Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR58012
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR58012/11
Regeling vervallen per 01-01-2024
Algemene plaatselijke verordening Epe 2008
Geldend van 19-11-2021 t/m 31-12-2023
Intitulé
Algemene plaatselijke verordening Epe 2008Agendanr.:08-52
DE RAAD DER GEMEENTE EPE
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders (Handelingen van de raad, bijlagenr. 08-52);
gelet op de artikelen 149, 149a, 151a, 151b, 151c, 151d, 154 en 154a van de Gemeentewet, de artikelen 3 en 4 van de Wet openbare manifestaties, de artikelen 4, 25a, 25b, 25c en 25d van de Alcoholwet, artikel 5.13 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de artikelen 2.18, eerste lid, onder f en g, en vijfde lid, 2.21 en 3.148, tweede lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer, artikel 30c, tweede lid, van de Wet op de kansspelen, artikel 3 van de Winkeltijdenwet, artikel 64, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 149 van de Gemeentewet;
BESLUIT
Vast te stellen de Algemene Plaatselijke verordening Epe 2008
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1:1 Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
- -
bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;
- -
bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- -
bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1, eerste lid van Bouwverordening;
- -
bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;
- -
college: het college van burgemeester en wethouders;
- -
gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van de Woningwet daaronder wordt verstaan;
- -
handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;
- -
motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
- -
openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;
- -
openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties;
- -
parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
- -
rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht;
- -
voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;
- -
weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 1:2 Beslistermijn
-
1. Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.
-
2. Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verlengen.
-
3. In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:11 tweede lid, aanhef en onder a, of artikel 4:11.
-
4. De gemeenteraad kan besluiten deze beslistermijn te verlengen indien zij dit nodig acht.
Artikel 1:3
Vervallen
Artikel 1:4 Voorschrift en beperkingen
-
1. Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
-
2. Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd als:
- a.
ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;
- b.
op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;
- c.
de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;
- d.
van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen of gedurende een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of
- e.
de houder dit verzoekt.
Artikel 1:7 Termijnen
-
1. De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
-
2. De aard van de vergunning of ontheffing verzet zich in ieder geval tegen gelding voor onbepaalde tijd als het aantal vergunningen of ontheffingen is beperkt en het aantal mogelijke aanvragers het aantal beschikbare vergunningen of ontheffingen overtreft.
Artikel 1:8 Weigeringsgronden
-
1. Een vergunning of ontheffing kan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:
- a.
de openbare orde;
- b.
de openbare veiligheid;
- c.
de volksgezondheid;
- d.
de bescherming van het milieu.
-
2. Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan drie weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.
Artikel 1:9
Vervallen
Artikel 1:10
Vervallen
Hoofdstuk 2 Openbare orde en veiligheid, volksgezondheid en milieu
Afdeling 1 Voorkomen of bestrijden van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
-
1. Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.
-
2. Degene die op een openbare plaats
- a.
aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;
- b.
aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan; of
- c.
zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing;
is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
- a.
-
3. Het is verboden zich te begeven naar of zich te bevinden op openbare plaatsen die door of vanwege het bevoegde bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van wanordelijkheden zijn afgezet.
-
4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het derde lid.
-
5. Dit artikel is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
Artikel 2:2 Optochten
(gereserveerd)
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
- 1.
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een samenkomst tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging, een vergadering of een betoging te houden, geeft hiervan voor de openbare aankondiging daarvan en tenminste 48 uur voor de aanvang, schriftelijk kennis aan de burgemeester
- 2.
Degene die het voornemen heeft om op een openbare plaats op een vooraf bepaalbaar tijdstip een regelmatig terugkerende samenkomst tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging te houden, geeft hiervan voor de openbare aankondiging daarvan en ten minste 48 uur voordat deze voor de eerste keer gehouden zal worden na de inwerkingtreding van dit artikel, eenmalig schriftelijk kennis aan de burgemeester.
-
3. De kennisgeving bevat:
- a.
naam en adres van degene die de betoging houdt;
- b.
het doel van de betoging;
- c.
de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;
- d.
de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;
- e.
voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling;
- f.
maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.
- a.
-
4. Degene die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.
-
5. Indien het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk op de werkdag die aan de dag van dat tijdstip voorafgaat vóór 12.00 uur.
-
6. De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden op verzoek een kennisgeving in behandeling nemen buiten deze termijn.
Artikel 2:4 Afwijking termijnen
(Vervallen; opgenomen in artikel 2:3)
Artikel 2:5 Te verstrekken gegevens
(Vervallen; opgenomen in artikel 2:3)
Artikel 2:6 Verspreiden van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
-
1. Het is verboden gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden op door het college aangewezen openbare plaatsen.
-
2. Het college kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.
-
3. Het verbod geldt niet voor het huis-aan-huis verspreiden of het aan huis bezorgen van gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen.
-
4. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
-
5. Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 2:7 Feest, muziek en wedstrijd e.d.
[gereserveerd]
Artikel 2:8 Dienstverlening
[gereserveerd]
Artikel 2:9 Vertoningen op openbare plaatsen
[gereserveerd]
Afdeling 2 Bruikbaarheid, uiterlijk aanzien van de weg en veilig gebruik van openbare plaatsen
Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg of op openbare plaatsen
-
1. Het is verboden de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als dat gebruik:
- a.
schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg; of
- b.
het gebruik niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand.
- a.
-
2. Van een belemmering voor de bruikbaarheid van de weg is in ieder geval sprake wanneer niet ten minste een vrije doorgang van 1,5 meter wordt gelaten op voetpaden en van 4,5 meter op de rijbaan voor fietsers of gemotoriseerd verkeer.
3. Het college kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen van terrassen, uitstallingen en reclameborden.
-
4. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
5. De ontheffing wordt verleend als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag als het in het eerste lid bedoelde gebruik een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j of k, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht..
6. Het verbod is niet van toepassing op:
a. evenementen als bedoeld in artikel 2:24;
b. standplaatsen als bedoeld in artikel 5:18;
c. overige gevallen waarin krachtens een wettelijke regeling een vergunning voor het gebruik van de weg is verleend.
-
7. Het verbod in het eerste lid van dit artikel geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet, of de Wegenverordening Gelderland.
-
8. Op de aanvraag om een ontheffing in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
-
1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van de aanleg van een weg.
-
2. De vergunning wordt verleend:
- a.
als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, indien de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit; of
- b.
door het college in de overige gevallen.
- a.
-
3. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing indien in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam publieke taken worden verricht.
-
4. Het verbod isvoorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wegenwet, de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, de Wegenverordening Gelderland, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de Algemene verordening ondergrondse infrastructuur.
-
5. Op de aanvraag om een vergunning bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 2:12 Maken of veranderen van een uitweg
-
1. Het is verboden een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg:
- a.
indien degene die voornemens is een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg daarvan niet van tevoren melding heeft gedaan aan het college, onder indiening van een situatieschets van de gewenste uitweg en een foto van de bestaande situatie;
- b.
Indien het college het maken of veranderen van de uitweg heeft verboden.
- a.
-
2. Het college verbiedt het maken of veranderen van de uitweg:
- a.
indien daardoor het veilig en doelmatig gebruik van de weg in het geding is;
- b.
indien dat ten koste gaat van de openbare parkeercapaciteit;
- c.
indien het openbaar groen daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast;
- d.
het uiterlijk aanzien van de omgeving wordt aangetast;
- e.
als de waterbergende en watervoerende capaciteit van een te overbruggen watergang of sloot te veel wordt beperkt;
- f.
indien er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten.
- a.
-
3. De aanleg van een tweede of meerdere uitweg wordt niet toegestaan, uitgezonderd bij een agrarisch bedrijf waarvan het perceel niet zodanig kan worden ingericht dat met één uitweg aan het principe ‘vuile uitweg-schone uitweg’ kan worden voldaan en bij niet-agrarische bedrijven, waarbij met één uitweg niet kan worden voldaan aan een doelmatige en efficiënte bedrijfsvoering.
-
4. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het gestelde in lid 1 als hier een (aangetoonde) medische noodzaak aan ten grondslag ligt. Er wordt dan voorzien in een uitweg van tijdelijke aard (zolang hier medische noodzaak toe is).
-
5. De uitweg kan worden aangelegd indien het college niet binnen vier weken na ontvangst van de melding heeft beslist dat de gewenste uitweg wordt verboden.
-
6. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, de Waterschapskeur of de Wegenverordening Gelderland.
Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid
[gereserveerd]
Artikel 2:14 Winkelwagentjes
[gereserveerd]
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er op andere wijze voor het wegverkeerhinder of gevaar ontstaat.
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2:17 Kelderingangen e.d.
[gereserveerd]
Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
-
1. Het is verboden in bossen, op heide of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand van dertig meter daarvan:
- a.
te roken gedurende een door het college aangewezen periode;
- b.
voor zover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.
- a.
-
2. De verboden in het eerste lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht.
-
3. De verboden zijn voorts niet van toepassing voor zover het roken plaatsvindt in gebouwen en aangrenzende erven.
Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
[gereserveerd]
Artikel 2:20 Vallende voorwerpen
[gereserveerd]
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
-
1. De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
-
2. Het bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, of de Belemmeringenwet Privaatrecht.
Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn
[gereserveerd]
Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs
[gereserveerd]
Afdeling 3 Evenementen
Artikel 2:24 Begripsbepaling
-
1. In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
- a.
bioscoop- en theatervoorstellingen;
- b.
markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet en artikel 5:22;
- c.
kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
- d.
het in een inrichting in de zin van de Alcoholwet gelegenheid geven tot dansen;
- e.
betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
- f.
activiteiten als bedoeld in de artikelen 2:9 en 2:39.
- a.
-
2. Onder evenement wordt mede verstaan:
- a.
een herdenkingsplechtigheid;
- b.
een braderie;
- c.
een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3;
- d.
een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;
- e.
een straatfeest of een buurtbarbecue op één dag.
3. In deze afdeling wordt onder klein evenement verstaan een eendaags evenement waarbij:
a. het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 250 personen;
b. de activiteiten, inclusief op- en afbouw plaatsvinden tussen 07.00 en 23.30 uur;
c. geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 07.00 uur of na 23.00 uur, dan wel in dit tijdsbestek het maximaal toelaatbare geluidsniveau van 75 dB(A) op de gevels van omringende woningen niet wordt overschreden;
d. de activiteiten niet plaatsvinden op de rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats of anderszins een belemmering vormen voor het verkeer en de hulpdiensten; en
e. slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 50 vierkante meter per object.
- a.
Artikel 2:25 Evenement
-
1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
-
2. Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2:3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.
-
3. De burgemeester kan categorieën evenementen aanwijzen waarvoor geen vergunning is vereist;
-
4. De burgemeester kan ter bescherming van de belangen genoemd in artikel 1:8 onder a. t/m d. van deze verordening nadere eisen stellen ten aanzien van de in het derde lid bedoelde categorieën evenementen;
-
5. De vrijstelling, zoals bedoeld in het derde lid, geldt in ieder geval niet voor evenementen waarbij de organisator niet ten minste 20 dagen voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester.
-
6. De burgemeester kan binnen 10 dagen na ontvangst van de melding besluiten een meldingsplichtig evenement te verbieden, indien er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
-
7. Het verbod van het eerste lid geldt niet voor een wedstrijd op of aan de weg, voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.
-
8. Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:25a Behandel- en indieningstermijnen specifieke aanvragen voor een evenementenvergunning
De burgemeester kan besluiten om voor evenementen de beslistermijn te verlengen tot maximaal 24 weken.
Artikel 2:26 Ordeverstoring
1. Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.
2. Het is verboden enig gereedschap, voorwerp of middel te vervoeren of bij zich te hebben met de kennelijke bedoeling daarmee bij een evenement de orde te verstoren.
3. Het is verboden bij een evenement zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een doel of werkzaamheid in strijd met de openbare orde.
4. Het verbod van lid 3 geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.
5. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak en een herdenkingsplechtigheid.
Afdeling 4 Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:27 Definitie
-
1. In deze afdeling wordt onder openbare inrichting verstaan een hotel, restaurant, pension, een bed & breakfast met ten minste vier slaapplaatsen, een café, waterpijpcafé, cafetaria, afhaalcentrum, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt of bereid.
2. Een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt, in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van die besloten ruimte.
3.Exploitant: degenen die een openbare inrichting exploiteert op grond van het bepaalde in artikel 2.28
4. leidinggevende: de natuurlijke persoon of personen die onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent of uitoefenen in een openbare inrichting.
Artikel 2:28 Exploitatievergunning openbare inrichting
-
1. Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
-
2. De burgemeester weigert de vergunning als:
a. de vestiging of exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheerverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.
b. als de aanvrager geen verklaring omtrent gedrag overlegt die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de vergunningaanvraag is ingediend, is afgegeven.
-
3. In afwijking van artikel 1:8 kan de burgemeester slechts geheel of gedeeltelijk weigeren, als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
-
-
4. Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in:
- a.
een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;
- b.
een zorginstelling;
- c.
een museum; of
- d.
een bedrijfskantine of –restaurant.
- a.
-
5. De vergunning vervalt zodra de exploitant de exploitatie van de openbare inrichting feitelijk heeft beëindigd.
-
6. Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2.28a Nadere eisen
1. Voor het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in de artikelen 2.28 dient zowel de exploitant als de leidinggevende:
a. minimaal de leeftijd van 18 jaar te hebben bereikt
b. te voldoen aan de eisen gesteld in het besluit eisen zedelijk gedrag Alcoholwet 2021, zoals dat luidt ten tijde van de aanvraag, en
c. niet in enig opzicht van slecht levensgedrag te zijn
d. niet onder curatele staan
2. Het is verboden de openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat de op de vergunning vermelde leidinggevende in de openbare inrichting aanwezig is.
Artikel 2:29 Sluitingstijd
-
1. Openbare inrichtingen zijn gesloten op maandag tot en met vrijdag tussen 01.00 uur en 07.00 uur en op zaterdag en zondag tussen 02.00 uur en 07.00 uur (sluitingstijd).
-
2. Het is verboden een openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in de inrichting te laten verblijven na sluitingstijd.
-
3. De burgemeester kan in een vergunningvoorschrift op grond van artikel 2:28 vaststellen dat:
- a.
in de openbare inrichting op maandag tot en met vrijdag na 01.00 uur en op zaterdag en zondag na 02.00 uur geen nieuwe bezoekers meer mogen worden toegelaten, en
- b.
op zaterdag en zondag tussen 04.00 uur en 07.00 uur geen bezoekers meer in de openbare inrichting aanwezig mogen zijn.
- a.
-
4. Het is de houder van een bij de openbare inrichting behorende terras verboden op het terras dranken en/of etenswaren te verstrekken of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 24.00 uur en 07.00 uur.
-
5. Indien op de site weeronline.nl voor Epe een temperatuur van 30 graden of hoger wordt gemeld, wordt de openingstijd voor terrassen voor die nacht met twee uren verlengd, echter nooit langer dan de sluitingstijd van de inrichting waartoe het terras behoort.
-
6. De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijd.
-
7. Voor een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:28, vijfde lid onder a, gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.
-
8. Het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Wet milieubeheer is voorzien.
-
9. Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
-
1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer horecabedrijven tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2:29 geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
-
2. Het eerste lidis niet van toepassing op situaties waarinartikel 13b van de Opiumwetvoorziet.
Artikel 2:31 Verboden gedragingen in openbare inrichtingen
Het is verboden in een openbare inrichting:
- a.
de orde te verstoren;
- b.
zich te bevinden na sluitingstijd, tenzij het personeel betreft, of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:30, eerste lid;
Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen
De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar, aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enig andere wijze overdraagt.
Artikel 2:33
Vervallen
Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erfis in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet treedt het college op als bevoegd bestuursorgaan bij de toepassing van artikel 2:28 tot en met 2:30.
Afdeling 5 Regulering paracommerciële rechtspersonen en overige aangelegenheden uit Alcoholwet
Artikel 2:34a Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
alcoholhoudende drank;
- horecabedrijf;
- horecalokaliteit;
- inrichting;
- paracommerciële rechtspersoon;
- sterke drank;
- slijtersbedrijf;
- zwak-alcoholhoudende drank;
dat wat daaronder wordt verstaan in de Alcoholwet.
Artikel 2:34b Regulering paracommerciële rechtspersoon
-
1. Een paracommercieel rechtspersoon die zich voornamelijk richt op het organiseren van activiteiten van sportieve aard kan drank uitsluitend verstrekken op:
a. maandag tot en met vrijdag vanaf 19.00 uur tot 24.00 uur;
b. zaterdag en zondag vanaf 12.00 uur tot 21.00 uur;
-
2. In afwijking van het eerste lid kan een paracommercieel rechtspersoon die zich richt op de sport onverminderd artikel2:29 alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken tot uiterlijk twee uur na afloop van de activiteit die wordt uitgeoefend in verband met de statutaire doelen van de rechtspersoon en uitsluitend op:
a. maandag tot en met zondag vanaf 12.00 uur tot 24.00 uur;
-
3. Een paracommercieel rechtspersoon die zich voornamelijk richt op het organiseren van activiteiten waarbij het faciliteren van sociale en/of culturele interactie een voorname rol speelt kan alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken op:
a. maandag tot en met zondag vanaf 12.00 uur tot 24.00 uur;
-
4. Het is verboden om als paracommercieel rechtspersoon alcoholhoudende drank te verstrekken tijdens een bijeenkomst van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen welke niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de rechtspersoon betrokken zijn.
Afdeling 6 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2:35 Begripsbepaling
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2:37 Nachtregister
[gereserveerd]
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, woonplaats, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
Afdeling 7 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
-
1. Dit artikel verstaat onder speelgelegenheid: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
-
2. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
- a.
speelautomatenhallen waarvoor op grond van artikel 30c, eerste lid, onder b, van de Wet op de Kansspelen vergunning is verleend;
- b.
speelgelegenheden waarvoor de raad van bestuur van de kansspelautoriteit bevoegd is vergunning te verlenen;
- c.
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
- a.
-
3. De burgemeester weigert de vergunning:
- a.
indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid;
- b.
indien de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan.
- a.
-
4. Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:40 Kansspelautomaten
-
1. In dit artikel wordt verstaan onder:
- a.
Wet: de Wet op de Kansspelen;
- b.
kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c, van de Wet;
- c.
hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de Wet;
- d.
laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de Wet.
- a.
-
2. In hoogdrempelige inrichtingen zijn maximaal twee kansspelautomaten toegestaan.
-
3. In laagdrempelige inrichtingen zijnkansspelautomaten niet toegestaan.
Afdeling 11 Maatregelen ter voorkoming van overlast, gevaar of schade
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal
-
1. Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.
-
2. Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.
-
3. Deze verboden zijn niet van toepassing op personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal of een daarbij behorend erf wegens dringende reden noodzakelijk is.
Artikel 2:42 Plakken en kladden
-
1. Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.
-
2. Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:
- a.
een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;
- b.
met kalk, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.
- a.
-
3. Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.
-
4. Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.
-
5. Het is verboden de in het vierde lid bedoelde aanplakborden te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame.
-
6. Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, die geen betrekking mogen hebben op de inhoud van de meningsuitingen en bekendmakingen.
-
7. De houder van de in het tweede lid bedoelde schriftelijke toestemming is verplicht die aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.
Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d.
-
1. Het is verboden op de weg of openbaar water te vervoeren of bij zich te hebben enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur of verfstof of verfgereedschap.
-
2. Dit verbod is niet van toepassing, indien de genoemde materialen of gereedschappen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2:42.
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
-
1. Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.
-
2. Dit verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:44a Verbod op het vervoeren van geprepareerde voorwerpen
-
1. Het is verboden op de weg of in de nabijheid van winkels te vervoeren of bij zich te hebben een voorwerp dat er kennelijk toe is uitgerust om het plegen van (winkel)diefstal te vergemakkelijken.
-
2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het in dat lid bedoelde voorwerp niet bestemd is voor de in dat lid bedoelde handelingen.
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.
[gereserveerd]
Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d.
[gereserveerd]
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
-
1. Het is verboden :
- a.
op een openbare plaats te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair;
- b.
zich op te houden op een wijze die aan andere gebruikers of aan bewoners van nabij die openbare plaats gelegen woningen onnodig overlast of hinder berokkent.
- a.
-
2. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 424, 426 bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
-
1. Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.
-
2. Het verbod is niet van toepassing op:
- a.
een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet;
- b.
een andere plaats dan een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Alcoholwet.
- a.
Artikel 248a Lachgasverbod
1. Het is verboden op een openbare plaats distikstofmonoxide (lachgas) recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben, indien dit gepaard gaat met overlast of
andere gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- of leefklimaat nadelig beïnvloeden of anderszins hinder veroorzaken.
2. Het is verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college ter bescherming van de openbare orde of het woon- en leefklimaat aangewezen gebied distikstofmonoxide (lachgas) recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben.
3. Het college kan in het aanwijzingsbesluit het in het tweede lid bedoelde verbod beperken tot bepaalde tijden.
Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
-
1. Het is verboden:
- a.
zich zonder redelijk doel in een portiek of poort op te houden;
- b.
zonder redelijk doel in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen.
- a.
-
2. Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van flatgebouwen, appartementsgebouwen en soortgelijke meergezinshuizen en van gebouwen die voor publiek toegankelijk zijn, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van zo'n gebouw.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of t gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten wordt in elk geval verstaan: portalen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2:50a Gebiedsontzegging
-
1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een bevel geven zich gedurende de tijd bij het bevel genoemd niet in bij bevel gegeven plaats of gebied op te houden.
-
2. Het is verboden zich in het gebied te bevinden in strijd met een krachtens het eerste lid gegeven bevel.
-
3. Het in het eerste lid bedoelde bevel geldt niet voor zover de persoon tot wie het bevel is gericht:
- a.
in het gebied blijkens opgave in het persoonsregister van de gemeente woonachtig is, of
- b.
aannemelijk maakt dat hij op de plaats of in het gebied werkzaam is, of
- c.
anderszins aannemelijk maakt dat hij een zwaarwegend belang heeft zich in dat gebied op te houden.
- a.
-
4. De burgemeester beperkt de in het eerste of tweede lid gestelde bevelen, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een bevel.
5. De burgemeester bepaalt de plaats of het gebied waarvoor een gebiedsontzegging bij bevel opgelegd kan worden.
Artikel 250b Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties
1. Het is verboden op openbare plaatsen of in voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde.
2. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien:
- a.
dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek;
- b.
daardoor die ingang versperd wordt.
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:53 Bespieden
[gereserveerd]
Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur
[gereserveerd]
Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren
[gereserveerd]
Artikel 2:56 Alarminstallaties
[gereserveerd]
Artikel 2:57 Loslopende honden
-
1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:
- a.
Op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een door het college aangewezen plaats.
- b.
binnen de bebouwde kom op een openbare plaats als de hond niet is aangelijnd;
- c.
Buiten de bebouwde kom op een door het college aangewezen plaats als de hond niet is aangelijnd of
- d.
op de weg indien die hond niet is voorzien van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.
- e.
Op de weg als die hond niet is voorzien van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.
- a.
-
2. Het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.
-
3. Het eerste lid, aanhef en onder a tot en met c, is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond:
- a.
die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden; of
- b.
die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.
- a.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden en landbouwhuisdieren
-
1. Degene die zich met een hond op een openbare plaats begeeft is verplicht ervoor te zorgen dat die hond zich niet van uitwerpselen ontdoet:
- a.
op een gedeelte van de weg dat bestemd of mede bestemd is voor het verkeer van voetgangers;
- b.
op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide;
- c.
op een andere door het college aangewezen plaats.
- a.
-
2. Het eerste lid is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden.
-
3. De eigenaar of houder van een landbouwhuisdier is verplicht ervoor te zorgen dat het landbouwhuisdier zich binnen de bebouwde kom niet van uitwerpselen ontdoet op trottoirs en met borden G7, G11 en G12a of G13 van het Reglement Verkeerstekens en Verkeersregels 1990 als zodanig aangegeven voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden.
-
4. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.
-
5. De strafbaarheid wegens overtreding van de in het eerste lid gestelde gebod wordt opgeheven indien de eigenaar of houder van de hond of het landbouwhuisdier er zorg voor draagt dat de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd.
-
6. De strafbaarheid wegens overtreding van het in het derde lid gestelde gebod wordt opgeheven indien de eigenaar of houder van het landbouwhuisdier er zorg voor draagt dat de uitwerpselen zo spoedig mogelijk maar in ieder geval binnen een termijn van drie uur worden verwijderd.
-
7. Degene die zich met een hond op een openbare plaats binnen de bebouwde kom bevindt, is verplicht een doeltreffend hulpmiddel bij zich te hebben dat geschikt is voor het verwijderen van de uitwerpselen. Het college kan in nadere regels vaststellen welke hulpmiddelen doeltreffend zijn.
-
8. Degene die zich met een hond op een openbare plaats binnen de bebouwde kom bevindt, is verplicht dit hulpmiddel op eerste vordering van een toezichthoudend ambtenaar te tonen.
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
-
1. Als de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan het de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.
-
2. De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijngebod is opgelegd, is verplicht de hond kort aangelijnd te houden, met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.
-
3.De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijn- en muilkorfgebod is opgelegd, is naast de verplichting bedoeld in het tweede lid verplicht de hond voorzien te houden van een muilkorf die:
-
- a.
vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;
- b.
door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en
- c.
zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.
- a.
-
4. Onverminderd artikel 2:57, eerste lid, aanhef en onder d, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de minister die het aangaat op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.
Artikel 2:59a Gevaarlijke honden op eigen terrein
-
1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2:59, eerste lid, dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk.
-
2. Het in het eerste lid genoemde verbod geldt niet als:
- a.
op een vanaf de weg zichtbare plaats een naar het oordeel van de burgemeester duidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht en
- b.
het mogelijk is een brievenbus te bereiken en aan te bellen zonder het terrein te betreden; en
- c.
het terrein voorzien is van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat de hond niet zelfstandig buiten het terrein kan komen
- a.
Artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren
-
1. Het is verboden op door het college ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:
- a.
aanwezig te hebben;
- b.
aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels, of
- c.
aanwezig te hebben in een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven.
d. te voeren
- a.
-
2. Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een plaats die krachtens het eerste lid is aangewezen ontheffing verlenen van één of meer verboden bedoeld in het eerste lid.
-
3. Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:61 Wilde zwijnen
-
Vervallen.
Artikel 2:61a Zwartwildraster
Het is verboden in het zwartwildraster aanwezige hekken en poorten in geopende stand te houden indien dit niet ten behoeve van de doorgang van personen of voertuigen plaatsvind.
Artikel 2:62 Loslopend vee
De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Artikel 2:63 Duiven
[gereserveerd]
Artikel 2:64 Bijen
[gereserveerd]
Artikel 2:65 Bedelarij
Het is verboden in door het college aangewezen gebieden op een openbare plaats voor het publiek toegankelijk gebouw te bedelen om geld of andere zaken.
Afdeling 9 Bestrijding van heling van goederen
Artikel 2:66 Begripsbepaling
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- a.
handelaar; de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht;
- b.
verkoopregister: het aantekening houden van verkopen of op andere wijze overdragen van alle gebruikte ten ongeregelde goederen door de handelaar.
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
-
1. De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register, en daarin onverwijld op te nemen:
- a.
het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
- b.
de datum van verkoop of overdracht van het goed;
- c.
een omschrijving van het goed, daaronder begrepen – voor zover dat mogelijk is – soort, merk en nummer van het goed;
- d.
de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; en
- e.
de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
- a.
-
2. De burgemeester kan vrijstelling verlenen van deze verplichtingen.
-
3. Op de vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 ter van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
a. de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:
- dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;
- van een verandering van de onder 1o bedoelde adressen;
- dat hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;
- dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan.
b. de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;
c. aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;
d. een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.
Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Vervallen.
Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven
(Dit artikel is verplaatst naar afdeling 8 (Toezicht op horecabedrijven) onder artikel 2:32).
Afdeling 10 Consumentenvuurwerk
Artikel 2:71 Definitie
In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Vuurwerkbesluit.
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
[gereserveerd]
Artikel 2:73 Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
-
1. Het is verboden consumentenvuurwerk te bezigen op een door het college in het belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.
-
2. Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te bezigen als dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.
-
3. De verboden bedoeld in het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:73 a Carbid schieten
-
1. Het is verboden met carbid te schieten.
-
2. Het onder lid 1 gestelde verbod geldt niet op 31 december tussen 10.00 uur en 24.00 uur en op 1 januari tussen 00.00 en 02.00 uur, met uitzondering van plaatsen gelegen binnen de bebouwde kom en stiltegebieden zoals die zijn aangewezen op grond van de Provinciale Milieuverordening.
-
3. In het belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast kan het college nadere regels stellen die in acht dienen te worden genomen bij het schieten van carbid.
-
4. Het college kan plaatsen buiten de bebouwde kom aanwijzen, waar het in het belang van het voorkomen van gevaar, schade of overlast verboden is met carbid te schieten.
Afdeling 11 Drugsoverlast
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74A Openlijk drugsgebruik
Het is verboden in door het college aangewezen gebieden op of aan de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet te gebruiken, of daarop gelijkende waar, zoals bijvoorbeeld lachgas of 3-MMC, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van het gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Afdeling 12 Bijzondere bevoegdheden van de burgemeester
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2.1 of 2.47 of 2.50 groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.
Artikel 2:78 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
-
1. Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
-
2. Als de burgemeester, als ultimum remedium, een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen. De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van deze bevoegdheid.
Afdeling 13 Het tegengaan van ondermijning
Artikel 2:79 Dragen gevaarlijke voorwerpen
1. Het is verboden op door het college aangewezen openbare plaatsen en daaraan gelegen voor het publiek toegankelijke gebouwen, messen, knuppels, slagwapens of andere voorwerpen, die als wapen kunnen worden gebruikt, openlijk bij zich te dragen.
2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor de volgens artikel 6:2 aangewezen toezichthouders, dan wel op basis van andere wetgeving aangewezen personen die bevoegd zijn tot het dragen van een wapen ter uitvoering van hun beroep.
Artikel 2:80 Sluiting van voor publiek toegankelijke ruimten
1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid, gezondheid, het woon- en leefmilieu of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden, de sluiting van een voor het publiek toegankelijke ruimte en/of de daarbij behorende erven bevelen. Hij brengt het besluit terstond ter kennis van de houder van de ruimte die het betreft.
2. De burgemeester kan de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid in ieder geval toepassen, als er in het voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet:
a. wapens als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie aanwezig zijn waarvoor geen ontheffing, vergunning of verlof is verleend;
b. is gehandeld in strijd met artikel 1 van de Wet op de kansspelen;
c. door misdrijf verkregen zaken voorhanden, bewaard of verborgen zijn dan wel zijn verworven of overgedragen; of
d. discriminatie heeft plaatsgevonden op grond van ras, geslacht, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook;
e. zich andere feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die naar het oordeel van de burgemeester de vrees wettigen dat het geopend blijven van het voor publiek toegankelijk gebouw en/of het bij dat gebouw behorende erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid.
3. Het is de houder van een voor publiek toegankelijke ruimte verboden deze voor bezoekers geopend te hebben of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven gedurende de tijd dat de ruimte krachtens een op grond van het eerste lid door de burgemeester genomen besluit voor publiek gesloten dient te zijn.
4. Het is bezoekers verboden gedurende de tijd dat een voor publiek toegankelijke ruimte krachtens een op grond van het eerste lid door de burgemeester genomen besluit gesloten dient te zijn, zich daarin te bevinden.
5. Voor de toepassing van dit artikel worden onder bezoekers verstaan allen die zich in de voor het publiek toegankelijke ruimte bevinden of daarin toegelaten worden met uitzondering van:
a. de houder van de ruimte alsmede diens huisgenoten die door de gemeente Epe zijn ingeschreven als bewoners van de bij de ruimte behorende woning;
b. logeergasten;
c. hen wier tegenwoordigheid wegens dringende omstandigheden wordt vereist.
Artikel 2:81 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a. exploitant: natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, indien van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke persoon, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;
b. beheerder: de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding over de bedrijfsmatige activiteiten;
c. bedrijf: de bedrijfsmatige activiteit die plaatsvindt in een voor het publiek toegankelijk gebouw, niet zijnde een seksinrichting, of een daarbij behorend perceel of enig andere ruimte, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.
Artikel 2:82 Aanwijzing vergunning plichtige gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten
1. De Burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het eerste lid van artikel 2:83 van toepassing is.
2. Een gebouw of gebied wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw dan wel in dat gebied naar het oordeel van het college de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat.
3. Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot één of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken.
4. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend voor de gehele gemeente aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat. De gemeenteraad wordt hierover vooraf geconsulteerd.
Artikel 2:83 Vergunning uitoefening bedrijf
1. Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:
a. in een door het college op grond van het eerste lid van artikel 2:82 aangewezen gebouw of gebied voor door het college benoemde bedrijfsmatige activiteiten; of
b. indien de uitoefening van het bedrijf een door het college op grond van het eerste lid van artikel 2:82 aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft.
2. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het eerste lid weigeren:
a. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten;
b. indien de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;
c. de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;
d. indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;
e. indien er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;
f. als niet voldaan is aan de bij of krachtens in artikel 2:84 gestelde eisen met betrekking tot de aanvraag;
3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester een vergunning als bedoeld in het eerste lid indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan, een geldend ruimtelijk exploitatieplan, een geldende beheersverordening, een geldend voorbereidingsbesluit of de Wet milieubeheer.
Artikel 2:84 Vergunningaanvraag
1. De vergunning als bedoeld in het eerste lid van artikel 2:83 wordt aangevraagd door de exploitant.
2. Een aanvraag om een vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door de burgemeester vastgesteld formulier.
3. Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld voor welke bedrijfsmatige activiteiten de vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:
a. de persoonsgegevens en een geldig identiteitsbewijs van de exploitant of beheerder;
b. het adres en telefoonnummer waar de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;
c. het nummer van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;
d. indien van toepassing de verblijftitel van de exploitant of beheerder;
e. een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant of beheerder gerechtigd is om in Nederland arbeid te verrichten;
f. een document waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is over de ruimte te beschikken waarin het bedrijf wordt gevestigd.
4. Indien de burgemeester dat nodig acht voor de beoordeling van een aanvraag kan hij verlangen dat aanvullende gegevens worden overgelegd.
Artikel 2:85 Intrekking van een vergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het eerste lid van artikel 2:83 intrekken of wijzigen indien:
a. door het bedrijf de openbare orde wordt aangetast of dreigt te worden aangetast; of
b. door het bedrijf de leefbaarheid in het gebied door de wijze van de exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed; of
c. de voorschriften verbonden aan de vergunning of de plichten voortvloeiend uit deze afdeling niet worden nageleefd; of
d. de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is; of
e. de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het bedrijf dan wel toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed; of
f. er strafbare feiten in het bedrijf hebben plaatsgevonden of plaatsvinden; of
g. er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde; of
h. de bedrijfsmatige activiteiten door de exploitant zijn beëindigd dan wel sprake is van een gewijzigde exploitatie; of
i. redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is; of
j. de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan, een geldend ruimtelijk exploitatieplan, een geldende beheersverordening, een geldend voorbereidingsbesluit, de Wet milieubeheer of een gebiedsplan.
Artikel 2:86 Sluiting bedrijf
1. Indien een bedrijf in strijd met het verbod uit het eerste lid van artikel 2:83 wordt geëxploiteerd of indien een van de situaties als bedoeld in artikel 2:85, sub a tot en met i, van toepassing is, kan de burgemeester de sluiting van het bedrijf bevelen.
2. Het is een ieder verboden een overeenkomstig het eerste lid van dit artikel gesloten bedrijf te betreden of daarin te verblijven.
3. De sluiting kan door de burgemeester worden opgeheven indien later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven.
Artikel 2:87 Geboden en verboden exploitant
1. De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijf waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning, zoals bedoeld in het eerste lid van artikel 2:83, opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden.
2. De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als het bedrijf aan de vereisten voldoet.
3. Het is verboden een bedrijf voor bezoekers geopend te hebben zonder dat de exploitant of beheerder aanwezig is.
4. De exploitant en de beheerder zien erop toe dat in het bedrijf geen strafbare feiten plaatsvinden.
Artikel 2:88 Uitgestelde werking aanwijzingsbesluiten voor bestaande gevallen
In afwijking van het eerste lid van artikel 2:83 geldt het aldaar gestelde verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het in artikel 2:82 genoemde aanwijzingsbesluit reeds onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.
Artikel 2:89 Positieve beschikking bij niet tijdig beslissen
Op de vergunning als bedoeld in artikel 2:83 is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
Afdeling 1 Begripsbepalingen
Artikel 3:1 Begripsbepalingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
- a.
prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
- b.
prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
- c.
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
- d.
escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
- e.
sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;
- f.
exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert, dan wel exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;
- g.
beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent, dan wel uitoefenen in een seksinrichting of escortbedrijf;
- h.
bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:
- 1.
de exploitant;
- 2.
de beheerder;
- 3.
de prostituee;
- 4.
het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;
- 5.
toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6.2 van deze verordening;
- 6.
andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.
Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.
Artikel 3:3 Nadere regels
Met het oog op de openbare orde en de in artikel 3:13 genoemde belangen, kan het college nadere regels stellen met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheden bedoeld in dit hoofdstuk.
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3:4 Seksinrichtingen
-
1. Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan.
-
2. In de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:
- a.
de persoonsgegevens van de exploitant;
- b.
de persoonsgegevens van de beheerder; en
- c.
de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf.
- a.
-
3. Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
-
1. De exploitant en de beheerder:
- a.
staat niet onder curatele en is niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;
- b.
is niet in enig opzicht van slecht levensgedrag; en
- c.
heeft de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.
- a.
-
2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet::
- a.
met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;
- b.
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
- c.
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;
de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273f, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;
de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;
de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;
de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.
- a.
-
3. Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:
- a.
vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;
- b.
een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.
- a.
-
4. De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:
- a.
bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning;
- b.
bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.
- a.
-
5. De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3:6 Sluitingstijden
-
1. Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben en daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven:
- a.
op maandag tot en met vrijdag tussen 01.00 en 06.00 uur;
- b.
op zaterdag en zondag tussen 01.00 en 06.00 uur.
- a.
-
2. Het bevoegd bestuursorgaan kan voor een afzonderlijke seksinrichting andere sluitingstijden vaststellen.
-
3. Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat die seksinrichting krachtens het eerste lid of tweede lid, dan wel krachtens artikel 3.7, eerste lid, gesloten dient te zijn.
-
4. Het eerste tot en met het derde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.
Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
-
1. Met het oog op de openbare orde en de in artikel 3:13, tweede lid genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan:
- a.
tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3:6, eerste of tweede lid, geldende sluitingstijden vaststellen;
- b.
van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.
- a.
-
2. Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht, maakt het bevoegd bestuursorgaan het in het eerste lid bedoelde besluit openbaar bekend overeenkomstig artikel 3:42 Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
-
1. Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat de ingevolge artikel 3:4 op de vergunning vermelde exploitant of beheerder in de seksinrichting aanwezig is.
-
2. De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
- a.
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
- b.
geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
- a.
Artikel 3:9 Straatprostitutie
-
1. Het is verboden, door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten te bewegen gebruik te maken van de diensten van een prostituee, uit te nodigen dan wel aan te lokken:
- a.
op of aan andere dan door het college aangewezen wegen of gebieden;
- b.
gedurende andere dan door het college vastgestelde tijden.
- a.
-
2. Met het oog op de naleving van het verbod bedoeld in het eerste lid, kan door politieambtenaren het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.
-
3. Met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:13, tweede lid, kan door politieambtenaren aan personen die zich bevinden op de wegen of gebieden en gedurende de tijden bedoeld in het eerste lid, het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.
-
4. De burgemeester kan met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:13, tweede lid, personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid, verbieden zich gedurende een bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen of gebieden en op de tijden bedoeld in het eerste lid onder b.
-
5. De burgemeester beperkt het verbod bedoeld in het vierde lid indien dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is.
-
6. Het is verboden zich te gedragen in strijd met een door de burgemeester opgelegd verbod als bedoeld in het vierde lid.
Artikel 3:10 Sekswinkels
[gereserveerd]
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
-
1. Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen:
- a.
indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt;
- b.
anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.
- a.
-
2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Afdeling 3 Beslistermijn; weigeringsgronden
Artikel 3:12 Beslistermijn
-
1. In afwijking van het bepaalde in artikel 1:2, eerste lid, beslist het bevoegd bestuursorgaan op de aanvraag om vergunning bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.
-
2. Het bevoegd bestuursorgaan kan zijn besluit voor ten hoogste twaalf weken verdagen.
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
-
1. De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien:
- a.
de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3:5 gestelde eisen;
- b.
de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening;
- c.
er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
- a.
-
2. Voor seksinrichtingen en in Nederland gevestigde escortbedrijven kan, onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, worden geweigerd dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, achterwege gelaten, in het belang van:
- a.
het voorkomen of beperken van overlast;
- b.
het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;
- c.
de veiligheid van personen of goederen;
- d.
de verkeersvrijheid of – veiligheid;
- e.
de gezondheid of zedelijkheid; of
- f.
de arbeidsomstandigheden van de prostituee.
- a.
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3:14 Beëindiging exploitatie
-
1. De vergunning vervalt zodra de exploitant die overeenkomstig artikel 3:4 op de vergunning is vermeld, de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd.
-
2. Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie, geeft de exploitant daarvan schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.
Artikel 3:15 Wijziging beheer
-
1. Indien de beheerder het beheer van de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk beëindigt, geeft de exploitant daarvan binnen een week schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.
-
2. Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
-
3. In afwachting van het besluit bedoeld in het tweede lid, kan het beheer worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder vanaf het moment waarop de exploitant een aanvraag als bedoeld in het tweede lid heeft ingediend, totdat over de aanvraag is besloten.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Voorkomen of beperken geluidshinder en hinder door verlichting
Artikel 4:1 Definities
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- -
collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;
- -
gevoelige gebouwen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1. van het Activiteitenbesluit milieubeheer;
- -
gevoelige terreinen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1. van het Activiteitenbesluit milieubeheer;
- -
houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;
- -
incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;
- -
inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, met dien verstande dat de artikelen 4:2 tot en met 4:5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer;
- -
onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt.
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
-
1. De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
-
2. De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
-
3. In een aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid, kan het college bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in een of meer van de volgende delen: Bebouwde kommen van Vaassen, Epe, Oene en Emst.
-
4. Het college maakt de aanwijzing ten minste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend.
-
5. Het college kan wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.
-
6. Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting, bedraagt niet meer dan 75 dB(A), gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter.
-
7. De geluidswaarde als bedoeld in het zesde lid is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.
-
8. Op de dagen bedoeld in het eerste lid, word het ten gehore brengen van extra muziek – hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4.5 uiterlijk om 23.30 uur beëindigd.
-
9. Het bevoegd bestuursorgaan kan ten aanzien van de eindtijd bedoeld in lid 8 nadere regels stellen.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
-
1. Het is een inrichting toegestaan maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:5 niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.
-
2. Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 dagen of dagdelen per kalenderjaar in verband met de viering van incidentele festiviteiten de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148 , eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.
-
3. De melding is gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.
-
4. De melding wordt geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.
-
5. Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting bedraagt niet meer dan 75 dB(A), gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter.
-
6. De geluidsnorm als bedoeld in het zesde lid is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.
-
7. Op de dagen bedoeld in het eerste lid, wordt het ten gehore brengen van extra muziek – hoger dan de geluidsnorm, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:5 uiterlijk om 23.30 uur beëindigd.
-
8. De geluidsnorm, bedoeld in het zesde lid, geldt voor het bebouwde gedeelte van de inrichting en niet voor de buitenruimte.
-
9. Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.
Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten
[gereserveerd]
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
-
1. Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek, als bedoeld in artikel 2.18, eerste lid onder f en vijfde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer binnen inrichtingen is de in het tweede lid opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:
- a.
de in de tabel aangegeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet gelden als de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen;
- b.
de in de tabel aangegeven waarden op de gevel ook gelden bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein;
- c.
de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en verblijfsruimten als bedoeld in artikel 1.1, onder d, van het Besluit geluidhinder;
- d.
bij het bepalen van de geluidsniveaus als vermeld in de tabel geen bedrijfsduurcorrectie wordt toegepast;
e. Tabel:
7.00 – 19.00 uur
19.00 – 23.00 uur
23.00 – 7.00 uur
LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen
50 dB(A)
45 dB(A)
40 dB(A)
LAr,LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen
35 dB(A)
30 dB(A)
25 dB(A)
LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen
70 dB(A)
65 dB(A)
60 dB(A)
LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen
55 dB(A)
50 dB(A)
45 dB(A)
- a.
-
2. Voor de duur van 3 uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende deGeluidhinder in de openlucht dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid. Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Besluit van toepassing.3.
-
3. Het eerste lid geldt niet indien artikel 4:2 of artikel 4:3 van deze verordening van toepassing is.
-
4. Als versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing.
-
5. Het eerste lid is niet van toepassing op collectieve en incidentele festiviteiten als bedoeld in de artikelen 4:2 en 4:3.
Artikel 4:5a Geluidhinder in de openlucht
-
1. Het is verboden buiten een inrichting in de openlucht een geluidsapparaat, toestel of machine in werking te hebben op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
-
2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
-
3. Het college kan terreinen of wateren aanwijzen waar het verbod niet van toepassing is op het in werking hebben van bepaalde in de aanwijzing aangewezen categorieën van geluidsapparaten, toestellen of machines, voor zover wordt voldaan aan de door het college vast te stellen voorschriften ter voorkoming of beperking van geluidhinder.
-
4. De in het derde lid bedoelde voorschriften kunnen onder meer betrekking hebben op:
- a.
het maximale geluidsniveau;
- b.
de situering van geluidsbronnen;
- c.
de frequentie en tijden van gebruik.
- a.
-
5. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Bouwbesluit 2012 of de Omgevingsverordening Gelderland.
Artikel 4:5b Geluidhinder door dieren
Degene die buiten een inrichting de zorg heeft voor een dier, voorkomt dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder veroorzaakt.
Artikel 4:5c Geluidhinder door motorvoertuigen en bromfietsen
Het is verboden buiten een inrichting zich met een motorvoertuig of een bromfiets zodanig te gedragen, dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder ontstaat.
Artikel 4:5d Geluidhinder door vrachtauto’s
-
1. Het is verboden buiten een inrichting een vrachtauto als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 op zodanige wijze te laden of te lossen dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
-
2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.]
Artikel 4:5e Routering
-
1. Het is verboden buiten een inrichting met een vrachtauto als bedoeld in artikel 4:5d, waarvan het ledig gewicht vermeerderd met het laadvermogen meer bedraagt dan 3.500 kilogram of die met inbegrip van de lading een lengte heeft van meer dan zes meter of een hoogte van meer dan twee meter, tussen 23.00 en 07.00 uur op een andere dan door het college aangewezen weg te rijden.
-
2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.]
Artikel 4:6 Overige geluidhinder
-
1 Het is verboden buiten een inrichting op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
-
2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
-
3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Bouwbesluit 2012 of de provinciale milieuverordening of zoals beschreven in artikel 2:25, lid 1 en 2.
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4:7 Verbod oplaten ballonnen
-
1. Het is verboden één of meerdere ballonnen, van welk materiaal dan ook, door middel van hete lucht afkomstig van vuur, dan wel door middel van helium of andere gassen, op te laten stijgen.
-
2. Onder ballon owrdt mede verstaan: herdenkingsballon, vuurballon, gelukslampion, Thaise wensballon, papierballon, biologische ballon, etc.
-
3. Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing op vaartuigen als bedoeld in het Wet luchtvaart."
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4:10 Begripsbepalingen
-
1. In deze afdeling wordt verstaan onder:
- a.
houtopstand: hakhout, een houtwal of een of meer bomen;
- b.
hakhout: een of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.
- a.
-
2. In deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan: rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.
Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
-
1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag de houtopstanden te vellen of te doen vellen die staan vermeld op de lijst vermeld op bijlage 1 (Bomenlijst).
-
2. De vergunning kan worden geweigerd op grond van:
- a.
de natuurwaarde van de houtopstand;
- b.
de landschappelijke waarde van de houtopstand;
- c.
de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
- d.
de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
- e.
de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
- f.
de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.
- a.
-
3. Het eerste lid is niet van toepassing als de burgemeester toestemming verleent voor het vellen van een houtopstand in verband met een spoedeisend belang voor de openbare orde of een direct gevaar voor personen of goederen.
-
4. Het college is bevoegd om de bij de Bomenlijst behorende lijst en kaart met particuliere monumentale en waardevolle bomen binnen de bebouwde kom vast te stellen en te wijzigen.
-
5. Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 4:11a Herplant- en instandhoudingsplicht
-
1. Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn.
-
2. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn van herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.
-
3. Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is in het voortbestaan ernstig worden bedreigd, kunnen Burgemeester en Wethouders aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
-
4. Degene aan wie een voorschrift of verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.
Artikel 4:11b Bestrijding van boomziekten
-
1. Indien zich op een terrein één of meer bomen bevinden die naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door Burgemeester en Wethouders is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:
- a.
de houtopstand te vellen.
- b.
conform richtlijnen van de gemeente de gevelde houtopstand direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.
- a.
-
2. Het is verboden gevelde bomen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.
-
3. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het onder het tweede lid van dit artikel gestelde verbod.
-
4. Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.
-
5. Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 4:12 Vergunning van rechtswege
Vervallen.
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen en dergelijke
-
1. Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
- a.
onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;
- b.
bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;
- c.
kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:17 of onderdelen daarvan, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel; of
- d.
mestopslag, gierkelders of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen.
- a.
-
2. Het college kan bij de aanwijzing nadere regels stellen.
-
3. Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien krachtens de Wet ruimtelijke ordening of door of krachtens de Provinciale milieuverordening Gelderland.
Artikel 4:14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen
[gereserveerd]
Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
-
1. Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg zichtbaar is.
-
2. Het verbod is niet van toepassing op onverlichte:
- a.
opschriften, aankondigingen en afbeeldingen in het inwendig gedeelte van een onroerende zaak, die niet kennelijk gericht zijn op zichtbaarheid vanaf de weg;
- b.
opschriften of aankondigingen op of aan onroerende zaken, daartoe aangewezen door de overheid;
- c.
opschriften en aankondigingen op of aan onroerende zaken dienstbaar aan openbaar vervoer, indien deze zijn aangebracht ten dienste van dat vervoer.
- a.
-
3. Het verbod is niet van toepassing op reclame die is toegestaan op grond van door het college vastgesteld beleid inzake reclame en bewegwijzering.
Artikel 4:16 Vergunningsplicht lichtreclame
[gereserveerd]
Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 4:17 Begripsbepaling
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
-
1. Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan, de beheersverordening, exploitatieplan of een voorbereidingsbesluit is bestemd of mede bestemd.
-
2. Het verbod geldt niet voor het plaatsen van kampeermiddelen voor eigen gebruik door de rechthebbende op een terrein.
-
3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het eerste lid.
-
4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8. kan de ontheffing worden geweigerd in het belang van:
- a.
de bescherming van natuur en landschap;
- b.
de bescherming van een stadsgezicht.
- a.
-
5. Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen
-
1. Het verbod van artikel 4:18, eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.
-
2. Het college kan daarbij nadere regels stellen ter bescherming van de belangen genoemd in artikel 4:18, vierde lid, onder a en b.
Artikel 4:20 Paddenstoelen en mossen
-
1. Het is verboden paddenstoelen en mossen, of delen daarvan:
- a.
van hun groeiplaats te verwijderen;
- b.
onder zich te hebben of te koop aan te bieden.
- a.
-
2. Het bepaalde in het eerste lid van dit artikel is van toepassing op:
- a.
alle soorten paddenstoelen (Funghi);
- b.
alle soorten veenmossen (Sphagnum);
- c.
alle soorten niet op stenen groeiende korstmossen (Lichenes);
- d.
kussentjesmos (Leucobryum glaucum).
- a.
-
3. Het bepaalde in het eerste lid van dit artikel geldt niet, indien de in het eerste lid van dit artikel genoemde handelingen geschieden in het kader van werkzaamheden, die verband houden met normaal onderhoud en/of exploitatie van terreinen.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente
Afdeling 1 Parkeerexcessen en stopverbod
Artikel 5:1 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- a.
voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals: kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;
- b.
parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990).
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
-
1. Onder verhuren als bedoeld in dit artikel wordt mede verstaan:
- a.
het gebruiken van een voertuig voor het geven van lessen;
- b.
het gebruiken van een voertuig voor het vervoeren van personen tegen betaling.
- a.
-
2. Tot de voertuigen als bedoeld in dit artikel worden niet gerekend:
- a.
voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, en dit gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden;
- b.
voertuigen voor persoonlijk gebruik van de in het derde lid bedoelde persoon.
- a.
-
3. Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:
- a.
drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 25 meter met als middelpunt een van deze voertuigen;
- b.
de weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken.
- a.
-
4. Het college kan ontheffing van het verbod verlenen.
-
5. Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen
[gereserveerd]
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
[gereserveerd]
Artikel 5:5 Voertuigwrakken
-
1. Het is verboden een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert op de weg te parkeren.
-
2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.
-
1. Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:
- a.
langer dan op drie achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op een door het college aangewezen weg, waar dit naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte of schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente;
- b.
op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
- a.
-
2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid, aanhef en onder a.
-
3. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wegenverordening Gelderland.
-
4. Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen
-
1. Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken.
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen
-
1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren op een door het college aangewezen plaats, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
-
2. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter te parkeren op een door het college aangewezen weg, waar dit parkeren naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte.
-
3. Het verbod in het tweede lid is niet van toepassing op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur.
-
4. De verboden in het eerste en tweede lid zijn voorts niet van toepassing op campers, kampeerauto’s, caravans en kampeerwagens, voor zover deze voertuigen niet langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg worden geplaatst of gehouden.
-
5. Het college kan van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden ontheffing verlenen.
-
6. Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
-
1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
-
2. Het is verboden om binnen de bebouwde kom landbouwvoertuigen aan of op de weg te parkeren op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of overig verkeer op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
-
3. Het verbod in het eerste en tweede lid geldt niet gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.
Artikel 5:10 Parkeren of laten stilstaan van voertuigen anders dan op de rijbaan
Het is verboden een voertuig te parkeren of te laten stilstaan op een door het college aangewezen, niet tot de rijbaan behorend weggedeelte.
2. Het verbod is niet van toepassing op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam.
Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
-
1. Het is verboden met een voertuig te rijden door een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook, of het daarin te doen of te laten staan.
-
2. Dit verbod is niet van toepassing:
- a.
op de weg;
- b.
op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden door of vanwege de overheid;
- c.
op voertuigen, waarmee standplaats wordt of is ingenomen op terreinen die voor dit doel zijn bestemd.
- a.
-
3. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.
-
4. Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Afdeling 2 Collecteren
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen of leden- of donateurwerving
-
1. Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daarvoor een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele door een liefdadig, ideëel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
-
2. Onder een inzameling als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan: het aanvaarden van geld of goederen bij het aanbieden van diensten of goederen, als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
-
3. Het verbod geldt niet voor een inzameling die wordt gehouden:
- a.
in besloten kring of
- b.
door een instelling die is ingedeeld in het door het college vastgestelde collecte- en wervingsrooster, mits de inzameling of werving overeenkomstig dat collecte- en wervingsrooster en met inachtneming van de door het college gegeven voorschriften plaatsvindt of
- c.
door een andere, door het college aangewezen instelling.
- a.
-
4. Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Afdeling 3 Venten
Artikel 5:14 Begripsbepaling
-
1. In deze afdeling wordt onder venten verstaan: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis;
-
2. Onder venten wordt niet verstaan:
- a.
het aan huis afleveren van goederen door of vanwege degene die dit doet ter exploitatie van zijn winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;
- b.
het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet of op snuffelmarkten als bedoeld in artikel 5:22;
- c.
het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 5:17.
- a.
Artikel 5:15 Ventverbod
-
1. Het is verboden te venten:
- a.
op door het college in het belang van de openbare orde aangewezen openbare plaatsen; of
- b.
op door het college aangewezen dagen en uren.
- a.
-
2 Het college kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid.
-
3. Op de aanvraag om een ontheffing bedoeld in het tweede lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
-
4. a. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.
b. het venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard.
-
5. In afwijking van het bepaalde in het eerste en vierde lid is het venten van gedrukte en geschreven stukken verboden op door het college in het belang van de openbare orde aangewezen openbare plaatsen, dagen of uren.
Artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting
-
Vervalen.
Afdeling 4 Standplaatsen
Artikel 5:17 Begripsbepaling
-
1. In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden,, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
-
2. Onder standplaats wordt niet verstaan:
- a.
een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet;
- b.
een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:24.
- a.
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
-
1. Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.
-
- 2.
Het college weigert de vergunning:
- a.
wegens strijd met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.
- b.
indien de aanvraag betrekking heeft op een locatie die niet in (de lijst bij) de beleidsnotitie standplaatsen gemeente als standplaatslocatie is aangewezen.
- c.
indien de aanvraag betrekking heeft op een locatie die wel in (de lijst bij) de beleidsnotitie standplaatsen gemeente als standplaatslocatie is aangewezen, maar de vergunning voor die locatie/plaats al vergeven is (maximumstelsel).
- 2.
-
3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd indien:
- a.
de standplaats hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;
- b.
als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt;
- a.
-
4. Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen
-
1. Het verbod van artikel 5:18, eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Wegenverordening Gelderland.
-
2. De weigeringsgrond van artikel 5:18, derde lid, onder a, is niet van toepassing op bouwwerken.
Artikel 5:21
(gereserveerd)
Afdeling 5 Snuffelmarkten
Artikel 5:22 Begripsbepaling
-
1. In deze afdeling wordt verstaan onder snuffelmarkt: een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats.
-
2. Onder een snuffelmarkt wordt niet verstaan:
- a.
een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet;
- b.
een evenement als bedoeld in artikel 2:24.
- a.
Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt
-
1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een snuffelmarkt te organiseren.
-
2. Het verbod geldt niet voor ruimten die uitsluitend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet.
-
3. De burgemeester weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.
-
4. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Afdeling 6 Openbaar water en waterstaatswerken
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
-
1. Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
-
2. Degene die voornemens is een steiger, een meerpaal of een ander voorwerp met een permanent karakter op, in of boven openbaar water te plaatsen, doet daarvan uiterlijk twee weken tevoren een melding aan het college.
-
3. De melding bevat in ieder geval naam, adres en contactgegevens van de melder, en een beschrijving van de aard en omvang van het voorwerp.
-
4. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de Vaarwegverordening Gelderland, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
[gereserveerd]
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
[gereserveerd]
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
[gereserveerd]
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
-
1. Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
-
2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet of de Vaarwegverordening Gelderland.
Artikel 5:29 Reddingsmiddelen
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Artikel 5:30 Veiligheid op het water
-
1. Het is aan een ieder die zich als bader of zwemmer in het openbaar water ophoudt, verboden zich zodanig te gedragen dat het scheepvaartverkeer daarvan hinder of gevaar kan ondervinden.
-
2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet of de Vaarwegverordening Gelderland.
-
3. Het is verboden aan een ieder die zich met een vaartuig, niet zijnde een niet-gemotoriseerde rubberboot, in het openbaar water ophoudt, zich te bevinden in het door rechthebbende aangewezen zwemwater.
Artikel 5:31 Overlast aan vaartuigen
-
1. Het is verboden zonder redelijk doel zich vast te houden aan een vaartuig in openbaar water, daarop te klimmen of zich daarop of daarin te begeven of te bevinden.
-
2. Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een vaartuig, liggend in of aan een openbaar water, los te maken.
Artikel 5:31A Begripsbepalingen
Vervallen.
Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Artikel 5:32 Crossterreinen
-
1. Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets te crossen buiten wedstrijdverband, een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
-
2. Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan daarbij nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen in het belang van:
- a.
het voorkomen of beperken van overlast;
- b.
de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;
- c.
de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.
- a.
-
3. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Besluit Omgevingsrecht, de Zondagswet.
-
4. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer of het Besluit geluidproductie sportmotoren.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
-
1. Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig, een bromfiets, fiets of met een paard.
-
2. Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan daarbij nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen in het belang van:
- a.
het voorkomen van overlast;
- b.
de bescherming van natuur- of milieuwaarden;
- c.
de veiligheid van het publiek.
- a.
-
3. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op motorvoertuigen, bromfietsen, fietsen en paarden:
- a.
ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de bevoegde minister aangewezen hulpverleningsdiensten;
- b.
die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de terreinen als in het eerste lid bedoeld;
- c.
die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschriften moeten worden uitgevoerd;
- d.
van de zakelijk gerechtigden, huurders en pachters van percelen die gelegen zijn binnen de terreinen als in het eerste lid bedoeld;
- e.
voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d. bedoelde personen.
- a.
-
4. Het in het eerste lid gestelde verbod is voorts niet van toepassing:
- a.
op wegen die gelegen zijn binnen de in het eerste lid bedoelde gebieden of terreinen;
- b.
binnen de bij of krachtens de Provinciale milieuverordening Gelderland aangewezen stiltegebieden ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als "toestel".
- a.
-
5. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
-
6. Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Afdeling 8 Vuurverbod
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
-
1. Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.
-
2. Mits er geen sprake is van gevaar, overlast of hinder voor de omgeving, is het verbod niet van toepassing op:
- a.
verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;
- b.
sfeervuren zoals terrashaarden, vuurkorven, indien geen afvalstoffen worden verbrand;
- c.
vuur voor koken, bakken en braden.
- a.
-
3. Het college kan van dit verbod ontheffing verlenen.
-
4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.
-
5. Het verbod geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening.
-
6. Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Afdeling 9 As verstrooiing
Artikel 5:35 Begripsbepaling
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Artikel 5:36 Verboden plaatsen
-
1. Incidentele asverstrooiing is verboden op:
- a.
verharde delen van de weg;
- b.
gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen.
- a.
-
2. Het college kan voor een bepaalde termijn verbieden dat op andere plaatsen dan die genoemd in het eerste lid asverstrooiing plaatsvindt.
-
3. Het college kan op verzoek van de nabestaande die zorg draagt voor de asbus op grond van bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen van het verbod uit het eerste lid, behoudens de gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen.
-
4. Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 5:37 Hinder of overlast
Incidentele asverstrooiing is verboden indien daardoor hinder of overlast wordt veroorzaakt voor derden.
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 6:1 Strafbepaling
1. Overtreding van het bij of krachtens de voorgaande artikelen bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
2. In afwijking van het eerste lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:10, en 2:11, als sprake is van een omgevingsvergunningplichtige activiteit, en artikel 4:11, tweede lid.
3. In geval van overtreding van de krachtens artikel 3, derde lid, van de Wet veiligheidsregio’s gestelde regels kan het college een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste de geldboete, bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s.
Artikel 6:2 Toezichthouders
-
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: de als zodanig bij de gemeentelijke organisatie aangewezen personen en de bevoegde ambtenaren van politie
-
2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening
-
1. De Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Epe 2007 wordt ingetrokken,
-
2. Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die waarop zij is bekendgemaakt.
-
3. De artikelen 4:10 tot en met 4:12 treden in werking op een nader door het college te bepalen tijdstip. De artikelen 4.3.1 tot en met 4.3.8 van de Algemene plaatselijke verordening 2007 blijven tot dat tijdstip van kracht.
Artikel 6:5 Overgangsbepaling
Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
Artikel 6:6 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene plaatselijke verordening Epe 2008.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 11 december 2008.
Ondertekening
Bijlage 1
Raadsbesluit 2010 registratienummer: 2009-70015
DE RAAD DER GEMEENTE EPE
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders
BESLUIT
vast te stellen de Bomenlijst op grond van artikel 4:11 APV
BOMENLIJST OP GROND VAN ARTIKEL 4:11 LID 1 ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING EPE 2008
Buiten de komgrens van de Wet natuurbescherming
–Houtwallen, houtsingels en hakhoutbosjes.
Houtopstanden op terreinen met een recreatieve bestemming.
– Overige houtopstanden met een diameter > 20 cm en snelgroeiende soorten met een diameter >30 cm, gemeten op 1,30 m hoogte tenzij deze houtopstanden een zelfstandige eenheid vormen en een grotere oppervlakte beslaan dan 10 are (1.000 m²); of
–Bomen die geplant zijn in het kader van een herplantplicht.
Binnen de komgrens van de Wet natuurbescherming
De gemeentelijke bomenstructuur.
–Bomen in bosrijke wijken.
Individuele monumentale, waardevolle en toekomstbomen, gemeentelijk en particulier.
–Bomen die geplant zijn in het kader van een herplantplicht.
Bijlagen:
lijst met monumentale en waardevolle bomen binnen de komgrens van de Wet natuurbescherming
kaarten met de bomenstructuur en monumentale en waardevolle bomen in Epe, Vaassen, Emst en Oene en bosrijke wijken in Epe en Vaassen binnen de komgrens van de Wet natuurbescherming.
Toelichting op de Bomenlijst op grond van artikel 4:11 lid 1 Algemene Plaatselijke Verordening Epe 2008
Bomenlijst buiten de komgrens van de Wet natuurbescherming’
Voor het gebied buiten de komgrens van de Wet natuurbescherming bestaat de Bomenlijst uit:
– Houtwallen, houtsingels en hakhoutbosjes
Houtwallen en -singels zijn lijnvormige beplantingen met bomen en/of struiken. Ze vormen vaak begrenzingen van percelen of zijn afscheidingen met een andere functie (bijvoorbeeld veekering).
Houtwallen liggen vooral op hogere (zand-)gronden en houtsingels vooral in lagere gebieden, vaak parallel aan sloten. Houtwallen bestaan in de meeste gevallen al decennia lang en hebben een grote landschappelijke en cultuurhistorische waarde.
Hakhoutbosjes zijn bosjes die regelmatig worden afgezet met van oudsher een functie als het leveren van hout voor afrasteringspalen, gereedschappen en brandstof. Bomen in deze bosjes halen vaak de diameter van 20 cm niet maar hebben veel waarde voor het landschap.
Door plaatsing op de Bomenlijst is het kappen van een of meerdere bomen in een houtwal, houtsingel of hakhoutbosje vergunningplichtig, ongeacht de diametergrootte, en kan de gemeente toetsen of kap van individuele bomen geen afbreuk doet aan het voortbestaan van de houtwal.
Houtopstanden op terreinen met een recreatieve bestemming
Houtopstanden op recreatieterreinen werden in het verleden beschermd in het bestemmingsplan. Daarnaast werd in de Wet op de Openluchtrecreatie een randbeplanting voorgeschreven. Dat is tegenwoordig niet meer het geval.
Om de beplanting op de terreinen met een recreatieve bestemming te kunnen reguleren is het kappen van bomen op deze terreinen, ongeacht de diametergrootte, vergunningplichtig. Het gaat hier om terreinen met de bestemming ‘Verblijfsrecreatieve doeleinden’, ‘Dagrecreatieve doeleinden’ en terreinen met de bestemming ‘Recreatiewoning’.
–Overige houtopstanden met een diameter >20 cm en snelgroeiende soorten met een diameter >30 cm
Bomen met een diameter >20 cm en snelgroeiende soorten met een diameter >30 cm, gemeten op 1,30 meter hoogte, kunnen al een grote landschappelijke-, cultuurhistorische-, beeldbepalende- of natuurwaarde hebben. Bij deze categorie bomen is een afweging van de waarde tegen het belang van het kappen van de boom nodig. Bomen met een diameter tot en met 20 cm en snelgroeiende soorten met een diameter tot en met 30 cm, gemeten op 1,30 meter hoogte, kunnen vergunningsvrij worden gekapt. Onder snelgroeiende boomsoorten wordt verstaan: els, berk, populier, wilg, fijnspar en douglas.
Alle bospercelen groter dan 10 are (1.000 m2) vallen onder de Wet natuurbescherming. Voor het vellen van deze beplantingen dient bij de provincie Gelderland een melding te worden ingediend van de voorgenomen velling. Voor deze bomen geldt geen vergunningplicht op grond van de APV’.
– Bomen die geplant zijn in het kader van een herplantplicht.
Bomen die geplant zijn in het kader van een herplantplicht worden opgenomen in de Bomenlijst. Dit geldt voor herplant die wordt opgelegd na vaststelling van de Bomenlijst.
Bomenlijst binnen de komgrens van de Wet natuurbescherming
Voor het gebied binnen de komgrens van de Wet natuurbescherming uit:
–De gemeentelijke bomenstructuur
De gemeentelijke bomenstructuur voor de kernen wordt vastgelegd in het Groenstructuurplan. Voor deze bomen moet voor het kappen een vergunning worden aangevraagd. De toetsing vindt plaats aan de hand van de vastgestelde visie voor de bomenstructuur.
– Bomen in bosrijke wijken
Voor wijken die zijn opgezet in voormalige bosgebieden is het boskarakter kenmerkend. Deze gebieden zijn daarom in het geheel vergunningplichtig. Daarmee kan getoetst worden of het boskarakter door eventuele kap in stand blijft. De wijken worden duidelijk begrensd en met straatnamen aangegeven.
Individuele bomen, gemeentelijk en particulier, die van grote waarde zijn, de monumentale, waardevolle en toekomstbomen.
De bomen binnen de kom die zijn aangewezen als monumentale, waardevolle of toekomstboom worden opgenomen in de Bomenlijst.
– Bomen die geplant zijn in het kader van een herplantplicht.
Bomen die geplant zijn in het kader van een herplantplicht worden opgenomen in de Bomenlijst. Dit geldt voor herplant die wordt opgelegd na vaststelling van de Bomenlijst.
Deze bomenlijst op grond van artikel 4:11 lid 1 Algemene Plaatselijke Verordening Epe 2008 treedt in werking de dag na de bekendmaking.
Epe, 11 februari 2010
De raad voornoemd,
de voorzitter, M, van Lente
de griffier, V. Smit
Dit besluit is in werking getreden op 24 februari 2010
Bijlage 2
Burgemeester en wethouders van Epe;
Gelet op het verzoek van RGV Holding BV. inzake het in de plaats treden van de gemeentelijke Algemene Plaatselijke Verordening (APV) voor de Gebiedsverordening van de Gemeenschappelijke Regeling van de Recreatiegemeenschap Veluwe (RGV);
Overwegende dat :
-met het opheffen van de Gemeenschappelijk Regeling (GR) de verordenende bevoegdheid van de RGV Holding is vervallen;
-de gebiedsverordening van de GR niet langer van kracht is en de gemeentelijke APV deze gebiedsverordening vervangt;
-het gewenst is om de hygiëne en zwemwaterkwaliteit van het openbaar zwemwater van de zwemplassen op recreatieterrein Kievitsveld in beheer en eigendom van de RGV Holding BV te beschermen;
BESLUITEN
Op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening artikel 2.57 onder 1b en artikel 2.58 onder 1c het recreatieterrein Kievitsveld, zoals begrensd op de bij dit besluit behorende kaart, aan te wijzen als plaats waar:
- 1.
Het de eigenaar of houder van een hond verboden is die hond te laten verblijven ofte laten lopen van 1 mei tot en met 15 september en,
- 2.
Degene die zich met een hond op een openbare plaats begeeft, verplicht is ervoor te zorgen dat die hond zich niet van uitwerpselen ontdoet.
Epe, 8 januari 2013
Burgemeester en wethouders van Epe,
de burgemeester, Ir. H van der Hoeve MPA
de secretaris, mw. C. Kats
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl