Regeling vervallen per 01-07-2005

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING WELSTANDSZORG HUS EN HIEM 2005

Geldend van 01-07-2005 t/m 30-06-2005

Intitulé

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING WELSTANDSZORG HUS EN HIEM 2005

Het Algemeen Bestuur van het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam " hus en hiem "; welstandsadvisering en monumentenzorg;

overwegende dat in 1983 een bestuurlijke samenwerking van gemeenten in Fryslan in de vorm van een gemeenschappelijke regeling tot stand is gekomen in het belang van de bouwkunstige en landschappelijke schoonheid in de provincie Fryslán;

dat deze gemeenschappelijke regeling in 1988 in overeenstemming met het bij of krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen bepaalde is gebracht;

dat deze gemeenschappelijke regeling in 1991 is uitgebreid met adviestaken ten aanzien van de toepassing van de Monumentenwet 1988 en de monumentenverordening van de deelnemende gemeenten;

dat deze gemeenschappelijke regeling in verband met de inwerkingtreding van de Woningwet (2001) dient te worden aangepast;

gelet op artikel 46, lid 1 van de in 1993 vastgestelde gemeenschappelijke regeling "Welstandszorg hus en hiem";

gehoord de raden van de aan de gemeenschappelijke regeling "Welstandszorg "hus en hiem" deelnemende gemeenten;

BESLUIT:

degemeenschappelijke regeling "Welstandszorg "hus en hiem " te wijzigen door middel van het vaststellen van onderstaande integrale tekst.

§ 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.

Deze regeling verstaat onder:

a.Regeling

Deze gemeenschappelijke regeling;

b.Gemeente

Een aan de regeling deelnemende gemeente;

c.Lichaam

Het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam als bedoeld in artikel 2;

d.Gedeputeerde Staten

Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân;

e.Het bureau

Het ambtelijke apparaat als bedoeld in § 13;

f.Raad

De gemeenteraad van één van de gemeenten;

g.Wet

De Wet Gemeenschappelijke Regelingen;

h.Woningwet

De Woningwet 2001;

i.Monumentenwet

De Monumentenwet 1988;

j.Monumentenverordening

De door de raad vastgestelde monumentenverordening;

k.Reglement op de Commissie

Het door de raad vastgestelde Reglement op de Commissie

Artikel 2

  • 1. Voor de uitvoering van deze regeling wordt een openbaar lichaam gevormd, genaamd "Ms en hiem, welstandsadvisering en monumentenzorg".

  • 2. Het lichaam is gevestigd te Leeuwarden.

  • 3. De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 3

Het bestuur van het lichaam bestaat uit: - een algemeen bestuur;

  • -

    een dagelijks bestuur;

  • -

    een voorzitter.

Artikel 4

Waar in de regeling wettelijke bepalingen van overeenkomstige toepassing warden verklaard, komen in die bepalingen voor de gemeente, raad, burgemeester en wethouders en de burgemeester in de plaats: het lichaam, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

§ 2 DOELSTELLING EN TAKEN

Artikel 5

Deze regeling heeft ten doel de gemeenschappelijke belangen van de deelnemende gemeenten te behartigen op het gebied van de bouwkunstige, stedenbouwkundige en landschappelijke schoonheid in de provincie Fryslân.

De aanvulling heeft primair betrekking op de wettelijke context waarin de relatie tot de omgeving als uitdrukkelijke toetsingsgrond is aangemerkt. Daarnaast wordt op verzoek van de deelnemende gemeente geadviseerd over ruimtelijke planvorming

Artikel 6

  • 1.

    Het lichaam geeft met behulp van een hem ten dienste staand bureau uitvoering aan de in het vorige artikel genoemde doelstelling en oefent daarbij de volgende taken uit:

    • a.

      het voorzien van de gemeenten in de welstandsadvisering als bedoeld in de Woning wet;

    • b.

      het geven van adviezen over algemene welstandsvraagstukken aan gemeenten en andere openbare lichamen en aan particulieren, de laatsten voor zover het een tweede onafhankelijke beoordeling betreft van bouwplannen gelegen bulten de aan de Gemeenschappelijke Regeling deelnemende gemeenten;

Toelichting: De wetgever hecht aan de mogelijkheid dat particulieren ook een zgn. ' second opinion ' kunnen laten opstellen. Daartoe is voor de bij de Federatie Welstand aangesloten welstandscommissies een protocol opgesteld, waardoor ook reguliere welstandscommissies ten behoeve van particulieren een contra- expertise kunnen opstellen, zij het dat dit alleen van toepassing kan zijn voor aanvragen gelegen buiten de werkingssfeer van de betreffende welstandscommissie.

  • c.

    het voorzien van de gemeenten in de advisering over de toepassing van de Monumentenwet en de Monumentenverordening in het bijzonder in de advisering als bedoeld in artikel 11 van die wet;

  • d.

    het op verzoek van gemeenten, voorzien in de advisering over de toepassing van de Monumentenwet en de Monumentenverordening, in het bijzonder ten aanzien van beschermde gemeentelijke monumenten, en/of in de advisering ten aanzien van {beeldbepalende panden) binnen ingeschreven, beschermde stads- en dorpsgezichten en/ of in de advisering van objecten met door de gemeente toegekende cultuurhistorische waarden.

    • 2.

      Aan het bestuur van het lichaam worden de voor de uitvoering van de in het eerste lid, sub a, b, en c genoemde taken benodigde bevoegdheden overgedragen.

    • 3.

      Aan het bestuur van het lichaam worden de voor de uitvoering van de in het eerste lid, sub d bedoelde adviestaken benodigde bevoegdheden overgedragen. De overdracht van deze bevoegdheden worden in per deelnemende gemeente te nemen besluiten nader gepreciseerd per categorie beschermde monumenten en/of beeldbepalende panden en/of waardevolle objecten. Een afschrift van deze besluiten zenden de gemeenten ter kennisneming aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 7

Het openbaar lichaam is niet bevoegd tot: - borgstelling;

  • -

    het om niet uitlenen van geld;

  • -

    het schenken van geld of andere zaken.

§ 3 HET ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 8

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur bestaat uit zoveel leden als het aantal deelnemende gemeenten bedraagt.

  • 2.

    De raden wijzen hetzij hun voorzitter, hetzij een wethouder van hun gemeente als lid en als plaatsvervangend lid aan.

  • 3.

    De raden beslissen in de eerste vergadering van elke zittingsperiode over de aanwijzing van de in het 2e lid genoemde leden en plaatsvervangende leden.

  • 4.

    Het Algemeen Bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter.

Toelichting: De Wet dualisering gemeentebestuur houdt een andere bevoegdheids - en verantwoordelijkheidsverdeling in tussen de raad en het college. De raad stuurt op hoofdlijnen en controleert het college; Het college is met name met de uitvoering belast. De G. R. bas en hiem is een 'uitvoeringsregeling': de uitvoering van een aantal gemeentelijke taken, die voortvloeien uit ( rijks -) wetgeving zijn vanwege inhoudelijke, financiële en organisatorische overwegingen bij één (intergemeentelijke] organisatie neergelegd. Het AB van h&h maakt geen welstands - of monumentenbeleid, maar is gericht op optimalisering van de uitvoering van deze gemeentelijke taken, in termen van financiën en doelgerichte ( bedrijfs -) organisatie. De uitvoering van deze taken behoort tot de bevoegdheid van het college. Hieruit vloeit logisch voort dat het AB samengesteld wordt door vertegenwoordigers van de colleges van de deelnemende gemeenten. (zie ook art. 13, lid 1 van de Wet).

Artikel 9

  • 1. Het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur eindigt op de dag waarop het lid de hoedanigheid verliest, waarin hij is benoemd, respectievelijk gekozen.

  • 2. De leden van het Algemeen Bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het Algemeen Bestuur, alsmede de raad die hen heeft aangewezen op de hoogte.

  • 3. In een tussentijdse vacature wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 8 weken na het ontstaan van deze vacature, een nieuw lid van het Algemeen Bestuur benoemd door de raad van de gemeente waaruit het lid wiens lidmaatschap is geëindigd afkomstig is.

Artikel 10

  • 1. Het Algemeen Bestuur vergadert jaarlijks tenminste 2 maal en voorts zo dikwijls de voorzitter of het Dagelijks Bestuur dit nodig acht, of tenminste 4 leden van het Algemeen Bestuur dat, onder opgave van de te behandelen onderwerpen, schriftelijk verzoeken.

  • 2. De vergaderingen van het Algemeen Bestuur worden in het openbaar gehouden.

Artikel 11

  • 1.

    Aan de beraadslagingen tijdens de vergaderingen van het Algemeen Bestuur kunnen tevens deelnemen:

    • a.

      de leden van het Dagelijks Bestuur genoemd in artikel 13, lid 1 sub e en de vaste leden van de commissies bedoeld in § 8;

    • b.

      per gemeente één door die gemeente aangewezen ambtelijke deskundige op het gebied van deze regeling;

    • c.

      de functionarissen, in dienst van het lichaam, voor zover belast met bestuurlijke of adviserende taken;

2. De in het eerste lid genoemde personen hebben een adviserende stem.

Artikel 12

Alle taken en bevoegdheden in het kader van deze regeling die niet aan het Dagelijks Bestuur of de voorzitter zijn opgedragen, behoren aan het Algemeen Bestuur.

§ 4 HET DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 13

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur wordt gevormd door:

    • a.

      De voorzitter van het Algemeen Bestuur, die tevens als voorzitter van het Dagelijks Bestuur fungeert;

    • b.

      de plaatsvervangend voorzitter van het Algemeen Bestuur, tevens plaatsvervangend voorzitter van het Dagelijks Bestuur;

c, maximaal 4, minimaal 2 leden uit het Algemeen Bestuur, te benoemen door het Algemeen Bestuur;

Toelichting: de oude regeling ontbeert enige flexibiliteit.

d. één van de in artikel 11 lid 1 sub b genoemde leden, te benoemen door het Algemeen Bestuur;

e, twee leden, te benoemen door het Algemeen Bestuur uit een aanbeveling van de afdeling Fryslén van de Bond van Nederlandse Architecten, die voor elke vacature een keuze uit tenminste twee personen mogelijk maakt.

2. Bij de samenstelling van het Dagelijks Bestuur wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met een spreiding binnen de provincie Fryslân.

Het lid van het Dagelijks Bestuur genoemd in lid 1 sub d is niet werkzaam in één van de gemeenten van waaruit de leden genoemd in lid 1 sub a tot en- met c afkomstig zijn.

Artikel 14

  • 1. Het lidmaatschap van het Dagelijks Bestuur eindigt op de dag waarop het lid de hoedanigheid verliest, waarin hij is benoemd respectievelijk ingevolge het eerste lid van artikel 13 is aangewezen.

    2. De leden van het Dagelijks Bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter op de hoogte. In een tussentijdse vacature wordt op de eerstvolgende vergadering van het Algemeen Bestuur een nieuw lid benoemd.

    • 3.

      De leden van het Dagelijks Bestuur treden als lid van dit bestuur af op de dag waarop de zittingsperiode voor de leden van de raden afloopt, met dien verstande dat de in artikel 13, lid 1 sub f bedoelde leden maximaal 8 jaar zitting kunnen hebben in het Dagelijks Bestuur.

    • 4.

      1n de gevallen van lid 2 en 3 blijven de leden hun functie waarnemen tot door het Algemeen Bestuur in hun opvolging is voorzien.

Artikel 15

1 1. Het Dagelijks Bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt, of zulks schriftelijk door een lid van het Dagelijks Bestuur onder opgave van de te behandelen onderwerpen wordt verzocht.

2.Indien het Dagelijks Bestuur of de voorzitter het nodig oordeelt, kunnen één of meer deskundigen uitgenodigd worden om aan de beraadslagingen deel te nemen.

Zij hebben een adviserende stem.

Artikel 16

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur is belast met:

    • a.

      de voorbereiding van al hetgeen aan het Algemeen Bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd;

    • b.

      de uitvoering van de besluiten van het Algemeen Bestuur;

    • c.

      het beheer van de activa en de passiva van het lichaam;

    • d.

      de zorg, voor zover deze niet aan anderen is opgedragen, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

1d. het nemen van alle conservatoiremaatregelen, zowel in als buiten rechte, en het doen van alles wat nodig is ter voorkomen van verjaren en verlies van recht of bezit;

e.de benoeming, de schorsing, het ontslag, dan wel de tewerkstelling op

} arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht van het personeel met uitzondering van de directeur, een en ander overeenkomstig het

1bepaalde in artikel 29 en verder voor zover het Algemeen Bestuur zich de betreffende bevoegdheden niet heeft voorbehouden

2.Het Dagelijks Bestuur kan een aantal van zijn bevoegdheden mandateren aan de directeur.

3. Het Algemeen Bestuur kan aan het Dagelijks Bestuur bevoegdheden van het Algemeen Bestuur overdragen, met uitzondering van de bevoegdheid tot:

  • a.

    het instellen van een bedrijf of een tak van dienst;

  • b.

    het vaststellen van de begroting van artikel 32 of van de rekening van artikel 34;

  • c.

    het vaststellen van regels m.b.t. de organisatie van de administratie en het beheer van de vermogenswaarde van het lichaam.

§ 5 DE VOORZITTER

Artikel 17

  • 1. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter worden door het Algemeen Bestuur uit zijn midden aangewezen en treden als zodanig op in het Algemeen en het Dagelijks Bestuur.

  • 2. De bepalingen in deze paragraaf zijn van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangend voorzitter.

  • 3. Het voorzitterschap eindigt indien de betrokkene ophoudt lid van het Algemeen Bestuur te zijn. Alsdan voorziet het Algemeen Bestuur zo spoedig mogelijk in de vervanging.

Artikel 18

1.De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur.

2.De voorzitter draagt zorg voor een spoedige afdoening van zaken en tekent alle stukken die van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur uitgaan.

3.De voorzitter roept de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur zoveel mogelijk met vermelding van de te behandelen onderwerpen, schriftelijk en onder medezending van de relevante stukken, spoedeisende gevallen daargelaten, tenminste 14 dagen van te voren bijeen op een door hem te bepalen datum, plaats en uur. Een afschrift van de vergaderstukken van de vergaderingen van het Algemeen Bestuur zendt hij ter kennisname aan de colleges van

burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten. Voor de vergaderingen van het Algemeen Bestuur zendt hij de uitnodigingen en de stukken tevens aan de personen genoemd in artikel 11.

4 De voorzitter vertegenwoordigt het lichaam in en buiten rechte. Indien hij behoort tot het bestuur van een gemeente die partij is in het geding waarbij het lichaam is betrokken, wordt hij vervangen door de plaatsvervangend voorzitter.

§ 6 SECRETARIS

Artikel 19

    • 1.

      De secretaris wordt door het Algemeen Bestuur benoemd, geschorst of ontslagen.

    • 2.

      De secretaris is, in overleg met de voorzitter, belast met de voorbereiding

    van de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur.

    3. De secretaris draagt zorg voor de verslaglegging van de vergaderingen

    van het Algemeen Bestuur en van het Dagelijks Bestuur.

    • 4.

      Alle stukken die van het Algemeen Bestuur en van het Dagelijks Bestuur uitgaan, worden door hem meeondertekend.

    • 5.

      De functie van secretaris kan worden uitgeoefend door de directeur.

    Toelichting: De ervaringen van de afgelopen jaren leren dat de aan de functie van secretaris verbonden taken steeds meer door de directeur worden vervuld. Deze praktische praktijk kan worden bestendigd door de mogelijkheid te introduceren dat de functie van secretaris kan worden uitgeoefend door de directeur.

§ 7 DE PENNINGMEESTER

Artikel 20

  • 1. De penningmeester wordt door het Algemeen Bestuur benoemd, geschorst of ontslagen.

  • 2. De penningmeester is in het bijzonder belast met de financiële administratie en het opstellen van de ontwerpbegroting en de rekening.

§ 8 COMMISSIES

Artikel 21,

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter kunnen commissies van advies instellen, zulks met inachtneming van artikel 24 van de Wet.

  • 2.

    a. Het Algemeen Bestuur kan commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen, na het verkrijgen van een verklaring van geen bezwaar van de raden van elk der deelnemende gemeenten.

c, Het Algemeen Bestuur regelt met inachtneming van artikel 25 van de Wet hun bevoegdheden, samenstelling en werkwijzen.

Artikel 22

1. Het Algemeen Bestuur stelt commissies in die tot taak

hebben het verstrekken van welstandsadviezen, als bedoeld in de Woningwet en monumentenzorgadviezen ais bedoeld in

de Monumentenwet, aan de colleges van burgemeester en wethouders van de aangesloten gemeenten.

2. De leden van deze commissies worden op voordracht van het Dagelijks Bestuur benoemd door de gemeenteraden van de aangesloten gemeenten.

Artikel 23

De commissies genoemd in artikel 22 fungeren ten behoeve van de gemeenten als onafhankelijke commissies (van deskundigen) ingevolge art. 1, lid r van de Woningwet en artikel 15 , lid 1 van de Monumentenwet.

§ 9 VERGOEDINGEN

Artikel 24

1, De leden van het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de commissies als bedoeld in § 8, alsmede de adviseurs als bedoeld in artikel 11 en 15 lid 2 genieten een tegemoetkoming in de kosten, naar regels te steilen door het Algemeen Bestuur met inachtneming van het bepaalde in artikel 21 van de Wet.

2. Voor leden van het Dagelijks Bestuur en van commissies als bedoeld in § 8, niet zijnde gemeentebestuurder of in overheidsdienst, stelt het Algemeen Bestuur met inachtneming van het bepaalde in artikel 21 van de Wet een vergoedingenregeling vast.

§ 10 INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN TERUGROEPING

Artikel 25

  • 1. Elke gemeente regelt binnen haar eigen bestuur de spelregels ten aanzien van het verstrekken van informatie en het afleggen van verantwoording door de leden van het college van B&W.

  • 2. De leden van het Dagelijks Bestuur geven - tezamen dan wel afzonderlijk - aan het Algemeen Bestuur, wanneer dit Algemeen Bestuur of één of meer leden daarvan hierom vraagt, mondeling - en indien daarom wordt gevraagd -- schriftelijk, uiterlijk binnen één maand, alle gevraagde inlichtingen.

  • 3. De leden van het Dagelijks Bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het Algemeen Bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde beleid.

  • 4. Een lid van het Dagelijks bestuur kan door het Algemeen Bestuur worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het Algemeen bestuur niet meer bezit.

  • 5. De raad die een vertegenwoordiger in het Algemeen Bestuur heeft aangewezen, heeft de bevoegdheid dit door hem aangewezen lid te ontslaan indien dit lid het vertrouwen van de raad niet meer bezit.

    Toelichting: Artikel 26 en 27 zijn samengevoegd. Door de dualisering tussen de raad en het college is het vraagstuk van informatievoorziening en het afleggen van verantwoording anders komen te liggen. Er zijn momenteel verschillende spelregels door gemeenteraden geformuleerd m.b.t. dit onderwerp. Daarom wordt in deze gemeenschappelijke regeling ervoor gekozen te verwijzen naar de locale afspraken in dezen. Net is belangrijk dat de informatie- en verantwoordingsplicht van het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur in de G. R. in stand blijft, opdat he t algemeen bestuurslid In eigen huis' de lokaal geformuleerde spelregels kan blijven nakomen.

§ 11 REGLEMENTEN VAN ORDE

Artikel 26

  • 1. Het Algemeen Bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen en overige werkzaamheden.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur kan een reglement van orde vaststellen voor zijn vergaderingen en overige werkzaamheden.

§ 12 ARCHIEFVORMING

Artikel 27

    • 1.

      Het Dagelijks Bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het lichaam overeenkomstig een door het Algemeen Bestuur, met inachtneming van de Archiefwet 1995 vast te stellen regeling, welke aan Gedeputeerde Staten moet worden meegedeeld.

    • 2.

      De secretaris is belast met het beheer van de archiefbescheiden van deorganen van het lichaam, alsmede van de commissies, bedoeld in § 8.

    3. Gedeputeerde Staten oefenen overeenkomstig het bepaalde in Hoofdstuk

    IX van het Archiefbesluit toezicht uit op de zorg voor en het beheer van

    de archiefbescheiden.

    • 4.

      De archiefbescheiden worden overgebracht naar de archiefbewaarplaats van het Rijksarchief of van de gemeente aan te wijzen door het Algemeen Bestuur.

    • 5.

      Bij opheffing van deze regeling worden de nog niet ingevolge het vorige lid overgebrachte archiefbescheiden geplaatst in die archiefbewaarplaats.

§ 13 DIRECTEUR

Artikel 28

  • 1. De directeur van het bureau wordt door het Algemeen Bestuur benoemd, geschorst of ontslagen. Benoeming geschiedt uit een door het Dagelijks Bestuur opgemaakte voordracht welke de namen van zo mogelijk twee personen bevat.

  • 2. Het Algemeen Bestuur stelt voor hem een instructie vast.

§ 14 OVERIGE PERSONEEL

Artikel 29

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 28 lid 1, stelt het Dagelijks Bestuur de personeelsformatie vast.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur kan de benoeming, de schorsing en het ontslaan van het personeel mandateren aan de directeur.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 28 lid 2 kan het Dagelijks Bestuur voor het personeel de nodige instructies vaststellen.

  • 4. De bezoldiging van het personeel wordt met in achtneming van het bepaalde in lid 5, door het Dagelijks Bestuur bepaald.

  • 5. Op het personeel zijn de regels die zijn of zullen worden vastgesteld voor het personeel in dienst van de gemeente Smallingerland van overeenkomstige toepassing.

§ 15 FINANCIELE BEPALINGEN

Beheer en controle.

Artikel 30

1.Het Algemeen Bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie

van de administratie, het beheer van vermogenswaarden en de controle.

2. De artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige

toepassing.

Begroting.

Artikel 31

1.

Het Dagelijks Bestuur biedt jaarlijks een ontwerpbegroting, alsmede een meerjarenraming voor een aaneensluitend tijdvlak van tenminste 3 jaren, aan.

Zowel de ontwerpbegroting als de meerjarenraming worden 6 weken voordat zij aan het Algemeen Bestuur worden aangeboden, door het Dagelijks bestuur toegezonden aan de raden van de deelnemende gemeenten.

2.

De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de colleges voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190, lid 2, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

3.

De raden kunnen over de ontwerpbegroting en de meerjarenraming van hun zienswijze doen blijken. Het Dagelijks Bestuur voegt de commentaren bij de ontwerpbegroting en de meerjarenraming, zoals deze aan het Algemeen Bestuur wordt aangeboden.

4.

Het Algemeen Bestuur stelt de begroting en de meerjarenraming vast v66r 1 juli van het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor de begroting moet dienen.

5.

Terstond na de vaststelling zendt het Algemeen Bestuur, zo nodig, de begroting en de meerjarenraming aan de raden. Deze kunnen van hun zienswijze doen blijken bij Gedeputeerde Staten.

6.

Het Dagelijks Bestuur zendt de begroting en de meerjarenraming binnen twee weken, doch in ieder geval vèèr 15 juli aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 32

Met betrekking tot het wijzigen van de begroting is het bepaalde in het voorafgaande artikel van overeenkomstige toepassing.

Artikel 33

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur biedt jaarlijks vóór 1 mei de rekening over het afgelopen jaar met alle bijbehorende bescheiden aan de raden aan. Daarbij worden tevens aangeboden een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening, ingesteld door de overeenkomstig artikel 213 van de Gemeentewet aangewezen deskundige en hetgeen het Dagelijks Bestuur te zijner verantwoording dienstig acht.

  • 2.

    Binnen zes weken na ontvangst kunnen de raden van hun zienswijze doen blijken. Het Dagelijks Bestuur legt de commentaren bij de voorlopige vaststelling aan het Algemeen Bestuur voor.

  • 3.

    Het Algemeen Bestuur stelt de jaarrekening vast vóór 1 juli volgende op het jaar, waarvoor de rekening geldt.

  • 4.

    De vastgestelde jaarrekening wordt voor 15 juli volgende op het jaar waarvoor de rekening geldt, ter kennis gebracht aan Gedeputeerde Staten.

Kostenverdeling..

Artikel 34

  • 1. Elke gemeente draagt in de kosten van het lichaam bij naar rato van de dienstverlening op basis van tarieven, die door het Algemeen Bestuur

    } worden vastgesteld en medegedeeld aan de gemeenten.

    • 2.

      Het nadelig saldo van de vastgestelde rekening wordt, na in achtneming van het door het Algemeen Bestuur vastgestelde reserveringsbeleid, door de gemeenten gedragen in verhouding tot het aantal ingezetenen op 1 januari van het betreffende kalenderjaar.

    • 3.

      Het batig saldo van de vastgestelde rekening wordt, na in achtneming van het door het Algemeen Bestuur vastgestelde reserveringsbeleid, naar rato van de gemeentelijke bijdragen op basis van de tarieven in het betreffende kalenderjaar, aan de gemeente uitbetaald.

    Toelichting: Voornaamste doel van bedoeld reserveringsbeleid is de vormingl opbouw van een algemene bedrijfsreserve. Onderdeel van dit beleid is dat een positief saldo in eerste instantie voor de opbouw van deze reserve aangewend wordt, voordat tot uitbetaling van een positief saldo aan de gemeente wordt overgegaan.

Artikel 35

  • 1.

    De declaraties op basis van de tarieven worden periodiek verzonden en dienen binnen één maand na verzending door de gemeenten te worden betaald.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur kan besluiten, de gemeenten voorschotten in rekening te brengen in de (geraamde) bijdragen van het lopende kalenderjaar. In dat geval wordt onmiddellijk na afloop van dat kalenderjaar een declaratie op basis van de werkelijk verschuldigde bijdragen en met verwerking van de voorschotten, naar de gemeenten verzonden.

Vaststelling bijdragen in nadelig saldo.

Artikel 36

  • 1. De vaststelling van de door iedere gemeente op basis van artikel 34 lid 2 eventueel verschuldigde bijdrage geschiedt binnen een maand na de vaststelling van de rekening door het Algemeen Bestuur.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur doet van de vaststelling van de bijdragen mededeling aan de raden en de colleges van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten.

  • 3. Binnen vier weken na de mededeling aan de raden en de colleges van Burgemeester en Wethouders van de in het tweede lid bedoelde bedragen

    worden de door de gemeenten verschuldigde bijdragen met de ingevolge artikel 35, lid 2 betaalde voorschotten verrekend.

§ 16 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 37

  • 1. Tot deze regeling treden andere gemeenten in de provincie Fryslán dan die welke haar hebben aangegaan toe, wanneer met een daartoe strekkend besluit van de raad van de betreffende gemeente door het Algemeen Bestuur is ingestemd.

  • 2. Het Algemeen Bestuur kan voorwaarden stellen waaronder toetreding plaatsvindt.

Artikel 38

  • 1. Een deelnemende gemeente kan uittreden bij besluit van de raad.

  • 2. Uittreding kan slechts plaatsvinden met ingang van 1 januari van enig kalenderjaar, mits een daartoe strekkend besluit tenminste één jaar tevoren aan het Algemeen Bestuur toegezonden is.

  • 3. Het Algemeen Bestuur stelt de financiële en eventueel andere voor-waarden vast waaronder uittreding plaatsvindt.

Artikel 39

  • 1. Deze regeling kan worden gewijzigd indien de raden van tenminste 2/3 " deel der gemeenten daartoe een eensluidend besluit nemen, met uitzondering van artikel 5. Voor wijziging van het hiervoor genoemde artikel is unanimiteit vereist.

  • 2. Een raad die wijziging wenselijk acht, richt het daartoe strekkende voorstel aan het Algemeen Bestuur.

  • 3. Indien het Algemeen Bestuur of één of meer raden wijziging wenselijk achten, doet het Algemeen Bestuur. een daartoe strekkend voórstel aan de raden.

  • 4. Artikel 6, lid 1 van deze regeling kan warden uitgebreid indien tenminste 213 deel van het Algemeen Bestuur daartoe besluit. Een raad die uitbreiding van artikel 6, lid 1 wenselijk acht, richt het daartoe strekkende voorstel aan het Algemeen Bestuur.

Artikel 40

  • 1. Deze regeling kan worden opgeheven bij daartoe strekkende besluiten van de raden van tenminste 213 deel van de gemeenten.

  • 2. Een besluit tot opheffing van de regeling treedt niet eerder in werking dan met ingang van 1 januari van het jaar volgende op dat, waarin het besluit door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd.

  • 3. In geval van opheffing wordt het Dagelijks Bestuur met de liquidatie van de dienst belast. Het liquidatieplan wordt door het Algemeen Bestuur, de raden gehoord, vastgesteld en behoeft goedkeuring van Gedeputeerde Staten.

  • 4. Ter uitvoering van de liquidatie blijft het Dagelijks Bestuur zo nodig na het tijdstip van opheffing van de regeling in functie.

  • 5. Een batig saldo komt ten bate, een nadelig saldo wordt naar verhouding van het inwonertal van de gemeenten op 1 januari van het jaar, voorafgaande aan het jaar waarop de regeling wordt opgeheven, vastgesteld. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de door het Centraal Bureau van de Statistiek bekend gemaakte bevolkingscijfers.

§ 17 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 41.

Gelet op artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen zendt het gemeentebestuur van Smallingerland de regeling, een besluit tot wijziging, verlening of opheffing van de regeling, alsmede besluiten tot toetreding en uittreding aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 42.

  • 1.

    Deze gewijzigde regeling treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op die waarin goedkeuring door Gedeputeerde Staten, alsmede inschrijving in het daartoe bestemde register bij de provincie heeft plaatsgevonden.

  • 2.

    De leden van het Algemeen Bestuur die zitting hebben in dit bestuur ten tijde van het in werking treden van deze gewijzigde regeling, alsmede hun plaatsvervangers, worden voor het restant van de zittingsperiode geacht, overeenkomstig artikel 8, lid 2 van deze gewijzigde regeling te zijn aangewezen door de raad.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het Algemeen Bestuur in de vergadering van 3 JUNI 2005,
G.van Delft — Jaasma,
voorzitter, secretaris