Regeling vervallen per 01-01-2011

Parkeerverordening Bolsward 1994

Geldend van 11-09-1993 t/m 31-12-2010

Onderwerp:

Parkeerverordening Bolsward 1994.

De raad van de gemeente Bolsward;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 december 1993;

overwegende dat het door de inwerkingtreding van de Algemene wet bestuursrecht noodzakelijk is om de "Parkeerverordening Bolsward 1993" van 27 april 1993 aan te passen;

gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet en de Wegenverkeerwet;

besluit:

I. vast te stellen de volgende

Parkeerverordening Bolsward 1994.

Afdeling 1 Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het RW 1966: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 4 mei 1966, Stb 181;

  • b.

    het RW 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb 459;

  • c.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RW 1966 of in het RW 1990;

  • d.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • e.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet aangehouden register van opgegeven kenteken ten tij den van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • f.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • g.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

  • h.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die

    1. is aangeduid met bord 99a uit bij lage 11 van het RVV 1966, dan wel met bord E9 uit bij lage I van het RVV 1990, of

    2. gelegen is binnen een zone aangeduid met bord 99aa uit bijlage 11 van het RVV 1966, dan wel met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • i.

    vergunning: een door burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur en/of belanghebbendenplaatsen;

  • j.

    vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.

Afdeling 2 Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel 2

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2. Een vergunning kan worden verleend aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig (voertuig) voor zolang deze

    • a.

      voor de uitoefening van zijn beroep of bedrijf werkzaam is in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en aannemelijk maakt dat het voor de duur van de uitvoering van die werkzaamheden noodzakelijk is dat deze in dat gebied een (motor)voertuig te parkeert;

    • b.

      in het gebied waar belanghebbedenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn een huisartsenpraktijk uitoefent en aannemelijk maakt dat het in het belang van zijn beroepsoefening noodzakelijk is in dat gebied een (motor)voertuig te parkeren.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan eigenaren of houders van voertuigen die niet voldoen aan één van de in het tweede lid genoemde voorwaarden.

  • 4. Aan de vergunning kunnen zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning ook andere voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Artikel 4

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen binnen 12 weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de in het tweede lid genoemde termijn met ten hoogste 12 weken verlengen.

Artikel 5

  • 1. Een vergunning wordt tot wederopzegging verleend.

  • 2. De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel 6

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken of wijzigen:

    • a.

      op aanvraag van de vergunninghouder;

    • b.

      wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

    • c.

      wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

    • d.

      wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

    • e.

      wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

    • f.

      wanneer blij kt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

    • g.

      om redenen van openbaar belang.

Afdeling 3 Verbodsbepalingen

Artikel 7

  • 1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een voertuig te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      opeen belanghebbendenplaats.

  • 2. Het is verboden een f iets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wij ze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik ervan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 8

  • 1. Het is verboden parkeerapparatuur in werking te stellen:

    • a.

      op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven;

    • b.

      op een tijdstip dat niet samenvalt met of onmiddellijk volgt op de aanvang van het parkeren.

  • 2. Het is verboden op een parkeerapparatuurplaats gedurende de tijden waarop het parkeren daar slechts tegen betaling is toegestaan:

    • a.

      een voertuig te parkeren indien de parkeerapparatuur niet in werking wordt gesteld of niet onmiddellijk na aanvang van het parkeren in werking wordt gesteld;

    • b.

      een motorvoertuig (voertuig) geparkeerd te houden indien de parkeerapparatuur aangeeft dat de parkeertermijn is verstreken.

  • 3. Het in het tweede lid vervatte verbod geldt niet wanneer aan de eigenaar of houder van het voertuig een vergunning is verleend voor het parkeren op de betreffende categorie parkeerapparatuurplaatsen, het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van een vergunning en niet gehandeld wordt in strijd meet de aan de vergunning verbonden voorwaarden .

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel.

Artikel 9

  • 1. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig (voertuig) te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het voertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;

    • c.

      i.s.m. de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling 4 Strafbepaling

Artikel 11

Met de opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren belast.

Artikel 12

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die waarop zij is bekendgemaakt. Te zelfder tijd vervalt de "Parkeerverordening Bolsward 1993" van 27 april 1993, no , 8a. Te zelfder tijd vervalt de daarvoor vastgestelde parkeerverordening Bolsward, vastgesteld bij raadsbesluit van 24 januari 1989, no. 7. Vergunningen welke zijn verleend krachtens de parkeerverordening Bolsward 1993 worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

Artikel 13

Deze verordening kan worden aangehaald als; "Parkeerverordening Bolsward 1994". 11 . toepassing te geven aan artikel 202 van de gemeentewet, voor wat betreft deze verordening.