Het verstrekken van een bekostiging

    1. Het college keert de aan ouders van leerlingen toegekende bekostiging voor het gebruik van openbaar- of eigen vervoer bij aanvang van het schooljaar uit in de vorm van een voorschot.

    2. Na afloop van het schooljaar stelt het college de bekostiging definitief vast en vindt, als dit nodig is, verrekening plaats.

    3. In door het college te beoordelen gevallen kan hiervan worden afgeweken.

     

  • 14

    Berekening eigen bijdrage

    1. De eigen bijdrage (in de verordening drempelbedrag genoemd) is gekoppeld aan de kilometergrens. De eigen bijdrage wordt betaald tot zes kilometer.

    2. Voor de berekening van de eigen bijdrage gaat het college uit van 12 kilometer per dag (heen en terug) tegen de kosten per kilometer die de vervoerder in het openbaar vervoer rekent voor streeklijnen, 5 dagen per week voor 40 weken per jaar.

     

  • 15

    Verrekening eigen bijdrage

    Als sprake is van een eigen bijdrage van de ouders, als bedoeld in de artikel 2, 2e lid van de verordening, dan wordt die bijdrage verrekend met de toegekende bekostiging als dit mogelijk is.

     

  • 16

    Innen eigen bijdrage

    1. De eigen bijdrage wordt per kind in rekening gebracht.

    2. De eigen bijdrage wordt naar rato in rekening gebracht als de leerling niet het hele jaar gebruik maakt van leerlingenvervoer.

    3. Als het inkomen van de ouders minder bedraagt dan € 25.200,-. hoeven zij geen eigen bijdrage te betalen. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd.

    a. Voor het bepalen van het inkomen van de ouders wordt bij de aanvraag een inkomensverklaring (IBRI-formulier) van de Belastingdienst overgelegd.

    b. Is het verzamelinkomen door de Belastingdienst nog niet bepaald dan gaat het college uit van het laatst bepaalde belastbare jaarloon. 

    c. De partner die niet de ouder is van het kind en die wel op hetzelfde adres het hoofdverblijf heeft, wordt voor de berekening van het inkomen gelijkgesteld aan een ouder.

    4. Aan pleegouders wordt geen eigen bijdrage in rekening gebracht.

    5. Aan voogdijinstellingen wordt geen eigen bijdrage in rekening gebracht.

     

  • 17

    Inkomensafhankelijke bijdrage regulier basisonderwijs

    1. Een inkomensafhankelijke bijdrage is bedoeld voor ouders van wie de kinderen een school voor regulier basisonderwijs bezoeken en waarvan de school ten minste 20 kilometer van de woning ligt. Dit is bepaald in artikel 15 van de verordening leerlingenvervoer Nieuwkoop 2014.

    2. De inkomensafhankelijke bijdrage wordt per gezin geheven

    3. De eigen bijdrage en de inkomensafhankelijke bijdrage voor regulier onderwijs kunnen naast elkaar worden geheven.

    4. Als het verzamelinkomen van de ouders onder de € 25.200 ligt hoeft er door de ouders geen inkomensafhankelijke bijdrage te worden betaald. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd.

    a. Voor het bepalen van het inkomen van de ouders wordt bij de aanvraag een inkomensverklaring (IBRI-formulier) van de Belastingdienst overgelegd.

    b. De partner die niet de ouder is van het kind en die wel op hetzelfde adres het hoofdverblijf heeft, wordt voor de berekening van het inkomen gelijkgesteld aan een ouder. 

    5. Aan pleegouders wordt geen inkomensafhankelijke bijdrage regulier basisonderwijs in rekening gebracht.

    6. Aan voogdijinstellingen wordt geen inkomensafhankelijke bijdrage regulier basisonderwijs in rekening gebracht.

     

  • 18.

    Bekostiging openbaar vervoer

    1. Het vaststellen van de kosten van openbaar vervoer vindt plaats op basis van de door de REIS informatiegroep bv beschikbaar gestelde informatie via 0900-9292, www.9292ov.nl en mobiel.9292ov.nl.

    2. Bij een toekenning tijdens het schooljaar wordt de vergoeding naar rato uitgekeerd waarbij een schooljaar gesteld wordt op maximaal 200 dagen.

    3. Begeleiding bij openbaar vervoer naar speciaal basisonderwijs wordt slechts bekostigd aan de ouders, als de leerling jonger dan 10 jaar is.

    4. Bekostiging voor openbaar vervoer voor leerlingen van voortgezet speciaal onderwijs is alleen mogelijk als zij slechts onder begeleiding van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken. Leerlingen van voortgezet (speciaal)onderwijs die in staat zijn zelfstandig met het openbaar vervoer te reizen krijgen geen bekostiging.

    5. Als het college bij de boordeling van de aanvraag twijfel heeft over de mogelijkheden van de leerling om met het openbaar vervoer te reizen (zelfstandig of met begeleiding) kan het college advies vragen over de (medische) beperkingen van de leerling met betrekking tot reizen met het openbaar vervoer.

    6. Het college bekostigt de goedkoopst mogelijke wijze van openbaar vervoer (bijvoorbeeld een ov chipkaart, een jaarabonnement of een maandabonnement).

    7. Als het voordeliger is voor het college om zelf een abonnement op het openbaar vervoer af te sluiten behoudt het college zich het recht voor om dit te doen in plaats van het toekennen van een bekostiging.

    8. De bekostiging van het maandabonnement blijft voor heel schooljaar hetzelfde ongeacht inflatie of tariefswijziging per januari van het nieuwe jaar.

     

  • 19.

    Bekostiging eigen vervoer

    1. Het college bekostigt de kilometervergoeding voor de auto en niet per leerling.

    2. Het college bekostigt de kilometervergoeding rechtstreeks aan de ouders.

    3. Voor de berekening van de kilometervergoeding wordt verwezen naar de Reisregeling binnenland (rijksregeling voor reis- en verblijfskosten).

    4. Er worden maximaal twee enkele reizen per dag vergoed: aan het begin en aan het einde van de schooldag. Er wordt geen bekostiging verstrekt voor de kosten die ontstaan als de leerling ook tussen de middag of op andere tijden wordt vervoerd.

    5. Per gezin wordt maximaal één keer de eigen bijdrage berekend.

     

  • 20.

    Het verstrekken van een persoonsgebonden budget (pgb)

    1. Voor aangepast vervoer voor een leerling naar school kan het college de ouder een persoonsgebonden budget (pgb) toekennen. Deze mogelijkheid bestaat als er recht bestaat op leerlingenvervoer, maar het openbaar vervoer, eigen vervoer en aangepast vervoer evenwel niet als een passende voorziening is aan te merken.

    2. Het pgb wordt toegekend op basis van een door ouders gemaakt vervoersplan, waarin is vastgelegd wie vervoert, hoe de verantwoording is geregeld en hoe de veiligheid van het kind is gewaarborgd tijdens het vervoer.

    3. Het pgb mag uitsluitend gebruikt worden voor betaling van de kosten van het aangepast vervoer ten behoeve van het bezoek van de school en onderdelen van het onderwijsprogramma zoals een stage.

    4. Het college van burgemeester en wethouders kan de ouder vragen om verantwoording af te leggen over de besteding van het pgb.

    a. De ouder is verplicht om mee te werken aan deze verantwoording.

    b. De ouder draagt er zorg voor dat hij/zij te allen tijde de facturen en de betaalbewijzen over een daaraan voorafgaande periode van minimaal twee jaar aan het college kan tonen.

    c. Als blijkt dat er niet is voldaan aan de voorwaarden en criteria, zoals bedoeld in de Verordening leerlingenvervoer en de Beleidsregels Leerlingenvervoer gemeente Nieuwkoop kan het pgb teruggevorderd worden.

    5. Op de betaling van het pgb wordt de eigen bijdrage in mindering gebracht.

    6. Ouders zijn zelf verantwoordelijk voor het doorgeven en verrekenen met de vervoerder als er sprake is van wijzigingen in het vervoerpatroon van de leerling(en).

    7. De kosten die het aangepast vervoer met zich mee zouden brengen zijn het uitgangspunt bij het bepalen van de hoogte van het pgb.

      

    Advies

     

  • 21.

    Structurele handicap

    Onder een structurele handicap, zoals genoemd in de verordening leerlingenvervoer Nieuwkoop 2014, wordt verstaan een beperking die langer dan drie maanden duurt.

     

  • 22.

    Advies van deskundigen

    1. Als bij de aanvraag leerlingenvervoer wordt aangegeven dat een leerling niet zelfstandig of onder begeleiding kan reizen vanwege een handicap, wordt daarvan bij de aanvraag door de aanvrager een onderbouwing overgelegd.

    2. Wanneer een onderbouwing ontbreekt of wanneer de geleverde onderbouwing onvoldoende houvast biedt voor een beoordeling van de aanvraag, kan het college de leerling oproepen worden voor een medische beoordeling

    3. De medische beoordeling wordt uitgevoerd door een door het college aan te wijzen

    deskundige. De kosten van dit advies komen voor rekening van het college. De verklaring van de deskundige naar aanleiding van deze beoordeling heeft een geldigheidsduur van maximaal één jaar.

    4. Aan hoogbegaafde leerlingen in het primair onderwijs kennen wij leerlingenvervoer toe als door een BIG geregistreerde deskundige is geconstateerd dat de leerling voor zijn of haar ontwikkeling voltijds hoogbegaafden onderwijs, gegeven door gespecialiseerde deskundigen en in gezelschap van andere hoogbegaafde kinderen, nodig heeft.

    5. De BIG geregistreerde deskundige wordt door het college aangewezen en de kosten van dit advies komen voor rekening van het college.

    6. Voor de categorie hoogbegaafde leerlingen die op grond van het vierde lid in aanmerking komen voor leerlingenvervoer kennen wij alleen leerlingenvervoer toe in de vorm van bekostiging voor eigen vervoer.

      

    School

     

  • 23.

    Wachtlijst dichtstbijzijnde school

    1. Als de dichtstbijzijnde school niet toegankelijk is voor een leerling omdat er een wachtlijst bestaat, vindt bekostiging plaats naar de eerstvolgende dichtstbijzijnde, toegankelijke school.

    2. Als de wachtlijst is opgelost kan de bekostiging beperkt worden tot aan de dichtstbijzijnde school, omdat deze weer toegankelijk is geworden.

     

  • 24.

    Stagevervoer

    1. Het is in beginsel mogelijk om in aanmerking te komen voor een bekostiging voor het vervoer naar een stageadres als;

    a. De leerling al voor een bekostiging voor leerlingenvervoer in aanmerking komt.

    b. De stage onderdeel is van het onderwijsprogramma.

    2. Het adres van de stage ligt bij voorkeur op de route van de school of anders zo dicht mogelijk bij het woonadres van de leerling/ouders.

    3. Voor stagevervoer moet een afzonderlijke aanvraag worden ingediend door de school.

    4. Vervoer naar stageadressen vindt alleen op schooldagen plaats dus niet tijdens het weekend, gedurende schoolvakanties en op feestdagen.

    5. Als leerlingen een stage- of reiskostenvergoeding krijgen moet dit aan het college worden gemeld. De vergoeding moet worden aangewend voor bekostiging van de vervoerskosten.

     

  • 25.

    Vervoer naar een andere locatie dan woning of school

    1. Het vervoer naar iedere vorm van opvang na schooltijd, is een verantwoordelijkheid van de ouders en valt niet onder de verordening Leerlingenvervoer.

    2. Het college kan een uitzondering maken voor het vervoer naar een andere locatie dan de woning en schoollocatie als:

    a Deze vlakbij de woning of school is gehuisvest.

    b. Het vervoer voor het college geen extra kosten met zich mee brengt. .

    c. De overige leerlingen in het vervoermiddel geen onevenredig nadeel ondervinden.

    d. Het vervoer op een vaste dag, een vast tijdstip en naar een vast adres plaats vindt.

    3. Het college kan zich ten aanzien van het maken van een uitzondering als bedoeld onder 2 laten adviseren door het Jeugd- en Gezinsteam en het 1Gezin1Plan.

     

    Hardheidsclausule

     

  • 26.

    Afwijken van de beleidsregels

    Van de beleidsregels kan worden afgeweken op grond van de zogenaamde inherente afwijkingsbevoegdheid van het college. Dit betekent dat van een beleidsregel kan worden afgeweken, als er sprake is van gevolgen van de toepassing van de beleidsregel voor één of meer belanghebbenden die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Toelichting

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel zijn een enkele begrippen en hun betekenis opgenomen. Het zijn begrippen die in deze beleidsregels worden gehanteerd.

Artikel 2 De vorm van een aanvraag

Ouders kunnen zowel schriftelijk als via de website van de gemeente Nieuwkoop een aanvraag voor leerlingenvervoer indienen. Het college ontvangt aanvragen bij voorkeur digitaal.

Artikel 3 Wijzigingen ten opzichte van beschikking 

Ouders zijn verplicht wijzigingen die van directe invloed zijn op de verstrekte bekostiging van de vervoerskosten door te geven aan het college.

Artikel 4 Ziekmelding / betermelding

Ouders moeten op tijd melden dat hun kind ziek is en wanneer het weer beter is. De vervoeder moet de mogelijkheid krijgen om zijn planning aan te passen.

Artikel 5 Twee woningen in de zin van de verordening

Een kind van gescheiden ouders kan twee woningen hebben in de zin van de verordening. Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van co-ouderschap, waarbij het kind zowel bij de ene als bij de andere ouder verblijft, is er sprake van twee hoofdverblijven.

Het maakt daarbij niet uit waar de leerling staat ingeschreven. Doorslaggevend is de feitelijke structurele verblijfplaats van de leerling (bijv. één of meer dagen/nachten per week/maand). De aanvraag van/naar deze tweede woning in een andere gemeente wordt door die gemeente getoetst aan de daar geldende Verordening Leerlingenvervoer.

Artikel 6 Vervoer naar crisisopvang/pleeggezinnen/tijdelijke opvang

Een kind kan geplaatst worden in bijvoorbeeld een crisisopvang of bij een pleeggezin in een andere gemeente dan de gemeente Nieuwkoop. Als het kind al in de gemeente Nieuwkoop recht had op leerlingenvervoer blijft het college de eerste zes weken verantwoordelijk voor het vervoer van het kind.

Een kind kan ook vanuit een andere gemeente (gemeente A) in de gemeente Nieuwkoop worden geplaatst in een crisisopvang of bij een pleeggezin. Ook het logeerhuis Twister is een voorbeeld van een mogelijke verblijfplaats in de gemeente Nieuwkoop.

De eerste zes weken is gemeente A verantwoordelijk voor het leerlingenvervoer. Het kan voorkomen dat de crisisopvang of de opvang in het pleeggezin na de eerste zes weken wordt verlengd. Na deze zes weken is de gemeente Nieuwkoop verantwoordelijk.

Vaak wordt een rechtelijke machtiging afgegeven. Als er een rechtelijke machtiging is afgegeven wordt het leerlingenvervoer tot maximaal de duur van de machtiging toegekend ook al is het schooljaar dan nog niet afgelopen.

In de meeste gevallen reist de leerling de eerste zes weken met het vervoer mee van de gemeente waar de leerling verblijft en wordt er door de vervoerder een factuur gestuurd naar de gemeente waar de leerling van afkomstig is.

Artikel 7 Ophaalplek

Bij een flat of instelling geldt de hal of centrale receptie als ophaalplek.

De school moet zorgen voor opvang van de kinderen na het afzetten in de ochtend en tot aan het ophalen ‘s middags.

Artikel 8 Het vaststellen van afstand en reistijd

In dit artikel is aangegeven welke richtlijnen het college hanteert bij het bepalen van de afstand van de woning naar de school en terug en bij het bepalen van de reistijd van de woning naar de school en terug.

Artikel 9 Overstappen bij reizen met openbaar vervoer

In dit artikel is bepaald welke richtlijnen het college hanteert bij het bepalen van het maximaal aantal overstappen dat een leerling redelijkerwijs kan maken bij het reizen met het openbaar vervoer. Als ouders kunnen aantonen dat hun kind niet in staat is één of meerdere overstappen te maken kijkt het college naar alternatieven. Maatwerk is het uitgangspunt.

Artikel 10 Tijden vervoer

In de uitvoeringspraktijk komt het regelmatig voor dat kinderen halverwege de dag de school verlaten bijvoorbeeld vanwege ziekte, een doktersbezoek etc.. Er zijn ouders die het college vragen het vervoer te organiseren. Dit vervoer behoort echter niet tot de gemeentelijke taak, maar tot de verantwoordelijkheid van de ouders zelf. De leerlingen worden alleen op de normale begin- en eindtijd volgens de schoolgids gebracht dan wel opgehaald. Het vervoer vindt ook alleen plaats op maandag tot en met vrijdag. Op feestdagen die op maandag tot en met vrijdag vallen worden de leerlingen niet vervoerd.

De uitval van uren binnen het voor de leerling geldende periodieke rooster geeft geen recht op leerlingenvervoer op basis van de gewijzigde schooltijd. De school is verantwoordelijk voor de opvang van haar leerlingen bij het uitvallen van lesuren.

Het aangepast vervoer moet uiterlijk 15 minuten na het einde van de schooltijd wegrijden. Als een leerling langer dan tien minuten moet nablijven en nog naar het busje toe moet lopen is het niet mogelijk voor de vervoerder om op tijd te vertrekken. De school is verantwoordelijk om een alternatief te geven voor het nablijven. Het wachten op de leerling die moet na blijven heeft anders consequenties voor de andere leerlingen in het aangepast vervoer.

Gewijzigde schooltijden moeten minimaal drie werkdagen voorafgaand aan de schooldag waarop de gewijzigde schooltijd geldt, door de ouders bij de vervoerder worden gemeld.

Artikel 11 Begeleiding

De verantwoordelijkheid voor het schoolbezoek blijft als gevolg van de Leerplichtwet in alle gevallen bij de ouders liggen. Als ouders er niet in slagen zelf als begeleider met hun kind mee te gaan, moeten zij voor een oplossing zorgen. Ouders kunnen voor de begeleiding van hun kind bij het vervoer van de woning naar de school en terug hun netwerk inschakelen. Zij kunnen daarvoor bijvoorbeeld een oppas, buren, familie of vrijwilligers benaderen. De vrijwilliger hoeft niet perse iemand te zijn die het kind kent.

Door een zitplaats beschikbaar te stellen in het aangepast vervoer bekostigt het college de route die het te begeleiden kind aflegt. Dit geldt alleen voor de reis van de woning naar de school voor aanvang van de school en de terugreis van de school naar de woning na het einde van de schooltijd. Andere routes voor de begeleider worden niet vergoed.

Medische begeleiding is over het algemeen langdurig van aard. Hier het college niet verantwoordelijk voor. Het college stelt alleen een zitplaats voor een begeleider beschikbaar in het aangepast vervoer als het gaat om het gedrag van het kind en dit kortdurend is.

Artikel 12 Meest goedkope bekostiging van het vervoer

Als het college het vervoer laat verzorgen door een vervoerder, kan het van ouders verlangen dat hun kinderen van dit vervoer gebruik maken. Als de goedkoopste manier van vervoer bestaat uit een combinatie van verschillende vormen van vervoer (bus en trein, fiets en trein etc.), staat het het college vrij om de wijze van bekostiging te kiezen.

Artikel 13 Het verstrekken van een bekostiging

In artikel 13 wordt aangegeven dat het college de vergoeding voor leerlingenvervoer voor openbaar vervoer of eigen vervoer in de vorm van een voorschot uitbetaalt. Soms is achteraf verrekening nodig. Een bekostiging voor het eigen vervoer volgens de kortste route met de ANWB-routeplanner, kan in sommige gevallen anders uitpakken. Als bijvoorbeeld een brug langdurig dicht is houdt de routeplanner daar rekening mee. Op het moment dat de brug weer open is moet het aantal kilometers opnieuw berekend worden.

Artikel 14 Berekening eigen bijdrage

Het college kan op twee manieren een vergoeding vragen voor leerlingenvervoer. Namelijk, door middel van een eigen bijdrage (in artikel 14 van de verordening drempelbedrag genoemd) en door middel van een inkomensafhankelijke bijdrage (artikel 15 van de verordening en artikel 17 van de beleidsregels).

Het drempelbedrag is een vorm van een eigen bijdrage die opgelegd wordt gehanteerd bij ouders van leerlingen in het (Speciaal) Basisonderwijs en is gerelateerd aan de kosten van het openbaar vervoer binnen de kilometergrens. Deze grens is vastgesteld op zes kilometer. De bijdrage is leerlinggebonden en als ouders kunnen aantonen dat hun gezamenlijke inkomen minder is dan de vastgestelde inkomensgrens hoeven zij geen eigen bijdrage te betalen. Voor 2015-2016 ligt deze inkomensgrens op € 25.200,-. Dit wordt elk jaar aangepast aan de inflatie.  

Artikel 15 Verrekening eigen bijdrage

Als sprake is van een eigen bijdrage van de ouders en de ouders krijgen een vergoeding uitgekeerd van het college dan wordt de vergoeding minus de eigen bijdrage overgemaakt. Dit kan bijvoorbeeld als ouders geld ontvangen voor het aanschaffen van een abonnement voor het openbaar vervoer of een kilometervergoeding voor eigen vervoer ontvangen.

Artikel 16 Innen eigen bijdrage

In artikel 16 staat welke richtlijnen het college hanteert bij het betalen van de eigen bijdrage door ouders.

Met inkomen wordt bedoeld het verzamelinkomen van het gezin woonachtig op het zelfde adres als de leerling zoals bekend bij de Belastingdienst. Is het verzamelinkomen nog niet bepaald dat gaat het college uit van het laatst bepaalde belastbare jaarloon.

Het bedrag wordt in principe per leerling in rekening gebracht, tenzij anders vermeld. Als slechts een deel van het jaar een beroep wordt gedaan op het leerlingenvervoer (bijvoorbeeld na een verhuizing) dan wordt de eigen bijdrage naar evenredigheid berekend. Aan pleegouders kan wel een eigen bijdrage in rekening worden gebracht, maar het college heeft ervoor gekozen dit niet te doen. Voogdijinstellingen kunnen een aanvraag leerlingenvervoer indienen als zij de daadwerkelijke verzorging van het kind op zich hebben genomen. Bij hen kan geen eigen bijdrage worden vastgesteld, omdat zij geen inkomen in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting hebben.

Om te kunnen bepalen of de eigen bijdrage moet worden geheven, is het noodzakelijk dat door de aanvrager bij de aanvraag inkomensgegevens worden overlegd. Als deze gegevens ontbreken of aan de andere kant niet (volledig) kunnen worden beoordeeld, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld om binnen een bepaalde termijn alsnog deze gegevens aan te leveren. Als na afloop van deze termijn de gegevens nog niet ontvangen zijn, of zo van aard zijn dat deze niet op een juiste wijze inhoudelijk kunnen worden beoordeeld, gaat het college er van uit dat het inkomen van de aanvrager zodanig is dat de eigen bijdrage kan worden geheven.

Artikel 17 Inkomensafhankelijke bijdrage regulier basis onderwijs

In de Wet op het primair onderwijs is bepaald dat een inkomensafhankelijke bijdrage gevraagd mag worden, wanneer de afstand meer bedraagt dan 20 kilometer. Deze bijdrage mag volgens de wet alleen geheven worden van ouders van leerlingen die een school voor regulier basisonderwijs bezoeken.

Aan pleegouders kan wel een inkomensafhankelijke bijdrage regulier basisonderwijs in rekening worden gebracht, maar het college heeft ervoor gekozen dit niet te doen. Voogdijinstellingen kunnen een aanvraag leerlingenvervoer indienen als zij de daadwerkelijke verzorging van het kind op zich hebben genomen. Bij hen kan geen inkomensafhankelijke bijdrage regulier basisonderwijs worden vastgesteld, omdat zij geen inkomen in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting hebben.

Artikel 18 Bekostiging openbaar vervoer

In artikel 18 staat welke richtlijnen het college hanteert bij het vaststellen van het toe te kennen bedrag voor de reis van huis naar school en terug.

Het college gaat ervan uit dat een leerling van tien jaar en ouder in principe zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kan maken.

Artikel 19 Bekostiging eigen vervoer

Een belangrijke maatstaf bij de beoordeling van de aanvraag voor eigen vervoer is of dit vervoer voor het college goedkoper is dan aangepast vervoer. Het college bekostigt de kilometervergoeding voor de auto en niet per leerling. Dus als er twee kinderen uit hetzelfde gezin naar dezelfde school gaan ontvangen de ouders één keer een bekostiging. Daarnaast hoeft een gezin ook maar één keer de eigen bijdrage te betalen ongeacht hoeveel kinderen uit hetzelfde gezin vervoerd worden. Er wordt geen bekostiging verstrekt voor de kosten die ontstaan als de leerling ook tussen de middag of op andere tijden wordt vervoerd. 

Artikel 20 Het verstrekken van een persoonsgebonden budget (pgb)

Voor aangepast vervoer voor een leerling naar school kan de ouder in aanmerking komen voor een persoonsgebonden budget (pgb) als er recht bestaat op leerlingenvervoer en openbaar vervoer, eigen vervoer en aangepast vervoer geen passende voorziening is. Met het pgb kan de ouder vervoer inkopen.

Aan het verstrekken van een pgb zijn een aantal voorwaarden verbonden. Het pgb wordt toegekend op basis van een door ouders gemaakt vervoersplan, waarin is vastgelegd wie vervoert, hoe de verantwoording is geregeld en hoe de veiligheid van het kind is gewaarborgd tijdens het vervoer.

De facturen en de betaalbewijzen moeten voor een periode van minimaal 2 jaar bewaard worden. Het college kan de ouder vragen om verantwoording af te leggen over de besteding van het pgb. De ouder is verplicht om mee te werken. Werkt de ouder niet mee dan kan het pgb teruggevorderd worden. De pgb hoeft niet kostendekkend te zijn. Bepalend voor de hoogte van het pgb zijn de kosten die het aangepast vervoer met zich mee zou brengen.

Artikel 21 Structurele handicap

Een handicap kan als structureel worden bestempeld als deze langer dan drie maanden bestaat. Een gebroken been bijvoorbeeld ziet het college niet als handicap. De ouders zijn dan verantwoordelijk voor het vervoer naar en van school.

Artikel 22 Advies van deskundigen

Het college vraagt om een onderbouwing als bij de aanvraag leerlingenvervoer wordt aangegeven dat een leerling niet zelfstandig of onder begeleiding kan reizen op grond van een handicap. Het college accepteert een onderbouwing van bijvoorbeeld een specialist/behandelend arts (niet de huisarts), een orthopedagoog of een deskundige vanuit de school of het samenwerkingsverband. Deze onderbouwing mag niet ouder zijn dan één jaar.

Als ouders weigeren een onderbouwing te verstrekken of als over de aangeleverde medische beoordeling of verklaring twijfel bestaat, kan het college een onafhankelijk arts inschakelen voor een medische beoordeling. De ouders/verzorgers mogen hierbij aanwezig zijn en van te voren extra informatie aanleveren als zij dit wensen.

Niet de handicap is leidend maar de redenen waardoor de leerling niet zelfstandig of onder begeleiding kan reizen zijn van belang.

Voor kinderen die vastlopen in het reguliere onderwijs vanwege hun hoogbegaafdheid kennen wij alleen leerlingenvervoer toe als er door BIG geregistreerde deskundige geconstateerd is dat het kind voor zijn of haar ontwikkeling voltijds hoogbegaafde onderwijs, gegeven door gespecialiseerde deskundigen en in gezelschap van andere HB kinderen, nodig heeft. Wanneer deze vorm van onderwijs niet op een school binnen 6 kilometer wordt gegeven wordt, kunnen de ouders van deze specifieke groep kinderen in aanmerking komen voor een vergoeding voor eigenvervoer. Dit geldt alleen voor kinderen in het primair onderwijs.

Artikel 23 Wachtlijst dichtstbijzijnde school

Zolang er een wachtlijst bestaat op de dichtstbijzijnde school wordt deze school als niet toegankelijk gezien. Als de wachtlijst is opgelost kan de bekostiging beperkt worden tot aan de dichtstbijzijnde school, omdat deze weer toegankelijk is geworden.

Dit is ongeacht of de leerling vanaf dat moment ook daadwerkelijk de dichtstbijzijnde school gaat bezoeken. Ouders zijn vrij om hun kind naar elke school van hun keus te laten gaan, maar in het kader van het leerlingenvervoer wordt slechts een bekostiging voor de dichtstbijzijnde toegankelijke school verstrekt.

Artikel 24 Stagevervoer

Stage vormt een onderdeel van het onderwijsprogramma van een school en valt daardoor onder het leerlingenvervoer. De stageplekken liggen vrijwel altijd buiten de schoollocaties. Dat leidt tot een verhoging van de kosten. Omdat de stage kan plaatsvinden op tijden en/of locaties, die niet aansluiten bij het vervoer naar de school doet het college een dringend beroep op de scholen om de stageplaatsen zo dicht mogelijk bij de school of het huisadres van de leerling te zoeken en de stagetijden aan te laten aansluiten op de schooltijden.

Een stage is een opstap naar deelname in het maatschappelijk verkeer. Daarom kijkt het college kritisch naar de mogelijkheden van het openbaar vervoer of fiets. Dit bevordert de zelfredzaamheid van de leerling.

Voor leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs, uitstroomprofiel arbeidsmarkt, is sinds 1 augustus 2013 een stage verplicht. Deze stage geldt vanaf 14 jaar, met een maximum van vier dagen per week.

Artikel 25 Vervoer naar een andere locatie dan woning of school

Het vervoer naar iedere vorm van opvang na schooltijd en in de schoolvakanties, is een verantwoordelijkheid van de ouders en valt in principe niet onder de verordening Leerlingenvervoer. Het leerlingenvervoer is bedoeld voor het vervoer tussen de woning en de school en vice versa. Leerlingenvervoer is niet bedoeld om leerlingen na schooltijd te vervoeren naar een therapeut, buitenschoolse opvang, gastouder, etc.

In voorkomende gevallen kan hiervan afgeweken worden als dit in belang is van het kind. Het college kan advies vragen aan het Jeugd en Gezinsteam. Voorwaarde is dat het vervoer niet kostenverhogend werkt voor het college. Dit is bijvoorbeeld het geval als de locatie ligt op de route van school naar de woning.

Het vervoer moet wel op een vaste dag en vast tijdstip plaats vinden zodat de vervoerder het kan in plannen. De overige leerlingen in het vervoermiddel mogen geen onevenredig nadeel ondervinden.

Artikel 26 Hardheidsclausule

Van de in de beleidsregels leerlingenvervoer bepaalde artikelen kan het college afwijken door de hardheidsclausule toe te passen. Met alle feiten en omstandigheden kan rekening worden gehouden, zoals medische, pedagogische en sociale factoren. Als het voor een gezinssituatie beter is kan de hardheidsclausule worden toegepast om maatwerk te leveren.

Om precedentwerking te voorkomen moet de toepassing van de hardheidsclausule worden onderbouwd met argumenten die op de specifieke, concrete situatie van de ouders en/of de leerling betrekking hebben.

Ondertekening