Regeling vervallen per 23-10-2024

Exploitatieverordening gemeente Bernheze 2003

Geldend van 01-05-2007 t/m 22-10-2024

Intitulé

Exploitatieverordening gemeente Bernheze 2003

Geconsolideerde tekst van de regeling

De raad van de gemeente Bernheze;

gezien het bijbehorende voorstel van burgemeester en wethouders van 17 juni 2003;

gezien het advies van de commissie Ruimtelijke Zaken van 9 september 2003;

gelet op de Gemeentewet, Algemene wet bestuursrecht en artikel 42 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening;

besluit:

vast te stellen de volgende

Titeldeel 1 verordening, houdende de voorwaarden waaronder de gemeente medewerking zal verlenen aan het in exploitatie brengen van gronden (exploitatieverordening).

Afdeling I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    Medewerking verlenen aan het in exploitatie brengen van gronden: het door of met medewerking van de gemeente treffen van voorzieningen van openbaar nut, waardoor de in het exploitatiegebied gelegen onroerende zaken worden gebaat.

  • b.

    Exploitatiegebied: een als zodanig aangewezen gebied, waarbinnen de onroerende zaken zijn gelegen die worden gebaat door de voorzieningen van openbaar nut die door of met medewerking van de gemeente worden getroffen.

  • c.

    Exploitant: de eigenaar of de rechthebbende van een in het exploitatiegebied gelegen onroerende zaak die als gevolg van het door of met medewerking van de gemeente treffen van voorzieningen van openbaar nut wordt gebaat.

  • d.

    Kostenbegroting: begroting van kosten en opbrengsten op basis waarvan de door een exploitant verschuldigde exploitatiebijdrage wordt vastgesteld.

Artikel 2 Voorzieningen van openbaar nut

Tot het treffen van voorzieningen van openbaar nut waardoor onroerende zaken worden gebaat, worden gerekend:

  • 1.

    De aanleg binnen een exploitatiegebied van hieronder vermelde werken en werkzaamheden:

    • a.

      het dempen van sloten en het verrichten van grondwerken met inbegrip van het egaliseren, ophogen en afgraven;

    • b.

      riolering met inbegrip van bijbehorende werken;

    • c.

      wegen, parkeergelegenheden, pleinen, trottoirs, voet- en rijwielpaden, waterpartijen, watergangen, bruggen, tunnels en andere rechtstreeks met de aanleg van deze voorzieningen van openbaar nut en kunstwerken verband houdende werken;

    • d.

      plantsoenen en andere groenvoorzieningen, waaronder begrepen de aanleg en inrichting van openbare speelplaatsen en speelweiden alsmede de sierende elementen die rechtstreeks voortvloeien uit een juiste uitvoering van een verzorgd bestemmingsplan;

    • e.

      openbare verlichting en brandkranen met de nodige aansluitingen;

    • f.

      het verrichten van bodemonderzoek en -sanering, voorzover het de ondergrond van voorzieningen van openbaar nut betreft en voorzover de daarmee verband houdende kosten niet op een andere wijze kunnen worden verhaald;

    • g.

      het treffen van milieutechnische noodzakelijke maatregelen en voorzieningen van openbaar nut ter uitvoering van een bestemmingsplan;

    • h.

      alle overige werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor een doeltreffende aanleg van voorzieningen van openbaar nut.

  • 2.

    De aanleg van onder 1. vermelde werken en werkzaamheden buiten exploitatiegebied, voorzover de binnen het exploitatiegebeid liggende onroerende zaken hierdoor direct dan wel indirect worden gebaat.

Afdeling II exploitatie op initiatief van de gemeente

Artikel 3 Uitvoering van voorzieningen van openbaar nut

  • 1 De in artikel 2 genoemde voorzieningen van openbaar nut worden uitsluitend door de gemeente aangelegd, tenzij deze behoren tot de taken van een ander publiekrechtelijk lichaam.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders besluiten de gehele of gedeeltelijke uitvoering van de door de gemeente aan te leggen voorzieningen van openbaar nut aan de exploitant over te laten, indien vaststaat dat een goede uitvoering is gewaarborgd.

  • 3 In het geval zoals bedoeld in het tweede lid, is het bepaalde in de artikelen 4 tot en met 8 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4 Vaststelling kostenverhaalbesluit

  • 1 Voordat met het treffen van de in artikel 2 genoemde voorzieningen van openbaar nut wordt aangevangen, wordt door de gemeenteraad een kostenverhaalbesluit vastgesteld, waarin wordt aangegeven op welke wijze en tot welke omvang de aan die voorzieningen verbonden kosten zullen worden verhaald. Het besluit wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 139 van de Gemeentewet.

  • 2 Het in het eerste lid genoemde besluit bevat in ieder geval de volgende onderdelen:

    • a.

      aanduiding van het exploitatiegebied en aanwijzing van de daarin gelegen en gebate onroerende zaken;te standplaatsen;

    • b.

      omschrijving van de van gemeenteweg uit te voeren voorzieningen van openbaar nut;

    • c.

      een kostenbegroting verband houdende met de uitvoering van de onder b. genoemde voorzieningen van openbaar nut, zoals bedoeld in artikel 5. In afwijking van het bepaalde in de vorige volzin kan in het besluit zoals bedoeld in het eerste lid, worden bepaald dat de kostenbegroting op een later tijdstip wordt vastgesteld. Het besluit tot vaststelling van de kostenbegroting wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 139 van de gemeentewet.

  • 3 In het kostenverhaalbesluit wordt aangegeven dat, wat betreft de door de gemeente in eigendom verkregen in het exploitatiegebied liggende onroerende zaken, het verhaal van kosten zoveel mogelijk plaatsvindt via de gronduitgifte.

  • 4 In het kostenverhaalbesluit wordt aangegeven dat, wat betreft de niet door de gemeente in eigendom verkregen en in het exploitatiegebied liggende gebate onroerende zaken, het verhaal van kosten in beginsel plaatsvindt op basis van een overeenkomst zoals bedoeld in artikel 7 van deze verordening. Tevens wordt bepaald dat, ingeval op enigerkei wijze niet kan worden gekomen tot het aangaan van een overeenkomst zoals bedoeld in artikel 7 van deze verordening, het kostenverhaal in daarvoor in aanmerking komende gevallen kan plaatsvinden doormiddel van de vaststelling van een baatbelasting.

Artikel 5 De kostenbegroting

  • 1 De kostenbegroting bevat in elk geval de volgende gegevens:

    • 1.

      Een raming van de met het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden verband houdende kosten, te weten:

      • a.

        de inbrengwaarde van de binnen het exploitatiegebied gelegen gronden, zijnde de waarde van de grond vermeerderd met de waarde van de opstallen die voor de verwezenlijking van de bestemming niet gehandhaafd kunnen worden, en met de kosten van vrijmaken van opstallen - met inbegrip van de zich in de grond bevindende resten, zoals funderingen, leidingen en kabels - persoonlijke rechten en lasten, eigendom, bezit of beperkt recht, zakelijke lasten alsmede de kosten van schadevergoedingen;

      • b.

        de kosten van plantonwikkeling, -voorbereiding, -beheer en -toezicht. Onder deze kosten wordt ten minste verstaan: de kosten verband houdende met het opstellen van structuur- en bestemmingsplannen, het opstellen van planmatige uitwerkingen of wijzigingen, het vervaardigen van besluiten tot het verlenen van vrijstelling voor zoveel deze nodig zijn voor het in exploitatie brengen van gronden binnen het exploitatiegebied;

      • c.

        de kosten van de in artikel 2 genoemde voorzieningen van openbaar nut, voorzover deze verband houden met het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden binnen het exploitatiegebied, alsmede de daarmee verband houdende kosten van onderzoeken, voorbereiding en toezicht;

      • d.

        de kosten van het gemeentelijk apparaat, voorzover dit rechtstreeks aan het in exploitatie brengen van gronden kan worden toegerekend;

      • e.

        de rente van geïnvesteerde kapitalen en overige lasten verminderd met renteopbrengsten;

      • f.

        overige kosten die in beginsel ten laste van de grondexploitatie behoren te worden gebracht.

    • 2.

      Een raming van de met het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden verband houdende opbrengsten, bestaande uit:

      • a.

        doelsubsidies;

      • b.

        verkoop van gronden;

      • c.

        bijdragen in de kosten van aanleg van voorzieningen van openbaar nut, hetzij via overeenkomst hetzij via baatbelasting;

      • d.

        overige bijdragen.

    • 3.

      De wijze van toerekening van de totale onder sub 1. en 2. van dit artikel bedoelde kosten en opbrengsten aan de onroerende zaken in het exploitatiegebied naar de mate van de baat die de onroerende zaken hebben van het samenhangend geheel van voorzieningen van openbaar nut, zoals bedoeld in artikel 2 van deze verordening. De mate van baat wordt aangeduid met inachtneming van hetgeen hieromtrent in artikel 6 is bepaald.

  • 2 Voor de opstelling van de kostenbegroting wordt ervan uitgegaan, dat het exploitatiegebied in zijn geheel door de gemeente in exploitatie zal worden gebracht.

  • 3 Periodiek wordt nagegaan of optredende loon- en/of prijswijzigingen dan wel andere optredende wijzigingen met betrekking tot het in exploitatie brengen van gronden binnen het exploitatiegebied aanleiding geven om de kostenbegroting te herzien.

  • 4 Het bepaalde in het eerste lid, onder 1. sub a. is niet van toepassing ten aanzien van de binnen een exploitatiegebied gelegen en gebate gronden die als gevolg van de voorzieningen van openbaar nut niet geschikt worden voor bebouwing.

  • 5 Naast het bepaalde in het vierde lid wordt de raming van de in het eerste lid onder sub a. bedoelde inbrengwaarde van de gronden beperkt tot de gronden die zijn bestemd voor het treffen van voorzieningen van openbaar nut, ingeval er sprake is van een exploitatiegebied waarvoor geldt dat de voorzieningen van openbaar nut niet in hoofdzaak gericht zijn op het geschikt maken voor bebouwing van onroerende zaken.

Artikel 6 Grondslag voor toerekening baat

  • 1 Voor de toerekening van de baat wordt als rekeneenheid gebruikt het gemiddelde bedrag van de ten nutte van het exploitatiegebied gemaakte of te maken afspraken per m2 grondoppervlakte.

  • 2 Onder de grondoppervlakte, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan de kadastrale oppervlakte van de gebate onroerende zaken, waar mogelijk ingedeeld naar de in een bestemmingsplan opgenomen geprojecteerde kavels (bouw)grond, vermenigvuldigd met factoren voor ligging en bestemming en objectieve gebruiksmogelijkheid, waarin de baat van de van gemeentewege getroffen voorzieningen van openbaar nut tot uitdrukking komt.

  • 3 Ingeval de toerekening op basis van m2 grondoppervlakte onvoldoende uitdrukking geeft aan de in het exploitatiegebied opgenomen verschillen in toerekening van baat, geschiedt de toerekening op basis van een nader in de kostenbegroting zoals bedoeld in artikel 5 te bepalen grondslag die voorziet in de aanwezige verschillen in baat.

Artikel 7 Inhoud exploitatieovereenkomst

  • 1 Het verhaal van kosten van het treffen van voorzieningen van openbaar nut vindt, wat betreft de in het exploitatiegebied liggende onroerende zaken die niet in eigendom zijn van de gemeente, indien dienaangaande tot overeenstemming kan worden gekomen met de exploitant, plaats op basis van een exploitatieovereenkomst. Van de exploitatieovereenkomst wordt een akte opgemaakt. Indien het afstand doen van gronden, zoals bedoeld in het derde lid, onder d., onderdeel uitmaakt van de overeenkomst, wordt hiervan een notariële akte opgemaakt.

  • 2 Burgemeester en wethouders besluiten tot het aangaan van een exploitatieovereenkomst nadat een kostenbegroting zoals bedoeld in artikel 5, is vastgesteld.

  • 3 De overeenkomst, zoals bedoeld in het eerste lid, bevat in ieder geval bepalingen omtrent:

    • a.

      de aard en omvang van de door de gemeente te treffen voorzieningen van openbaar nut;

    • b.

      het tijdvak waarbinnen de onder a. genoemde voorzieningen zullen worden uitgevoerd;

    • c.

      de ten laste van de exploitant komende bijdrage, vastgesteld volgens de artikelen 5 en 6; d. in voorkomende gevallen het afstand doen van gronden aan de gemeente, voorzover die gronden zijn bestemd voor de aanleg c.q. aanpassing van voorzieningen van openbaar nut.

  • 4 In het geval toepassing is gegeven aan artikel 3, tweede lid, kan in de exploitatieovereenkomst, onverminderd het gestelde in het derde lid, worden bepaald dat:

    • a.

      ten behoeve van de door exploitant uit te voeren werken een aannemingsovereenkomst wordt gesloten, waarbij de gemeente als opdrachtgever en de exploitant als aannemer wordt aangemerkt en de directievoering en het toezicht op de door de exploitant uit te voeren werken geschieden door of vanwege de gemeente.

    • b.

      de aanneemsom in de onder a. genoemde overeenkomst wordt vastgesteld op een profarmabedrag van € 1,00, zulks met inachtneming van hetgeen in artikel 8, derde lid is bepaald.

Artikel 8 Vaststelling exploitatiebijdrage

  • 1 De in artikel 7 bedoelde exploitant betaalt als bijdrage in de kosten van voorzieningen van openbaar nut het bedrag dat volgens de in de artikelen 5 en 6 opgenomen wijze aan zijn onroerende zaak wordt toegerekend, vermeerderd met de kosten op de afstand van de in artikel 7, derde lid sub d. bedoelde gronden vallende en de kosten van kadastrale uitmeting, verminderd met de inbrengwaarde zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid sub 1. onder a. van de bij de exploitant in eigendom zijnde of door exploitant in eigendom te verkrijgen gebate gronden en van de gronden die zijn bestemd voor het treffen van voorzieningen van openbaar nut en door exploitant aan de gemeente worden afgestaan.

  • 2 De waarde van de door de exploitant ingebrachte grond, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt door de gemeente in overeenstemming met de exploitant op basis van taxatie vastgesteld. Bij het ontbreken van overeenstemming wordt de waarde van de gronden vastgesteld door een commissie van drie deskundigen, van wie een aan te wijzen door de gemeente, een door de exploitant en een door de beide reeds aangewezen deskundigen. Wordt over de aanwijzing van laatstgenoemde deskundige geen overeenstemming verkregen, dan maken de aangewezen deskundigen tezamen dit bekend aan de opdrachtgevers, waarna de meeste gerede partij, onder bekendmaking aan de wederpartij, de kantonrechter in het kanton waartoe de gemeente behoort, kan verzoeken deze deskundige te benoemen.

  • 3 In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel wordt in het geval toepassing wordt gegeven aan artikel 3, tweede lid, de ten laste van de exploitant komende bijdrage als volgt bepaald:

    • a.

      de bijdrage zoals deze op grond van de in de artikelen 5 en 6 opgenomen wijze aan zijn onroerende zaak wordt toegerekend, wordt vermeerderd met de kosten op de afstand van de in artikel 7, derde lid sub d. bedoelde gronden vallende en de kosten van kadastrale uitmeting;

    • b.

      de onder a. genoemde bijdrage wordt verminderd met:

      • 1.

        de inbrengwaarde van alle tot de onroerende zaak van exploitant behorende gronden. Het bepaalde in het tweede lid van dit artikel is van overeenkomstige toepassing;

      • 2.

        het in de kostenbegroting opgenomen bedrag aan kosten, zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid, sub 1 onder b. tot en met f., voorzover de uitvoering van de daarmee verband houdende werken en werkzaamheden voor risico en rekening komt van de exploitant.

  • 4 Indien het bepaalde in artikel 5, vierde en/of vijfde lid toepassing heeft verkregen, wordt de ten laste van de exploitant komende bijdrage bepaald op de voet van lid 1 en 3 van dit artikel, met dien verstande dat de in het eerste lid en derde lid onder b. sub 1. bedoelde vermindering beperkt is tot de inbrengwaarde van de gronden die zijn bestemd voor het treffen van voorzieningen van openbaar nut en door de exploitant aan de gemeente worden afgestaan.

Afdeling III Exploitatie op verzoek van exploitant

Artikel 9 De aanvraag

  • 1 Een belanghebbende kan burgemeester en wethouders verzoeken tot het verlenen van medewerking met betrekking tot het in exploitatie brengen van gronden.

  • 2 Bij de aanvraag dient in ieder geval te worden gevoegd:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van de in de exploitatie te brengen onroerende zaken;

    • b.

      gegevens waaruit blijkt dat de belanghebbende de eigendom van de in exploitatie te brengen onroerende zaken heeft verkregen of kan verkrijgen;

    • c.

      gegevens omtrent de door belanghebbende te treffen (bouw) werkzaamheden.

  • 3 Ingeval door burgemeester en wethouders een aanvraag voor een bouwvergunning, zoals bedoeld in de Woningwet, eventueel in combinatie met een verzoek om vrijstelling wordt ontvangen, waarbij in geval van verlening van de vrijstelling en/of bouwvergunning van gemeentewege voorzieningen van openbaar nut, zoals bedoeld in artikel 2 van deze verordening moeten worden getroffen, wordt dit vóór de beslissing op de aanraag bekend gemaakt aan de aanvrager. Daarbij wordt een door burgemeester en wethouders vast te stellen aanduiding van het exploitatiegebied en kostenbegroting aan de exploitant bekend gemaakt. Het bepaalde in artikel 5, met uitzondering van het bepaalde in de slotzin van het derde lid, is van overeenkomstige toepassing. Tevens wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld een aanvraag in te dienen bij burgemeester en wethouders voor medewerking met betrekking tot het in exploitatie brengen van gronden.

  • 4 Burgemeester en wethouders beslissen binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 10 Beslissing op de aanvraag

  • 1 Burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan het op verzoek van exploitant in exploitatie brengen van gronden krachtens een overeenkomst zoals bedoeld in artikel 7, met dien verstande dat de in artikel 7 bedoelde kostenbegroting en de daarmee verband houdende aanduiding van het exploitatiegebied wordt vastgesteld door burgemeester en wethouders. De kostenbegroting en de aanduiding van het exploitatiegebied worden bekend gemaakt aan de exploitant. Het bepaalde in artikel 5, derde lid, slotzin is niet van toepassing.

  • 2 De medewerking behoeft niet te worden verleend, indien:

    • a.

      de in exploitatie te brengen grond niet is gelegen in een gebied waarvoor een bestemmingsplan, gericht op de voorgenomen exploitatie van gronden, geldt;

    • b.

      de door exploitant aangegeven (bouw)werkzaamheden zouden leiden tot strijd met de Woningwet;

    • c.

      het treffen van de voorzieningen van openbaar nut, hoewel overeenkomstig een bestemmingsplan, anderszins zou leiden tot strijd met belangen van een doeltreffende uitbreiding van bebouwing en/of herinrichting; d. het in exploitatie brengen van grond anderszins tot grote kosten of bezwaren zou leiden, met name ten aanzien van het doeltreffend voorzien in de watervoorziening, openbare verlichting, riolering etc..

  • 3 De beslissing omtrent een aanvraag kan worden aangehouden:

    • a.

      ingeval de procedure tot goedkeuring van een van toepassing zijnd bestemmingsplan of herziening daarvan nog niet is afgerond, tot vier weken na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan of de herziening daarvan;

    • b.

      ingeval voorzienbaar is dat de in het tweede lid genoemde belemmeringen binnen afzienbare tijd zullen kunnen worden weggenomen, tot vier weken nadat deze belemmeringen zijn weggenomen.

  • 4 Indien een aanvraag is ingekomen met betrekking tot een onroerende zaak, voor welke werken in het daarbij behorende exploitatiegebied reeds een kostenverhaalbesluit, zoals bedoeld in artikel 4 is genomen, maken burgemeester en wethouders dit aan de exploitant bekend. Naast de hiervoor genoemde bekendmaking wordt aan exploitant tevens een ontwerpovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 7, aangeboden.

Afdeling IV Relatie gronduitgifte en andere kostenverhaalinstrumenten

Artikel 11 Relatie baatbelasting

  • 1 In een gebied waarvoor een kostenverhaalbesluit, zoals bedoeld in artikel 4, is genomen zal indien exploitant een overeenkomst zoals bedoeld in artikel 7 aangaat, in de overeenkomst worden bepaald dat met betrekking tot de uitvoering van de in deze overeenkomst genoemde voorzieningen van openbaar nut geen aanvullend kostenverhaal op basis van baatbelasting ten laste van de betreffende onroerende zaak zal plaatsvinden.

  • 2 Indien een exploitant, in een gebied waarvoor een kostenverhaalbesluit zoals bedoeld in artikel 4 is genomen, niet bereid is tot aangaan van de in artikel 7 genoemde overeenkomst, maken burgemeester en wethouders aan exploitant bekend dat het kostenverhaal kan plaatsvinden door middel van baatbelasting, zulks overeenkomstig de bepalingen als opgenomen in het kostenverhaalbesluit.

Artikel 12 Relatie andere overeenkomsten

Indien van gemeentewege een overeenkomst wordt aangegaan die naast het kostenverhaal van voorzieningen van openbaar nut ten behoeve van het in exploitatie brengen van gronden nog andere elementen bevat, dan vindt de vaststelling van de via een dergelijke overeenkomst totstandgekomen exploitatiebijdrage in de kosten van voorzieningen van openbaar nut plaats op basis van het gestelde in deze verordening.

Afdeling V Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 13 Overgangsbepalingen

  • 1 Ten aanzien van een exploitatiegebied waarvoor geldt dat voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening met het treffen van voorzieningen van openbaar nut is aangevangen, deze voorzieningen niet geheel zijn voltooid en waarvoor geen kostenverhaalbesluit of afzonderlijke kostenbegroting is vastgesteld, vinden de bepalingen van deze verordening voor dat exploitatiegebied, voorzover nodig, op een aan die situatie aangepaste wijze toepassing. In elk geval geldt daarbij dat, indien binnen dat exploitatiegebied wordt gekomen tot een exploitatieovereenkomst zoals bedoeld in artikel 7, de vaststelling van de daarin op te nemen financiële bijdrage geschiedt op basis van een door de gemeenteraad vast te stellen kostenbegroting zoals bedoeld in artikel 5. Het besluit tot vaststelling van de kostenbegroting wordt bekend gemaakt overeenkomstig artikel 139 van de gemeentewet.

  • 2 Ten aanzien van een exploitatiegebied waarvoor geldt dat voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening een kostenverhaalbesluit of afzonderlijke kostenbegroting is vastgesteld, blijft de "Exploitatieverordening gemeente Bernheze 1995"van toepassing tot twee jaren nadat de ten behoeve van dat exploitatiegebied getroffen en/of te treffen voorzieningen van openbaar nut geheel zijn voltooid met dien verstande dat, voorzover van belang in afwijking van de Exploitatieverordening gemeente Bernheze 1995, het aangaan van overeenkomsten geschiedt door burgemeester en wethouders.

  • 3 Ten aanzien van een voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening ontvangen aanvraag tot het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden, waarop voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening niet is beslist, blijft de Exploitatieverordening gemeente Bernheze 1995 van toepassing tot op de aanvraag is beslist, met dien verstande dat, indien tot het treffen van voorzieningen van openbaar nut wordt besloten, laatstgenoemde verordening van toepassing blijft tot twee jaren nadat de te treffen voorzieningen van openbaar nut geheel zijn voltooid en, voorzover van belang in afwijking van de Exploitatieverordening gemeente Bernheze 1995, het aangaan van overeenkomsten geschiedt door burgemeester en wethouders.

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1 Deze verordening treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op die, waarin de bekendmaking ingevolge artikel 139 van de Gemeentewet heeft plaatsgevonden.

  • 2 Op hetzelfde tijdstip vervalt de "Exploitatieverordening gemeente Bernheze 1995", zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 16 november 1995, met dien verstande dat zij van toepassing blijft voor de gevallen zoals bedoeld in artikel 13, tweede en derde lid.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Exploitatieverordening gemeente Bernheze 2003".

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Bernheze in zijn openbare vergadering van 25 september 2003.
De griffier, De waarnemend voorzitter,
J.H.M. van den Oever J.M. van Sleuwen

TOELICHTING op de wijziging in de exploitatieverordening 2003 ten opzichte van de exploitatieverordening 1995 (inclusief wijzigingen).

Wijziging 1. In artikel 1 is het tweede lid vervallen.

Toelichting In het artikel 1, lid 2, stond dat de gemeenteraad gebieden kon aanwijzen die als exploitatiegebied zullen gelden. Indien de exploitatie geschiedt op initiatief van de gemeente (afdeling II van de verordening), dan maakt de aanduiding van het exploitatiegebied onderdeel uit van het door de gemeenteraad vast te stellen kostenverhaalbesluit. In het geval de exploitatie geschiedt op initiatief van de exploitant (afdeling III van de verordening), dan geschiedt de vaststelling van de aanduiding van het exploitatiegebied door burgemeester en wethouders. Afhankelijk van de situatie wordt het exploitatiegebied dus vastgesteld door de raad dan wel burgemeester en wethouders. Het bepaalde in lid twee komt daarmee te vervallen.

Wijziging 2. In artikel 6, derde lid wordt "door burgemeester en wethouders"vervangen door "in de kostenbegroting zoals bedoeld in artikel 5".

Toelichting Artikel 6, derde lid, luidde als volgt: "Ingeval de toerekening op basis van m² grondoppervlakte onvoldoende uitdrukking geeft aan de in het exploitatiegebied opgenomen verschillen in toerekening van baat, geschiedt de toerekening op basis van een nader door burgmeester en wethouders te bepalen grondslag die voorziet in de aanwezige verschillen in baat". De te hanteren omslagmethode maakt onderdeel uit van de kostenbegroting (zie artikel 5, eerste lid onder 3). Om die reden kan in artikel 6, derde lid, worden volstaan met aan te geven dat een omslagmethode, anders dan de grondoppervlaktemethode, in de kostenbegroting wordt vermeld. In artikel 6, derde lid wordt daarom "door burgemeester en wethouders"vervangen door "in de kostenbegroting zoals bedoeld in artikel 5".

Wijziging 3. Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het tweede lid wordt vervangen door: "Burgemeester en wethouders besluiten tot het aangaan van een exploitatieovereenkomst nadat een kostenbegroting zoals bedoeld in artikel 5, is vastgesteld. 2. In het vierde lid onder b wordt f. 10,00 vervangen door vervangen door € 1,00 ????.

Toelichting Artikel 7, lid 2, luidde als volgt: "De gemeenteraad besluit tot het aangaan van een exploitatieovereenkomst, na vaststelling van een kostenbegroting zoals bedoeld in artikel 5."Op grond van artikel 160, eerste lid onder e van de Gemeentewet (na invoering van de Wet dualisering gemeentebestuur) berust de bevoegdheid tot het aangaan van overeenkomsten bij burgemeester en wethouders. Als gevolg van de invoering van de euro is de in artikel 7, vierde lid onder b genoemde proforma aanneemsom vervangen door € 1.00.

Wijziging 4 Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid wordt "de gemeenteraad" vervangen door "burgemeester en wethouders". 2. In het derde lid wordt de tweede volzin vervangen door: "Daarbij wordt een door burgemeester en wethouders vast te stellen aanduiding van het exploitatiegebeid en de kostenbegroting aan de exploitant bekendgemaakt. Het bepaalde in artikel 5, met uitzondering van het bepaalde in de slotzin van het derde lid, is van overeenkomstige toepassing". 3. In het derde lid wordt in de slotzin "de gemeenteraad"vervangen door burgemeester en wethouders". 4. In het vierde lid wordt "de gemeenteraad beslist"vervangen door 'Burgemeester en wethouders beslissen".

Toelichting Als gevolg van de invoering van de Wet dualisering gemeentebestuur berust de bevoegdheid tot het aangaan van overeenkomsten bij burgemeester en wethouders. Om die reden is dan ook bepaald dat aanvragen om medewerking dienen worden gericht aan burgemeester en wethouders, alsmede dat door burgemeester en wethouders op de aanvraag wordt beslist. Voorts is, ter verduidelijking, in het derde lid bepaald dat door burgemeester en wethouders een kostenbegroting en de daarmee verband houdende aanduiding van het exploitatiegebied voorafgaand aan het aangaan van een overeenkomst wordt vastgesteld en aan de exploitant (i.c. de aanvrager) bekend wordt gemaakt. De bekendmakingseis zoals opgenomen in artikel 139 Gemeentewet is in dit kader, nu er geen sprake is van een kostenverhaalbesluit, niet van toepassing. Aanvankelijk stond in het derde lid dat er alleen en zo nauwkeurig mogelijke raming van de kosten van de in artikel 2 genoemde voorzieningen van openbaar nut zou worden verstrekt.

Wijziging 5. Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid wordt vervangen door "Burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan het op verzoek van exploitant in exploitatie brengen van gronden krachtens een overeenkomst zoals bedoeld in artikel 7, met dien verstande dat de in artikel 7 bedoelde kostenbegroting en de daarmee verband houdende aanduiding van het exploitatiegebied wordt vastgesteld door burgemeester en wethouders. De kostenbegroting en de aanduiding van het exploitatiegebied worden bekendgemaakt aan de exploitant. Het bepaalde in artikel 5, derde slotzin, is niet van toepassing". 2. In het tweede lid onder a wordt na "bestemmingsplan"tussengevoegd: "gericht op de voorgenomen exploitatie van gronden".

Toelichting Artikel 10 luidde als volgt: "De gemeenteraad verleent slechts medewerking aan het op verzoek van de exploitant in exploitatie brengen van de gronden krachtens een overeenkomst zoals bedoeld in artikel 7". Als gevolg van de invoering van de Wet dualisering gemeentebestuur berust de bevoegdheid tot het aangaan van overeenkomsten bij burgemeester en wethouders. Ter verduidelijking is in het eerste lid bepaald dat een overeenkomst eerst kan worden aangegaan, nadat burgemeester en wethouders een kostenbegroting en de aanduiding van het exploitatiegebied hebben vastgesteld. De vastgestelde kostenbegroting en de aanduiding van het exploitatiegebied worden aan de exploitant bekendgemaakt. Omdat er sprake is van een kostenverhaalsbesluit, is de bekendmakingseis zoals opgenomen in artikel 139 Gemeentewet, niet van toepassing.

De kostenbegroting kan derhalve onderdeel uitmaken van een kostenverhaalsbesluit, in welk geval de vaststelling van die begroting geschiedt door de gemeenteraad. Indien er sprake is van een aanvraag (in welke situatie dus geen kostenverhaalsbesluit is genomen), geschiedt de vaststelling van de kostenbegroting en de aanduiding van het exploitatiegebied door burgemeester en wethouders

Artikel 10, lid 2 onder a luidde als volgt: "De medewerking behoeft niet te worden verleend indien de in exploitatie te brengen grond niet is gelegen in een gebied waarvoor een bestemmingsplan geldt". Door toevoeging "gericht op de voorgenomen exploitatie van gronden"wordt deze weigeringsgrond verduidelijkt. Duidelijk is dat een weigering medewerking te verlenen aan de orde is indien de door de exploitant voorgenomen exploitatie niet past binnen een geldend bestemmingsplan.

Wijziging 6. Artikel 13 vervalt.

Toelichting Artikel 13 luidde als volgt: "De bepalingen van deze verordening vinden, voorzover mogelijk, overeenkomstig toepassing bij de kostprijsberekening van de door de gemeente in exploitatie te brengen gronden:". In de praktijk is gebleken dat er weinig behoefte bestaat aan de handhaving van artikel 13. De methodiek van baattoerekening zoals omschreven in de verordening, dient te worden onderscheiden van de methodiek van de berekening van de gronduitgifteprijzen in het geval er sprake is van gemeentelijke grondexploitatie.

Wijziging 7. Artikel 14 vervalt.

Toelichting In artikel 14 was aanvankelijk bepaald dat bepaalde raadsbevoegdheden die voortvloeien uit de uitvoering van de exploitatieverordening, door de raad konden worden overgedragen aan burgemeester en wethouders. Als gevolg van de invoering van de Wet dualisering gemeentebestuur komt de noodzaak tot het handhaven van dit artikel te vervallen. Opgemerkt wordt dat de vaststelling van een kostenverhaalsbesluit is voorbehouden aan de gemeenteraad, nu dit besluit tevens de functie heeft van een "bekostigingsbesluit"zoals bedoeld in artikel 222, tweede lid van de Gemeentewet. De bevoegdheid tot vaststelling van een bekostigingsbesluit is ook na de invoering van de Wet dualisering gemeentebestuur voorbehouden aan de gemeenteraad.

Wijziging 8. In artikel 13, tweede lid, (na vernummering) wordt na "voltooid toegevoegd: "met dien verstande dat, voorzover van belang in afwijking van de Exploitatieverordening gemeente Bernheze 1995, het aangaan van overeenkomsten geschiedt door burgemeester en wethouders". In artikel 13, derde lid (na vernummering) wordt na "voltooid"toegevoegd: "en, voorzover van belang in afwijking van de Exploitaiteverordening gemeente Bernheze 1995, het aangaan van overeenkomsten geschiedt door burgemeester en wethouders".

Toelichting Als gevolg van het vervallen van de artikelen 13 en 14 heeft vernummering plaatsgevonden. In artikel 13, tweede en derde lid (na vernummering) is bepaald in welke gevallen de voorheen geldende exploitatieverordening van toepassing is. Als gevolg van de invoering van de Wet dualisering gemeentebestuur berust de bevoegdheid tot het aangaan van overeenkomsten bij burgmeester en wethouders. In het tweede en derde lid is dienaangaande bepaald dat, voorzover van belang in afwijking van de voorheen geldende exploitatieverordening, het aangaan van overeenkomsten in alle gevallen is voorbehouden aan burgemeester en wethouders.