Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening bestuurscommissie "Winkler Prins"

Geldend van 06-10-2010 t/m 31-12-2016

Intitulé

Verordening bestuurscommissie "Winkler Prins" Veendam 2010

Nummer: 331/MZ

De raad van de gemeente Veendam;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 juni 2010;

overwegende dat de raad van de gemeente Veendam de "Verordening Bestuurscommissie

Winkler Prins" heeft vastgesteld op 25 april 2000, laatstelijk gewijzigd op 26 april 2004;

gelet op artikel 83 e.v. juncto artikel 156 en 165 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende:

Verordening bestuurscommissie Winkler Prins 2010,

regelende de samenstelling, doel, taken bevoegdheden en werkwijze van de bestuurscommissie die tot taak heeft het voeren van het beheer over de openbare scholengemeenschap “Winkler Prins” te Veendam:

Luidende als volgt:

Paragraaf 1 Bgripsbepalingen

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de raad: de gemeenteraad van de gemeente Veendam;

  • b.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam;

  • c.

    de commissie: de bestuurscommissie voor het bestuur en beheer ingesteld op grond van artikel 83 van de Gemeentewet ten behoeve van het "Winkler Prins" te Veendam.

    d.openbare scholengemeenschap: de openbare scholengemeenschap " Winkler Prins", als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs.

Paragraaf 2 Taak en bevoegdheden

Artikel 2 Doelstelling

De commissie heeft ten doel de openbare scholengemeenschap “Winkler Prins” in stand te houden met een breed en kwalitatief hoogwaardig onderwijsaanbod op het vlak van het gymnasium, atheneum, havo, vmbo en praktijkonderwijs, waar onderwijs wordt gegeven met eerbiediging van ieders geloofs- of levensovertuiging.

Artikel 3 Grondslag

  • 1. Het onderwijs wordt verzorgd op openbare grondslag (conform de terzake geldende wettelijke bepalingen).

  • 2. De commissie bewaakt de grondslag van het openbaar onderwijs en ziet er op toe dat het onderwijs:

    • a.

      zonder enig onderscheid toegankelijk is en blijft voor iedereen;

    • b.

      wordt gegeven met eerbiediging van ieders godsdienst of levensbeschouwing.

Artikel 4 Taak

De commissie heeft tot taak:

  • 1.

    het beheren en besturen van de openbare scholengemeenschap;

  • 2.

    het samenwerken met andere publiekrechtelijke lichamen en privaatrechtelijke

    rechtspersonen, die een soortgelijk doel nastreven;

  • 3.

    het openbaar voortgezet onderwijs te behouden en te versterken;

  • 4.

    het samenwerken met het college en de raad op het terrein van het openbaar voortgezet onderwijs.

Artikel 5 Bevoegdheden

  • 1. Met in achtneming van het bepaalde in artikel 156 van de Gemeentewet oefent de commissie ter vervulling van haar taak, alle bevoegdheden uit, die bij of krachtens de wet aan het college van burgemeester en wethouders dan wel de raad der gemeente Veendam in hoedanigheid van bevoegd gezag van de openbare scholengemeenschap zijn toegekend, voor zover daar in deze verordening niet van is afgeweken. De commissie is in dat kader voor de scholengemeenschap het bevoegd gezag als bedoeld in de Wet op het Voortgezet Onderwijs en haar uitvoeringsvoorschriften en alle regelingen, die voor de schoolsoorten die in de scholengemeenschap zijn verenigd, van toepassing zijn, met inachtneming van hetgeen is gesteld in deze verordening.

  • 2. De uitoefening van bevoegdheden met betrekking tot het aanvragen van nieuwe voorzieningen, het indienen van verzoeken tot omzetting, splitsing en/of verplaatsing, alsmede opheffing van voorzieningen geschiedt alleen met voorafgaande instemming van de raad.

  • 3. De commissie is bevoegd tot het geven van betalingsopdrachten binnen het kader van de door de raad vastgestelde onderwijs- c.q. gemeentebegroting.

  • 4. De commissie is bevoegd tot het afhandelen van bezwaar- en beroepsprocedures gericht tegen door haar genomen besluiten.

  • 5. De commissie is bevoegd te besluiten tot het voeren van rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij de raad, voor zover het de raad aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.

  • 6. De commissie is voorts bevoegd de raad of college gevraagd of ongevraagd te adviseren over alle aangelegenheden in verband met haar taak.

  • 7. De taken en bevoegdheden van de centrale directie worden, voor zover zij niet in deze verordening zijn omschreven, nader geregeld in een door de commissie vast te stellen managementstatuut als bedoeld in artikel 32c van de Wet op het Voortgezet Onderwijs.

Paragraaf 3 Samenstelling en inrichting

Artikel 6 De Commissie

  • 1. De commissie bestaat uit 7 leden afkomstig uit de diverse maatschappelijke geledingen.

  • 2. De raad benoemt de leden op voordracht van een benoemingsadviescommissie. De benoemingsadviescommissie bestaat uit een lid van de commissie, een lid van de centrale directie, een lid van de medezeggenschapsraad en een lid van de raad. Elke voordracht aan de raad dient vergezeld te gaan van een advies van de medezeggenschapsraad.

  • 3. De leden van de commissie dienen op één of meer van de volgende taakvelden van de commissie deskundig te zijn: onderwijskundig beleid, personeelsbeleid, financieel beleid, juridische zaken en materieel en financieel beheer. Bestuurlijke ervaring strekt tot aanbeveling. Een vertegenwoordiging vanuit de ouders is sterk gewenst.

  • 4. Leden van de raad, het college, personeelsleden in dienst van de openbare scholengemeenschap “Winkler Prins”, leden van de medezeggenschapsraad en leerlingen van de openbare scholengemeenschap “Winkler Prins” kunnen niet tot lid van de commissie worden benoemd.

  • 5. De leden van de commissie onderschrijven de wezenskenmerken van het openbaar onderwijs.

  • 6. Indien in de commissie, om welke reden dan ook, een of meer commissieleden ontbreken, dan vormen de overblijvende commissieleden niettemin een commissie in de zin van deze verordening.

  • 7. Een lid van de commissie mag niet:

    • a.

      als advocaat, gemachtigde of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de commissie dan wel ten behoeve van de wederpartij van de commissie;

    • b.

      als gemachtigde of als adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het aangaan van collectieve arbeidsovereenkomsten met de commissie of in die hoedanigheid deelnemen aan het Decentraal Georganiseerd Overleg (DGO);

    • c.

      als gemachtigde of als adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het aangaan van overeenkomsten met de commissie als bedoeld in onderdeel d;

    • d.

      tenzij de raad daartoe uitdrukkelijk toestemming heeft verleend, mag een lid van de commissie rechtstreeks of middellijk geen overeenkomsten sluiten met de commissie indien daarbij door dit lid financieel dan wel anderszins zakelijk voordeel wordt genoten.

Artikel 7 Zittingsperiode

  • 1. De leden van de commissie worden voor vier jaar benoemd. De leden kunnen na afloop van hun zittingsperiode terstond, maar maximaal één maal worden herbenoemd. Op grond van zwaarwegende argumenten kan hiervan worden afgeweken.

  • 2. In een vacature wordt zo spoedig mogelijk, doch binnen 2 maanden, voorzien.

  • 3. De commissie stelt een rooster van aftreden op waarin de continuïteit van de commissie wordt gewaarborgd. Een lid van de commissie dat tussentijds is benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

Artikel 8 Schorsing en ontslag

  • 1 De raad kan een lid van de commissie dat naar zijn oordeel in ernstige mate door handelen of nalaten afbreuk doet aan het functioneren van de commissie, maximaal vier (4) maanden schorsen of ontslaan.

  • 2 De commissie kan op dezelfde gronden en voor dezelfde termijn als vermeld in het voorgaande lid een lid van de commissie schorsen, mits daartoe wordt besloten met een tweederde meerderheid van stemmen. De commissie onderwerpt het besluit onmiddellijk aan het oordeel van de raad, die zo spoedig mogelijk daarop beslist of hij schorsing al dan niet bevestigt. De schorsing geldt dan als door de raad besloten.

  • 3 Wanneer de raad de schorsing als bedoeld in het voorgaande lid bevestigt, wordt de schorsingstermijn geacht ingegaan te zijn op het moment van het besluit van de commissie daartoe.

  • 4 Alvorens de raad een besluit tot ontslag van een lid van de commissie als bedoeld in het eerste lid, wordt het betreffende lid in de gelegenheid gesteld zich voor de gemeentelijke commissie voor bezwaarschriften en klachten te verdedigen, die vervolgens een advies uitbrengt aan de raad.

  • 5 Een op grond van dit artikel ontslagen lid is gedurende 2 jaren, te rekenen vanaf de dagtekening van het raadsbesluit tot ontslag, niet tot lid van de commissie herbenoembaar.

  • 6 De geschorste heeft recht zich bij te laten staan door een door een hem/haar aangewezen raadsman/-vrouw.

  • 7 De raad kan in geval schorsing en vervallen van lidmaatschap van een meerderheid van de leden van de commissie alle maatregelen nemen die zij in het belang van de scholengemeenschap nodig acht.

Artikel 9 Einde lidmaatschap van de commissie

Het lidmaatschap van de commissie eindigt door:

  • a.

    het eindigen van de periode waarvoor een lid is benoemd;

  • b.

    verklaring in staat van faillissement;

  • c.

    verlening van surseance van betaling;

  • d.

    onder curatele stelling;

  • e.

    ontslag;

  • f.

    eigen verzoek;

  • g.

    overlijden.

Artikel 10 Taakverdeling

De commissie benoemt uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester.

Paragraaf 4 Werkwijze

Artikel 11 Vergaderfrequentie

  • 1. De commissie vergadert tenminste viermaal per jaar en voorts zo dikwijls dit door de voorzitter nodig wordt geoordeeld, dan wel door tenminste drie leden van de commissie schriftelijk met opgaaf van redenen aan de voorzitter wordt gevraagd.

  • 2. De voorzitter draagt er zorg voor dat de oproepingen, spoedeisende gevallen uitgezonderd, tenminste vier dagen voor de dag van de vergadering aan de leden worden toegezonden. De agenda wordt door de voorzitter vastgesteld dan wel, indien het betreft een vergadering bijeengeroepen door tenminste drie leden, middels overneming van de door hen opgegeven redenen.

  • 3. Elk lid van de commissie is bevoegd om een naar zijn oordeel spoedeisend geval ter vergadering voor te stellen als onderwerp aan de agenda toe te voegen.

  • 4. De commissie beslist, of en zo ja, in hoeverre aan een voorstel als bedoeld in het derde lid gevolg wordt gegeven.

Artikel 12 Quorum

  • 1. De vergadering vindt geen doorgang indien een kwartier na het aangekondigde tijdstip van de vergadering niet tenminste de helft van het aantal leden aanwezig is.

  • 2. In geval een vergadering op grond van het bepaalde in het eerste lid geen doorgang kan vinden, belegt de voorzitter binnen veertien dagen daarna opnieuw een vergadering.

  • 3. Indien wegens onvoltalligheid op grond van het bepaalde in het tweede lid een nieuwe vergadering is belegd, beraadslagen en besluiten die aanwezige leden over de onderwerpen, die voor de eerste vergadering aan de orde waren gesteld, ongeacht het aantal leden dat aanwezig is.

Artikel 13 Stemmen

  • 1. De leden stemmen zonder last of ruggespraak.

  • 2. Alle besluiten worden genomen bij volstrekte meerderheid van stemmen van de leden, die aan de stemming hebben deelgenomen.

  • 3. Over personen wordt schriftelijk gestemd, over zaken mondeling.

  • 4. Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van overige stemmingen het nemen van een besluit uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.

  • 5. Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of een ingevolge het vierde lid opnieuw belegde vergadering, is het voorstel niet aangenomen.

  • 6. Onder een voltallige vergadering wordt verstaan een vergadering waarin alle leden waaruit de commissie bestaat, voor zover zij zich niet van deelneming aan de stemming moesten onthouden, een stem hebben uitgebracht.

Artikel 14 Openbaarheid van vergaderingen

  • 1. De vergaderingen van de commissie zijn openbaar

  • 2. Indien tenminste drie van de aanwezige leden daarom verzoeken of de voorzitter het nodig oordeelt, worden de deuren gesloten. Vervolgens beslist de commissie of met gesloten deuren zal worden vergaderd. Dit besluit behoeft de stemmen van een volsterkte meerderheid der aanwezig leden.

  • 3. De leden van de commissie zijn gehouden geheimhouding te bewaren met betrekking tot de hen in vertrouwen ter beschikking gestelde informatie.

  • 4. De commissie kan in een besloten vergadering, op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de commissie worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de commissie haar opheft.

  • 5. Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter van de commissie, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester, ieder ten aanzien van de stukken die zij aan de commissie overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, deze opheft, dan wel dat de raad overgaat tot opheffing van de geheimhoudingsverplichting.

Artikel 15 Vertegenwoordiging

  • 1. De voorzitter en de secretaris zijn in gezamenlijkheid bevoegd de commissie in en buiten rechte te vertegenwoordigen.

  • 2. De commissie kan bepalen, dat door haar aan te wijzen stukken alleen door de secretaris worden ondertekend.

Paragraaf 5 Verantwoording

Artikel 16 Informatie en verantwoording

  • 1. De commissie verschaft de raad en het college alle gevraagde inlichtingen.

  • 2. Het college doet de commissie alle informatie toekomen die nodig is voor een goed functioneren.

  • 3. De commissie is verantwoording verschuldigd aan het college en de raad. De commissie verzorgt jaarlijks een verslag omtrent haar werkzaamheden ten behoeve van het college en de raad. De commissie brengt dit verslag tegelijk uit met haar ontwerp-jaarrekening als bedoeld in artikel 18 van deze verordening.

Paragraaf 6 Financiën/administratie

Artikel 17 Beheer en administratie

  • 1. Het beheer van de geldmiddelen van de openbare scholengemeenschap wordt geheel afgescheiden van het beheervan de overige geldmiddelen van de gemeente Veendam.

  • 2. De commissie is belast met en zelfstandig verantwoordelijk voor het administratief beheer en de financiële administratie van de scholengemeenschap.

  • 3. De administratie wordt zodanig gevoerd dat zij dienstbaar is aan de aan de commissie opgedragen taken en aan de controle daarvan.

Artikel 18 Financiën en verslaglegging

  • 1. De commissie biedt het college jaarlijks een ontwerp-begroting met toelichting aan. Hierbij dient te worden uitgegaan van de daarvoor vastgestelde budgettaire kaders. De datum van indiening van de ontwerp-begroting is conform de gemeentelijke Planning en Controlcyclus.

  • 2. De commissie biedt het college jaarlijks een ontwerp-jaarrekening met toelichting en voorzien van een door een erkend accountant opgemaakt accountantsrapport aan. De datum van indiening van de ontwerp-jaarrekening is conform de gemeentelijke Planning en Controlcyclus.

  • 3. Een ontwerp-wijziging van de begroting en inkomsten en uitgaven wordt zo spoedig mogelijk nadat zij door de commissie is opgemaakt aan het college aangeboden.

  • 4. De ontwerp-begroting en ontwerp-jaarrekening worden opgemaakt met inachtneming van de voor de gemeente van toepassing zijnde comptabiliteitsvoorschriften en overeenkomstig de richtlijnen van het Ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur.

  • 5. Het college neemt het ontwerp van de commissie ongewijzigd over, tenzij dit naar het oordeel van het college in strijd is met het recht, het algemeen of financieel belang van de gemeente. Wanneer het college de begroting en jaarrekening aan de raad in ontwerp aanbiedt, doet het college verslag van de gang van zaken. Indien de raad de ontwerp-begroting van de commissie niet overneemt motiveert zij dat via het college schriftelijk aan de commissie.

Artikel 19 Financieel Statuut

  • 1. De commissie en het college stellen in overleg een financieel statuut vast dat regels bevat over het door de commissie te voeren financieel beleid en beheer en over de relatie tussen de commissie en de gemeente betreffende dit financieel beleid en beheer.

  • 2. Het financieel statuut voorziet in ieder geval in een regeling over:

  • a. de organisatie en bekostiging van de ondersteuning op het terrein van de administratie, het beheer en bestuur;

  • b. de procedure voor de vaststelling van de begroting en de rekening;

  • c. de verantwoording van het gevoerde beleid door de commissie aan de raad;

  • d. tussentijdse rapportage conform de gemeentelijke Planning en Controlcyclus;

  • e. een geschillenregeling betreffende uitleg en toepassing van het financieel statuut.

  • 3. De commissie en het college kunnen voorstellen het vastgestelde financieel statuut te wijzigen. Elke wijziging van het financieel statuut behoeft de instemming van de commissie en het college.

Paragraaf 7 Overige bepalingen

Artikel 20 Huishoudelijk reglement

Alle zaken betreffende de interne aangelegenheden van de commissie worden geregeld bij huishoudelijk reglement. Het huishoudelijk reglement wordt vastgesteld door de raad. Het huishoudelijk reglement mag geen bepalingen bevatten in strijd met deze verordening.

Artikel 21 Mandatering

  • 1. De aan de commissie overgedragen taken en bevoegdheden kunnen worden gemandateerd aan leden van de commissie op wier handelen alsdan de bepalingen van deze verordening onverkort van toepassing zijn.

  • 2. De commissie is bevoegd werkgroepen in te stellen.

Artikel 22 Wijziging of intrekking van de verordening

  • 1. De commissie kan een verzoek tot wijziging of intrekking van deze verordening indienen bij de raad.

  • 2. In de overige gevallen wordt deze verordening niet eerder gewijzigd dan na overleg met de commissie.

  • 3. Een besluit tot intrekking van deze verordening kan niet eerder worden genomen dan na de commissie te hebben gehoord.

  • 4. Intrekking van de verordening kan slechts geschieden bij zwaarwegende omstandigheden.

Artikel 23 Overgangs- en slotbepalingen

  • 1. De raad kan besluiten tot het instellen van een geschillencommissie waaraan geschillen tussen de commissie, het college en de raad zullen worden voorgelegd.

  • 2. In alle zaken de commissie betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, neemt de commissie een beslissing.

  • 3. De verordening treedt in werking op achtste dag na bekendmaking 2010. Op dat tijdstip vervalt de Verordening Bestuurscommissie Winkler Prins, vastgesteld op 25 april 2000, laatstelijk gewijzigd op 26 april 2004.

Artikel 24 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening Bestuurscommissie Winkler Prins 2010".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad van de gemeente Veendam van 27 september 2010.
De voorzitter,
A. Meijerman
De griffier,
R. Brekveld