Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR58114
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR58114/1
Regeling vervallen per 01-01-2009
Verordening verontreinigingsheffing 2007
Geldend van 01-01-2008 t/m 31-12-2008
Verordening verontreinigingsheffing 2007
Begripsbepalingen
Verordening
Artikel 1
Deze verordening verstaat onder:
a oppervlaktewater: de oppervlaktewateren ten aanzien waarvan de bevoegdheid bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, geheel is opgedragen aan het dagelijks bestuur;
b stoffen: zuurstofbindende stoffen en de stoffen genoemd in artikel 6, van deze verordening;
c riolering: een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater die bij een gemeente in beheer is;
d zuiveringtechnisch werk: een werk voor het zuiveren van afvalwater of het transport van afvalwater, niet zijnde een riolering;
e. afvoeren: direct of indirect brengen als bedoeld in artikel 3, eerste lid;.
f woonruimte: een ruimte die blijkens haar inrichting bestemd is om als een afzonderlijk geheel te voorzien in
woongelegenheid en waarvan de delen blijkens de inrichting van die ruimte niet bestemd zijn om afzonderlijk in gebruik
te worden gegeven;
g bedrijfsruimte: een naar zijn aard en inrichting als afzonderlijk geheel te beschouwen terrein of ruimte, niet zijnde een
woonruimte, een zuiveringtechnisch werk of een riolering;
h ingenomen water: geleverd drink– en industriewater, onttrokken grond– en oppervlaktewater en opgevangen hemelwater;
i. de ambtenaar belast met de heffing: de door het dagelijks bestuur van het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Oost
Nederland aangewezen ambtenaar, bedoeld in artikel 124, vijfde lid, onderdeel a, van de Waterschapswet.
Bijlagen
Artikel 2
Bij deze verordening behoren de volgende bijlagen:
– Bijlage I: voorschriften voor meting, bemonstering, analyse en berekening;
– Bijlage II: tabel afvalwatercoëfficiënten zoals opgenomen in artikel 22 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.
Belastbaar feit en heffingsplicht
Artikel 3
-
1 Onder de naam ‘verontreinigingsheffing’ wordt, ter bestrijding van de kosten van maatregelen tot het tegengaan en
voorkomen van verontreiniging van oppervlaktewateren, een directe belasting geheven ter zake van het direct of indirect
brengen van stoffen in oppervlaktewater waarvoor het waterschap bevoegd is, of op een zuiveringtechnisch werk dat bij het waterschap in beheer is.
-
2 Aan de heffing kunnen worden onderworpen:
- a
terzake van het afvoeren van stoffen vanuit een bedrijfsruimte of een woonruimte: degene die het gebruik
heeft van die ruimte;
- b
terzake van het afvoeren van stoffen met behulp van een riolering of van een zuiveringtechnisch werk: degene
bij wie die riolering of dat zuiveringtechnisch werk in beheer is;
- c
terzake van het afvoeren van stoffen anders dan bedoeld onder a of b: degene die de stoffen afvoert.
- a
-
3 Voor de toepassing van het tweede lid onder a, wordt:
- a
gebruik van een woonruimte door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door het door de
ambtenaar belast met de heffing aangewezen lid van dat huishouden;
- b
gebruik door degene aan wie een deel van een bedrijfsruimte in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik
door degene die het deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven is bevoegd de
heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;
- c
het ter beschikking stellen van een woonruimte of bedrijfsruimte voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik
door degene die die ruimte ter beschikking heeft gesteld; degene die de ruimte ter beschikking heeft gesteld is
bevoegd de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie de ruimte ter beschikking is gesteld.
- a
-
4.Indien stoffen door middel van een zuiveringtechnisch werk waarop geen voorafgaande zuivering plaatsvindt of door
middel van een riolering worden afgevoerd, wordt de beheerder van dat werk slechts aan een heffing onderworpen
voor de stoffen die de beheerder zelf op dat werk heeft gebracht.
-
5.Voor de stoffen die door middel van een zuiveringtechnisch werk worden afgevoerd, wordt slechts de beheerder van
dat werk aan een heffing onderworpen, indien:
- a.
op dat werk voorafgaande zuivering plaatsvindt; of
b. dat werk in beheer is bij een andere waterkwaliteitsbeheerder.
Ontstaan van de belastingschuld, heffing naar tijdsgelang.
- a.
Artikel 4
-
1 De heffing terzake van woonruimten en bedrijfsruimten als bedoeld in artikel 15 is verschuldigd bij het begin van het
heffingsjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de heffingsplicht.
-
2 Indien terzake van woonruimten de heffingsplicht als bedoeld in het eerste lid in de loop van het heffingsjaar aanvangt
of eindigt, is de heffing verschuldigd naar tijdsevenredigheid.
-
Heffingsjaar
Artikel 5
Het heffingsjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Grondslag en heffingsmaatstaf
Algemeen
Artikel 6
-
1 Voor de heffing bedoeld in artikel 3 geldt als grondslag de hoeveelheid en de hoedanigheid van de stoffen die in een
kalenderjaar worden afgevoerd.
-
2 Voor de heffing geldt als heffingsmaatstaf de vervuilingswaarde van de stoffen die in een kalenderjaar worden afgevoerd.
De vervuilingswaarde wordt uitgedrukt in vervuilingseenheden.
-
3 Het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot zuurstofbindende stoffen wordt bepaald op basis van de som van het
chemisch zuurstofverbruik en het zuurstofverbruik door omzetting van stikstofverbindingen, zoals voorgeschreven in
Bijlage I van deze verordening. Eén vervuilingseenheid vertegenwoordigt met betrekking tot zuurstofbindende stoffen
een verbruik in het heffingsjaar van 49,6 kilogram zuurstof.
-
4 Het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot de stoffen chroom, koper, lood, nikkel, zink, arseen, kwik en cadmium
wordt bepaald op basis van de afgevoerde gewichtshoeveelheden, zoals voorgeschreven in Bijlage I van deze
verordening.
Eén vervuilingseenheid vertegenwoordigt een in het heffingsjaar afgevoerde gewichtshoeveelheid van:
- a
1 kilogram van de stoffen chroom, koper, lood, nikkel en zink;
- b
0,100 kilogram van de stoffen arseen, cadmium en kwik.
- a
-
5. De stoffen zilver, chloride, sulfaat en fosfor worden niet aan de heffing onderworpen.
-
Meting, bemonstering en analyse
Artikel 7
-
1 Het aantal vervuilingseenheden van zuurstofbindende en andere stoffen wordt berekend met behulp van door meting,
bemonstering en analyse verkregen gegevens. De meting, bemonstering, analyse en berekening geschieden met in
achtneming van de in Bijlage I opgenomen voorschriften.
-
2 De in het eerste lid bedoelde meting, bemonstering en analyse geschieden ieder etmaal van het heffingsjaar, behoudens
het bepaalde in artikel 8.
-
3 De meting, bemonstering en analyse geschieden zodanig dat:
-
a de gemeten hoeveelheid afvalwater niet meer dan 5% afwijkt van de werkelijke hoeveelheid afvalwater;
-
b het verkregen monster representatief is voor de totale hoeveelheid stoffen die gedurende de bemonsteringsperiode vanuit
het bedrijf of het bedrijfsonderdeel wordt afgevoerd.
-
4 De heffingsplichtige brengt de wijze van meting en bemonstering met een beschrijving van de daarvoor te gebruiken
apparatuur, voor aanvang van het heffingsjaar, ter kennis van de ambtenaar belast met de heffing.
-
5 De ambtenaar belast met de heffing:
- a
kan ambtshalve bepalen dat meting en bemonstering geschieden in afwijking van één of meer van de in Bijlage I,
onderdeel A, opgenomen voorschriften, indien deze aannemelijk maakt dat dit noodzakelijk is ter voldoening aan het
bepaalde in het derde lid, onderdelen a en b;
- b
beslist op aanvraag van de heffingsplichtige, dat meting en bemonstering kunnen geschieden in afwijking van een
of meer van de in Bijlage I, onderdeel A, opgenomen voorschriften, indien de heffingsplichtige aannemelijk maakt dat
daarbij wordt voldaan aan het bepaalde in het derde lid, onderdelen a en b;
- c
beslist op aanvraag van de heffingsplichtige, dat kan worden afgeweken van de in Bijlage I, onderdeel B, opgenomen analysevoorschriften, indien de heffingsplichtige aannemelijk maakt dat de nauwkeurigheid van de uitkomsten van de
analyse hierdoor niet wordt beïnvloed;
- d
kan omtrent de afwijkingen als bedoeld in de onderdelen a, b en c nadere voorschriften geven.
- a
-
6 De ambtenaar belast met de heffing neemt zijn beslissing, bedoeld in het vijfde lid, onderdelen a, b en c, bij voor bezwaar
vatbare beschikking. Deze beschikking bevat in elk geval:
- a
de voorschriften van Bijlage I, onderdelen A en B, waarvan wordt afgeweken;
- b
de afwijkingen bedoeld in het vijfde lid, onderdelen a, b en c;
- c
de nadere voorschriften bedoeld in het vijfde lid, onderdeel d;
- d
een vermelding van het heffingsjaar of de heffingsjaren waarvoor de beschikking wordt gegeven.
- a
-
7 De ambtenaar belast met de heffing is bevoegd twee of meer ingevolge het vijfde lid genomen beschikkingen, die
betrekking hebben op hetzelfde bedrijf of hetzelfde bedrijfsonderdeel, in één geschrift te verenigen.
-
8 De ambtenaar belast met de heffing kan bij veranderingen of te verwachten veranderingen in de hoeveelheid of
hoedanigheid van de afgevoerde, respectievelijk af te voeren stoffen, de desbetreffende beschikkingen, bedoeld
in het vijfde lid, ambtshalve wijzigen of intrekken in verband met het bepaalde in het eerste lid en het derde lid,
onderdelen a en b.
-
Beperkte meting, bemonstering en analyse
Artikel 8
-
1 Op aanvraag van de heffingsplichtige, die aannemelijk maakt dat voor de berekening van het aantal vervuilingseenheden
kan worden volstaan met gegevens welke met behulp van meting, bemonstering en analyse in een beperkt aantal etmalen
zijn verkregen, besluit de ambtenaar belast met de heffing dat meting en bemonstering geschieden in afwijking van het
bepaalde in artikel 7, tweede lid. Het besluit op aanvraag wordt genomen bij een voor bezwaar vatbare beschikking. Deze beschikking bevat in elk geval:
- a
een opgave van de afvalstromen en de stoffen welke in het onderzoek dienen te worden betrokken;
- b
de tijdvakken waarin meting en bemonstering geschieden, hetzij ieder etmaal van die tijdvakken, hetzij
één of meer daartoe aangewezen etmalen daarvan;
- c
de wijze waarop de op de voet van letter b verkregen uitkomsten worden herleid tot het aantal
vervuilingseenheden over een aldaar bedoeld tijdvak, onderscheidenlijk over het heffingsjaar;
- d
een vermelding van het heffingsjaar of de heffingsjaren waarvoor de beschikking wordt gegeven.
- a
-
2 De ambtenaar belast met de heffing kan bij veranderingen of te verwachten veranderingen in de hoeveelheid of
hoedanigheid van de afgevoerde, respectievelijk af te voeren stoffen, de desbetreffende beschikking, bedoeld in het
eerste lid, ambtshalve wijzigen of intrekken, indien toepassing van berekeningsvoorschrift IV van onderdeel C van
bijlage i I leidt tot een ander aantal etmalen dan in die beschikking is opgenomen.
-
3 De ambtenaar belast met de heffing neemt zijn beslissing, bedoeld in het tweede lid, bij voor bezwaar vatbare beschikking.
-
Hoedanigheidscorrectie
Artikel 9
-
1 Indien de uitkomst van de methode tot bepaling van het chemisch zuurstofverbruik bedoeld in artikel 6 in belangrijke mate
is beïnvloed door biologisch niet of nagenoeg niet afbreekbare stoffen, wordt op aanvraag van de heffingsplichtige op die
uitkomst een correctie toegepast.
-
2 De ambtenaar belast met de heffing neemt zijn beslissing als bedoeld in het eerste lid, bij voor bezwaar vatbare beschikking.
Deze beschikking bevat in elk geval:
- a
de wijze van berekening van de correctie;
- b
de hoeveelheid en samenstelling van het afvalwater waarop de correctie van toepassing is;
- c
de frequentie en de wijze van onderzoek met betrekking tot meting, bemonstering en analyse;
- d
een vermelding van het heffingsjaar of de heffingsjaren waarvoor de beschikking wordt gegeven.
Tabel afvalwatercoëfficiënten
- a
Artikel 10
-
1 In afwijking van het bepaalde in artikel 7, eerste lid, kan het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot het
zuurstofverbruik in een kalenderjaar voor een bedrijfsruimte of een onderdeel daarvan worden vastgesteld met behulp
van de in Bijlage II van deze verordening opgenomen tabel afvalwatercoëfficiënten, indien door de heffingsplichtige
aannemelijk is gemaakt dat het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot het zuurstofverbruik in een kalenderjaar
1.000 of minder bedraagt en dit aantal aan de hand van de hoeveelheid ingenomen water kan worden bepaald.
-
2 Het aantal vervuilingseenheden als bedoeld in het eerste lid wordt berekend volgens de formule A x B, waarbij
-
A = het aantal m³ in het kalenderjaar ten behoeve van de bedrijfsruimte of het onderdeel van de bedrijfsruimte
ingenomen water;
-
B = de afvalwatercoëfficiënt behorende bij de klasse van de in Bijlage II opgenomen tabel met de klassegrenzen
waarbinnen de vervuilingswaarde met betrekking tot het zuurstofverbruik per m³ ten behoeve van de bedrijfsruimte of van het onderdeel van de bedrijfsruimte ingenomen water is gelegen.
-
3 De vervuilingswaarde met betrekking tot het zuurstofverbruik per m³ als bedoeld in het tweede lid wordt bepaald met
toepassing van de algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.
-
4 Indien het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot het zuurstofverbruik in een kalenderjaar voor een bedrijfsruimte
of een onderdeel daarvan meer dan 1.000 bedraagt en de heffingplichtige aannemelijk maakt dat de berekening van het aantal vervuilingseenheden met toepassing van de in het eerste lid, aanhef, bedoelde tabel tot geen lagere uitkomst leidt dan die
welke wordt verkregen bij berekening op de voet van artikel 7, eerste lid, beslist de ambtenaar belast met de heffing bij voor
bezwaar vatbare beschikking op aanvraag van heffingsplichtige dat het aantal vervuilingseenheden wordt berekend met
toepassing van de tabel.
-
Belasting van tuinbouwkassen
Artikel 11
-
1.In afwijking van artikel 7, eerste lid, wordt de vervuilingswaarde van de stoffen die vanuit een bedrijfsruimte of een onderdeel
van een bedrijfsruimte bestemd om in het kader van de uitoefening van een beroep of een bedrijf onder een permanente
opstand van glas of kunststof gewassen te telen, bepaald op basis van het tweede lid.
-
2.De vervuilingswaarde bedraagt 3 vervuilingseenheden per hectare vloeroppervlak waarop onder glas of kunststof wordt
geteeld en per deel van een hectare vloeroppervlak een evenredig deel van 3 vervuilingseenheden.
-
3.Indien in de loop van het kalenderjaar het gebruik van een in het eerste lid bedoelde bedrijfsruimte of onderdeel van een bedrijfsruimte, dan wel van een deel daarvan, door de gebruiker aanvangt of eindigt, wordt hij in dat kalenderjaar voor die bedrijfsruimte, dat onderdeel of dat deel voor een evenredig gedeelte van het op basis van het tweede lid bepaald aantal vervuilingseenheden aan een heffing onderworpen.
-
4.Een vervuilingswaarde voor de bedrijfsruimte of het onderdeel van een bedrijfsruimte, berekend op basis van het tweede of
derde lid, van minder dan 5 vervuilingseenheden wordt op 3 vervuilingseenheden, en van 1 of minder dan 1
vervuilingseenheid op 1 vervuilingseenheid gesteld.
-
Franchise
Artikel 12
-
1 Voor de berekening van het aantal vervuilingseenheden in het heffingsjaar voor de groep van stoffen chroom, koper, lood,
nikkel, zilver en zink wordt een aftrek toegepast, met dien verstande dat het aantal vervuilingseenheden niet lager dan op
nihil kan worden gesteld. De aftrek wordt bepaald door het totaal aantal vervuilingseenheden van de zuurstofbindende
stoffen, als berekend op grond van de artikelen 7 tot en met 11, te vermenigvuldigen met 0,0162.
-
2 Voor de berekening van het aantal vervuilingseenheden in het heffingsjaar voor de groep van stoffen arseen, cadmium en
kwik wordt een aftrek toegepast, met dien verstande dat het aantal vervuilingseenheden niet lager dan op nihil kan worden
gesteld. De aftrek wordt bepaald door het totaal aantal vervuilingseenheden van de zuurstofbindende stoffen, als berekend
op grond van de artikelen 7 tot en met 11, te vermenigvuldigen met 0,0027.
-
Drempel en meetverplichting
Artikel 13
-
1 Indien de vervuilingswaarde met betrekking tot de zuurstofbindende stoffen van een bedrijfsruimte minder bedraagt dan
1.000 vervuilingseenheden wordt, in afwijking van het bepaalde in artikel 7:
- a
het aantal vervuilingseenheden van de groep van stoffen chroom, koper, lood, nikkel, zilver en zink op nihil
gesteld, tenzij de ambtenaar belast met de heffing aannemelijk maakt dat het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot
deze stoffen de in artikel 12, eerste lid bedoelde aftrek te boven gaat;
- b
het aantal vervuilingseenheden van de groep van stoffen arseen, cadmium en kwik op nihil gesteld, tenzij de ambtenaar
belast met de heffing aannemelijk maakt dat het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot deze stoffen de in
artikel 12, tweede lid, bedoelde aftrek te boven gaat.
- a
-
2 Indien de vervuilingswaarde met betrekking tot de zuurstofbindende stoffen van een bedrijfsruimte 1.000
vervuilingseenheden of meer bedraagt, wordt, in afwijking van het bepaalde in artikel 7:
- a
het aantal vervuilingseenheden van de groep van stoffen chroom, koper, lood, nikkel, zilver en zink op nihil gesteld,
indien de heffingsplichtige aannemelijk maakt dat het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot deze stoffen de
in artikel 12, eerste lid, bedoelde aftrek niet te boven gaat;
- b
het aantal vervuilingseenheden van de groep van stoffen arseen, cadmium en kwik op nihil gesteld, indien de
heffingsplichtige aannemelijk maakt dat het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot deze stoffen de in artikel 12,
tweede lid, bedoelde aftrek niet te boven gaat.
- a
-
Totale vervuilingswaarde van een bedrijfsruimte
Artikel 14
De vervuilingswaarde van een bedrijfsruimte, wordt bepaald op de som van de aantallen vervuilingseenheden als berekend overeenkomstig de artikelen 7 tot en met 13, voorzover deze van toepassing zijn.
Forfaits voor kleine bedrijfsruimten
Artikel 15
In afwijking van artikel 7, eerste lid, wordt de vervuilingswaarde van de stoffen die vanuit een bedrijfsruimte of vanuit een
zuiveringtechnisch werk voor het zuiveren van afvalwater worden afgevoerd gesteld op 3 vervuilingseenheden indien door de heffingplichtige aannemelijk is gemaakt dat die vervuilingswaarde minder dan 5 vervuilingseenheden bedraagt en op 1
vervuilingseenheid indien door de heffingplichtige aannemelijk is gemaakt dat die vervuilingswaarde 1 vervuilingseenheid
of minder bedraagt.
Forfaits voor woonruimten
Artikel 16
-
1 De vervuilingswaarde van een woonruimte is ten hoogste 3 vervuilingseenheden, met dien verstande dat voor een
woonruimte die door één persoon wordt gebruikt, op aanvraag van de gebruiker, de vervuilingswaarde op 1
vervuilingseenheid wordt vastgesteld.
-
2 Het eerste lid is niet van toepassing op de voor recreatiedoeleinden bestemde woonruimten die zich bevinden op
een voor verblijfsrecreatie bestemd terrein dat als zodanig wordt geëxploiteerd. De in de vorige volzin bedoelde
woonruimten worden tezamen aangemerkt als een bedrijfsruimte danwel als onderdeel van een bedrijfsruimte.
-
3 Indien de in het eerste lid bedoelde situatie dat een woonruimte wordt gebruikt door één persoon ontstaat in de loop
van het heffingsjaar, wordt de vervuilingswaarde op 1 vervuilingseenheid vastgesteld met ingang van de dag waarop
die situatie is ontstaan
-
Schatting
Artikel 17
De ambtenaar belast met de heffing kan het aantal vervuilingseenheden in een kalenderjaar geheel of gedeeltelijk door middel
van schatting vaststellen, indien door de heffingsplichtige:
a zonder de in artikel 8 genoemde toestemming niet is voldaan aan de in artikel 7, tweede lid, opgenomen verplichting;
b niet of niet geheel is voldaan aan de voorwaarden, verbonden aan de in artikel 8 genoemde toestemming;
c meting, bemonstering en analyse niet of niet geheel zijn geschied in overeenstemming met de in bijlage I opgenomen voorschriften;
d niet is voldaan aan de in artikel 7, eerste lid, eerste volzin, opgenomen verplichting en bepaling van de
vervuilingswaarde overeenkomstig artikel 10, eerste en vierde lid, of de artikelen 11, 15 en 16 niet mogelijk is, dan
wel bepaling van de vervuilingswaarde.op basis van artikel 10, vierde lid, wel mogelijk is en door de heffingsplichtige
gedurende het heffingsjaar geen aanvraag als bedoeld in artikel 10, vierde lid, is ingediend.
Tarief
Artikel 18
Het tarief bedraagt per vervuilingseenheid € 49,87.
Minimumaanslagen en betalingstermijnen.
Artikel 19
-
1. De heffing wordt geheven bij wege van aanslag.
-
2. Aanslagen die een bedrag van € 5 niet te bovengaan worden niet opgelegd.
-
3. Tenzij op het aanslagbiljet anders is vermeld, dienen de aanslagen voor een woonruimte of een bedrijfsruimte als
bedoeld in artikel 15, te worden betaald tegelijk met, op dezelfde wijze en in evenzovele termijnen als die waarop de nota’s
van het Waterbedrijf Vitens N.V. moeten worden betaald.
-
4. Indien de heffingsplicht in de loop van het heffingsjaar ontstaat dan wel indien een aanslag wordt opgelegd nadat
reeds één of meer van de in het vorige lid genoemde nota’s zijn verschenen, is de aanslag invorderbaar in zoveel
gelijke termijnen als na het ontstaan van de heffingsplicht of na het opleggen van de aanslag in het heffingsjaar nog
nota’s van het Waterbedrijf Vitens N.V. verschijnen.
-
5. Voorlopige aanslagen, opgelegd binnen het heffingsjaar waarop de aanslag betrekking heeft, dienen te worden
betaald in gelijke maandelijkse termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het
aanslagbiljet en de tweede en eventuele volgende termijnen telkens één maand later. Het aantal termijnen is gelijk
aan het aantal hele kalendermaanden, dat er in het heffingsjaar, na de dagtekening van het aanslagbiljet, nog overblijven,
met dien verstande dat het aantal termijnen minimaal twee bedraagt.
-
6. Voorlopige aanslagen die worden opgelegd na het heffingsjaar waarop de aanslag betrekking heeft, definitieve
aanslagen en navorderingsaanslagen voor bedrijfsruimten, anders dan die bedoeld in artikel 15 en een beschikking
inzake een bestuurlijke boete dienen te worden betaald in één termijn, die vervalt twee maanden na de dagtekening
van het aanslagbiljet, danwel de beschikking.
-
Digitale aangifte
Artikel 19a
-
1. De uitnodiging tot het doen van aangifte aan aangifteplichtige gebruikers van bedrijven wordt gedaan door:
- a.
het uitreiken of toezenden van een aangiftebiljet;
- b.
het uitreiken of toezenden van een brief waarin wordt verzocht om aangifte te doen op de wijze als bedoeld in
het derde lid onder b.
- a.
-
2. Op verzoek van degene aan wie een brief is toegezonden als bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt door de
ambtenaar belast met de heffing een aangiftebiljet als bedoeld in het eerste lid, onder a, toegezonden of uitgereikt.
-
3. Aangifte wordt gedaan door:
- a.
het inleveren of toezenden van het uitgereikte aangiftebiljet met de eventueel daarbij gevraagde bescheiden;
- b.
het op elektronische wijze toezenden van de door de betreffende programmatuur gevraagde gegevens.
- a.
-
4. Indien het derde lid, onder b, toepassing vindt worden de eventueel gevraagde bescheiden afzonderlijk ingeleverd.
Dat kan geschieden hetzij op elektronische wijze, hetzij door inlevering of toezending als bedoeld in het derde lid onder
a. Op alle bescheiden dient de aangifteplichtige zijn naam, zijn adres en het desbetreffende aangiftenummer te vermelden.
Artikel 20
Het dagelijks bestuur van het waterschap kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de heffing.
Inwerkingtreding en citeertitel
Artikel 21
-
1 De ‘Verordening verontreinigingsheffing 1996’, vastgesteld bij besluit van 19 december 1996, en laatstelijk gewijzigd bij
besluit van 17 december 1998, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van
de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben
voorgedaan.
-
2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.
-
3 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2001.
-
4 Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening verontreinigingsheffing 2007’.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl