Verordening opslag gas, huisbrand- en stookolie

Geldend van 12-12-1980 t/m heden

Intitulé

Verordening opslag gas, huisbrand- en stookolie

De raad der gemeente Hefshuizen:

op voorstel van burgemeester en wethouders

gelet op het bepaalde in artikel 168 van de gemeentewet alsmede het bepaalde in artikel 4, lid 1 en 3 van de wet van 14 september 1978, staatsblad 466 tot gemeentelijke herindeling van het Eemsmondgebied;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening: "Verordening opslag gas, huisbrand- en stookolie".

Verordening opslag gas, huisbrand- en stookolie

.

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het KIWA: het keuringsinstituut voor waterleiding artikelen KIWA n.v.;

  • b.

    NEN: de norm, zoals deze is opgesteld vanwege het Nederlands Normalisatieinstituut;

  • c.

    de Benzinecommissie: de Commissie die is ingesteld bij de gemeenschappelijke beschikking van de Ministers van Economische Zaken en Arbeid en van Waterstaat van 12/30 september 1927. Nr. 527 H/LAB.

Artikel 2

  • 1. Hij die het voornemen heeft over te gaan tot het oprichten, in werking brengen, uitbreiden of wijzigen van een inrichting tot het bewaren, bezigen of afleveren van vloeibare brandstoffen, waarvan het ontvlammingspunt bepaald volgens de methode van Pensky-Martens bij 760 mm. kwikdruk 55 ̊̊ C of hoger is gelegen, is verplicht van dat voornemen aan burgemeester en wethouders schriftelijk kennisgeving te doen ten minste twee weken, doch niet langer dan zes maanden voor het tijdstip, waarop met het oprichten, in werking brengen, uitbreiden of wijzigen van bedoelde inrichting zal worden aangevangen.

  • 2. Een kennisgeving, bedoeld i n het eerste lid, dient te omvatten:

    • a.

      naam en adres van degene die de kennisgeving doet:

    • b.

      naam en adres van de installateur die het werk zal uitvoeren;

    • c.

      voor welke brandstof de inrichting is bestemd;

    • d.

      een opgave van de hoeveelheid brandstof die in de inrichting kan worden geborgen;

    • e.

      voor welke doeleinden de inrichting zal dienen;

    • f.

      een opgave van de plaats van de inrichting, onder vermelding of de bewaring van de brandstof “ondergronds” of ‘bovengronds” zal plaatsvinden;

    • g.

      een plattegrond op schaal van ten minste 1:100, duidelijk aangevende de plaats van de tank(s) met de daarbij behorende leidingen en de daarop aangesloten toestellen, op welke de plattegrond tevens dient voor te komen een kadastrale situatietekening van het terrein van de inrichting.

Artikel 3

  • 1 Binnen twee weken na de ontvangst van de kennisgeving, bedoeld in artikel 2, delen Burgemeester en wethouders aan degene die de kennisgeving deed, schriftelijk mede:

    • a.

      dat de inrichting mag worden opgericht, uitgebreid of gewijzigd, indien voor het in werking brengen van de inrichting aan hen worden overgelegd:

    • A.

      een verklaring van de in artikel 2 , tweede lid , onder b, bedoelde installateur dat de in artikel 2 , tweede lid , onder b t/m g bedoelde gegevens in acht zijn genomen;

    bij opslag in ondergrondse tanks:

    • B.

      een verklaring van het KIWA, dat de tank tot bewaring van de brandstof voldoet aan NEN 3353 resp. 3353a;

    • C.

      - zo in verband met de weerstand van de grond bescherming van de tank en de daarbij behorende leidingen door middel van kathodische bescherming niet vereist is - een verklaring daaromtrent van het KIWA;

    • D.

      indien de onder C bedoelde verklaring niet wordt overgelegd, een verklaring van het KIWA omtrent de deugdelijke werking van de kathodische bescherming;

    • E.

      een door het KIWA gewaarmerkt rapport van een door dit instituut erkend installateur dat de inrichting is opgericht, uitgebreid of gewijzigd in overeenstemming met de daartoe door burgemeester en wethouders bij openbaar bekend te maken besluit te stellen voorschriften.

    bij opslag in bovengrondse tanks:

    (F. een verklaring van een naar het oordeel van burgemeester en wethouders bevoegde deskundige, dat de tank tot bewaring van de brandstof voldoet aan de burgemeester en wethouders bij openbaar bekend te maken besluit te stellen voorschriften);

    G.een verklaring van een naar het oordeel van burgemeester en wethouders deskundig installateur, dat de inrichting is opgericht, uitgebreid of gewijzigd in overeenstemming met de daartoe door burgemeester en wethouders bij openbaar bekend te maken besluit te stellen voorschriften.

    dan wel

    b.dat uit een oogpunt van bescherming van de bodem tegen van de inrichting te duchten bijzondere gevaren het stellen van nadere voorschriften ten aanzien van het oprichten, uitbreiden of wijzigen van de inrichting wordt overwogen.

    dan wel

    • c.

      dat het oprichten, uitbreiden of wijzigen van een dergelijke inrichting ter plaatse niet is toegestaan.

  • 2. Burgemeester en wethouders zullen de nadere voorschriften, bedoeld in het eerste lid , onder b, aan degene die de kennisgeving deed, mededelen binnen twee maanden na ontvangst van de kennisgeving, bedoeld in artikel 2.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen de termijn van twee maanden, bedoeld in het tweede lid, met ten hoogste één maand verlengen.

  • 4. Van de mededeling, bedoeld in het eerste lid , en de beslissingen , bedoeld in het tweede en derde lid, wordt een afschrift toegezonden aan de beheerder en de installateur, een en ander voorzover zij zelf de kennisgeving, bedoeld in artikel 2, niet hebben gedaan.

  • 5. Van de beslissingen bedoeld in het tweede en derde lid, wordt - voorzover zij betrekking hebben op ondergrondse opslag - een afschrift gezonden aan het KIWA.

  • 6. Het is verboden een inrichting , bedoeld in artikel 2, op te richten , uit te breiden of te wijzigen, voordat de mededeling, bedoeld onder a resp. c van het eerste lid is ontvangen dan wel voordat de nadere voorschriften, bedoeld onder b, van het eerste lid zijn medegedeeld.

Artikel 4

  • 1. De installateur is verplicht bij het oprichten, uitbreiden of wijzigen van een inrichting ten aanzien waarvan een kennisgeving, bedoeld in artikel 2, is gedaan, de ingevolge artikel 3, eerste lid, onder a, over te leggen verklaringen na te leven.

  • 2. De installateur is verplicht bij het oprichten, uitbreiden of wijzigen van een inrichting ten aanzien waarvan een kennisgeving, bedoeld in artikel 2, is gedaan, na te leven de nadere voorschriften, bedoeld in artikel 3, tweede lid, alsmede - voorzover deze betrekking hebben op ondergrondse opslag - daarvan een door het KIWA gewaarmerkte verklaring over te leggen.

Artikel 5

Het is verboden een inrichting, als bedoeld in artikel 2 , op te richten, uit te breiden.of te wijzigen nadat een mededeling, bedoeld in artikel 3, eerste lid , onder c, is ontvangen.

Artikel 6

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen van de eisen, gesteld in NEN 3353, resp. 3353a, alsmede van de voorschriften, bedoeld in artikel 3, eerste lid , onder a , ad E, F en G - al dan niet onder het stellen van andere voorwaarden - ontheffing verlenen.

  • 2. Zij verlenen een ontheffing, bedoeld in het eerste lid , niet dan wanneer van de tank tot bewaring van de brandstof - blijkens een verklaring van de benzinecommissie - geen gevaar voor verontreiniging van de bodem te duchten is en de deugdelijkheid van de inrichting voldoende gewaarborgd is.

  • 3. De installateur is verplicht de in het eerste lid bedoelde andere voorwaarden na te leven.

Artikel 7

De installateur is verplicht voor het in werking brengen van een inrichting, bedoeld in artikel 2, aan burgemeester en wethouders over te leggen de verklaringen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a.

Artikel 8

  • 1. De beheerder van een inrichting is verplicht:

    • a.

      te zorgen, dat de inrichting in een goede staat van onderhoud verkeert;

    • b.

      indien een redelijk vermoeden bestaat , dat in een der onderdelen van de inrichting zich een lek voordoet of deze in slechte staat verkeert - dit/deze te onderzoeken door de tank en/of de leiding(en) - nadat de brandstof daaruit is verwijderd - in aanwezigheid van een daartoe bevoegd deskundige op dichtheid te beproeven bij een inwendige overdruk van 2 kgf/cm2 met water; bij het beproeven mag gedurende tenminste twee uren geen drukverlaging optreden;

    • c.

      Na te leven de voorschriften, die burgemeester en wethouders uit een oogpunt van bescherming van de bodem tegen van de inrichting te duchten bijzondere gevaren ten aanzien van het in werking brengen en in werking houden van de inrichting bij openbaar bekend te maken besluit hebben gesteld of in verband met de aard van de inrichting nader stellen.

  • 2. Tenzij blijkens de verklaring van het KIWA, bedoeld in artikel 3, eerste lid , onder a, ad C, bescherming van de tank en de daarbij behorende leidingen door middel van kathodische bescherming niet is vereist, is in geval van opslag in ondergrondse tanks de beheerder van een in artikel 2 bedoelde inrichting, die onder de werking van deze verordening is opgericht, uitgebreid of gewijzigd, voorts gehouden voor het einde van elk kalenderjaar in te zenden een bewijsstuk, dat de kathodische bescherming in goede staat verkeert. Dit bewijsstuk moet zijn afgegeven door een daartoe bevoegd deskundige en mag op het tijdstip van inzending niet ouder zijn dan één maand.

    Indien de inrichting in werking is gebracht in de tweede helft van het kalenderjaar, behoeft bedoeld bewijsstuk in dat jaar niet te worden overgelegd.

  • 3. Wanneer een inrichting bedoeld in artikel 2, gelegen is in een beschermd waterwingebied is de beheerder daarvan bovendien gehouden telkens vóór de afloop van de periode van 10 jaar aan burgemeester en wethouders in te zenden een bewijsstuk, dat de gehele inrichting in deugdelijke staat verkeert. Dit bewijsstuk moet zijn afgegeven door een naar het oordeel van burgmeester en wethouder deskundige, installateur en mag op het tijdstip van inzending niet ouder zijn dan één maand.

Artikel 9.

Voor de toepassing van deze verordening wordt onder beschermd waterwingebied verstaan het gebied, dat de gemeenteraad hiertoe bij openbaar bekend te maken besluit heeft aangewezen.

Artikel 10

  • 1. Hij die een inrichting, bedoeld in artikel 2, in werking heeft, welke is opgericht voor het van kracht worden van deze verordening, is verplicht binnen één jaar na het in werking treden van deze verordening daarvan kennisgeving te doen.

    De kennisgeving dient te omvatten:

    • a.

      dat de inrichting reeds in werking was vóór het in werking treden van deze verordening;

    • b.

      - voorzover bekend - het tijdstip van het oprichten van de inrichting;

    • c.

      voor welke brandstof de inrichting is bestemd;

    • d.

      een opgave van de hoeveelheid brandstof, die in de inrichting kan worden geborgen;

    • e.

      voor welke doeleinden de inrichting dient;

    • f.

      een opgave van de plaats van de inrichting onder vermelding of de bewaring van de brandstof "ondergronds" of "bovengronds" plaatsvindt;

    • g.

      een plattegrond op een schaal van ten minste 1 : 100, duidelijk aangevende de plaats van de tank(s) met de daarbij behorende leidingen en de daarop aangesloten toestellen op welke plattegrond tevens dient voor te komen een kadastrale situatietekening van het terrein van de inrichting.

  • 2. Burgemeester en wethouders geven aan degene, die de in het eerste lid bedoelde kennisgeving doet, een schriftelijke verklaring af, waarin op het volgende wordt gewezen:

    • a.

      de installatie moet vloeistofdicht zijn.

    • b.

      de installatie mag niet zonder een nadere kennisgeving, bedoeld in artikel 2 , worden uitgebreid of gewijzigd.

  • 3. Indien een verklaring, bedoeld i n het tweede lid, is afgegeven is de beheerder van de desbetreffende inrichting - behoudens ontheffing van burgemeester en wethouders - verplicht het bepaalde in artikel 8, eerste en derde lid, na te leven.

Artikel 11

Het bepaalde in deze verordening geldt niet:

  • a.

    voorzover de Hinderwet van toepassing is.

  • b.

    voorzover een provinciale verordening inzake het weren van bodemverontreiniging in waterwinplaatsen van toepassing is.

  • c.

    voorzover het betreft een tank, welke bovengronds is geplaatst en waarin niet meer dan 400 liter kan worden geborgen.

Artikel 12

  • 1. Overtreding van het verbod bedoeld in de artikelen 3, zesde lid, en 5, alsmede het niet- naleven van een der verplichtingen van deze verordening, worden gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden

  • 2. Indien een bij deze verordening strafbaargesteld feit wordt begaan door of vanwege een rechtspersoon, een vennootschap, enige andere vereniging van personen of een doelvermogen, wordt de strafvervolging ingesteld en de straf uitgesproken, hetzij tegen de bestuurders, de leden van het bestuur of commissarissen, hetzij tegen hen, die tot het feit opdracht hebben gegeven of die feitelijke leiding hebben gehad bij het verboden handelen of nalaten.

Artikel 13.

  • 1. Met de handhaving van de bepalingen van deze verordening en de zorg voor de naleving daarvan, alsmede de opsporing van de daarin aangegeven strafbare feiten zijn, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, belast de door burgemeester en wethouders daartoe aangewezen ambtenaren van de dienst gemeentewerken.

  • 2. Indien de zorg voor de nakoming van de bepalingen van deze verordening dit vereist, wordt hierbij aan hen, die met de uitvoering zijn belast of daartoe moeten medewerken, de last verstrekt de woningen der ingezetenen, huns ondanks, binnen te treden, zulks met inachtneming van het bepaalde in de wet van 31 augustus 1853 (Stb. 83)

Artikel 14

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de uitvoering van een of meer bepalingen van deze verordening opdragen aan een of meer door hen aan te wijzen ambtenaren.

  • 2. Het vorenstaande is niet van toepassing ten aanzien van het verlenen van ontheffingen, bedoeld in artikel 6, eerste lid, en het stellen van de voorschriften, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, ad E, F en C, artikel 3, tweede lid, en artikel 8, eerste lid onder c.

  • 3. Van een door een aangewezen ambtenaar genomen besluit kan de installateur, resp. de beheerder binnen één maand na de dag van verzending van de beslissing in beroep komen b i j burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders beslissen op dit beroep binnen één maand.

Artikel 15

Deze verordening kan worden aangehaald als: “verordening opslag gas-, huisbrand-, en stookolie".

Zij treedt in werking op de dag na harer afkondiging.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad der gemeente Hefshuizen,
gehouden op 11 december 1980.
De raad voornoemd:
, voorzitter
, secretaris.