Regeling vervallen per 01-07-2017

VERORDENING op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren

Geldend van 01-06-2016 t/m 30-06-2017

Intitulé

VERORDENING op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren

De RAAD van de gemeente Dordrecht;

gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 12 april 2016, kenmerk SO/1584948;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

b e s l u i t :

vast te stellen de navolgende

VERORDENING op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren

Afdeling I BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder

  • 1.

    autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een autodateaanbieder;

  • 2.

    autodateaanbieder: een rechtspersoon die motorvoertuigen voor autodate ter beschikking stelt en in het bezit is van een autodatevergunning;

  • 3.

    autodatedeelnemer: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die een overeenkomst heeft gesloten met een autodateaanbieder inzake autodate;

  • 4.

    autodatestandplaats: een vaste parkeerplaats die is aangewezen voor een motorvoertuig bestemd voor autodate en is aangeduid met verkeersbord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 en een onderbord met de vermelding "alleen autodate";

  • 5.

    autodatevergunning: een vergunning, afgegeven op kenteken, bestemd voor een autodateaanbieder, uitsluitend voor het gebruik van een autodatestandplaats;

  • 6.

    bedrijf: een door één of meer natuurlijke personen gevoerd, daadwerkelijk activiteiten kennend bedrijf of beroep, ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel of anderszins geregistreerd. Onder bedrijf wordt tevens en in ieder geval verstaan: naamloze vennootschap, besloten vennootschap, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap, maatschap, eenmanszaak, vrij beroep, overheidsinstelling, vereniging en stichting;

  • 7.

    beroeps- of bedrijfsvaartuig: een beroeps- of bedrijfsmatig gebruikt vaartuig;

  • 8.

    bewonersvergunning: een vergunning voor bewoners is een vergunninghouderssector, afgegeven op kenteken;

  • 9.

    bewonersbezoekvergunning: een vergunning voor bewoners in een vergunninghouderssector, waarmee een bewoner motorvoertuigen van zijn bezoekers kan laten parkeren;

  • 10.

    bezoekersvergunning: een vergunning, in de vorm van een kraskaart, die geldt voor drie uur parkeren, voor bewoners van door het college aan te wijzen gebieden en te gebruiken door bezoekers van deze bewoners op voor vergunninghouders bestemde parkeerplaatsen;

  • 11.

    centrale computer: de computer waarmee door of namens de gemeente parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon of andere communicatiemiddel, worden geregistreerd;

  • 12.

    college: het college van Burgemeester en Wethouders van Dordrecht;

  • 13.

    dienstenparkeerplaats: een vaste parkeerplaats die is aangewezen voor de houder van een dienstenvergunning en is aangeduid met verkeersbord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 en een onderbord met het kenteken van het motorvoertuig ten behoeve waarvan de vergunning is verleend;

  • 14.

    dienstenvergunning: een vergunning, afgegeven op kenteken, bestemd voor een in de gezondheidszorg werkzame persoon, uitsluitend voor gebruik op een dienstenparkeerplaats;

  • 15.

    digitale vergunning: elke vergunning, waaraan de vergunninghouder een digitale beheersfaciliteit heeft verbonden;

  • 16.

    houder: degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;

  • 17.

    kampeermiddel: een middel op twee of meer wielen dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief (nacht)verblijf;

  • 18.

    kampeermiddelvergunning: een vergunning ten behoeve van een kampeermiddel, afgegeven op kenteken, bestemd voor bewoners in een vergunninghouderssector;

  • 19.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen;

  • 20.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelmeters, centrale computer en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • 21.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats ten aanzien waarvan het parkeren wordt geregeld door parkeerapparatuur;

  • 22.

    parkeergelegenheid op eigen terrein (POET):

    • a.

      parkeerplaats(en) op een terrein of in een garage waarover de aanvrager kan beschikken op grond van eigendom, erfpacht, huur of ingebruikgeving, of

    • b.

      parkeerplaats(en) waarover de aanvrager kan beschikken op een terrein of in een garage waar in het kader van de verleende bouw- of omgevingsvergunning is overeengekomen dat deze is (zijn) bedoeld als parkeergelegenheid voor het gebouw waarvoor de bouw- of omgevingsvergunning is verleend;

    • c.

      voormalige parkeerplaats(en) op eigen terrein die door of vanwege de aanvrager een andere bestemming dan die van parkeerplaats heeft gekregen. Een parkeerplaats op een terrein dient ten minste 2,30 meter bij 5,50 meter en een parkeerplaats in een garage dient ten minste 2,65 meter bij 5,50 meter te zijn. Op een parkeerplaats, deel uitmakende van een bouw- of omgevingsvergunning, op een terrein of in een garage waarover de aanvrager kan beschikken waar in het kader van de verleende bouw of omgevings-vergunning is overeengekomen dat deze is (zijn) bedoeld als parkeergelegenheid voor het gebouw waarvoor de bouw- of omgevingsvergunning is verleend, zijn de genoemde afmetingen van de parkeerplaats niet van toepassing;

  • 23.

    parkeerplaats: een ten behoeve van parkeren aangemerkt deel van de openbare weg;

  • 24.

    pa rkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • 25.

    R VV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990 (Staatsblad 1990, 459);

  • 26.

    schippersvergunning: een vergunning, afgegeven op kenteken, bestemd voor de schipper van een beroeps- of bedrijfsvaartuig dat afgemeerd is in een vergunninghouderssector;

  • 27.

    tijdelijke vergunning: een vergunning, afgegeven op kenteken, bestemd voor bewoners of bedrijven met een parkeergelegenheid op eigen terrein in een vergunninghouderssector voor de duur van de werkzaamheden of activiteiten op, onder, in, boven, aan of nabij de weg door toedoen van derden waardoor geen gebruik kan worden gemaakt van de parkeergelegenheid op eigen terrein;

  • 28.

    vergunning: een door het college verleende vergunning, waarmee het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of vergunninghoudersplaatsen;

  • 29.

    vergunningbewijs: het schriftelijk bewijsstuk van een fysieke vergunning dat aan de vergunninghouder wordt verstrekt;

  • 30.

    vergunninghouder: een natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • 31.

    vergunninghoudersplaats: een parkeerplaats aangeduid met verkeersbord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 of een parkeerplaats gelegen binnen een zone aangeduid met verkeersbord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze parkeerplaats niet is uitgezonderd;

  • 32.

    vergunninghouderssector: een aangewezen gebied in de gemeente Dordrecht dat bestaat uit één of meerdere weggedeelte(n) dat is of die zijn aangewezen als bestemd voor het parkeren door vergunninghouders;

  • 33.

    vervangende vergunning: een vergunning voor de duur van 14 dagen, bestemd voor een vergunninghouder die door een calamiteit van het motorvoertuig tijdelijk een motorvoertuig met een ander kenteken berijdt;

  • 34.

    wachtlijst: de lijst van gegadigden voor een vergunning;

  • 35.

    weg(en): weg, als bedoeld in artikel 1 eerste lid onder b van de WVW 1994 (alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten);

  • 36.

    woonboot: een boot, niet zijnde een pleziervaartuig, met de eigenschappen van een zelfstandige woning;

  • 37.

    WVW 1994: de Wegenverkeerswet van 21 april 1994 (Staatsblad 1994, 475);

  • 38.

    zakelijke vergunning: een vergunning voor bedrijven in een vergunninghouderssector, afgegeven op kenteken;

  • 39.

    zelfstandige woning: een woning welke een eigen toegang heeft en welke de bewoner kan bewonen zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woning. Het is een woning met:

    - eigen (afsluitbare) voordeur;

    - eigen toilet;

    - eigen badkamer;

    - eigen keuken.

Afdeling II PLAATSEN VOOR VERGUNNINGHOUDERS, VERGUNNINGEN EN VERGUNNINGBEWIJZEN

Artikel 2

  • 1.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor parkeren door vergunninghouders.

  • 2.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3

  • 1.

    Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op vergunninghoudersplaatsen en/of parkeerapparatuurplaatsen.

    Een vergunning kan worden verleend aan:

    • a.

      de eigenaar of houder van een motorvoertuig die woont in een gebied waar vergunninghoudersplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn;

    • b.

      de eigenaar of houder van een motorvoertuig die bedrijf uitoefent in een gebied waar vergunninghoudersplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en die aantoont dat het in het belang van diens bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te kunnen parkeren;

    • c.

      de door het college erkende aanbieder van een motorvoertuig bestemd voor autodate;

    • d.

      de eigenaar of houder van een motorvoertuig die in de gezondheidszorg werkzaam is en die aantoont dat het in het belang van diens beroepsuitoefening noodzakelijk is een motorvoertuig te kunnen parkeren;

    • e.

      de eigenaar of houder van een motorvoertuig wanneer deze tijdelijk door het niet beschikbaar zijn van parkeerplaatsen moet kunnen parkeren in een gebied waar vergunninghoudersplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn.

    • 2.

      Het college kan in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan eigenaren of houders van motorvoertuigen die niet voldoen aan één van de in het eerste lid genoemde voorwaarden.

    • 3.

      Het college kan aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

    • 4.

      Het college kan aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte. Aan een vergunning voor categorie III kan het college voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer, waaronder mede wordt begrepen het stimuleren van selectief autogebruik.

    • 5.

      Het college bepaalt één keer per jaar, bij openbaar te maken besluit, welk maximum aantal vergunningen per vergunninghouderssector kan worden uitgegeven. Wanneer dit aantal is bereikt, wordt voor de betreffende vergunninghouderssector een wachtlijst opgesteld.

    • 6.

      Het college is bevoegd nadere regels te stellen betreffende het aanvragen, het verlenen en het gebruik van een vergunning.

Artikel 4

  • 1.

    Een vergunning wordt voor maximaal 6 maanden verleend.

  • 2.

    Voor niet-digitale vergunningen wordt aan de vergunninghouder een vergunningbewijs verstrekt. Het vergunningbewijs bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor het vergunningbewijs geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend of, indien het motorvoertuig geen kenteken heeft, andere kenmerken van het motorvoertuig of, indien de vergunning nog niet op kenteken wordt verleend, de naam van de vergunninghouder.

Artikel 5

Het college kan een verleende vergunning intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder het gebied waarvoor de vergunning is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende bedrijf beëindigt;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in één van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

  • e.

    wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • f.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • g.

    om redenen van openbaar belang;

  • h.

    bij het niet (volledig) nakomen van het bepaalde bij of krachtens deze verordening;

Artikel 6

Het college kan een vergunningaanvraag weigeren indien:

  • a.

    de aanvrager de beschikking heeft over parkeergelegenheid op eigen terrein of de mogelijkheid heeft daarover te beschikken;

  • b.

    de aanvrager beschikt over een gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats;

  • c.

    een vergunning van de aanvrager in het jaar voorafgaande aan de beslissing op de aanvraag wegens het handelen in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften of het verstrekken van onjuiste gegevens is ingetrokken;

  • d.

    de aanvrager in de twee jaar voorafgaande aan de beslissing op de aanvraag gebruik heeft gemaakt van een vervalsing of onrechtmatige kopie van een vergunning.

Afdeling III REGELS VOOR VERGUNNINGEN

Artikel 7

De aanvrager is verplicht de bij de vergunningaanvraag of als gevolg van een (her)onderzoek gevraagde bescheiden te overleggen.

Artikel 8

  • 1.

    De vergunninghouder is verplicht om wijzigingen in omstandigheden die relevant waren voor het besluit de vergunning te verlenen terstond schriftelijk te melden aan het college.

  • 2.

    Een vergunning is niet overdraagbaar en kan niet worden overgeschreven op naam van een andere natuurlijk persoon of rechtspersoon zonder haar geldigheid te verliezen.

  • 3.

    Vanaf het moment dat een vergunninghouder door of namens het college in de gelegenheid wordt gesteld langs elektronische weg wijzigingen in de kenmerken van de vergunning in te voeren, is de vergunninghouder volledig verantwoordelijk voor het up-to-date houden van de kenmerken van zijn vergunning(en).

Afdeling IV VERBODSBEPALINGEN

Artikel 9

  • 1.

    Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan op:

    • a.

      een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      een vergunninghoudersplaats.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid mag op een vergunninghoudersplaats of een mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaats naast een motorvoertuig ook een aanhangwagen worden geplaatst, mits deze is voorzien van een vergunning.

  • 3.

    Het is verboden een voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 4.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 10

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven, in werking te stellen.

Artikel 11

  • 1.

    Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een vergunninghoudersplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning en in het geval een fysieke vergunning is afgegeven;

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling V STRAFBEPALING

Artikel 12

Overtreding van het bepaalde in afdeling IV of van de krachtens artikel 3, zesde lid, van deze verordening vastgestelde nadere regels wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

Afdeling VI OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 13

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de in artikel 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren en de door het college daartoe aangewezen personen.

Artikel 14

  • 1.

    De Parkeerverordening Dordrecht, vastgesteld bij raadsbesluit op 9 december 2014, wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum van inwerkingtreding, met dien verstande dat vergunningen welke zijn verleend krachtens de Parkeerverordening Dordrecht, worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: "Parkeerverordening Dordrecht".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 10 mei 2016.

De griffier, De voorzitter,

A.E.T. Wepster A.A.M. Brok