Regeling vervallen per 28-12-2005

Verordening (re)integratie arbeidsgehandicapten

Geldend van 01-06-1999 t/m 27-12-2005 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-1999

Intitulé

Verordening (re)integratie arbeidsgehandicapten

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

Wet REA:

de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten;

b.

WIW:

de Wet inschakeling werkzoekenden;

c.

Buf

het Besluit uitvoering en financiering Wet inschakeling werkzoekenden;

d.

arbeidsgehandicapte:

een persoon als bedoeld in artikel 2 en artikel 12 van de Wet REA;

e.

subsidie in de vorm van een plaatsingsbudget:

een subsidie voor werkgevers als bedoeld in artikel 13b, eerste lid van de Wiw jo. artikel 7a van het Buf;

f.

subsidie in de vorm van een pakket op maat:

een subsidie voor werkgevers als bedoeld in artikel 13b, tweede lid van de Wiw jo. artikel 7b van het Buf;

g.

subsidie voor werknemersvoorzieningen:

een subsidie voor arbeidsgehandicapte werknemers als bedoeld in artikel 13a, derde lid van de Wiw jo. artikel 8b, 8c en 8d van het Buf;

h.

subsidie voor voorzieningen voor het verrichten van arbeid in Wiw- dienstbetrekking en op een proefplaats:

een subsidie ten behoeve van arbeidsgehandicapten als bedoeld in artikel 13a, eerste lid van de Wiw jo. artikel 8a van het Buf;

i.

Awb:

de Algemene wet bestuursrecht;

j.

dienstverband:

een dienstbetrekking in de zin van artikel 1, eerste lid, onder p, van de wet REA, niet zijnde een Wiw-dienstbetrekking, aangegaan voor tenminste zes maanden;

k.

Wiw- dienstbetrekking:

een dienstbetrekking in de zin van artikel 1, eerste lid onder g van de Wiw;

l.

proefplaats:

een proefplaats in de zin van artikel 115, tweede en derde lid van de Algemene bijstandswet, artikel 38, tweede en derde lid van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 38, tweede en derde lid van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

m.

het college:

het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 Bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders

Het college beslist over het nemen van besluiten over het verstrekken van subsidies op grond van de artikelen 13a en 13b Wiw en de daarop gebaseerde bepalingen in het Buf, met inachtneming van deze verordening.

Artikel 3 Plafond scholings- en activeringsbudget

Het college stelt jaarlijks een subsidieplafond vast voor de subsidies die bekostigd worden uit het scholings en activeringsbudget als bedoeld in artikel 14a, eerste lid van het Buf.

Artikel 4 Verdelen van de subsidie

Het verdelen van het beschikbare budget als bedoeld in artikel 3 vindt plaats in volgorde van ontvangst van de aanvragen. Een aanvraag wordt in deze volgorde opgenomen als zij volledig is.

Hoofdstuk 2 De aanvraag

Artikel 5 De termijn van aanvraag

Een aanvraag voor subsidie wordt binnen twee maanden na aanvang van het dienstverband de Wiw- dienstbetrekking of de proefplaats van de arbeidsgehandicapte bij het college ingediend.

In afwijking van het gestelde in het eerste lid geldt voor een aanvraag als bedoeld in artikel 7a, zesde lid en artikel 7b, tweede lid van het Buf de daarin vermelde aanvraagtermijnen.

Artikel 6 Gegevens bij de aanvraag

  • 1. De werkgever verstrekt bij zijn aanvraag voor subsidie de volgende gegevens:

    • a.

      naam, adres, woonplaats en sofi-nummer van de arbeidsgehandicapte;

    • b.

      een afschrift van de arbeidsovereenkomst met de arbeidsgehandicapte waaruit de aard, duur en omvang van het dienstverband blijkt;

    • c.

      gegevens waaruit blijkt op grond waarvan de arbeidsgehandicapte als zodanig wordt aangemerkt;

    • d.

      overige gegevens die burgemeester en wethouders nodig achten om te kunnen besluiten over de subsidieaanvraag.

  • 2. De werkgever verstrekt bij een aanvraag voor subsidie in de vorm van een pakket op maat, naast de in het eerste lid genoemde gegevens, tevens:

    • a.

      een verklaring omtrent het bestaan en de hoogte van een loonkostensubsidie die voor de arbeidsgehandicapte werknemer is ontvangen;

    • b.

      een gespecificeerde begroting met toelichting en onderbouwing van de gevraagde subsidie, uitgesplitst naar de in artikel 7b, eerste lid, onder a tot en met e van het Buf genoemde onderdelen.

  • 3. De werkgever verstrekt bij een aanvraag voor subsidie voor voorzieningen voor het verrichten van arbeid in Wiw- dienstbetrekking en op een proefplaats, naast de in het eerste lid genoemde gegevens, tevens een gespecificeerde begroting met toelichting en onderbouwing van de gevraagde subsidie, uitgesplitst naar de in artikel 8a. tweede lid. onder a tot en met d van het Buf genoemde onderdelen.

  • 4. De arbeidsgehandicapte verstrekt bij zijn aanvraag voor subsidie voorwerknemersvoorzieningen de volgende gegevens:

    • a.

      een afschrift van de arbeidsovereenkomst waaruit de duur en omvang van het dienstverband blijkt;

    • b.

      gegevens waaruit blijkt op grond waarvan de arbeidsgehandicapte als zodanig wordt aangemerkt;

    • c.

      een onderbouwing van de gevraagde subsidie, uitgesplitst naar de in artikel 8b eerste lid, onder a tot en met c van het Buf genoemde onderdelen.

  • 5. Het college kan met betrekking tot de in te dienen bescheiden aanwijzingen geven en modellen voorschrijven.

Hoofdstuk 3 Voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen, hoogte van de subsidie en weigeringsgronden

Artikel 7 Geen subsidie voor algemeen gebruikelijke voorzieningen

Geen subsidie wordt verstrekt voor de kosten van voorzieningen als bedoeld in artikel 7b, eerste lid onder c, d en e en artikel 8a, tweede en derde lid van het Buf als de voorzieningen algemeen gebruikelijk zijn.

Artikel 8 gereserveerd

Artikel 9 Op individu gerichte voorzieningen

Een subsidie voor werknemersvoorzieningen en voorzieningen als bedoeld in artikel 8a, tweede lid onder a van het Buf wordt alleen toegekend indien de betreffende voorzieningen in overwegende mate op het individu zijn gericht.

Artikel 10 Hoogte van de subsidie

  • 1. Een subsidie voor de kosten van voorzieningen als bedoeld in artikel 7b, eerste lid onder c, d en e en artikel 8a, tweede en derde lid en artikel 8b, onder a van het Buf is gelijk aan de werkelijke kosten van de voorzieningen, tot een door het college vast te stellen maximum, voor zover die naar het oordeel van het college noodzakelijk, sober en doelmatig zijn.

  • 2. Indien zeer bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven kan een hogere subsidie dan het maximum als bedoeld in het eerste lid worden toegekend, voor kosten die verband houden met noodzakelijke aanpassingen aan de werkplek.

Artikel 11 Weigeren subsidie

Met uitzondering van de subsidie in de vorm van een pakket op maat, kan de subsidie naast de in artikel 7a, derde lid van het Buf en artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Awb genoemde gevallen worden geweigerd indien gegronde redenen bestaan aan te nemen dat:

  • a.

    de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • b.

    de subsidieverstrekking niet past binnen het reïntegratiebeleid van de gemeente.

Hoofdstuk 4 Het beslissen op de aanvraag

Artikel 12 Het besluit tot verlenen

  • 1. Voorafgaande aan het vaststellen van de subsidie in de vorm van een plaatsingsbudget en in de vorm van een pakket op maat wordt een beschikking tot het verlenen van subsidie gegeven.

  • 2. Ten aanzien van subsidies voor respectievelijk werknemersvoorzieningen en voorzieningen voor het verrichten van arbeid in Wiw-dienstbetrekking en op een proefplaats, stellen burgemeester en wethouders de subsidie vast zonder voorafgaande beschikking tot verlening van de subsidie.

Artikel 13 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 12, eerste en tweede lid binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.

  • 2. Het college kan zijn beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen. De aanvrager wordt daarvan schriftelijk in kennis gesteld.

Hoofdstuk 5 Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel 14 Medewerking werkgever

De werkgever verplicht zich in voldoende mate mee te werken om het dienstverband, de Wiw- dienstbetrekking of de proefplaats met de arbeidsgehandicapte in stand te houden.

Artikel 15 Medewerking arbeidsgehandicapte

De arbeidsgehandicapte verplicht zich in voldoende mate mee te werken om het dienstverband, de Wiw- dienstbetrekking of de proefplaats met de werkgever in stand te houden.

Artikel 16 Toezichthouders

Burgemeester en wethouders kunnen personen aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordeningen of van de verplichtingen in de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 17 Meldingsplicht bij wijziging omstandigheden

  • 1. De subsidieontvanger doet onmiddellijk schriftelijke mededeling aan het college van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de beslissing op de aanvraag dan wel voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.

  • 2. Als feiten en omstandigheden als bedoeld in het eerste lid worden in ieder geval beschouwd wijzigingen in de aard, de duur en omvang van het dienstverband, Wiw-dienstbetrekking of proefplaats van de arbeidsgehandicapte.

Artikel 18 gereserveerd

Hoofdstuk 6 Vaststellen van de subsidie in de vorm van een plaatsingsbudget of een pakket op maat

Artikel 19 De aanvraag tot vaststellen

Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, dient de werkgever bij het college een aanvraag tot het vaststellen van subsidie in binnen drie maanden na de afloop van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend.

Artikel 20 Gegevens bij de aanvraag tot vaststellen van de subsidie

Bij de aanvraag tot vaststellen van de subsidie wordt in ieder geval vermeld:

  • a.

    de datum van aanvang van het dienstverband;

  • b.

    indien van toepassing, de datum van beëindiging van het dienstverband, de reden daarvan en een overzicht van de aantoonbaar gemaakte kosten voor de arbeidsgehandicapte;

  • c.

    indien van toepassing, wijzigingen in de duur en omvang van het dienstverband gedurende de subsidieperiode en de datum waarop deze wijzigingen hebben plaatsgevonden.

Artikel 21 Aanvullende gegevens bij de aanvraag tot vaststellen subsidie in de vorm van een pakket op maat

Bij de aanvraag van de beschikking tot vaststelling van de subsidie in de vorm van een pakket op maat worden, naast de in artikel 20 genoemde gegevens, eveneens de volgende stukken verstrekt:

  • a.

    een gespecificeerde rekening van de gemaakte kosten;

  • b.

    een overzicht van de verrichte activiteiten dan wel de getroffen voorzieningen.

Artikel 22 Vaststellen van de subsidie in de vorm van een pakket op maat.

De subsidie in de vorm van een pakket op maat kan, naast de gevallen vermeld in artikel 7a, vierde en vijfde lid van het Buf en artikel 4:46, tweede en derde lid Awb, lager worden vastgesteld indien:

  • a.

    is gebleken dat de subsidie voor andere activiteiten of voorzieningen is aangewend dan waarvoor zij is aangevraagd, dan wel toegekend;

  • b.

    de werkgever kennelijk een financieel wanbeleid voert.

Artikel 23 Beslistermijn vaststellen van de subsidie

  • 1. Het college beslist op een aanvraag voor subsidie vaststelling als bedoeld in artikel 19 binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.

  • 2. Het college kan zijn beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen. De aanvrager wordt daarvan schriftelijk in kennis gesteld.

Hoofdstuk 7 Betaling en bevoorschotting

Artikel 24 Voorschotten subsidie pakket op maat

Het college kan de werkgever voorschotten voor het pakket op maat verlenen tot maximaal 80% van het verstrekte subsidiebedrag.

Artikel 25 Loonkostensubsidie

Op verzoek van de werkgever verstrekt het college een loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 7b, lid 1, onder a van het BUF in maandelijkse voorschotten.

Artikel 26 Betalingstermijn

Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald binnen zes weken na deze vaststelling.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 27 Vaststellen subsidieplafond en maximale subsidie pakket op maat.

Het college stelt jaarlijks vóór 1 december de hoogte vast van de bedragen als bedoeld in artikel 3 en 10 zoals deze in het daaropvolgende jaar zullen gelden.

Artikel 28 Hardheidsclausule

Het college kan het bepaalde in deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voorzover toepassing gelet op het belang van de (re)integratie van arbeidsgehandicapten leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 29 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin zij is bekendgemaakt en zij werkt terug tot 1 januari 1999

Artikel 30 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening (re)integratie arbeidsgehandicapten”.

Artikel 31 Bekendmaking

Deze verordening zal bekendgemaakt worden door het plaatsen van de verordening in het Gemeenteblad. Tevens zal deze verordening opgenomen worden in de algemeen verkrijgbare uitgave die is getiteld Verzameling verordeningen, besluiten en beleidsregels Zaanstad.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 29 april 1999.

voorzitter
secretaris

Algemene toelichting

Wet op de (Re)integratie van arbeidsgehandicapten (REA)

Op 1 juli 1998 is de wet op de (re)integratie van arbeidsgehandicapten (REA) in werking getreden. Gemeenten krijgen met deze wet de beschikking over een aantal instrumenten om de reïntegratie van arbeidsgehandicapten te bevorderen.

Het gedeelte van de wet REA dat de taken en bevoegdheden van gemeenten regelt, is opgenomen in de Wet inschakeling werkzoekenden (WiW). De WiW is uitgebreid met een nieuwe paragraaf 4, bestaande uit de artikelen 13a en 13b. Beide bepalingen zijn nader uitgewerkt in het Besluit uitvoering en financiering Wiw (Buf). Het Buf is daartoe uitgebreid.

De artikelen 13a en 13b van de Wiw en het Buf geven het kader aan waarbinnen gemeenten hun taken moeten uitvoeren. Het Buf kent de volgende reïntegratie-instrumenten:

1. Subsidie aan de werkgever in de vorm van een plaatsingsbudget

De voorwaarden voor het verstrekken van een plaatsingsbudget zijn in artikel 13b, eerste lid van de WiW en artikel 7a van het Buf geregeld. Het plaatsingsbudget moet worden toegekend als de werkgever voldoet aan de voorwaarden die in de Wiw en het Buf zijn gesteld. De kosten van deze subsidie kunnen volledig worden gedeclareerd bij het rijk. Aanvullende voorwaarden in een gemeentelijke subsidieverordening zijn voor het plaatsingsbudget niet mogelijk, wel zijn een aantal procedurele bepalingen opgenomen om de eventuele terugvordering bij de werkgever te regelen.

2. Subsidie aan de werkgever in de vorm van een pakket op maat

Het pakket op maat (artikel 13b, tweede lid Wiw en artikel 7b Buf) kan bestaan uit:

  • a.

    een loonkostensubsidie ten bedrage van ten hoogste 33 1/3% van het overeengekomen brutoloon per jaar, gedurende maximaal drie jaar;

  • b.

    een eenmalige trainings- en begeleidingssubsidie van ten hoogste ? 4.000, -;

  • c.

    een subsidie voor de kosten van scholing;

  • d.

    een subsidie voor de kosten, die voortvloeien uit noodzakelijke aanpassingen van de samenstelling en toewijzing van arbeid, de inrichting van arbeidsplaatsen, de productie- en werkmethoden en de bij arbeid te gebruiken hulpmiddelen, alsmede de kosten die voortvloeien uit de aanpassing van de inrichting van het bedrijf, voor zover de behoefte daaraan wordt opgeroepen door de deelneming van de arbeidsgehandicapte aan de werkzaamheden of het daarmee samenhangende verblijf in het bedrijf;

  • e.

    een subsidie voor kosten van andere voorzieningen tot behoud, herstel of ter bevordering van de arbeidsgeschiktheid dan de voorzieningen als bedoeld in de onderdelen b. c. en d.

Voor het verstrekken van een subsidie in de vorm van een pakket op maat kan de gemeente met toepassing van de Awb een subsidieplafond en verdeelregels vaststellen. Deze verordening voorziet daarin.

3. Werknemersvoorzieningen

De gemeente kan gedurende maximaal een jaar op aanvraag werknemersvoorzieningen verstrekken (artikel 13 a, derde lid Wiw en artikel 8b Buf). De voorzieningen worden in natura of in geld verstrekt aan de arbeidsgehandicapte.

Deze werknemersvoorzieningen zijn:

  • f.

    niet algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen die er toe strekken dat de arbeidsgehandicapte zijn werkplek kan bereiken;

  • g.

    noodzakelijke persoonlijke ondersteuning van de arbeidsgehandicapte bij het verrichten van de hem opgedragen taken' indien die ondersteuning een compensatie vormt voor de specifiek met de handicap samenhangende beperking;

  • h.

    communicatievoorzieningen voor doven.

4. Voorzieningen voor het verrichten van arbeid in Wiw-dienstbetrekking of op een proefplaats.

De gemeente kan op basis van artikel 13a, eerste lid Wiw- en artikel 8a Buf voorzieningen in natura of in geld verstrekken voor het verrichten van arbeid in een Wiw- dienstbetrekking of op een proefplaats. De voorzieningen worden verstrekt aan de werkgever (in geval van een Wiw- dienstbetrekking is dat de gemeente). Deze voorzieningen zijn in ieder geval:

  • a.

    scholing, training en begeleiding van de werknemer;

  • b.

    noodzakelijke aanpassingen van de samenstelling en toewijzing van de arbeid;

  • c.

    de inrichting van arbeidsplaatsen, de productie- en werkmethoden en de bij de arbeid te gebruiken hulpmiddelen

  • d.

    aanpassing van de inrichting van een bedrijf, voor zover dit noodzakelijk is om bij dat bedrijf werkzaamheden te verrichten.

Het kan hierbij zowel om werkgeversvoorzieningen gaan die aan de werkplek zijn gebonden (b.v. aangepast meubilair) als om werknemersvoorzieningen die aan de arbeidsgehandicapte gebonden zijn (b.v. werkvervoersvoorziening).

De werknemersvoorzieningen en de voorzieningen voor het verrichten van arbeid in Wiw-dienstbetrekking of op een proefplaats betreffen aanspraken van burgers.

Daarom is in artikel 1 3a, vierde lid Wiw met verwijzing naar artikel 3 Wiw bepaald dat gemeentebesturen bij verordening regels moeten stellen voor het verstrekken van deze voorzieningen. Deze verordening voorziet daarin.

Algemene wet bestuursrecht (Awb)

de mogelijkheden voor gemeenten om nadere voorschriften te stellen, worden niet alleen bepaald door de Wiw en het daarop gebaseerde Buf, maar ook door de regels in de Awb over subsidieverstrekking. De Awb bevat een groot aantal dwingende voorschriften over subsidies. Van deze regels mogen gemeenten niet afwijken. Daarnaast geeft de Awb ook gangbare, aanvullende en facultatieve regels. In deze verordening zijn de bepalingen opgenomen die gemeenten kunnen stellen in aanvulling op de WiW, het Buf en de Awb.

Voorzieningen in natura of in geld

Het Buf biedt de mogelijkheid de voorzieningen in geld of in natura te verstrekken. In deze verordening wordt de keuze gemaakt de verstrekkingen in geld te doen. Dit heeft uitvoeringstechnisch grote voordelen. De gemeente verstrekt de aanvrager een geldbedrag (subsidie) ter hoogte van de werkelijke kosten van de aangevraagde voorzieningen. Hierdoor is ook direct duidelijk welk beslag er gelegd wordt op het beschikbare REA-budget. De aangevraagde voorzieningen moeten dan natuurlijk wel binnen de regelgeving van het Buf en het beleid van de gemeente passen.

Voorzieningen die in geld worden verstrekt zijn subsidies in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, voorzieningen in natura zijn dat niet. In deze verordening wordt consequent de term 'subsidie' gebruikt. De subsidietitel van de Awb is van toepassing op deze verordening. De gemeente kan ook de keuze maken de voorzieningen in natura te verstrekken of in bruikleen te geven, zoals dat bij de uitvoering van de Wet voorzieningen gehandicapten (WVG) gebeurt. Voor de vervoersvoorzieningen geldt dat de (leef)vervoersvoorzieningen in het kader van de WVG worden verstrekt en in het kader van de wet REA alleen de werkvervoersvoorzieningen kunnen worden verstrekt.

Voorzieningen zijn geen subsidies in de zin van de Awb, dus de gemeente moet dan een andere verordening vaststellen, waarin de term 'subsidie, wordt vervangen door 'voorzieningen’. De subsidietitel van de Awb is dan niet van toepassing, de overige bepalingen van de Abw vanzelfsprekend wel. De keuze voor voorzieningen in natura heeft dus naast uitvoeringstechnische, ook financiële nadelen omdat de weigeringsgrond van de Abw bij het bereiken van het subsidieplafond niet van toepassing is.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

De definitie van arbeidsgehandicapte in deze verordening betreft uitsluitend de arbeidsgehandicapten die onder de doelgroep van de gemeente vallen, te weten arbeidsgehandicapten die uitsluitend recht hebben op een Abw-, IOAW- of IOAZ- uitkering en arbeidsgehandicapten met een Wiw-.dienstbetrekking.

De definitie van subsidie is niet de verordening opgenomen. De reden hiervoor is dat de Awb in artikel 4:21 een dwingende en algemeen geldende begripsomschrijving van subsidie geeft. Op grond van artikel 4:21 is een subsidie: ''de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten''.

Artikel 2

De Wiw en het Buf dragen de uitvoering van de taken op aan de gemeente (dit is de gemeenteraad). In dit artikel legt de raad de bevoegdheid om over subsidieaanvragen te beslissen neer bij burgemeester en wethouders.

Artikel 3

Met het vaststellen van een subsidieplafond worden de aanspraken op subsidies beperkt tot een bepaald bedrag. Hierdoor wordt een open einde regeling voorkomen. Overschrijding van het budget is op zichzelf geen harde weigeringsgrond. Het enkele feit dat een begrotingspost is uitgeput, is een onvoldoende reden voor een bestuursorgaan om een subsidie te weigeren. Met het vaststellen van een subsidieplafond wordt dit probleem opgelost. Op basis van artikel 3, eerste lid stellen burgemeester en wethouders het subsidieplafond jaarlijks vast. Op grond van artikel 4:25, tweede lid, Awb moeten subsidieaanvragen worden afgewezen als de verstrekking zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond. Het pakket op maat en voorzieningen die worden verstrekt in geld zijn subsidies in de zin van de Awb.

Omdat de gemeente de kosten van de subsidie in de vorm van een plaatsingsbudget volledig bij het Ministerie kan declareren, loopt zij bij deze subsidie geen enkel financieel risico. Om deze reden hoeft voor deze subsidie geen subsidieplafond te worden vastgesteld.

Het subsidieplafond is gelijk aan het bedrag dat op de begroting voor de desbetreffende taak is gereserveerd. Het vaststellen van een plafond is dus een louter administratieve aangelegenheid die door burgemeester en wethouders kan worden verricht. Het subsidie plafond moet voor het begin van de periode waarvoor het geldt worden bekendgemaakt (artikel 4:27 lid 1 Awb). In deze verordening wordt gekozen voor de periode van een begrotingsjaar.

Dit sluit aan bij de periode waarvoor het scholing- en activeringsbudget door het rijk wordt verstrekt. Op grond van artikel 4:34, eerste lid Abw kan een subsidie worden verleend ten laste van een begroting die nog niet is goedgekeurd of vastgesteld onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld (begrotingsvoorbehoud).

Bij het vaststellen van het REA- subsidieplafond moet het beschikbare REA- budget worden verminderd met het verplicht besteedbare deel bij Arbeidsvoorziening, dit deel kan immers niet aan subsidies worden uitgegeven. Om deze reden wordt in artikel 3, eerste lid verwezen naar artikel 14a, eerste lid Buf. Het tweede lid van artikel 14a gaat immers over de verplichte inkoop bij Arbeidsvoorziening. Het is wel mogelijk een deel van het Wiw-scholings en activeringsfonds te gebruiken voor subsidies op grond van de wet REA. Het plafond kan dus hoger worden vastgesteld dan het vrij besteedbare REA- budget.

Artikel 4

Artikel 4:26, tweede lid, Awb schrijft voor dat als een subsidieplafond wordt vastgesteld, op hetzelfde moment ook de wijze van verdeling moet worden vermeld. Artikel 4 geeft deze verdeelregel. Omdat subsidies gedurende het gehele begrotingsjaar kunnen worden aangevraagd, geldt als verdeelcriterium: ''wie het eerst komt, die het eerst maalt''. De keuze voor deze verdeling is gemaakt om dit jaar het beschikbare budget volledig te kunnen verdelen en het risico van terugvordering te beperken. Als gemeenten van de reïntegratie van arbeidsgehandicapten een groot succes maken kan dit op termijn leiden tot hogere budgetten voor gemeenten.

Op het moment dat meer zekerheid bestaat over de REA- budgetten voor gemeenten is een tendersysteem wellicht beter dan het nu gekozen, wie het eerst komt, het eerst maalt, systeem. Voor 1998 is echter het verdelen in de volgorde van de aanvragen tactisch gezien het beste.

Artikel 5

In artikel 7a, zesde lid van het Buf staat dat een aanvraag voor subsidie in de vorm van een plaatsingsbudget niet in behandeling wordt genomen als de werkgever deze aanvraag later dan vier weken na aanvang van het dienstverband indient. In artikel 7b, tweede lid van het Buf staat dat een aanvraag voor subsidie in de vorm van een pakket op maat in het geval dat reeds een subsidie in de vorm van een plaatsingsbudget is verstrekt, uiterlijk binnen 13 weken na de verstrekking van het plaatsingsbudget moet zijn ingediend. Voor het overige worden zowel in de Wiw als in het Buf geen termijnen genoemd waarbinnen de subsidieaanvragen moeten zijn ingediend.

Om die reden wordt in artikel 5, eerste lid, een regeling gegeven voor de aanvraagtermijn van de overige subsidies. Dit lid bepaalt dat deze aanvragen binnen twee maanden na aanvang van het dienstverband respectievelijk de Wiw-dienstbetrekking of de proefplaats van de arbeidsgehandicapte moeten worden ingediend. Met deze termijn wordt aangesloten bij de termijn die ook door Arbeidsvoorziening en het Lisv worden gehanteerd. Dit heeft als voordeel dat de werkgever met gelijke termijnen te maken heeft.

Als het budget wordt overschreden moet de gemeente de aanvraag weigeren.

Artikel 6

Bij de gegevens die bij de aanvraag verstrekt worden, wordt een onderscheid gemaakt tussen gegevens die een werkgever moet verstrekken en gegevens die een arbeidsgehandicapte moet verstrekken. De arbeidsgehandicapte dient de aanvraag voor werknemersvoorzieningen in, alle overige aanvragen gebeuren door de werkgever.

In beide gevallen is bepaald dat bij de aanvraag de gegevens waaruit blijkt dat betrokkene arbeidsgehandicapte is, moeten worden overhandigd. Deze bepaling is opgenomen om enerzijds zeker te kunnen stellen dat de arbeidsgehandicapte instemt met de aanvraag en anderzijds omdat het recht op voorzieningen pas ontstaat als vaststaat dat sprake is van een arbeidshandicap. Bij de in artikel 6, eerste lid onder d, bedoelde gegevens kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het aantal uren dat gewerkt gaat worden. Als de gemeente in beleidsregels vastlegt dat alleen subsidie wordt verstrekt voor dienstverbanden van bijvoorbeeld minimaal 8 uur per week, biedt dit artikel de grond waarop deze gegevens kunnen worden opgevraagd. Overigens kan voor het plaatsingsbudget geen enkele aanvullende voorwaarde gesteld worden.

Bovendien wordt in artikel 6 geregeld dat per type subsidie specifieke gegevens verstrekt moeten worden. Deze specifieke gegevens heeft de gemeente nodig om te kunnen beoordelen of de aanvrager voor subsidie in aanmerking komt, gelet op de bepalingen in de Wiw en het Buf, en om de hoogte van de subsidie te kunnen vaststellen.

Aangezien een loonkostensubsidie onderdeel kan uitmaken van een pakket op maat is in het tweede lid bepaald dat de werkgever een verklaring omtrent het bestaan en de hoogte van een loonkostensubsidie voor dezelfde arbeidsgehandicapte moet overhandigen. Op deze manier kan dubbele subsidiëring worden voorkomen.

De in het vierde lid gevraagde onderbouwing betreft een nadere toelichting van de arbeidsgehandicapte op de noodzaak van de aangevraagde werknemersvoorziening(en).

Artikelen 7 tot en met 11

Deze artikelen bevatten de voorwaarden waaraan de aanvrager moet voldoen om voor subsidie in aanmerking te komen. Door het opnemen van deze voorwaarden in de verordening worden de voorwaarden die de gemeente stelt aan de verschillende subsidievormen min of meer gelijk aan de voorwaarden van de twee andere instanties die belast zijn met de (re)integratie van arbeidsgehandicapten (Arbeidsvoorziening en het Lisv).

Bij het opstellen van de voorwaarden is dan ook gekeken naar het Reïntegratie-instrumentenbesluit Wet REA (Staatsblad 1998, 293). In dit Besluit worden nadere regels gesteld ten aanzien van de uitvoering van de Wet REA door het Lisv.

De voorwaarden vormen een aanvulling op de voorwaarden die in het Buf ten aanzien van de verschillende subsidievormen worden gesteld en gelden niet voor het plaatsingsbudget.

Artikel 7

Artikel 7 bepaalt dat geen subsidie wordt verleend voor de kosten van voorzieningen als deze voorzieningen algemeen gebruikelijk zijn. Een soortgelijke bepaling is opgenomen in het Reïntegratie-instrumentenbesluit voor het Lisv (Staatsblad 293) en voor Arbeidsvoorziening (Staatsblad 291 ) en in de WVG-modelverordening. Het is immers niet de bedoeling dat kosten of diensten worden vergoed uit het REA-budget die door de meeste mensen (in een bepaalde bedrijfstak) worden aangeschaft of gebruikt. Dit artikel is aanvullend op de regelgeving in het Buf en zal vooral van belang zijn voor scholing en voorzieningen waarvoor in het Buf geen nadere regels zijn gesteld.

Artikel 9

Artikel 9 benadrukt dat de werknemersvoorzieningen en scholing training en begeleiding van de arbeidsgehandicapte in een Wiw- dienstbetrekking of op een proefplaats op het individu gericht moeten zijn. Deze bepaling is opgenomen omdat het niet in de rede ligt voorzieningen toe te kennen waarvan niet vaststaat wie de gebruiker hiervan zal worden. Daarnaast wordt met deze bepaling aangegeven dat bij de toekenning van voorzieningen zoveel mogelijk rekening moet worden gehouden met de specifieke belemmeringen die de arbeidsgehandicapte vanwege ziekte of gebrek ondervindt en dat hij een zoveel mogelijk op zijn situatie afgestemde voorziening krijgt toegekend.

Voor werkgeverssubsidies wordt deze voorwaarde niet gesteld, omdat het hier ook kan gaan om grote aanpassingen in het bedrijf (bv. rolstoeltoegankelijk maken van een gebouw).

Artikel 10

In artikel 10 wordt bepaald dat de werkelijke kosten van de voorzieningen als scholing, aanpassing van de werkplek en vervoersvoorzieningen 100% vergoed tot een door het college vast te stellen maximumbedrag, voorzover althans de kosten naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk, sober en doelmatig zijn. Het college is voornemens dit maximum bedrag de eerste maal vast te stellen op ? 40.000,--.

Bedoeling van een en ander is te voorkomen dat het budget door 1 of 2 aanvragen al volledig wordt opgebruikt. In zeer uitzonderlijke gevallen kan een hogere subsidie dan het genoemde maximum bedrag worden toegekend, als het gaat om aanpassingen aan de werkplek en uiteraard voor zover er nog budget is.

Voor de overige subsidies zoals de loonkostensubsidie, de eenmalige trainings- en begeleidingssubsidie, de persoonlijke ondersteuning en de communicatievoorzieningen voor doven zijn in het Buf al nadere regels gesteld ten aanzien van de maximale vergoeding.

Artikel 11

In artikel 7a, derde lid van het Buf staat dat de gemeente de subsidie in de vorm van een plaatsingsbudget geheel of gedeeltelijk kan weigeren als de subsidie wordt aangevraagd voor een arbeidsgehandicapte voor wie de werkgever reeds eerder subsidie op grond van de wet REA of een plaatsingsbudget of pakket op maat op grond van de Wiw of de Arbeidsvoorzieningswet heeft ontvangen. De verwijzing naar deze weigeringsgrond is in deze verordening opgenomen, zodat de gemeente ook een aanvraag voor andere subsidies op deze grond kan weigeren.

Ook de Awb bevat een aantal weigeringsgronden.

In aanvulling op deze wettelijke weigeringsgronden, bevat artikel 11 nog twee gronden om de subsidie te weigeren. Beide gronden vewijzen naar het gemeentelijk beleid inzake de (re)integratie van arbeidsgehandicapten. Gemeenten kunnen dat beleid vastleggen in beleidsregels. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een minimum aantal uren, het werk in overeenstemming laten zijn met de krachten en bekwaamheden van de arbeidsgehandicapte en dergelijke. De aanvullende weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 11 gelden niet voor het plaatsingsbudget.

Artikel 12

Op grond van de Awb vindt de verstrekking van subsidies in beginsel in twee stappen plaats. De eerste stap is het besluit tot verlenen van de subsidie, de tweede stap is het besluit tot vaststellen van de subsidie.

Het is mogelijk om de eerste stap (de subsidieverlening) over te slaan. In die gevallen wordt het definitieve bedrag van de subsidie direct vastgesteld.

Een nadeel van het direct vaststellen van het subsidiebedrag is het feit dat het verstrekte subsidiebedrag minder gemakkelijk is terug te vorderen als blijkt dat de subsidieontvanger zich niet gehouden heeft aan de subsidievoorwaarden. De gronden voor intrekking van het besluit tot vaststelling van de subsidie zijn beperkter dan bij het besluit tot subsidieverlening.

In artikel 12 wordt ervoor gekozen de verstrekking van de subsidie in de vorm van een plaatsingsbudget en een pakket op maat in twee stappen te laten plaatsvinden, terwijl bij de overige subsidies de verstrekking in één stap geschiedt. In het tweede lid is bepaald dat de subsidie voor de kosten van de overige voorzieningen direct vastgesteld kan worden, zonder voorafgaande beschikking tot verlening. Aangezien de kosten van voorzieningen voorafgaand aan de subsidieverlening bekend zijn, kan hiermee een dubbele administratieve handeling worden voorkomen en kan het definitieve subsidiebedrag direct na de aanvraag vastgesteld worden.

Artikel 13

Aangezien in de Wiw en het Buf geen beslistermijnen staan vermeld, zijn deze in dit artikel alsnog opgenomen. De beslistermijn van 8 weken sluit aan bij de termijnen in de Algemene wet bestuursrecht (redelijke termijn).

Artikelen 14 tot en met 18

In deze artikelen zijn de verplichtingen van de subsidieontvanger geregeld. Voor een deel liggen deze verplichtingen ook vast in de Algemene wet bestuursrecht. In dit verband kan worden gewezen op artikel 5:20, eerste lid, Awb (verplichting om aan toezichthouders medewerking te verlenen) en artikel 4:69 (verplichting voor subsidie-ontvanger om op bepaalde wijze administratie te voeren en die administratie en de daartoe behorende bescheiden gedurende tien jaren te bewaren).

Artikel 16

In dit artikel is vastgelegd dat toezichthouders door het college bij afzonderlijk besluit kunnen worden aangewezen. In artikel 5:11 en verder van de Awb staan de bevoegdheden van toezichthouders vermeld.

Artikelen 19 tot en met 23

Hoofdstuk 6 van de verordening heeft betrekking op de tweede stap in het proces van subsidieverstrekking: het vaststellen van de subsidie. In deze verordening geldt dit alleen voor het plaatsingsbudget en het pakket op maat omdat in artikel 12, tweede lid is bepaald dat de subsidies voor de overige voorzieningen direct worden vastgesteld.

Artikel 22

Artikel 22 geeft aan in welke gevallen de subsidie in de vorm van een pakket op maat lager wordt vastgesteld dan de subsidieverlening, waardoor de werkgever het overeenkomstige bedrag moet teruggeven als de gemeente een voorschot heeft verstrekt.

Bij een plaatsingsbudget geldt altijd dat de subsidie vooraf is verstrekt en kan alleen op basis van artikel 7a, vierde en vijfde lid van het Buf de subsidie lager worden vastgesteld. De werkgever moet het subsidiebedrag dat ten onrechte is uitgekeerd teruggeven aan. de gemeente. Het ten onrechte uitgekeerde subsidiebedrag wordt bij de gemeente teruggevorderd door het rijk.Artikel 4:46, lid 2 en 3 Awb bevatten ook gronden om een subsidie lager vast te stellen.

Artikel 24

In artikel 24 is bepaald dat de gemeente de werkgever voorschotten kan verstrekken voor het pakket op maat. Ten aanzien van het plaatsingsbudget is in de Wiw en het Buf al geregeld dat deze subsidie in jaarlijkse tranches vooraf wordt verstrekt. Voor de overige subsidies is bevoorschotting niet nodig, omdat die op grond van artikel 12, tweede lid direct worden vastgesteld en op grond van artikel 26 binnen zes weken worden betaald.

Ten aanzien van het pakket op maat kan de gemeente besluiten voorschotten te verstrekken tot bijvoorbeeld 80% van het verleende subsidiebedrag. In deze verordening is gekozen voor 80% omdat dit aansluit bij de bevoorschotting van Arbeidsvoorziening bij het pakket op maat.

Artikel 26

Artikel 26 regelt dat het resterende subsidiebedrag binnen zes weken na de vaststelling wordt betaald. Op grond van artikel 4:52 van de Abw worden de voorschotten verrekend met het definitieve subsidiebedrag.

Artikel 27

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting

Artikel 28

Gekozen is voor de hardheidsclausule zoals die door de VNG is geredigeerd voor decentrale regelgeving. De bedoeling van dit artikel is om in zeer uitzonderlijke gevallen van de verordening af te kunnen wijken