Regeling vervallen per 04-11-2011

Overlastverordening horeca- en aanverwante bedrijven 2006

Geldend van 06-10-2006 t/m 03-11-2011

Intitulé

Overlastverordening horeca- en aanverwante bedrijven 2006

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Drank- en Horecawet;

  • b.

    de verordening: de Drank- en Horecaverordening;

  • c.

    horecabedrijf: voor publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of anders dan om niet logies worden verstrekt, alcoholvrije of alcoholhoudende dranken worden verstrekt of rookwaren of spijzen voor consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt;

  • d.

    afhaalcentrum: winkel waarin bedrijfsmatig, of anders dan om niet en waar voor gebruik elders dan ter plaatse spijzen voor directe consumptie, al dan niet in combinatie met dranken, worden bereid en/of verstrekt. De verkoop van spijzen voor directe consumptie is hierbij geen ondergeschikte nevenfunctie of branchevreemde service;

  • e.

    growshop: een voor publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, of anders dan om niet, handelingen en werkzaamheden worden verricht die verband houden met, dan wel inherent zijn aan het exploiteren van hetgeen in het maatschappelijk verkeer wordt aangeduid als een growshop;

  • f.

    inrichting: de lokaliteiten waarin het horecabedrijf, het afhaalcentrum of de growshop wordt geëxploiteerd, alsmede een bijbehorend terras en de andere aangehorigheden;

  • g.

    ondernemer: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon voor wiens rekening en risico het horecabedrijf, het afhaalcentrum of de growshop wordt uitgeoefend;

  • h.

    leidinggevende:

    • 1.

      de natuurlijke persoon of bestuurders van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico het horecabedrijf, het afhaalcentrum of de growshop wordt geëxploiteerd;

    • 2.

      de natuurlijke persoon, die algemene leiding geeft aan een onderneming, waarin het horecabedrijf, het afhaalcentrum of de growshop wordt geëxploiteerd;

    • 3.

      de natuurlijke persoon, die onmiddellijke leiding geeft aan het horecabedrijf, het afhaalcentrum of de growshop;

  • i.

    publiek: een ieder die zich in de inrichting bevindt, met uitzondering van:

    • 1.

      de levenspartner en de kinderen van de leidinggevende(n), alsmede diens elders wonende bloed- en aanverwanten of die van zijn levenspartner, in de rechte lijn onbeperkt, in de zijlijn tot en met de derde graad;

    • 2.

      de personen wier aanwezigheid in de betreffende inrichting wegens dringende redenen vereist is;

    • 3.

      de personen die voorkomen in het register als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 2 Exploitatie horecabedrijf of growshop

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een horecabedrijf of growshop te exploiteren.

  • 2. Degene die een horecabedrijf of growshop opricht, overneemt of verplaatst, is bovendien verplicht dit binnen 5 werkdagen daarna schriftelijk mede te delen aan de burgemeester.

  • 3. Voor growshops kunnen maximaal 3 vergunningen worden verleend (maximumstelsel).

  • 4. De burgemeester is bevoegd een gebied aan te wijzen waarbinnen het ter voorkoming of opheffing van overlast, in het belang van de openbare orde, of ter voorkoming of opheffing van verstoring van het woon- en leefklimaat verboden is zonder vergunning van de burgemeester een afhaalcentrum te exploiteren. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Binnen een op grond van lid 4 aangewezen gebied is de burgemeester ter voorkoming of opheffing van overlast, in het belang van de openbare orde, of ter voorkoming of opheffing van verstoring van het woon- en leefklimaat bevoegd een maximum te stellen aan het aantal te verlenen vergunningen voor afhaalcentra.

Hoofdstuk 2 Overlastvergunning

Artikel 3 Aanvraag vergunning

  • 1. Een aanvrage ter verkrijging van een vergunning ingevolge de wet of een verlof ingevolge de verordening, wordt beschouwd als een aanvrage ingevolge deze verordening.

  • 2. In gevallen niet voorzien in het eerste lid, geldt dat voor het verkrijgen van een overlastvergunning, een schriftelijke aanvrage bij de burgemeester moet worden ingediend.

  • 3. Bij een schriftelijke aanvrage ingevolge het onder het tweede lid bepaalde, moet een verklaring omtrent het gedrag van alle leidinggevenden worden overlegd.

  • 4. De burgemeester kan nadere regels vaststellen omtrent de nadere gegevens en bescheiden die bij een vergunningsaanvraag moeten worden overlegd.

  • 5. Per inrichting wordt niet meer dan een aanvrage tegelijk in behandeling genomen.

Artikel 4 Beslissing op de aanvraag

  • 1. Op de aanvrage wordt door de burgemeester binnen twaalf weken na ontvangst hiervan beslist.

  • 2. De burgemeester kan de beslissing eenmaal voor ten hoogste twaalf weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager van de vergunning.

  • 3. De vergunning wordt uitsluitend verleend aan en op naam gezet van de ondernemer, zoals omschreven in artikel 1 onder g van deze verordening. De vergunning is niet overdraagbaar.

  • 4. De overlastvergunning of een afschrift daarvan dient duidelijk zichtbaar in de inrichting aanwezig te zijn.

Artikel 5 Voorschriften

  • 1. De burgemeester kan aan de vergunning voorschriften verbinden.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde voorschriften kunnen onder meer betrekking hebben op:

    • a.

      de openings- en sluitingstijden van het horecabedrijf, het afhaalcentrum of de growshop;

    • b.

      de verkoop van producten, dranken en etenswaren;

    • c.

      de wijze waarop handelsreclame mag worden gevoerd.

  • 3. De aan de vergunning verbonden voorschriften kunnen door de burgemeester worden gewijzigd. Daarnaast kan de burgemeester nieuwe voorschriften aan de vergunning verbinden.

  • 4. Op de voorbereiding van een besluit tot het verbinden van nieuwe dan wel gewijzigde voorschriften aan de vergunning, als bedoeld in het tweede lid, is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing, met dien verstande dat:

    • a.

      het conceptbesluit gedurende vier weken ter inzage ligt;

    • b.

      gedurende de termijn van terinzagelegging een ieder schriftelijk zijn zienswijze omtrent het conceptbesluit kenbaar kan maken;

    • c.

      de burgemeester binnen vier weken na afloop van de termijn van terinzagelegging een definitief besluit neemt.

  • 5. Het definitieve besluit, met daarin de nieuwe dan wel gewijzigde voorschriften, wordt gepubliceerd in het huis-aan-huis blad van de gemeente Helmond.

  • 6. Indien de vereiste spoed zich daartegen verzet, kan de burgemeester de in het vierde en vijfde lid genoemde procedure buiten toepassing laten en direct gewijzigde of nieuwe voorschriften aan de vergunning verbinden.

Artikel 6 Weigeringsgronden

  • 1. De burgemeester weigert de vergunning, indien:

    • a.

      de vestiging of exploitatie van het horecabedrijf, het afhaalcentrum of de growshop in strijd is met het vigerende bestemmingsplan;

    • b.

      de ondernemer en/of een van de leidinggevenden betrokken is geweest bij de exploitatie van een horecabedrijf, afhaalcentrum of growshop welke wegens de verstoring of de dreigende verstoring van de openbare orde, binnen drie jaar voor het indienen van de liggende aanvraag, gesloten is geweest;

    • c.

      een leidinggevende de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt;

    • d.

      zich in de betreffende inrichting feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat de exploitatie gevaar oplevert of op zal gaan leveren voor de openbare orde;

    • e.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvrage vermelde overeenkomt;

    • f.

      het in artikel 2, derde lid gestelde of het op basis van het vijfde lid gestelde maximum aantal inrichtingen is bereikt.

  • 2. De burgemeester kan de vergunning weigeren, indien:

    • a.

      een leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

    • b.

      naar het oordeel van de burgemeester moet worden aangenomen dat de aanwezigheid van de inrichting leidt tot een ontoelaatbare verstoring van het woon- en leefklimaat;

    • c.

      in de betreffende inrichting middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet worden gebruikt of, al dan niet tegen betaling, worden verstrekt dan wel zullen worden gaan gebruikt of verstrekt.

  • 3. Bij de toepassing van de in het tweede lid onder b genoemde weigeringsgrond, houdt de burgemeester rekening met:

    • a.

      het karakter van de straat en van de wijk waarin het horecabedrijf, het afhaalcentrum of de growshop is gelegen of zal komen te liggen;

    • b.

      de aard van het horecabedrijf, het afhaalcentrum of de growshop;

    • c.

      de spanning waaraan het woon- en leefklimaat ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van het horecabedrijf, het afhaalcentrum of de growshop.

Artikel 7 Intrekkingsgronden

  • 1. De burgemeester trekt de vergunning in, indien:

    • a.

      blijkt dat de overlastvergunning tengevolge van onjuiste of onvolledige gegevens en bescheiden is verleend;

    • b.

      er zich in of vanuit de betreffende inrichting activiteiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert of op zal leveren voor de openbare orde of een bedreiging vormen voor het woon- en leefklimaat in de omgeving van de inrichting;

    • c.

      een leidinggevende, dan wel een door de ondernemer ingehuurde portier, zich schuldig maakt aan discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook;

    • d.

      een leidinggevende in laatste vijf jaren voorafgaande aan het nemen van het intrekkingsbesluit onherroepelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf , dan wel een geldboete van € 500,-- of meer, terzake van handel in harddrugs, vuurwapenhandel, verboden wapenbezit, geweldpleging, heling, discriminatie, betrokkenheid bij of deelname aan een criminele organisatie of groothandel in (soft)drugs.

  • 2. De burgemeester kan de vergunning intrekken, indien:

    • a.

      gehandeld wordt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen;

    • b.

      in de betreffende inrichting middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet worden gebruikt of, al dan niet tegen betaling, worden verstrekt;

    • c.

      het in artikel 4, vierde lid van deze verordening gestelde gebod wordt overtreden;

    • d.

      er sprake is van een gewijzigde exploitatie waarvoor geen nieuwe vergunning is aangevraagd.

Hoofdstuk 3 Strafbepalingen

Artikel 8 Sluiting van inrichtingen

  • 1. De burgemeester kan een inrichting, al dan niet voor een bepaalde termijn, sluiten indien:

    • a.

      de inrichting wordt geëxploiteerd zonder een geldige overlastvergunning;

    • b.

      de inrichting wordt geëxploiteerd in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

    • c.

      indien de burgemeester oordeelt dat een van de in artikel 7 genoemde situaties waarin de intrekking van de vergunning mogelijk is, zich voordoet.

  • 2. De sluiting wordt geacht in het openbaar bekend te zijn gemaakt, zodra een afschrift van het bevel tot sluiting op of nabij de toegang of toegangen van de inrichting is aangebracht.

  • 3. Een sluiting voor onbepaalde duur kan op aanvraag van een belanghebbende door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.

  • 4. Het is de ondernemer van de inrichting verboden om na het van kracht worden van de sluiting als bedoeld in het eerste lid, publiek tot de inrichting toe te laten of aldaar te laten verblijven.

  • 5. Het is een ieder verboden in een bij besluit van de burgemeester gesloten inrichting als publiek te verblijven.

Artikel 9 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2 (twee), 5 (vijf) en 8 (acht), wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie zoals gedefinieerd in artikel 23, vierde lid van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 10 Bijgewerkt verzamelbesluit diverse wijzigingen, 7 december 2004, bijlage 233

Toezicht

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: de politieambtenaren van de Regiopolitie Brabant-Zuidoost en de Koninklijke marechaussee Noord-Brabant/Limburg, voorzover zij werkzaam zijn binnen een territoriaal onderdeel dat een deel van de gemeente Helmond omvat, alsmede de ambtenaren van de afdeling Preventie van de gemeentelijke Brandweer, de ambtenaren van de Milieudienst Regio Eindhoven, de ambtenaren van de afdeling Bestuurs- en Juridische Zaken van de dienst Middelen en Ondersteuning, de ambtenaren van de afdeling Bouwen en Wonen van de dienst Stedelijke ontwikkeling en beheer en de ambtenaren van de Stichting Stadswacht Helmond voor wat betreft de door de gemeente aan haar opgedragen taken.

  • 2.

    Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van de burgemeester aan te wijzen personen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 11 Overgangsbepaling

  • 1. Horecabedrijven waarvoor ingevolge de Overlastverordening horecahorecabedrijven 2002 reeds een overlastvergunning is verleend door de burgemeester, worden beschouwd als inrichtingen waarvoor op grond van deze verordening eveneens een overlastvergunning is verleend.

  • 2. De ondernemer die reeds een growshop exploiteert op het moment van inwerkingtreding van de Overlastverordening horeca- en aanverwante bedrijven 2006 krijgt in afwijking van artikel 6, eerste lid, onder f jo artikel 2, derde lid een overlastvergunning, indien de vergunning binnen 6 weken na de inwerkingtreding van de Overlastverordening horeca- en aanverwante bedrijven 2006 aangevraagd wordt en er zich geen andere weigeringsgronden als genoemd in artikel 6 voordoen.

Artikel 12 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als: Overlastverordening horeca- en aanverwante bedrijven 2006.

  • 2. Deze verordening treedt in werking 3 dagen na bekendmaking.

  • 3. Op het tijdstip genoemd in het tweede lid, wordt de Overlastverordening horecabedrijven 2002, vastgesteld bij besluit van 5 februari 2002, ingetrokken.

Ondertekening

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 6 juni 2006
De raad voornoemd,
De voorzitter,
De secretaris,
Bekend gemaakt op:
3 oktober 2006
De gemeentesecretaris
Mr. A.C.J.M. de Kroon